Wat heeft Praag bijgedragen aan de wereldliteratuur?
Over Karel Čapek (1890-1938) is wel
gezegd dat als hij in het Engels of in het Frans
had geschreven, hij een grotere plaats in de wereldliteratuur
had ingenomen. Nu neemt hij een
zeer belangrijke plaats in de Tsjechische literatuurgeschiedenis
in. Hoe provinciaal klinkt dit
voor het werk van een man die internationaal
toch zo'n belangrijke rol heeft vervuld. Hij
richtte in Tsjechoslowakije de PEN-Club op en
bezocht in de hoedanigheid van voorzitter onder
andere in 1931 het Internationaal PEN-Congres
in Den Haag. Over zijn bezoek aan Nederland
heeft hij op onderhoudende wijze geschreven
in Obrázky z Holandska (Over Holland).
Hij raakte toen bevriend met Jan Fabricius,
met wie hij wandelingen maakte langs het
strand van Scheveningen. De naam Čapek kom
je in Nederland nog in tweedehands boekwinkels
tegen. In de jaren dertig zijn van hem hier
een negental boeken vertaald en verschenen een
aantal losse verhalen van hem in tijdschriften.
Meer internationale populariteit geniet een
ander Tsjechisch boek: De avonturen van de
brave soldaat Schwejk van Jaroslav Hašek
(1883-1923), die vóór Milan Kundera de meest
vertaalde Tsjechische schrijver was.
Dat Praag niet uitsluitend Tsjechische literatuur
heeft voortgebracht, weten we door het
werk van Franz Kafka. Maar er kwamen meer
belangrijke schrijvers uit de Gouden Stad voor
wie Duits de moedertaal was. Hier wil ik mij
beperken tot enkele auteurs die er eind vorige
en begin deze eeuw werkzaam waren. In grote
lijnen de periode tussen Rilke's vertrek uit
Praag in 1896 en het begin van de Eerste Wereldoorlog.
Bekend is dat Rainer Maria Rilke in Praag werd geboren. Zijn vroegste gedichten en prozateksten
zijn sterk door deze stad gevormd.
Dat is ook het geval bij Franz Werfel, door Rilke
ooit begroet als 'nächste Generation'. En dan
waren er Viktor Hadwiger, Ernst Weiss, Paul
Leppin en Herman Ungar, schrijvers die door
de germanistiek inmiddels uit de marge zijn gehaald.
Rijst de vraag in hoeverre deze Duitstalige
schrijvers in Praag ook actief bekend waren
met de Tsjechische taal. En waren zij ook
betrokken bij de eigentijdse Tsjechische literatuur?
Een onderwerp waarnaar door cultuur- en
literatuurhistorici al veel onderzoek is gedaan.
Als eerste is het belangrijk het culturele klimaat
in Praag te begrijpen zoals dat in de hierboven
afgebakende periode heerste.
Het eind van de negentiende eeuw werd in
Praag gekenmerkt door culturele tegenstellingen
tussen Duitsers en Tsjechen die menigmaal
op heftige rellen uitliepen. Het hierdoor ontstane
klimaat werd door veel Duitse kunstenaars
als beklemmend ervaren, zodat een aantal van
hen het land verliet. Dat kon gemakkelijk, omdat
voor hen het Duitse taalgebied groot genoeg
was om zich daar thuis te kunnen voelen. Zo
vertrok Rilke in 1896, Werfel vlak voor de Eerste
Wereldoorlog. Ondanks deze scherpe tegenstellingen
zijn er zowel aan Duitse als aan
Tsjechische zijde pogingen ondernomen om
wederzijds begrip en waardering te bevorderen.
Van enkele Duitse schrijvers uit Praag is bekend
dat zij vriendschappelijke relaties met
Tsjechische kunstbroeders en -zusters onderhielden.
In hoeverre daarbij Tsjechisch werd
gesproken is onduidelijk.
Naar de invloed van de Tsjechische cultuur op de jonge Rilke is door verscheidene historici onderzoek gedaan. Rilke moet ongeveer zeventien jaar zijn geweest toen hij Valerie von David-Rhonfeld leerde kennen. Zij was bevriend met een van de neefjes van Rilke en een nichtje van de Tsjechische neo-romanticus Julius Zeyer (1841-1901). Aan hem droeg hij een van de gedichten op uit de cyclus Larenopfer (1896). Dit jeugdwerk is zeer sterk beïnvloed door de charme en de geschiedenis van Praag. In hoeverre Rilke zich door de Tsjechische literatuur heeft laten beïnvloeden en Zeyer werkelijk persoonlijk heeft gekend, is onbekend. We moeten ons wel realiseren dat Rilke op ongeveer twintigjarige leeftijd zijn geboortestad heeft verlaten om naar Duitsland te gaan. Uitermate populair was de neo-romantische Praagse dichter Hugo Salus (1866-1927). Hij was bevriend met de Tsjechische dichter Jaroslav Vrchlichý (1853-1912). Het Literatuurarchief in Praag bezit correspondentie tussen beiden. Vrichlický was eveneens een neo-romantisch dichter, de laatste van de negentiende eeuw door wie Rilke zich heeft laten inspireren.
