Zowel de literatuur als de psychologie handelen
over het menselijk bestaan. Uit beide bronnen
komt kennis over het menselijk denken,
voelen en handelen. Een roman kan op treffende
wijze ontsluieren hoe de menselijke geest
werkt. Er zijn vele verhandelingen geschreven
over de aandoeningen van romanpersonages.
De ademnood van Anna Karenina berustte
waarschijnlijk op tuberculose, mogelijk gecombineerd
met hyperventilatie (Vos-Niël,
1995; Van der Velden, 1985). In 1859 schreef
de Russische schrijver Gontsjarov (1812-1891)
de roman Oblomov. Dit boek maakt deel uit van
een trilogie waarvan de andere delen Een alledaagse
geschiedenis en De afgrond heten.
Literair gezien behoort Gontsjarov tot de realisten,
die zich in hun werk verzetten tegen de
gevestigde orde, de feodale structuur en de sociale
onrechtvaardigheid van het toenmalige
Rusland. Oblomov kan worden opgevat als een
sociaal-politieke satire, een kritiek op het decadente
leven van de Russische landeigenaren,
die hun leven slijten met nietsdoen en feesten
en zich uitleven in roddels en intriges. Dit leven
is gebaseerd op de uitbuiting van de landarbeiders,
die ook na de afschaffing van de slavernij
aan de willekeur van de landeigenaar
overgeleverd zijn.
In sociaal-cultureel opzicht is Oblomov een
exponent van de Russische ziel. Deze is nauw
verbonden met de klimatologische omstandigheden
in Rusland. Er heerst een landklimaat.
Dat betekent dat de boeren in de lente en zomer
zeer hard moeten werken en nauwelijks slapen.
Als in de herfst het land en de wegen één grote
modderpoel worden en in de winter alles bevriest,
is men gedurende een half jaar gedwongen
tot een winterslaap. Verveling en alcoholisme
slaan toe. Tegelijkertijd bloeien vertelkunst
en poëzie.
In de loop der tijd is Oblomov uitgegroeid
tot symbool van wilsverlamming en inertie.
Waegemans (1993) schrijft: 'Je zou Oblomov
kunnen zien als een gedetailleerde psychologische
beschrijving van wat er gebeurt met mensen
die in wezen goed zijn, verborgen talenten
en een warm hart hebben, maar die niet hoeven
te werken om in hun onderhoud te voorzien'.
Waegemans zoekt de oorzaak van Oblomovs
inertie in zijn sociale omstandigheden. Is dat terecht?
Is Oblomov het slachtoffer van sociaal-culturele
omstandigheden, of lijdt hij aan een
psychische stoornis en moet hij zich melden bij
de negentiende-eeuwse Russische Riagg?
Alvorens Oblomov een postuum behandeladvies
krijgt, wordt zijn leven beschreven en de
diagnostiek besproken.
De landeigenaar Oblomov woont in St. Petersburg.
Het grootste deel van de dag brengt hij
door op de sofa. Soms probeert hij een boek te
lezen of een plan te maken voor de reorganisatie
van zijn landgoed. Boeken blijven echter
eindeloos liggen en elke idee gaat ongemerkt
over in sluimering. Het kost Oblomov moeite
om onder de mensen te komen en hij doet dit
weinig. Het sociale gekeuvel vindt hij inhoudsloos.
Wat bevalt je dan niet?
Het lijkt alsof Oblomov zich om ideologische redenen terugtrekt uit het maatschappelijk verkeer. Hij droomt van de idyllische veiligheid die hij uit zijn jeugd kent en ziet een schril contrast met de wereld waarin hij leeft. Achter zijn argumenten schuilt echter onzekerheid. Zelfs tegenover zijn enige vriend durft hij zijn gevoelens niet bloot te geven, uit angst bespot te worden.
Vaak is Oblomov angstig en overdrijft moeilijkheden en risicos.
Somberheid speelt hem parten.
Oblomov bracht zijn jeugd door op het landgoed van zijn vader. Beide ouders zijn bijzonder bezorgd om hun kleine Iljoesja. Omringd door ongerustheid leert Oblomov initiatieven en ongemak te vermijden. In Oblomovs angsten weerspiegelen zich de angsten van zijn ouders.
De maatschappelijke carrière van Oblomov is kort. Hij erft het landgoed van zijn vader. Na zijn studie werkt hij korte tijd op een ministerie. Hoewel zijn chef een vriendelijk man is, voelt Oblomov zich gespannen in de omgang met hem.
