Willem G. Weststeijn



De toekomstvisie van een filosoof.
'Het verhaal over de Antichrist' van Vladimir Solovjov





Vladimir Solovjov. Bron

De ineenstorting van de Sovjetunie heeft tot nu toe veel sociale onrust en economische ellende opgeleverd, maar heeft er ook voor gezorgd dat, voor het eerst in de geschiedenis van Rusland, er geen censuur meer is. Tijdens de zeventigjaar dat het Sojetbewind bestond heeft de censuur een enorme tol geëist van de Russische cultuur. De Sovjet censuur was veel strenger dan de tsaristische in de negentiende eeuw en heeft het uitzonderlijk rijke Russische culturele leven van het begin van deze eeuw in allerlei opzichten belemmerd en verstikt.

Het zwaarst werd de Russische filosofie getroffen. Deze was, aan het einde van de vorige eeuw tot bloei gekomen dank zij Ruslands eerste echte filosoof Vladimir Solovjov. Solovjov had een grote invloed op de symbolistische poëzie, in het bijzonder de dichters Aleksander Blok en Andrej Bjely, maar was ook de grote inspirator van de religieuze filosofie die in de eerste decennia van deze eeuw in Rusland tal van beoefenaren kende. Juist voor deze filosofen, die een totaal andere ideologie vertegenwoordigden dan die van Lenin en consorten, was het jonge Sovjetbewind uiterst benauwd. In 1922 werden de meesten van hen, onder wie gerespecteerde figuren als Nikolaj Berdjajev, Sem jon Frank en Sergej Boelgakov, naar het buitenland verbannen. De enige van naam die in de Sovjetunie achterbleef, Pavel Florenski, werd in 1937 geëxecuteerd.

Met het verdwijnen van de filosofen zelf verdwenen ook hun werken uit de Russische cultuur. Bijna zeventig jaar lang heeft het Sovjetbewind ervoor gezorgd dat alleen de materialistische denkers, de adepten van Marx en Engels, werden gepubliceerd. Voor Ruslands eigen, idealistische en religieuze traditie, was geen plaats. Pas nu, aan het einde van de eeuw, zijn de belemmeringen opgeruimd en kan men weer naar die traditie terugkeren. Dat gebeurt op grote schaal, natuurlijk om kennis te nemen van wat tientallen jaren is weggehouden en verdonkeremaand, maar ook om in de stuurloze tijden van nu enige richting en houvast te vinden.

Met Berdjajev is Vladimir Solovjov de filosoof die de laatste jaren in Rusland het meest frequent is uitgegeven en over wie het meest geschreven wordt. Solovjov heeft betrekkelijk kort geleefd, van 1853 tot 1900, maar heeft een omvangrijk oeuvre op zijn naam staan. Hij was de zoon van een bekend historicus, studeerde aanvankelijk wis- en natuurkunde aan de Universiteit van Moskou, maar stapte al gauw over naar de literaire faculteit, waar hij zich bezig hield met filosofie en enthousiast raakte voor Schopenhauer en Spinoza. Al op eenentwintigjarige leeftijd voltooide Solovjov zijn dissertatie 'De crisis van de westerse filosofie. Tegen de positivisten', die hij zo schitterend verdedigde dat hen onrniddelijk een hoogleraarschap werd aangeboden. Erg lang heeft Solovjov niet gedoceerd. Jaloezie van collega's, maar ook politieke problemen -hij was te 'links' - maakten hem het werk aan de universiteit al gauw onmogelijk. Hij heeft na Moskou ook nog enige tijd een aanstelling in Petersburg gehad, maar zijn verzoek in het openbaar om het leven te sparen van de moordenaars van de tsaar Aleksander I maakte een definitief einde aan zijn academische carrière. In de jaren tachtig wierp hij zich in zijn geschriften vooral op als een groot voorstander van de 'universele kerk', waarin het Oosters orthodoxe, katholieke en protestante christendom bij elkaar zouden komen. Tegen het einde van zijn leven richtte hij zich op esthetische en ethische problemen, onder andere in zijn spraakmakende 'De rechtvaardiging van het goede' uit 1897, dat door velen als zijn filosofische hoofdwerk wordt beschouwd.

