Er braken sombre tijden aan,
Die diep zich in 't geheugen griften ...
Daarover wil ik, vrienden mijn,
U een en ander hier berichten.
Weet - mijn verhaal zal droevig zijn.
Poesjkin, De bronzen ruiter1
Ergens in begin jaren tachtig speelde zich in het
huis van een Duitse bankier in Moskou de volgende
scène af. De bankier had een potloodtekening
van Poesjkin gekocht die gemaakt was
door de Duitse kunstenaar Horst Janssen. Hij
had het portret in de salon van zijn flat in een
Moskouse diplomatenwijk opgehangen. Toen
zijn oude Russische huishoudster het portret
goed had bekeken was haar reactie: 'Dat is niet
onze Poesjkin, nee, nee! Vraag het maar aan de
chauffeur.'
Onze Poesjkin, dat is ook de titel van een in
1949 verschenen boek van Jermilov, Stalins
grootinquisiteur in letterenland. 'Poesjkin - onze
kameraad' luidt de titel van een artikel dat
Andrej Platonov in 1937 schreef ter gelegenheid
van Poesjkins honderdste sterfdag. Wie
was de Poesjkin die in de sovjettijd als 'onze
Poesjkin' werd gezien?
In de eerste jaren van het Sovjetbewind was
er niet één Poesjkin. Er was in de eerste plaats
de Poesjkin van de symbolisten, dichters die
hem bestudeerden en bewonderden. Nog vers
in ieders geheugen lag de 'officiële' Poesjkin, zoals die eind 19e, begin 20e eeuw door de overheid
(en ook de commercie) was geannexeerd.
Dat proces was in de jaren negentig van de 19e
eeuw begonnen en vond zijn hoogtepunt in de
viering van het Poesjkinjubileum van 1899.
Door een van staatswege ingesteld comité werden
in het hele land Poesjkinvieringen georganiseerd,
er verrezen standbeelden, straten en bibliotheken
werden naar Poesjkin genoemd. Op
de dag zelf zaten officiële comités aan aan
grootse banketten, in schouwburgen werden
stukken van Poesjkin gespeeld. In publicaties
werden Poesjkins goede relaties met de Romanovs
geprezen en zijn betekenis voor de
Russische en de wereldliteratuur naar voren gehaald.
Kortom -de argwanende houding van de
overheid tegenover het fenomeen Poesjkin was
totaal veranderd. Men had begrepen dat de
Russische staat Poesjkin goed kon gebruiken
als nationaal symbool.
De eerste Poesjkinmanifestatie onder het
sovjetbewind vond plaats in februari 1921 in
Petrograd. Tijdens deze Poesjkindagen in het
huis van de letterkundigen werden door een
groot aantal vooraanstaande dichters en specialisten
lezingen gehouden. De aanleiding was
de herdenking van Poesjkins 84e sterfdag. Het
doel van de manifestatie was de autoriteiten ervan
te doordringen dat de grootste Russische
schrijver een plaats moest krijgen in het nieuwe
bestel. Men nam een resolutie aan waarin
werd voorgesteld om jaarlijks een Poesjkinherdenking
te houden. Veel toespraken hadden een
nostalgische ondertoon; men was zich ervan bewust
dat het Petersburgse tijdperk in de literatuur
was afgelopen en dat een nieuw, nog onbekend
tijdperk was aangebroken. Door sommigen
werd de vrees verwoord, dat ook in het
nieuwe tijdperk Poesjkin slachtoffer zou worden
van politieke krachten. Een van degenen
die deze vrees het duidelijkst onder woorden
bracht was de dichter Aleksander Blok in zijn
lezing 'De bestemming van de dichter'.2 De
dichter heeft, volgens Blok, drie taken te volbrengen:
'In de eerste plaats de klanken bevrijden
uit de oerchaos waarin zij verblijven; ten
tweede, die klanken tot harmonie brengen; ten
derde, die harmonie overbrengen naar de wereld
om hem heen'. Poesjkin werd in het volvoeren
van die taken gehinderd door het 'domme
volk' uit zijn beroemde gedicht 'De dichter
en de massa'. Dat domme volk waren, volgens
Blok, de ambtenaren die hem het leven zuur
maakten. Op het eind van zijn lezing waarschuwt
Blok voor nieuwe ambtenaren die de
poëzie in bijzondere banen willen leiden:
De lezing van Blok laat twee dingen zien. In de
eerste plaats dat Poesjkin niet zomaar een groot
dichter is, nee - Poesjkin is meer, hij is een figuur
rond wie een mythe is ontstaan; een essentieel
onderdeel van die mythe is zijn dood
die voorgesteld wordt als een martelaarsdood.
