Recensies en signalementen



Beth Holmgren, Women's Works in Stalin's Time: On Lidija Chukovskaja and Nadezhda Mandelstam. Bloomington: Indiana University Press. 199



Beth Holmgren, Women's Works in Stalin's Time: On Lidija Chukovskaja and Nadezhda Mandelstam. Bloomington: Indiana University Press. 1993, 225 pp.

De titel zet meteen al de toon: dit boek gaat wel voornamelijk over de bekende Russische schrijfsters Lidia Tsjoekovskaja en Nadjezjda Mandelstam, maar de auteur, de Amerikaanse Slaviste Beth Holmgren, richt de schijnwerpers ook op de vele anonieme vrouwen om hen heen. Vanuit een min of meer feministische visie vraagt zij aandacht voor de belangrijke rol die al deze vrouwen tijdens de Stalinperiode hebben gespeeld. Zij waren het immers die in de privé-sfeer van hun woning kans zagen de manuscripten van hun gearresteerde echtgenoten, vrienden of verwanten te bewaren. Terwijl de grotendeels mannelijke auteurs van verboden geschriften in de kampen terechtkwamen, hadden zij de moed hun teksten te copiëren, zo nodig uit het hoofd te leren en zelfs in kleine kring te verspreiden. Door hun toedoen is een groot aantal literaire werken aan vernietiging door de KGB ontsnapt. Later, in het relatief mildere poststalinistische klimaat, gingen de meest begaafden onder hen over alles wat ze doorgemaakt hadden hun memoires schrijven. Vooral als hun mannen niet meer uit de kampen waren teruggekomen, zagen zij dit als een morele plicht. Zij waren immers de enigen die, tegen de officiële versie in, de waarheid over hun leven en werk aan het nageslacht konden doorgeven. Via de samizdat bereikte hun verhaal eerst de lezers in de Sovjet-Unie en later ook in het Westen.

Het meest beroemd werden terecht de Aantekeningen over Anna Achmatova van Lidia Tsjoekovskaja (1907-1996), die, bij wijze van uitzondering, de confidente van een vervolgde vrouwelijke auteur was, en de Memoires van Nadjezjda Mandelstarn ( 1899-1980), over de laatste jaren van haar man, de rebelse dichter Osip Mandelstam. Geen van beiden waren zij auteurs van professie. Tsjoekovskaja, dochter van een literair criticus en zelf werkzaam in een uitgeverij, was wel meer thuis in de wereld van de literatuur dan Nadjezjda Mandelstam, die eigenlijk schilderes wilde worden. Maar voor allebei geldt dat zij zich in hun memoires totaal in dienst stellen van de dichteres-vriendin of dichter-echtgenoot.

Zíj staan in het middelpunt: hún poëzie, die deze vrouwen vaak met gevaar voor hun leven hebben gered, wordt geciteerd en becommentarieerd. Dat hun visie subjectief gekleurd is, spreekt vanzelf, maar de vraag naar de betrouwbaarheid van hun verhaal is voor Beth Holmgren niet de hoofdzaak: háár interesse gaat uit naar de schrijfsters zelf. Zij combineert een onderzoek naar gegevens uit hun leven met een zorgvuldige analyse van hun werk en toont dan overtuigend aan dat achter de portretten van Achmatova en Mandelstam een zelfportret van de auteurs schuil gaat. In de weergave van hun jarenlange relatie met hun vriendin of echtgenoot geven zij onbedoeld ook een beeld van zichzelf. En in hun latere publicaties doen zij dit zelfs min of meer bewust: zij denken na over hun eigen ervaringen, hun eigen plaats in het verleden.

