Wanneer we het hebben over Poesjkin en Europa,
is het nodig vast te stellen wat 'Europa'
eigenlijk betekent. Wat houdt het begrip - het
Russische 'Jevropa' -in Poesjkins tijd, en voor
Poesjkin zelf in?
We hebben te maken, net als nu overigens,
met verschillende mogelijke betekenissen: een
territoriaal-geografisch, een cultureel begrip -
Europa als culturele ruimte - en ook met een
geheel individueel begrip, dat zijn eigen emoties
en associaties met zich mee draagt.
In de praktijk van het taalgebruik van Poesjkin
en zijn tijdgenoten kan 'Jevropa' twee dingen
betekenen: Europa inclusief Rusland, dan
wel Europa exclusief Rusland. In dit laatste geval
is Rusland duidelijk iets anders dan, of zelfs
tegengesteld aan Europa. Bij Poesjkin komen
we beide tegen: In de meeste van zijn geschriften
stelt Poesjkin Europa tegenover Rusland:
we komen frasen en zinswendingen tegen, zoals
bijvoorbeeld 'het lot van Europa en het vaderland',
of 'wat heeft de Russische literatuur
aan Europa te bieden?'
Soms vinden we bij hem het inclusieve gebruik,
zoals in: 'Rusland en de rest van Europa'
of: 'De Europese literatuur en de Russische
in het bijzonder'. Hieruit blijkt een zekere tweeslachtigheid
in Poesjkins idee over Rusland en
Europa, die men even regelmatig bij zijn tijdgenoten
kan vinden. Maar voor Poesjkin betekent'
Jevropa', als culturele ruimte, toch meestal
wat anderen 'West-Europa' zouden noemen.
Dit verschil in gebruik lijkt meestal meer
een ingesleten gewoonte, dan gebaseerd op een
doordachte keuze, tenzij er een acute aanleiding
is, en benaming en inhoud juist ter discussie staan. In dat geval hebben we al gauw te maken
met schermutselingen in de voortdurende
strijd tussen hen die pro en contra Europa, of
meer in het bijzonder de Europeanisering van
Rusland zijn, een strijd die na Poesjkins dood
in volle hevigheid zal oplaaien, tussen wat dan
'zapadniki' (Westerlingen) en 'slavjanofily'
(Slavofielen) zullen gaan heten.
Het betreft hier natuurlijk geen puur Russische
problematiek. 'Het Westen' (een aanduiding
die bij Poesjkin zelden voorkomt) had
en heeft omgekeerd hetzelfde probleem om tegen
Rusland aan te kijken: of als Niet-Europa,
of als Oost-Europa.
Een vergelijkbaar geval vormen die Engelsen
die, vanuit een heel ander perspectief, het
ook over 'Europe' hebben en daarbij zichzelf
beslist niet meerekenen.
Maar wanneer het gaat om het puur territoriaal-
geografische begrip, zoals 'Europees Rusland',
onderscheiden van Siberië en de Kaukasus,
is Poesjkin duidelijk genoeg. Voor Poesjkin
eindigde Europa en begon Azië binnen de
grenzen van het Russische rijk. Zo beschreef
hij zijn terugkeer per schip in 1820 uit de Kaukasus
naar de Krim als een oversteek van Azië
naar Europa, en toen hij het Russische leger
volgde in de Zuidelijke Kaukasus in 1829 beschreef
hij zijn tocht als een overgang van 'Jevropa'
naar 'Azia'.
Aldus overschreed Poesjkin een paar maal de
grens tussen Azië en Europa. Zijn grote wens
was het 'culturele Europa' te bezoeken - welk
land dan ook, maar bij voorkeur Italië. Bekend
is zijn verzuchting uit Jevgeni Onegin:
Dat we 'cultuur' overigens ruim moeten opvatten blijkt uit het vervolg:
Het is hem nooit vergund geweest Europa te bezoeken,
ondanks enige halfhartige pogingen.
Tijdens zijn verbanning in Odessa en op het
landgoed Michajlovskoe was er natuurlijk al
helemaal geen denken aan om officieel toestemming
te krijgen, het lukte hem zelfs niet
naar een van de meest 'Europese' steden van
het Russische Rijk te reizen - Dorpat (het tegenwoordige
Tartu), vanwaar hij volgens een
wild plan in vermomming naar 'Europa' hoopte
te vluchten. Hij probeerde ook op grond van
een medische smoes naar deze Baltische contreien
te komen - hij had last van een spatader,
die absoluut alleen door een arts in Riga behandeld
kon worden. Welwillende vrienden begrepen
zijn verzoek helaas verkeerd. Zij probeerden
het zo te regelen dat de beoogde geneesheer
Poesjkin wel in Pskov, in de buurt van
zijn verbanningsoord Michajlovskoe, zou komen
opzoeken, dit tot Poesjkins grote woede.
