Vitali Sjentalinski



"Eeuwig bewaren" of "Strikt geheim"?





Vitali Sjentalinski. Bron

In zijn boek "De renaissance van het woord", waaruit we hier enige fragmenten publiceren, gaat de auteur in op de wijze waarop materiaal uit de archieven van de KGB en het Openbaar Ministerie van de USSR de laatste tijd ter beschikking is gekomen. De strijd met deze organisaties was (en is) niet gemakkelijk, maar heeft toch het een en ander opgeleverd.


Hoe is alles begonnen? Hoe was het? Ik weet het nog goed. Voor mij lag een stapel dagboeknotities en fragmenten die ik haastig had opgeschreven zonder me te bekommeren om uitwerking en stijl. Uitvoerig en regelmatig opschrijven was er niet bij: de gebeurtenissen vereisten daden, geen reflectie. Ze ontwikkelden zich met duizelingwekkende snelheid en sleepten me helemaal mee. Misschien dat ik nu eindelijk pas echt de loop en betekenis van de gebeurtenissen waar ik toeschouwer en deelnemer van was, kan zien en begrijpen.

Vlak voor het begin van 1988 voltooide ik mijn nieuwe gedichtenbundel "Groene religie". Ik zette er een punt achter en keek om me heen. Het leven leek onvoorspelbaar. Op dat moment ademde het hele land onvoorspelbaarheid- voor het eerst sinds 1917. Het stilstaande sociale moeras, waarin we waren ondergedompeld, kwam in beweging en begon te borrelen. Plotseling drong het tot iedereen door dat we zo niet verder konden leven. Iedereen begreep dat. Maar hoe we moesten leven - dat wist niemand.

Je zou denken dat vooral de intelligentsia, de schrijvers, de heersers van ziel en verstand, een gat in de lucht zouden springen. Voor hen is deze tijd immers een gouden eeuw! De glasnost, de vrijheid van het woord - die luxe zegeningen die zij nooit gekend hadden, waar ze over hadden gedroomd, voor hadden gevochten, is er eindelijk. Wees creatief!

Het woord, de literatuur heeft altijd een eigen, bijzondere plaats ingenomen in het Russische leven. Aleksander Herzen noemde onze literatuur "de tweede regering", de werkelijke macht. In Rusland is de literatuur altijd meer geweest dan alleen maar kunst. Ze was ook de stem van het geweten, de waarheid en het openbaar parlement, omdat dat in de politiek ontbrak. Bij ons werd je om een woord vermoord - zo hoog stond het aangeschreven. En wat nu - nu de staatsdruk op de literatuur is verdwenen?

Er ontstond iets paradoxaals. De sovjetschrijvers, die geboren en getogen waren in onvrijheid, in geestelijke ademnood, bleken in een toestand te verkeren van diepzeevissen, die last hebben van een teveel aan zuurstof. Immers nog tot voor kort waren zelfs de meest elementaire algemeen menselijke opvattingen bij ons verboden. Na vijftig jaar geestelijke castratie waren begrippen als "God", "lijden", "ziel" bij velen niet alleen uit het schrift verdrongen, maar ook uit het bewustzijn. Er was geen officiële censor meer - maar de innerlijke bleef en die was moeilijker te overwinnen.

Het is vreselijk maar waar: de Russische mens was niet klaar voor zijn ontmoeting met de vrijheid. Ja, de van buiten opgelegde slavernij was ogenschijnlijk opgeheven, maar de slavernij had zich diep geworteld in elk van ons, en een ieder moest haar zelf de baas worden. Zelfs de grote Tsjechov bekende dat hij er pas heel geleidelijk in was geslaagd zich geen slaaf meer te voelen. Voor de homo sovjeticus is voor een dergelijke operatie een heel leven nog niet genoeg.

Dat was dan ook het voornaamste waar de democratie aan moest gaan werken. Op zekere dag in januari van het reeds aangebroken jaar 1988 bracht ik een bezoek aan het Schrijvershuis. Ik liep er een oude bekende tegen het lijf, de secretaris van de Moskouse schrijversorganisatie.

"Dat is lang geleden, zeg!" zei hij, terwijl hij me op de schouder sloeg. "Waar heb je al die tijd gezeten? Je hoeft je niet langer thuis gedeisd te houden, je ziet toch wel in wat voor een tijd we leven! We houden binnenkort een algemene vergadering. Zonder agenda, zonder presidium, voor het eerst in het openbaar, openlijk, openhartig. We gaan praten over hoe het verder moet. Kom maar met je ideeën!"

Ik had soms ideeën, zoals ieder mens die natuurlijk soms heeft. En één daarvan was een lang gekoesterd geheim en een tot nu toe onuitvoerbaar idee ... Wat hadden we nu het meest van alles nodig? dacht ik terwijl ik over de met fijne sneeuw bedekte straat liep. Tot bewustzijn komen, bijkomen uit de communistische bewusteloosheid, de herinnering weer tot leven roepen. Zonder het verleden is er geen toekomst. En ons verleden, onze geschiedenis was ons afgenomen en wanstaltig verdraaid. En dat geldt ook voor de literatuur. In de oorlog die het Sovjetregime voerde tegen zijn eigen volk had de schrijver het zwaar te verduren gehad.