Oblomov raakt overspannen en meldt zich ziek. Op het moment dat hij weer aan het werk moet neemt hij ontslag. Daarmee vermijdt hij sociale en beroepsactiviteiten, waarin hij niets dan menselijke vijandigheid ervaart.
Oblomov heeft maar één vriend, de Duitser Andrej
Stolz. Deze vriend probeert Oblomov te stimuleren
en dringt aan op een buitenlandse reis.
Maar elke keer als de daad bij het woord gevoegd
moet worden, laat Oblomov het afweten.
Hij wordt verliefd op Olga. De liefde is wederzijds
en even lijkt het erop dat de inertie verdwijnt.
Door Olga komt Oblomov meer onder
de mensen, waardoor zijn sociale angst echter
weer toeneemt.
Een trouwerij lijkt onontkoombaar. Wanneer Oblomov de trouwdatum moet vaststellen vervalt hij in zijn gebruikelijke besluiteloosheid. Als hij hoort dat de bedienden over hem kletsen, durft hij zich niet meer te vertonen. De liefde verzandt.
Maatschappelijk gaat het slecht met Oblomov.
De rentmeester, die zijn landgoed beheert,
draagt weinig geld af. Er is sprake van zwendel. Oblomov belandt in een armoedig kosthuis,
waar de neef van de hospita hem met gefingeerde
rekeningen, grote sommen geld aftroggelt.
Door gebrek aan daadkracht, schroom en
angst voor ruzie blijft de zwendel bestaan. Met
zijn hospita kan Oblomov zo goed opschieten,
dat hij een verhouding krijgt met deze volksvrouw
en een kind verwekt. Stolz beëindigt de
afpersing en maakt het Oblomov weer mogelijk
op stand te leven. Oblomov wil niet meer
weg bij zijn hospita en blijft daar tot zijn dood.
Tegen Stolz zegt hij:
Daarmee heeft Oblomov zich geheel teruggetrokken
uit de wereld die hij zo bedreigend
vindt.
Sociaal fobici lijden aan een overmatige en
onredelijk angst dat andere mensen hen op negatieve
wijze beoordelen. Als zij met andere
mensen omgaan hebben zij hierover negatieve
gedachten. Zij letten voornamelijk op wat fout
gaat en onthouden hoofdzakelijk situaties
waarin zij voor hun gevoel afgingen. Ook letten
zij voortdurend op wat zij zeggen en zijn
bang dat zij gaan blozen, zweten, trillen of blokkeren.
Veel sociaal-fobici vermijden situaties
waarin zij door anderen beoordeeld kunnen
worden of waarin zij in het middelpunt van de
belangstelling staan. Zij voelen zich belemmerd
in de sociale omgang, in contacten met het andere
geslacht en in werk en opleiding. Velen
van hen zijn niet sociaal vaardig. De klacht
komt even vaak voor bij mannen als bij vrouwen
en ontstaat relatief vroeg in het leven. Voor
het ontstaan van de sociale fobie bestaan verschillende
verklaringen. Sommigen gaan ervan
uit dat een traumatische ervaring ten grondslag
ligt aan de klacht. Anderen zoeken de verklaring
in een bepaalde negatieve manier van denken
of in een gebrek aan sociale vaardigheden.
In het opvoedingsmodel zoekt men de oorzaak
van de sociale fobie in een bepaald opvoedingsklimaat,
waarin de ouders overbeschermend
zijn, weinig emotionele steun geven en veel belang hechten aan het oordeel van andere
mensen (Scholing & Emmelkamp, 1995).
In de psychiatrie maakt men onderscheid
tussen een klacht, zoals bijvoorbeeld een fobie,
en een persoonlijkheidsstoornis. Men spreekt
van een klacht als een persoon aanvankelijk
goed functioneert en later in het leven aanzienlijk
slechter gaat functioneren. Bij een persoonlijkheidsstoornis is sprake van een levenslang
patroon van dysfunctioneren. Een uitzondering
op deze regel vormt de sociale fobie en de ontwijkende
persoonlijkheidsstoornis. De meeste
onderzoekers gaan ervan uit dat beide stoornissen
sterk op elkaar lijken en zich uitsluitend
onderscheiden in ernst, waarbij de ontwijkende
persoonlijkheidsstoornis de meer ernstige
vorm is. De meer ernstige vorm van deze aandoening
onderscheidt zich doordat de patiënten
depressiever zijn en doordat zij in meer levensgebieden
hinder ondervinden van de sociale
angst (A.P.A., 1994, Heimberg, 1996).