Poesjkin is niet gestorven in een duel met
d' Anthès, maar is het slachtoffer geworden van
hogere en grotere krachten: de autocratie, de onverschillige
maatschappij enzovoort. In de
tweede plaats, dat Poesjkins leven en werk
dienstbaar wordt gemaakt aan de eigen doelen.
Zo wordt Poesjkin door Blok ingelijfd in zijn
eigen symbolistische poëtica.
Naar aanleiding van de viering van de
125ste geboortedag van Poesjkin in 1924
schreef Vladimir Majakovski een lang gedicht
waarin hij Poesjkin op geheel eigen wijze voor
zijn linkse wagentje spant.3 In het gedicht voert
Majakovski een nachtelijk gesprek met het
Poesjkinstandbeeld in Moskou. Uiteraard heeft
de futurist Majakovski, een van de ondertekenaars
van het Futuristisch manifest uit 1912
waarin werd opgeroepen om 'Poesjkin, Dostojevski,
Tolstoj enz. enz. van het stoomschip van
de moderne tijd te gooien', Poesjkin eerst van
zijn voetstuk gehaald. Hij betreurt het dat grote
dichter niet meer leeft, maar hij wil geen gepolijste
Poesjkin uit de handboeken:
maar levend,
niet als mummie,
niet tot handboekdichter
gladgepolitoerd.
Majakovski gebruikt hier een later veel nagevolgd procédé: hij haalt Poesjkin naar het heden. Hier, in de Sovjetunie, zou Poesjkin geen last hebben gehad van schurken als d' Anthès; men had hem zeker naar zijn afkomst gevraagd en dan zou het snel gedaan zijn met 'Hoerenzoon d' Anthès ! Grandmondiale ploert'. Vervolgens lijft hij Poesjkin in bij LEF, de linkse literaire groepering waarvan Majakovski de leider was:
zat u zo
in onze LEF-redaktie.
'k liet u alles over,
zelfs
propagandarijmen.
Eén keer voordoen
en u vat het
in een fractie.
Voor een stilist als
u
bestaan geen vakgeheimen.
Ook in de wetenschap werden pogingen gedaan
om Poesjkin in te lijven. Aanvankelijk viel dat
niet mee. De marxistische literatuurwetenschap
die in de jaren twintig aan nieuwe, op ideologische
leest geschoeide, onderzoeksinstellingen
werd gepraktiseerd ging uit van het klassenbewustzijn
van de schrijver. Hoe moest die omgaan
met een schrijver die afkomstig was uit de
adelstand? Zou die geen literatuur hebben geschreven
waarin de belangen van die stand werden
verdedigd? Als dat het geval zou zijn, dan
kon Poesjkin op een hoop worden gegooid met
reactionaire schrijvers als Tjoettsjev of Fet.
Maar zo simpel lag het niet volgens Dimitri
Blagoj, de auteur van De sociologie van het
werk van Poesjkin.4 Volgens Blagoj, (later een
gerenommeerd Poesjkinspecialist) was Poesjkin
er zich als geen ander uit zijn tijd van bewust
dat hij tot de oude, verarmde adel behoorde,
een klasse die in Poesjkins tijd verdrongen
werd door nieuwe adel die nauw verbonden was
met het hof en de bureaucratie. Blagoj adstrueert
zijn visie aan de hand van Jevgeni Onegin.