Het bekendst, althans bij een groter publiek, is Solovjov echter niet geworden door zijn zuiver religieuze en filosofische geschriften, maar door twee literaire werken die hij kort voor zijn dood schreef. Het eerste is een lang autobiografisch gedicht, 'Drie ontmoetingen' (1898), waarin drie momenten centraal staan, namelijk de drie keer in zijn leven dat hij een mystiek visioen had van een verheven en stralend vrouwelijk wezen. Solovjov noemde dit wezen de goddelijke Sofia en hij verstond daaronder de belichaming van de schoonheid van de transcedentale God, de Eeuwigheid, of ook wel de Wereldziel - een buitengewoon ingewikkeld begrip, dat stamt uit de christelijke gnostiek en door allerlei latere hermetici, mystici en neoplatonici verder is uitgewerkt. Een sterke vereenvoudiging ervan, die je nog wel eens in de literatuur tegen komt is het 'het eeuwig vrouwelijke'. Denk bijvoorbeeld aan de bekende slotregels van Goethes Faust (deel II):



Alles Vergängliche
Ist nur ein Gleichnis;
Das Unzulängliche,
Hier wird's Ereignis;
Das Unbeschreibliche
Hier ist's getan;
Das Ewig-Weibliche
Zieht uns hinan.


Solovjov's gedicht 'Drie ontmoetingen' heeft als een soort ondertitel 'Moskou-Londen-Egypte. 1862- 75- 76'. Deze geeft de plaatsen aan waar en de jaren waarin Solovjov zijn visioenen heeft gehad. Zijn 'eeuwige vriendin', zoals Solovjov de vrouwelijke verschijning noemt in zijn gedicht, verscheen hem voor het eerst tijdens een mis op Hemelvaartsdag in een Moskouse kerk. Hij was toen pas negen jaar oud en besefte nauwelijks wat hij zag, maar de mistige gedaante, omgeven door 'gouden azuur' en 'met bloem in haar hand uit onaardse streken', maakte een diepe indruk op hem. De tweede verschijning vond plaats toen Solovjov voor studiedoeleinden naar Engeland was gegaan en zich, studerend in de British Library, afvroeg waarom 'zij' sinds zijn kindertijd niet meer was gekomen. Zodra hij dit had gedacht was alles weer goud en azuur om hem heen en aanschouwde hij haar stralende, goddelijke gelaat. Een innerlijke stem zei hem vervolgens dat hij naar Egypte moest gaan. Daar nam hij zijn intrek in een hotel in Kaïro en ging hij, gekleed in een lange jas en met een hoge hoed op, op een keer de woestijn in, werd beroofd door een troep Bedoeïnen, maar had kort daarna zijn derde visioen.



Vladimir Solovjov. Bron

Het lijdt geen twijfel dat Solovjov de drie ontmoetingen met de verheven goddelijke vrouwe tot de belangrijkste momenten van zijn leven rekende. Het is dan ook opmerkelijk dat zijn gedicht niet uitsluitend hoogst serieus is, maar een mengeling is van ernstige en ironische passages. Behalve filosofische werken heeft Solovjov ook een flink aantal gedichten geschreven, waaronder nogal wat humoristische verzen en parodieën. In 'Drie ontmoetingen', een van Solovjov's zeer zeldzame autobiografische werken, gaan ernst en humor samen. Zo geeft hij bijvoorbeeld aan dat hij een stoplap gebruikt omdat hij geen geschikt rijmwoord kan vinden en spot hij met zijn eigen uiterlijke verschijning - hij ziet eruit als de 'baarlijke duivel' - tijdens zijn tocht door de woestijn.