Zo is er nooit enig reëel uitzicht geweest op een
verblijf in het buitenland.
Uiteindelijk was zijn verlangen teruggebracht
tot de wens om ergens - waar dan ook -
simpelweg de landsgrens te overschrijden. De
kans op vervulling leek aanwezig toen Poesjkin
in 1829 het Russische leger volgde op de succesvolle
militaire campagne tegen de Turken in
de zuidelijke Kaukasus - zoals beschreven staat
in zijn Reis naar Erzurum:
Poesjkin kon ook weinig troost vinden in het
idee dat Europeanen wel naar hém kwamen. Als
we zo eens nagaan, heeft hij weinig plezier beleefd
aan gouverneurs, diplomaten, en andere
buitenlanders. Hij kon blijkbaar goed opschieten
met de Engelse arts Hutchinson, met wie hij
veel contact had in Odessa, maar het contact dat
zij hadden werd Poesjkin indirect noodlottig. In
een brief omschreef hij hun gesprekken als 'lessen
in het zuiverste atheïsme'. Deze brief werd
onderschept door de autoriteiten en de inhoud
was voldoende om Poesjkin voor onbeperkte
tijd naar Michajlovskoe te verbannen.
Zoals bekend liepen ook zijn contacten met
de Fransman d' Anthès en zijn beschermheer,
de Nederlandse gezant Van Heeckeren, niet
goed af.
Dit neemt allemaal niet weg dat Poesjkin
zich, behalve Rus en Afrikaan, Europeaan kon
voelen, doordrenkt als hij was van het culturele,
en vooral het literaire, Europa.
Zijn brede kennis van Griekse en Latijnse
auteurs en van de klassieken zoals Dante, Shakespeare,
Voltaire, Goethe - en een hele reeks
mindere goden -vormt de achtergrond voor zijn
eigen literaire werk. Hij volgde met grote belangstelling
de Europese literatuur van zijn eigen
tijd, die gedomineerd werd door het idool
Byron. Maar er was geen mode waaraan hij zich
- zoals veel van zijn tijdgenoten - klakkeloos
overgaf. Zelfs de machtige en bewonderde Byron
las hij kritisch en selectief.
Aan de klassieke, maar ook meer obscure
Europese schrijvers, en aan toen populaire,
maar inmiddels vergeten tijdgenoten, ontleende
Poesjkin op ruime schaal allerlei verhalen,
personen en situaties. Maar het bijzondere is dat hij aan dit materiaal altijd een heel eigen draai
gaf, er zijn eigen stempel op drukte, en er op zijn
minst binnen de context van de Russische literatuur
een compleet nieuw werk van maakte.
Poesjkin maakte er geen geheim van dat hij
zijn stof dikwijls aan 'Europa' ontleende. Integendeel,
hij gaf meestal netjes aan welk werk
of welke auteur zijn inspiratiebron vormde,
wanneer dat niet vanzelf sprak. Sterker nog,
soms is deze eerlijkheid maar schijn. Poesjkin
had er een handje van zijn lezers en latere bronnenvorsers
het bos in te sturen door eigen produkten
aan anderen toe te schrijven. Zo vinden
we bij zijn Kleine Tragedie De Gierige Ridder
de nederige toevoeging 'Scènes uit Chenstons
tragikomedie The Covetous Knight'. Maar naspeuringen
hebben niets anders opgeleverd dan
een gedichtje van de 18e eeuwse Engelse schrijver
Shenston ( over wie een literaire encyclopedie
meldt, dat de meeste van zijn verzen vergeten
zijn, en dat dat ook maar het beste is), waarin
een paar frasen voorkomen die met het onderwerp verband houden, maar niets wat op een
tragikomedie lijkt. Evenzo heeft hij in eerste instantie
zijn andere Kleine Tragedie Mozart en
Salieri de volslagen fictieve vermelding 'uit het
Duits' meegegeven. Berucht is ook een pseudocitaat,
de onvindbare verwijzing in Schoppenvrouw
naar de Zweedse mysticus Swedenborg,
die vele onderzoekers slapeloze nachten
bezorgd heeft.