Of Rilke dit boek in de oorspronkelijke taal
heeft gelezen blijft een vraag. Zeer waarschijnlijk
las hij het in een van de geautoriseerde vertalingen
waarvan er in de periode tussen 1886
en 1894 vijf (!) zijn verschenen. De meest geprezen Duitse vertalingen werden gemaakt
door de Praagse dichter Friedrich Adler (1857-
1983). Maar diens keuze uit Vrchlický's verzen
waren ten tijde dat Rilke zijn ode schreef
nog niet verschenen.
Over Kafka's kennis van het Tsjechisch is
in dit tijdschrift al eerder gepubliceerd. Zijn
brieven aan Milena Jesenská zijn doorspekt met
Tsjechische woorden en uitdrukkingen, niet zozeer
vanwege de couleur locale, maar eerder om
van de subtiliteit van de klank te genieten, zoals
hij haar zeer gedetailleerd schreef. En er zijn
de brieven in het Tsjechisch aan de raad van bestuur
van de Arbeiders Ongevallen Verzekering
met het verzoek zijn ziekteverlof te verlengen
of zijn pensioen over te maken.
In een stad waarin zo'n broeierig klimaat
heerste dat vele schrijvers zich buiten Bohemen
gingen vestigen, is het opmerkelijk dat juist uit
Duitse hoek impulsen zijn gekomen om deze
tweespalt op te heffen. Hier moeten twee namen
worden genoemd: Franz Werfel en de J.G.
Herder-Vereinigung.
Het vroege werk van Werfel bestaat uit enkele
dichtbundels. Ze sluiten in zekere zin aan
bij de jeugdverzen van Rilke, maar zijn veel volwassener
en vrijer van vorm. Wat met name opvalt
is de humanistische tendens die van zijn
verzen uitgaat. De titels van zijn bundels zijn
daarvoor exemplarisch, Der Weltfreund (1911),
Wir sind (1913) en Einander(1915). Titels die
lijnrecht staan tegenover de egocentrische bundel
van een andere Pragenaar, Viktor Hadwiger
(1878-1911), die een tiental jaren eerder was
verschenen - Ich bin (1903).
De verzen van Werfel hebben in de literaire
wereld van die dagen grote indruk gemaakt.
Een ervan, An den Leser, werd op een avond in
Berlijn, georganiseerd door het tijdschrift Die
Aktion- het was 16 december 1911-door Max
Brod voorgedragen. Dit feit heeft Kurt Pinthus
(de samensteller van de bloemlezing met expressionistische
Duitse poëzie Menschheitsdämmerung,
1920) altijd in zijn herinnering gehad
als het moment waarop het literaire expressionisme
is begonnen. Het mag zeker een samenloop van omstandigheden worden genoemd
dat een Duitser uit Praag met het expressionisme
wordt geassocieerd. Vanwege de
openingszin van het genoemde vers, Mein einziger
Wunsch ist, Dir, o Mensch verwandt zu
sein! werd Werfels poëzie wel als 'O Mensch-Lyrik'
getypeerd.
Tot Werfels generatie behoorden ook de
Praagse dichters Otto Pick, Pavel Eisner en Rudolf
Fuchs. Van hen is bekend dat zij tweetalig
waren en veel hebben gedaan om eigentijdse
Tsjechische literatuur voor een Duits pubiek
toegankelijk te maken. Een belangrijke rol
heeft hierbij de J.G. Herder-Vereinigung gespeeld
en in het bijzonder de door haar uitgegeven
Herder-Blätter.
De J.G. Herder-Vereinigung was een jongerenvereniging
die voortkwam uit de Praagse
loge B'nai Brith. Om niet alleen joodse leden
te werven koos men de naam van een neutrale
auteur die joodse poëzie had vertaald. Het verschijnen
van de Herder-Blätter stond voor verbroedering
van de culturen in Praag. Tussen
april 1911 en oktober 1912 zijn vijf nummers
verschenen. In het laatste, het dubbelnummer 4/5, vinden we twee korte beschouwingen: een
van Otto Pick over 'Tschechische Dichtkunst'
en een van Hans Janowitz over 'Petr Bezruč',
gevolgd door twee van diens gedichten in de
vertaling van Rudolf Fuchs. De inleiding van
Pick op deze bijdragen heeft een duidelijk politieke
toon, die zich laat begrijpen in het licht
van het Praagse culturele klimaat: 'Da die deutsche
Presse, teils aus Mangel an entsprechenden
Informationen, teils aus Gründen, die wir
anerkennen, die aber für das einzig durch künstlerische
Interessen bedingte Programm unserer
Zeitschrift ohne Belang sind, das tschechische
Schrifttum als nicht existent zu betrachten pflegt,
soli in dieser Rubrik von bedeutenden Erscheinungen
einer Literatur Notiz genommen
werden, die eben jetzt in einem glücklichen
Aufstieg begriffen zu sein scheint." Het duurde
nog vijf jaar voor de gedichten van Bezruč
in Fuchs' vertaling in Duitsland zouden verschijnen.