Ook in Solovjovs bekendste werk, 'Drie gesprekken', is het humoristische en parodistische duidelijk aanwezig, hoewel hij ook hier thema's aan de orde stelt die hem zeer aan het hart gingen en die hem zijn hele leven hebben beziggehouden. 'Drie gesprekken' is in de eerste plaats een literair werk. het begint met een duidelijke 'vertelsituatie': Solovjov deelt ons in het voorwoord mee dat hij in een Franse stad aan de Middellandse Zee een bezoek brengt aan enkele Russen met wie hij bevriend is. Hij treft ze in druk gesprek gewikkeld aan: een dame, een generaal, een politicus, een vorst en een zekere meneer Z. en geeft vervolgens hun gesprek weer. Het blijkt te gaan over de rol van het kwaad in de wereld en of en zo ja hoe je daaraan weerstand moet bieden. In het eerste gesprek dat door de verteller wordt opgetekend komen vooral de standpunten van de vorst en de generaal aan de orde. De vorst is een aanhanger van Tolstoj, die leerde dat het wezen van het christendom was datje geweld niet met geweld mag bestrijden, dat geweld onder alle omstandigheden af te keuren is. De generaal komt dan met een verhaal over een noodzakelijke strafexpeditie tegen een vijandelijk legeronderdeel dat op beestachtige wijze een heel dorp had uitgemoord- hier was geweld toch absoluut noodzakelijk. De heer Z., wiens standpunten volgens Solovjov het meest overeenkomen met die van hemzelf, is ook fel tegen de oorlog, maar geen Tolstojaan; hij schetst een aantal situaties waarin het objectief kwade - leugen, geweld - toch gerechtvaardigd is: ook al haat je het gebruik van geweld, je blijft nu eenmaal niet lijdelijk toezien wanneer ze bijvoorbeeld je dochter proberen te verkrachten.

Na verloop van tijd gaan de gesprekpartners uiteen, maar niet voordat ze hebben afgesproken de volgende dag hun gesprek te vervolgen.

In dit tweede gesprek komt vooral de visie van de politicus aan bod, die een heilig geloof heeft in de vooruitgang van de wereld en meent dat conflicten in onderling overleg kunnen worden opgelost. Het derde en laatste gesprek is verreweg het belangrijkste en bevat Solovjovs eigen gedachten, niet alleen over het kwaad, maar over de toekomst van de mensheid. Zoals zovelen aan het einde van de vorige eeuw, meende ook Solovjov dat de geschiedenis een keerpunt had bereikt, dat de Europese beschaving gedoemd was ten onder te gaan en dat geheel nieuwe tijden zouden aanbreken. Zijn eschatologische gedachten meende hij bevestigd te zien in het feit dat Rusland niet was geslaagd in zijn messianisitsche rol: een brug te slaan tussen Oost en West. Velen, onder wie Dostojevski, hadden daarin geloofd, maaar na de moord op Aleksander II waren de politieke tegenstellingen in Rusland te groot geworden voor dat land om die rol te kunnen spelen. Ook van de orthodoxe kerk waren te weinig impulsen uitgegaan om de eenheid van de christelijke kerk tot stand te brengen. Ernstige verdeeldheid bleef dus heersen in de christelijke wereld, die bovendien werd ondermijnd door antichristelijke filosofieën (Nietsche) en, op politiek gebied, de snelle opkomst van het Verre Oosten, in het bijzonder Japan. Geconfronterd met al deze ontwikkelingen bleef Solovjov er wel in geloven dat de redding van de wereld uitsluitend gevonden kon worden in en door de eenheid van de christelijke kerken, maar meende hij tevens dat voor het zover was er een ultieme strijd met het kwaad gevoerd moest worden. Dit kwaad zou zich aandienen als de Antichrist en pas als deze definitief ontmaskerd en verslagen was, zou het verenigde christendom kunnen zegevieren en zou het Rijk Gods kunnen aanbreken.

De gespreksvorm achtte Solovjov minder geschikt om zijn apocalyptische toekomstvisie uiteen te zetten. Hij koos daarom voor een nieuw vertelprocedé, net zo beproefd als dat waar 'Drie gesprekken' mee begon, het toevallig aanwezig zijn van de verteller bij een discussie. In het derde gesprek laat hij de heer Z. een manuscript voorlezen dat geschreven is door een van zijn vrienden, die monnik is geworden, en die hem deze tekst, waar hij grote betekenis aan hechtte, vlak voor zijn dood ter hand stelde. Het manuscript, getiteld 'Kort verhaal over de Antichrist', vult bijna het hele derde gesprek. Aanvankelijk had Solovjov dit verhaal verwerkt in het gesprek, maar later had hij voor de kunstgreep met het manuscript gekozen om de aandacht van de lezer zo goed mogelijk gevangen te houden. Hij besefte dat het verhaal veel interessanter was zonder de voortdurende onderbrekingen van de gesprekspartners en bovendien, zo zegt hij in zijn voorwoord, paste de luchtige, alledaagse toon van een gesprek niet bij de uiterst serieuze inhoud en religieuze betekenis van het gespreksonderwerp, de Antichrist. Toch kan hij ook hier de ironie, of zelfparodie, niet achterwege laten. Als de gesprekpartners aan de heer Z. vragen wie de auteur van het verhaal over de Antichrist is, antwoordt deze dat dit een zekere Pansofius is. De politicus denkt dat het een Pool moet zijn, Pan Sofius (= Meneer Sofius), maar ook voor een Russische pope (de Al-Sofius) heeft hij een wat merkwaardige naam, die natuurlijk direct met de 'Sofia-expert' Solovjov in verband gebracht kan worden.