Maar het sterkste staaltje op dit gebied van
mystificatie is misschien wel het geval van een
onvoltooid stuk proza, genoemd naar de beginzin
'Mijn lot staat vast. Ik ga trouwen'. De ikfiguur
overdenkt wat hem zo allemaal te wachten
staat, dat hij zijn zorgeloze vrijgezellenleven
moet opgeven. Het is geschreven een week
na het accepteren van Poesjkins huwelijksaanzoek
aan Natalia Gontsjarova in 1830 en bevat
nog vele andere evident autobiografische elementen.
Eén hiervan is de volgende gedachtegang,
waarin Poesjkins lang gekoesterde 'verlangen
naar Europa' weer tot uiting komt:
Deze dagdroom krijgt dan nog een voor Poesjkin karakteristieke uitbreiding:
Maar Poesjkin ontdoet dit stuk direct van zijn
persoonlijk-intieme autobiografische oorsprong:
door de bruid in kwestie Nadja te noemen.
En het meest radicaal: nog voor dit stuk
proza een enigszins voltooide vorm heeft gekregen
zet hij, voor de zekerheid, boven zijn
manuscript met grote letters: 'Uit het Frans'.
Waarom dit soort mystificaties? Op zijn minst
weerspiegelen ze Poesjkins voorliefde voor een
speelse omgang met het literaire werk, plezier
in dubbele bodems. Maar ook: ze tonen een voor
Poesjkin blijkbaar noodzakelijke verschuiving
van wat 'eigen' is naar wat 'andermans' is, en
passen daarmee in het loskomen, dan wel losblijven
van het al te persoonlijke.
Rest ons de vraag: Wat heeft Poesjkin eigenlijk
teruggegeven aan 'Europa'? Algemeen
is de observatie dat Poesjkin het in het buitenland
niet zo goed deed en doet, ondanks zijn reputatie
als Russisch genie nummer één. In grote
lijnen is er wel sprake van waardering bij een
redelijk breed publiek, maar heeft hij ook nog
als voorbeeld in het Westen gediend? Het lijkt
hier slechts om een paar gevallen te gaan: Zo
dragen sommige werken van zijn Franse bewonderaar
en vertaler Prosper Mérimée de sporen
van Poesjkins proza. En nog niet zo lang geleden is er de aandacht op gevestigd, dat Henry
James, overigens een Amerikaans schrijver,
maar wel een van de meest 'Europese' Amerikaanse
schrijvers, zijn Venetiaanse novelle The
Aspern Papers ( 1888) op Poesjkins verhaal
Schoppenvrouw gebaseerd heeft (een ambitieuze
jongeman dringt onder valse voorwendselen
door in het huis van een bejaarde dame
om haar geheimen te ontfutselen). Meer recent
(1986) heeft de uitdaging om een Roman in
Verzen in veertienregelige strofen te schrijven
geleid tot The Golden Gate van de Britse schrijver
van Indiase origine Vikram Seth.
De toch geringe impact van Poesjkin in het
Westen - Europa - heeft men op verschillende
manieren proberen te verklaren. Zo kan men
zeggen dat- toen de Russische literatuur in het
Westen begon door te dringen - Poesjkin direct
in de schaduw kwam te staan van Tolstoj, Dostojevski
en later Gorki en Tsjechov.
Andere verklaringen luiden, dat zijn proza niet
zo opzienbarend is, en zijn gedichten, poë-rnen
en roman in verzen Jevgeni Onegin 'eigenlijk
onvertaalbaar' zijn. Zijn werk is zeer gevarieerd
en niet gemakkelijk als 'typisch Poesjkin' te
herkennen.Juist de eenvoud van zijn werk zorgt
voor problemen (ingewikkelde teksten zijn
makkelijker te vertalen dan simpele). Veel van
zijn verhalen, personages, thema's zijn bekend
en traditioneel.
Maar misschien moeten we ook wel denken
aan Poesjkins afstandelijkheid: Hij elimineert
of verschuift het al te persoonlijke, zoals te zien
is aan bovengeciteerd prozafragment over het
aanstaand huwelijk - weg van het autobiografische,
van het intieme - en lijkt daardoor ongrijpbaar
te worden.
Van al deze verklaringen is misschien wel
iets waar, maar niet alles. Poesjkin is hoe dan
ook meer dan een museumstuk en aandacht
voor zijn werk hoeft niet beperkt te blijven tot
jubileum jaren. En wat betreft Poesjkins onvertaalbaarheid:
een reeks Nederlandse vertalingen
van de laatste jaren bewijzen het tegendeel.
Zij dragen ertoe bij dat in de derde eeuw na zijn
geboorte Poesjkin in ons stukje Europa nog onbeperkt
literaire inspiratie, poëtische verrukking,
of gewoon leesplezier, kan geven.