Het is duidelijk dat Oblomov lijdt aan een
sociale fobie. Hij is bang dat anderen hem kritiseren
en vermijdt derhalve de sociale omgang.
Dit heeft ernstige gevolgen voor zijn leven. Hij
heeft bijna geen vrienden. Zijn carriëre op het
ministerie mislukt wegens zijn angst. Ook zijn
liefdesleven lijdt schipbreuk door de angst voor
kritiek. Meestal zijn sociaal-fobici erg angstig.
Bij Oblomov valt dit minder op omdat hij de situaties
vermijdt die angst oproepen. Op het moment
dat de liefde voor Olga hem dwingt zich
onder de mensen te begeven slaat de angst weer
toe.
De klachten van Oblomov zijn dusdanig
ernstig dat de diagnose 'vermijdende persoonlijkheidsstoornis'
gepast is. De klachten zijn
ernstig te noemen omdat alle levensgebieden
ervan doordrenkt zijn. Er is geen gebied in zijn
leven waarin hij goed functioneert. Dit in tegenstelling
tot sommige sociaal-fobici die
slechts bang zijn voor het spreken in het openbaar,
voortrillende handen of voor blozen, maar
daarnaast goed functioneren. Bij vlagen is
Oblomov depressief zoals blijkt uit zijn sombere
buien, lusteloosheid, gebrek aan initiatief
en energie. Hij heeft weinig sociale vaardigheden
en kan zich niet weren tegen oplichters. De
sociale angsten en vermijding beginnen reeds
in Oblomovs jeugd. In die zin is de term persoonlijkheidsstoornis
op zijn plaats. Tijdens
zijn opvoeding wordt Oblomov veel te veel beschermd.
Daardoor leert hij niet hoe hij frustraties
kan overwinnen. Door hem voortdurend
te wijzen op alle vermeende gevaren ontmoedigen
zijn ouders hem om het initiatief te nemen.
De meeste sociaal-fobici schrijven het falen
toe aan hun eigen gedrag. Door af te geven op de onnozelheid van het sociale gekeuvel legt
Oblomov de schuld bij anderen. Hij geeft zijn
angst een ideologische tint. Daardoor is hij vaak
overtuigd van zijn eigen gelijk. Dit maakt een
eventuele behandeling er niet makkelijk op.
Wat kunnen we Oblomov aanraden?
Hoewel er goede therapieën beschikbaar zijn
is het de vraag of hij zich zou willen laten behandelen.
Een belangrijke voorwaarde voor
therapie is dat de patiënt het idee heeft dat hij
iets aan zijn gedrag moet veranderen. Bij
Oblomov is dat twijfelachtig. Soms heeft hij
het gevoel dat hij zijn gedrag moet veranderen.
Een andere keer legt hij de schuld voor
zijn afkeer voor mensen bij de ander. Een
tweede reden waarom een patiënt in therapie
gaat, is de last die hij van zijn klachten ondervindt.
Doordat Oblomov het slachtoffer is van
oplichting heeft hij financiële problemen. Op
dat moment ondervindt hij hinder van zijn gebrekkige
sociale vaardigheden en zijn ondaadkrachtig
optreden. Stolz redt hem door
het beheer van zijn landgoed over te nemen en
de zwendelaars te verjagen. Op dat moment
neemt de lijdensdruk af en vermindert de
noodzaak voor Oblomov om zich te veranderen
De maatschappelijke positie van Oblomov
is belachelijk en wordt naarmate het boek vordert
steeds schrijnender. Het zijn anderen, zoals
Stolz en Olga, die daarmee moeite hebben.
Zij betreuren zijn manier van leven en zijn passiviteit.
Oblomov heeft er geen moeite mee. Hij
wil bij zijn hospita blijven wonen, ook al is dat
ver onder zijn stand. De eenvoud en het ontbreken
van sociale verplichtingen bevallen hem
buitengewoon goed. Ook in dit opzicht is er
geen sprake van lijdensdruk.
Waegemans (1993) heeft gelijk: Oblomovs
sociale omstandigheden maken het mogelijk
om zich terug te trekken uit de wereld. Aan het
eind van het boek heeft hij de eenvoud gevonden
waarnaar hij zocht. Hij wil niets anders en
kan het zich veroorloven. Voor Oblomov is er
geen reden zich te laten behandelen. Misschien
is dat maar goed ook. Heden ten dage zou
Oblomov een grotere kans maken in aanraking
te komen meteen hulpverlener. Door goede therapie
zou hij aanvankelijk wellicht minder problemen
hebben, maar of hij uiteindelijk gelukkiger zou worden is de vraag.