Het verhaal van Pansofius komt op het volgende neer: de twintigste eeuw na de geboorte van Christus staat in het teken van grote oorlogen en revoluties. De belangrijkste aanleiding daarvoor is de beweging van het panmongolisme, die eerst alle volkeren van Oost-Azië verenigt en vervolgens de oorlog predikt tegen de Europese mogendheden. Ten gevolge van de onderlinge verdeeldheid van Europa weten de Gelen heel Europa te bezetten; alle Europese staten erkennen hun afhankelijkheid van de 'Zoon des Hemels'.

Het Mongoolse juk duurt een halve eeuw. Dan slagen de Europese volken erin de Aziaten te verdrijven en, dank zij hun gezamenlijke inspanning, de Oosterse legers te verslaan. In het nu vrije Europa ontwikkelt de cultuur zich snel. Allerlei geestelijke problemen, zoals de vragen omtrent leven en dood en de bestemming van de wereld en de mens, vereisen echter nog steeds een oplossing en men ziet uit naar een leider. Het oog valt op een briljante jonge filosoof en publicist, op 33-jarige leeftijd reeds een beroemdheid en door velen beschouwd als een 'übermensch'. De jonge filosoof is zich bewust van de kracht van zijn geest en meent dat hij is uitverkoren om de wereld en de mensheid te redden. Hij acht zich de echte Messias en beschouwt Christus slechts als zijn voorloper. Als hij dan tevergeefs wacht op een teken van God om met zijn zegenrijke werk te beginnen en er na aan toe is zelfmoord te plegen, verschijnt de duivel aan hem en belooft hem te helpen. Onmiddelijk voelt hij dat een enorme kracht bezit van hem neemt. De volgende dag begint hij aan zijn boek 'Open weg naar wereldvrede en welvaart voor de gehele wereld', dat hem een enorme geestelijke autoriteit verschaft en spoedig in talloze talen wordt vertaald. Het 'weergaloze' boek 'omvatte alles en loste alle tegenstellingen op'. De Oppermens wordt de populairste mens die ooit op aarde heeft geleefd en wordt na een vergadering van de Europese Statenbond bijna eenstemmig voor de duur van zijn leven tot president van de Verenigde Staten van Europa benoemd.

De keuze voor de Oppermens als leider lijkt perfect. Binnen een jaar slaagt hij erin de wereldmonarchie tot stand te brengen, waarbij iedereen hem als 'Rooms Keizer' erkent, en de oorlog uit te bannen. Sociale programma's zorgen voor tevredenheid en verzadiging alom; bovendien wordt er aan ontspanning gedacht. Door de magiër Apollonius, half Aziaat, half Europeaan, in dienst te nemen, zorgt de Oppermens ervoor dat de volkeren der aarde zich kunnen verlustigen in allerlei wondertekenen.

Na de politieke en sociale problemen te hebben opgelost richt de Oppermens zich op het godsdienstige probleem. In het vierde jaar van zijn regering nodigt hij de vertegenwoordigers van de nog steeds gespleten christelijke kerk, katholieken, orthodoxen en protestanten, uit om deel te nemen aan een oecumenisch concilie.