Maar al komen de beide schrijfsters hierin overeen, als persoon zijn zij elkaars antipode, -zoals Beth Holmgren nadrukkelijk betoogt. Hun foto's, prijkend op de omslag van het boek, spreken voor zich: Tsjoekovskaja heeft een rustige, in zich zelf gekeerde blik, maar Nadjezjda Mandelstam kijkt ons vrolijk spottend aan. Dit verschil in temperament wordt ook zichtbaar in de wijze waarop zij Achmatova en Mandelstam uitbeelden. Tsjoekovskaja blijft de jongere vriendin die een eerbiedige afstand tegenover de dichteres bewaard: deze blijft, bijna tot het laatst, een 'monument'. Ook Nadjezjda is jonger dan Osip en heeft een diepe bewondering voor zijn dichterschap, maar zij toont hem ook in zijn dagelijks leven en geeft een ongeflatteerd beeld van hun omgang met elkaar. Nog opvallender wordt dit contrast tussen de twee schrijfsters in het zelfportret uit hun later werk.

Tsjoekovskaja kiest hiervoor een indirecte vorm, door middel van de novelle Duik onder water, waarvan de hoofdpersoon heel veel met haar gemeen heeft. Zij beschrijft heel subtiel hoe haar heldin, een jonge journaliste, gaandeweg achter de façade van de partijpropaganda de brute realiteit van de concentratiekampen ontdekt. Het dringt met een schok tot haar door dat ook haar eigen echtgenoot hierin is omgebracht. En als een bevriende auteur met vergelijkbare ervaringen haar inzage geeft in zijn pas voltooide roman waarin hij met geen woord hierover rept, keert zij zich verontwaardigd van hem af. Door haar weigering met dit literaire bedrog mee te werken komt ze al spoedig in haar milieu alleen te staan. Het is treffend dat Lidia Tsjoekovskaja in deze novelle uit 1957 als het ware reeds haar eigen toekomst heeft voorspeld. Kort hierna distantieert zij zich van de door de partij gelanceerde anti-Pasternak-campagne, zij neemt dissidente schrijvers als Solzjenitsyn in bescherming en wordt ten slotte door de Russische Schrijversbond als lid geroyeerd. Werk en leven gaan bij haar naadloos in elkaar over.

In Nadjezjda Mandelstams Tweede boek is geen sprake van een versluierd zelfportret: zij is openlijk de hoofdpersoon en vertelt uitgebreid over de perioden van haar leven die in haar eerste boek ontbraken, de beginjaren van haar huwelijk met Mandelstam en de lange tijd na zijn dood toen zij als lerares Engels in verre uithoeken van Rusland haar brood moest verdienen. Zij neemt ook nu geen blad voor de mond, geeft een oordeel over alles en iedereen zonder iemand, ook niet zichzelf, te sparen. Haar oordeel is scherp en vaak onterecht, vooral wanneer het om personen gaat die zij mede verantwoordelijk acht voor de ondergang van Mandelstam. Daar staat tegenover dat zij, anders dan Tsjoekovskaja, niet slechts het literaire wereldje beschrijft, maar figuren uit alle lagen van de bevolking ten tonele voert: zij gunt ons een kijkje in het alledaagse leven van de Sovjet-Unie.

Daarnaast gaat ze ook in op historische en wijsgerige kwesties, met verwijzingen naar Berdjajev en Solovjov, religieuze denkers die ook haar echtgenoot inspireerden. Haar later leven sluit, net als bij Tsjoekovskaja, hierop aan. De keuken van haar tweekamerflatje in Moskou waar zij ten slotte komt te wonen, wordt een soort 'salon', waar zij als onvermoeibare gastvrouw kunstenaars en geleerden uit Rusland en het Westen ontvangt. Hier bestaat geen censuur, hier wordt vrijuit gediscussieerd over de meest uiteenlopende onderwerpen, over literaire en filosofische problemen zo goed als over de feiten van de dag.

Over de grote invloed van Lidia Tsjoekovskaja en Nadjezjda Mandelstam op een jongere generatie - en wel speciaal hun seksegenoten - gaat het laatste hoofdstuk van Beth Holmgrens boek. En hier schuift zij heel resoluut haar feministische boodschap naar voren wanneer zij hen als model voor andere vrouwen aanprijst. Wat niet wegneemt dat zij een indrukwekkend dubbelportret heeft gemaakt van twee schrijfsters die in de recente geschiedenis van de Russische letterkunde een unieke plaats innemen.

Jeanne van der Eng-Liedmeier





<   

TSL 20

   >