Deze roman is niet, zoals Belinski beweert, een
encyclopedie van het Russische leven, maar een
encyclopedie van het leven van de Russische
adel. Het bewijs is eenvoudig: met uitzondering
van de voedster van Tatjana, de boekhouder van
Jevgeni's oom en de Fransman Triquet zijn alle personages van adel. Bovendien is ook de auteur
van adel. Dit blijkt onder meer uit de beschrijvingen
van het plattelandsleven: alles is
mooi, helder, alles schittert. Er is geen spoor
van het lijden van de boer, van zware boerenarbeid;
meisjes plukken zingend bessen in de
tuin van de heer, een boerin is zingend aan het
spinnen in haar boerenhutje waar gezellig een
spaander brandt.
Jevgeni, de held van de roman, heeft zich
volgens Blagoj losgemaakt van de sociaal-economische
basis van zijn klasse en dat is de oorzaak
van zijn ongeluk, van zijn slechte gezondheid.
Hij is de vertegenwoordiger van een
klasse in verval, van een uitstervende klasse!
En dat is nu wat Poesjkin de lezer wil laten zien.
Tegenover Jevgeni stelt Poesjkin Tatjana, die
haar klasse trouw is gebleven. Met haar portret
laat Poesjkin zien dat de adel zich ook in een
positieve richting kan ontwikkelen:
Zo wordt psychologie vervangen door marxistische
sociologie.
In de jaren dertig wordt de sociologische benadering
verboden. Evenals trouwens het baanbrekende,
niet-politieke onderzoek van de formalisten.
Formalisme is vanaf beginjaren dertig
een scheldwoord, de sociologische benadering
wordt in de sovjetpers steevast 'vulgaire
sociologie' genoemd.
In de jaren dertig wordt zowel in wetenschappelijke,
als in journalistieke publicaties
over Poesjkin steeds de nadruk gelegd op drie
kanten van zijn leven en zijn werk: het realisme
van zijn oeuvre, het revolutionaire karakter
van zijn schrijverschap en de verbondenheid van zijn werk met het Russische volk.
Dat Poesjkin de weg gebaand heeft voor het
realisme in de literatuur is een bekende opvatting.
Maar in de Sovjetunie kreeg deze stelling
een politieke lading: terwijl schrijvers in andere
landen nog volop bezig waren hun romantische
dromerijen op papier te zetten, schiep
Poesjkin aJ zijn eerste realistische werken -zijn
versvertelling De bronzen ruiter en zijn roman
in verzen Jevgeni Onegin. Poesjkin heeft dus
de basis gelegd voor het kritisch realisme van
het midden van de 19e eeuw dat op zijn beurt
de basis vormt van het socialistisch realisme.
Zo wordt er een lijn getrokken die van Poesjkin
via Tsjernysjevski en Gorki naar het heden
loopt. Dat juist de kritische realisten uit het midden
van de l 9e eeuw weinig ophadden met het
werk van Poesjkin - daarover werd niet gesproken.
Poesjkin werd steeds vaker als revolutionair
afgeschilderd. In publicaties uit deze periode
werden de banden die Poesjkin onderhield met
de dekabristen breed uitgemeten. Zijn ontzetting
over de doodvonnissen, zijn sympathie
voor de dekabristen die in Siberië hun straf uitzaten,
dat alles kreeg grote nadruk. Dat Poesjkin
ook kritisch stond tegenover het gedachten goed
van zijn vrienden, daarover werd zo min mogelijk
gesproken. Dat hijzelf niet aan de opstand
had meegedaan was zijn geluk. Zo had hij het
Russische volk nog vele prachtige werken kunnen
schenken. En het gevecht dat Poesjkin tegen
het autocratische bewind had geleverd was
niet minder heldhaftig dan de strijd van de dekabristen.