Men komt bijeen in de stad van de keizerlijke residentie, Jeruzalem, in het autonome gebied Palestina, dat voornamelijk door joden wordt bevolkt en bestuurd. De leiders van de christelijke groeperingen zijn Paus Petrus II voor de katholieken, de starets Johannes voor de orthodoxen en de Duitse theoloog Ernst Pauli voor de protestanten. Op het concilie houdt de Keizer-Oppermens een schitterende redevoering waarin hij de christenen aanspoort alle onenigheden opzij te zetten en, onder erkenning van zijn geestelijke autoriteit, tot elkaar te komen en een eenheid te vormen. Een groot deel van de aanwezige hoogwaardigheidsbekleders valt voor zijn woorden, maar de drie christelijke leiders, samen met een handvol getrouwen, weigeren zich aan zijn gezag te onderwerpen en willen hem alleen als hun leider erkennen als hij op zijn beurt Jezus Christus erkent. De keizer wil dat niet doen en wordt door de kerkleiders als de Antichrist herkend. Als Johannes en vervolgens Paus Petrus II de banvloek over hem uitspreken, worden zij ten gevolge van de manipulaties van Apollonius door de bliksem getroffen en storten ze dood ter aarde. Met een groepje getrouwen verlaat Ernst Pauli Jerusalem en gaat op weg naar Jericho. De volgende dag wordt Apollonius tot Paus gekozen. Weer drie dagen later keren Ernst Pauli en de zijnen terug naar Jerusalem, vinden daar de lijken van Johannes en Petrus, waarin op wonderbaarlijke wijze het leven terugkeert. De drie kerkleiders besluiten zich te verenigen en Petrus als hun enige en hoogste leider aan te stellen (aan het einde van zijn leven heeft Solovjov zich tot het katholicisme bekeerd). De eenheid wordt bezegeld door de verschijning van de hemelse Sofia. 'Maar het nachtelijk duister werd plotseling verlicht door een heldere glans en er verscheen een schitterend teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, onder haar voeten de maan en op haar hoofd een krans van twaalf sterren'.

Tot zo ver gaat het manuscript. Pansofius had zijn verhaal niet kunnen voltooien, maar de heer Z. herinnert zich nog wel de algemene lijnen van wat deze verder had willen schrijven. Nadat de Antichrist de macht naar zich toe had getrokken en de ware christenen zich hadden teruggetrokken in de Arabische woestijn, kwamen de joden in opstand, omdat ze ontdekten dat de Keizer, die ze voor de Messias hielden, niet eens besneden was en geen Israëliet kon zijn. De Keizer liet daarop vele duizenden opstandelingen afslachten. In de confrontatie met een joods leger werden hij en zijn legermacht echter getroffen door een aardbeving van enorme kracht en in een krater van vuur verzwolgen. Daarna verscheen Christus en brak het duizendjarig rijk aan.

In de kritische literatuur over Solovjov is zijn apocalyptische verhaal oer de Antichrist, dat veel aan de bijbelse Openbaringen te danken heeft, vaak gezien als een tekst meteen nogal sombere toekomstvisie. Vlak voor zijn dood zou hij zich hebben 'bekeerd' van zijn vroegere optimistische werken en, wellicht zelfs onder invloed van duivelse visioenen, zich hebben gericht op het bestaan van het kwaad in de wereld en op het einde der tijden. Voor zo'n negatieve kijk op Solovjovs laatste werk is naar mijn idee weinig reden. Weliswaar was hij teleurgesteld dat hij het Rijk Gods niet meer zou meemaken in zijn leven, maar in zijn verhaal is de Antichrist niet het eeuwige leven beschoren en delft het kwaad uiteindelijk toch het onderspit. Een andere reden om 'Drie gesprekken' niet als een verloochening van zijn vroegere werk te zien is het feit dat het hier gaat om een literaire en niet zo zeer een filosofische tekst. Door het inlassen van verschillende gesprekspartners en verschillende vertellers creëerde Solovjov een tekst die niet uitsluitend met hemzelf verbonden is, maar tevens mogelijke andere visies vertegenwoordigt. Ook de elementen van zelf parodie, waar we niet alleen de naam Pansofius, maar zelfs ook het beeld van de Antichrist als jonge filosoof die de wereld verovert met een weergaloos boek, toe te kunnen rekenen, zorgen voor een zekere afstand tussen de schrijver en zijn werk. Een literair werk is nooit eenduidig, maar altijd dubbelzinnig en ambigu. Juist daardoor kan het zo de moeite waard zijn; juist daardoor is 'Drie gesprekken' altijd zo gewaardeerd. Ook nu nog is Solovjovs behandeling van het kwaad meeslepend en tevens relevant door de manier waarop het is opgediend.




<    

TSL 24

   >