Een humanistische instelling, zoals we die
bij Werfel vinden en in zekere zin ook in de ambities
van de Herder-Vereinigung, is een van de
aspecten waar de Tsjechische publicist Rudolf
Illový al in 1913 op heeft gewezen. Voor hem
was het een ontkenning van chauvinisme en een
zoeken naar een (culturele) relatie tussen Slaven
(met name de Tsjechen) en de Duitse (inclusief
Oostenrijkse) volkeren.
Recent is er nog een aspect genoemd dat van
essentieel belang is geweest voor het eigene van
de Praags-Duitse literatuur: de invloed van het
joodse wereld- en mensbeeld op de beide andere
culturen. Begin deze eeuw bestond het inwonertal
van Praag uit 415.000 Tsjechen en
34.000 Duitsers, waarmee hun aantallen respectievelijk
92,3 procenten 7,5 procent van de
totale bevolking uitmaakte. Het joodse inwonertal
bedroeg 25.000.
Verder verdient het aanbeveling de culturele
relaties van Otto Pick, Paul Eisner en Rudolf
Fuchs met de Tsjechische cultuur nader te onderzoeken.
Juist deze vertalers heb ik gekozen,
omdat zij een nauwe kameraadschappelijke
band onderhielden. Enkele bio-bibliografische
kanttekeningen mogen hier volstaan.
Otto Pick ( 1887-1940) die verscheidene
Duitse dichtbundels op zijn naam heeft staan,
was oorspronkelijk bankemployé. In de jaren
twintig was Pick werkzaam als redacteur van de Prager Presse, het officiële Duitstalige dagblad
dat in Praag verscheen in de jaren 1921 tot
1938. Dit was een krant met een ochtend- en
avondeditie en elk weekeinde een cultuurbijlage
die bekend stond om zijn hoge literaire gehalte.
Als literator heeft hij veel gedaan voor de
verbreiding van de Tsjechische literatuur in het
Duits. Ook stelde hij in 1931 een bloemlezing
samen over de Duitstalige dichtkunst in Praag
ten behoeve van het Tsjechische onderwijs. Van
zijn hand verschenen vertalingen van eigentijdse
Tsjechische schrijvers als Fráňa Šrámek
en Josef Svatopluk Machar. Met name zijn vertalingen
van de verzen van Otokar Březina
( 1868-1929) werden als opzienbarend beschouwd.
Pick overleed in Londen.
Rudolf Fuchs ( 1890-1942) was van huis uit
Tsjechischtalig opgevoed en begon pas Duits te
leren toen hij tien was. Na zijn studie was hij
werkzaam als employé bij verschillende instellingen.
Zijn eerste Duitse dichtbundel verscheen
nog voor het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog. Toen hij in de oorlog aan het
front was, begon zijn politieke bewustwording.
Na de oorlog werd hij vertaler bij de centrale
Kamer van Koophandel in Praag; tegelijkertijd
leverde hij bijdragen voor de Prager Presse. Later was hij werkzaam bij het presidium van de
Bond van Duitse schrijvers in Tsjechoslowakije.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog emigreerde
hij naar London, waar hij in 1942 bij
een tragisch ongeluk om het leven kwam. In
1956 werd zijn urn met die van zijn vrouw overgebracht
naar Praag. Door zijn socialistisch-politieke
geëngageerdheid moet zeker zijn interesse
voor het werk van Petr Bezruč (1867-
1958) te verklaren zijn, waarvan hij de belangrijkste
Duitse vertaler werd. Als samensteller
gaf hij de bundel Ein Erntekranz uit.
Pavel Eisner (1889-1958) behoorde tot dezelfde
generatie en was eveneens werkzaam bij
de Kamer van Koophandel en ook redacteur bij
de Prager Presse. Hij had germanistiek gestudeerd
en was volgeling van de gezaghebbende
criticus F.X. Šalda. Al in 1917 verschenen van
hem vertalingen van gedichten uit de overgangsperiode
van klassiek naar modern: van Jaroslav
Vrchlický, Antonín Sova (1864-1928)
en Petr Bezruč. Voor Duitstaligen stelde hij de
bundel Die Tschechen samen met een representatieve
selectie gedichten. Ook publiceerde
Eisner over het fenomeen Praags-Duitse literatuur.