Een citaat uit een academische literatuurgeschiedenis
uit 1981 illustreert deze opvatting:
Dikwijls werden Poesjkin ook visionaire eigenschappen toegeschreven. Zo zegt de schrijver Andrej Platonov in een artikel dat hij schreef ter gelegenheid van de herdenking van Poesjkins honderdste sterfdag in 1937, dat Poesjkin bewust heeft afgezien van deelname aan de opstand van de dekabristen. Hij zag, volgens Platonov, de beperktheid van hun idealen. Hij zag dat de zaak van de dekabristen pas in een verre toekomst voortgezet zou kunnen worden. En die toekomst is volgens Platonov nu aangebroken; de idealen van Poesjkin worden in de Sovjetunie verwezenlijkt. Zo trekt hij een directe lijn van Poesjkin naar het socialisme in Rusland. Net als Majakovski haalt hij Poesjkin naar het heden toe:
Gogol was de eerste die Poesjkin tot de Russische
schrijver bij uitstek had uitgeroepen, Dostojevski
had in zijn beroemde rede bij de onthulling
van het Poesjkinstandbeeld in Moskou
daar nog een schepje bovenop gedaan. In de jaren
dertig werd Poesjkin de schrijver van het
Russische volk, waarbij het woord 'volk' als
ideologisch begrip moet worden gelezen. Hij
was een zoon van het Russische volk en hij hield
van het volk. Hij schreef over hen en voor hen,
hij streed en leed voor de vrijheid van het volk.
Als doorslaggevend bewijs voor Poesjkins positieve
houding tegenover het volk werd in de
loop van de jaren dertig steeds vaker de liefde
van het volk voor Poesjkin als bewijs aangevoerd.
Scholieren die stukken van Poesjkin opvoeren,
kolchozeboeren die Poesjkin lezen, fabrieksarbeiders die meedoen aan een wedstrijd
om de beste Poesjkinkrant-dat alles moest bewijzen
dat Poesjkin een schrijver van en voor
het volk was.
Zo werd tijdens het bewind van Stalin het
beeld van Poesjkin steeds verder ondergeschikt
gemaakt aan partijpolitieke doelen. Poesjkin de
voorloper van het socialistisch realisme, Poesjkin
de wegbereider van de revolutie, Poesjkin
de schrijver uit en voor het volk. In een tijd dat
schrijvers bij honderden in kampen verdwenen
werd Poesjkin tot een idool, een symbool van
de Sovjetliteratuur gemaakt.
Hoogtepunt van de Poesjkinverering was de
viering van zijn honderdste sterfdag in 1937.
Het lijdt geen twijfel of de viering van het honderdjarigjubileum
in 1899 heeft model gestaan
voor de activiteiten in Sovjetrusland. Vanaf februari
tot het eind van het jaar werden er activiteiten
en manifestaties georganiseerd die Poesjkin
dichter bij het volk moesten brengen. In letterlijk
ieder theater in elke stad werden toneelstukken,
opera's of andere muzikale werken
van of over Poesjkin opgevoerd. In alle klassen
van alle scholen in de Sovjetunie werd lessen
gegeven over Poesjkin, tentoonstellingen werden
ingericht, stukken opgevoerd. Scholieren
maakten excursies naar met Poesjkin verbonden
'bedevaartsoorden'. De partijorganisaties
getroostten zich geweldige inspanningen om
ook boeren en arbeiders mee te laten doen aan
de Poesjkinherdenking. In fabrieken en op collectieve
boerderijen werden Poesjkinkringen
opgericht, lezingen gehouden. Prijzen werden
uitgeloofd aan de makers van de beste
Poesjkinkrant. Films, romans, toneelstukken
en gedichten over Poesjkin verschenen, niet alleen
in het Russisch, maar ook in andere talen.
Het aantal boeken met werk van Poesjkin dat
in 1936 en 1937 werd gepubliceerd steeg tot 19
miljoen, waarvan zo'n drie miljoen in andere
talen dan het Russisch.
Zo werd Poesjkin een positieve held, een
model voor de sovjetburger. Hij moest een tegenwicht
vormen tegen de vele negatieve helden
- de vijanden van het volk. Het is niet toevallig
dat in de maand januari van 1937 een van
de allergrootste showprocessen werd gehouden
- die tegen het rechtse blok. Als je de kranten
van begin 1937 doorbladert wordt je getroffen
door de almacht van de partij in het regisseren van het openbare leven. In januari zijn dagelijks
zo'n vier krantenpagina's gewijd aan het proces:
op pagina één en twee worden in extenso
de redevoeringen van de officier van justitie afgedrukt,
de getuigenissen en de verhoren. Op
pagina drie en vier volgen - elke dag weer- verslagen
van protestbijeenkomsten van schrijvers,
kolchozeboeren, fabrieksarbeiders, leraren
enzovoort. Ze worden afgebeeld met spandoeken
waarop leuzen als 'weg met het antisovjet
trotskistische centrum'; de verslaggever
schrijft steevast over de felle verontwaardiging
van de aanwezigen.
Wanneer, aan het eind van januari, het proces
beëindigd is met de terdoodveroordeling
van de verdachten, zijn ineens alle kranten gewijd
aan de Poesjkinherdenking. Verslagen van
plechtige bijeenkomsten overal in het land worden
breed uitgemeten. Poesjkin is de lieveling
van het volk en een voorbeeld voor de sovjetmens.
'Maar bovenal ziet de sovjetmens in
Poesjkin zijn tijdgenoot', schrijft de Izvestija,
'hij zoekt in Poesjkin die eigenschappen die hij
graag in zichzelf wil zien in het dagelijks leven
van de sovjetmaatschappij. De sovjetlezer
zoekt in Poesjkin zijn medeburger.'
Zo krijgt Poesjkin de trekken van een positieve
held van geweldige, mythologische afmetingen.
Hij vormt het tegenwicht tegen de
ook al tot mythologische proporties opgeblazen
'vijanden van het volk'.
De uitbuiting en annexering van Poesjkin
voor partijpolitieke doelen wordt ook in de jaren
veertig voortgezet en vindt een treurig hoogtepunt
in de viering van zijn honderdvijftigste
geboortedag in 1949. In de naoorlogse jaren
voerde de partij onder leiding van Zjdanov een
felle campagne tegen de zogenaamde kosmopolieten.
Deze campagne had een Russisch nationalistisch
karakter en kreeg in de laatste jaren
van het Stalinbewind zelfs sterk antisemitische
trekken. Geleerden, schrijvers of kunstenaars
die wezen op de Europese invloed op de
Russische wetenschap, kunst of literatuur werden
ontslagen en soms ook gearresteerd en veroordeeld.
Dat lot trof ook menig Poesjkinspecialist
die het had gewaagd te schrijven over
de invloed van Byron, Walter Scott of Chénier
op het werk van de grote Russische dichter. Op
het jubileumcongres van 1949 werd de aanwezige
geleerden duchtig ingepeperd dat van Europese invloed op het werk van Poesjkin geen
sprake was en dat een ieder die daarover had gewaagd
te schrijven diep was gezakt. De wereldfaam,
het mondiale belang van Poesjkins werk,
zo zei een van de inleiders, was niet te danken
aan het feit dat Poesjkin invloeden had ondergaan
van zijn Europese tijdgenoten, nee zijn bijzonder
plaats was juist te danken aan het feit dat
hij die buitenlandse invloeden had overwonnen!
'In de literaire arena vocht Poesjkin als een
worstelaar met vreemde invloeden en vroeger
of later overwon hij zijn tegenstander.'7 Zo overwon hij Byron met De bronzen ruiter en
met Jevgeni Onegin, zo werd Walter Scott verslagen
met De kapiteinsdochter. Op deze manier
werd Poesjkin ruim honderd jaar na zijn
overlijden ingezet als strijder in de koude oorlog.
Na de dood van Stalin is Poesjkin niet meer
op deze schaal ondergeschikt gemaakt aan de
politiek. In de wetenschap en in de literatuur
kon weer op verschillende wijze over Poesjkin
worden geschreven. Maar in schoolboeken, literatuurgeschiedenissen,
in teksten van museumgidsen
en dergelijke is het beeld van 'onze
Poesjkin', een nationale, revolutionaire en realistische
schrijver tot het einde van de jaren
tachtig blijven bestaan.