Maar de schrijver heeft zijn eigen appeltje met de tijd te schillen. Zijn leven houdt niet op met de fysieke dood. De schrijver leeft zolang hij gelezen wordt. En vanuit dat gezichtspunt zijn velen van de nu florerende literatoren lijken, terwijl sommige doden meer levend zijn dan de levenden. De mensen die omgekomen zijn door de repressie kunnen niet uit de dood herrijzen, maar schrijvers wel. Je moet ze alleen het woord geven. En hun woord, hun manuscripten zijn misschien nog in leven, ingemetseld ergens in geheime bergplaatsen, weggestopt in huisarchieven, onzichtbaar gemaakt voor het boze oog van de KGB en wachten hun tijd af, doen een beroep op ons. "Eeuwig bewaren" en "Strikt geheim" - twee van deze opschriften staan op de dossiers van de vervolgden. Het wordt tijd om "Strikt geheim" door te strepen en om ze werkelijk "eeuwig te bewaren" door ze te publiceren en tot algemeen bezit te maken. Immers alleen dat wat toebehoort aan de openbaarheid zal eeuwig worden bewaard en aan de vergetelheid ontrukt. Het is duidelijk dat een dergelijke zaak niet door één persoon in beweging gezet kan worden. In je eentje neem je de Loebjanka niet in.

Op weg naar huis krabbelde ik een verklaring:



Aan de algemene vergadering van de Moskouse schrijversorganisatie.

Aan de krant "De Moskouse literator" Geachte collega's! Ik wil het volgende voorstel indienen.

Onder het Sovjetregime werden ongeveer tweeduizend schrijvers gearresteerd, van wie er ongeveer vijftienhonderd de vrijheid niet meer mochten meemaken en omkwamen in de gevangenissen en de kampen. Het is voorlopig nog niet mogelijk deze, natuurlijk onvolledige, cijfers te preciseren.

De omstandigheden en sterfdata van deze schrijvers worden doodgezwegen en vervalst, biografieën zitten vol gaten, in encyclopedieën en naslagwerken staan onjuiste gegevens.

En het allerbelangrijkste is dat tijdens de arrestaties van de schrijvers hun manuscripten en archieven gewoonlijk geconfisqueerd werden en in geheime opslagplaatsen terecht kwamen. Er is hoop dat een deel nog intact is: laten we proberen dat te redden' Laten we de zwarte doos openmaken! Juist nu de voorwaarden aanwezig zijn voor de ontwikkeling van de democratie en de glasnost kunnen we geloven dat niet "de dooi", maar de echte lente tot de mogelijkheid behoort. Laten we eindelijk eens kijken of handschriften kunnen verbranden! De doden herrijzen niet, maar wij kunnen en moeten de geestelijke plundering van het volk compenseren.

Ik stel voor in de Schrijvers bond een speciale commissie in te stellen die zich zal bezighouden met deze heilige zaak. De samenstelling van de commissie moet op democratische wijze tot stand komen, via een algemene discussie en stemming.

5 januari 1988


Bij de krant zeiden ze dat mijn verklaring niet geplaatst zou worden - het partijcomité blokkeerde de boel. Ondoelmatig, voorbarig.

De secretaris van het partijcomité Anatoli Nikolajevitsj Zjoekov zat op zijn plaats - moe, afgemat.

"U heeft mijn verklaring?"

"Ja, ja. Gaat u zitten".

Hij pakte mijn verklaring, las die en zuchtte.

"Ziet u, het gaat hierom. Uw idee is goed, maar zal verkeerd begrepen worden. Het zal worden beschouwd als een uitdaging. We zullen het natuurlijk bespreken, niet tijdens de algemene vergadering, maar tijdens het plenum van het bestuur voor uitgeverszaken.

"Waarom tijdens het plenum?" vroeg ik verbaasd. "Dit is niet alleen maar een uitgeverskwestie, het is veel meer. Het gaat om de civiele en artistieke rehabilitatie van vele honderden onderdrukte schrijvers, over het redden van manuscripten, het openen van de geheime archieven."

"U vertrouwt het plenum niet?"

"Nee. Deze commissie moet worden opgericht door iedereen, gezamenlijk, in het openbaar en niet in het kleine kringetje van de overheid. Wat komt daarvan terecht? Staan de gewone schrijvers weer aan de kant? Wat heeft dat te maken met glasnost, democratie?"

"Windt u zich niet zo op", zei Zjoekov op kalmerende toon. "Ik ben niet tegen, ik ben voor. We moeten alles alleen anders doen. Stel, u doet uw voorstel op de vergadering en dan? U laat alleen de lucht trillen. Ik spreek uit ervaring."

Ik begreep dat Zjoekov wellicht gelijk had. Het was een serieuze onderneming en die moest goed voorbereid worden. Je kunt wel stampei maken en het idee inderhaast in stemming brengen, maar wat dan? Zonder "besluit van de partij en de regering" doe je niets.

"Als u tegen het plenum bent", zei Zjoekov tot slot, "laten we dan eens nadenken". "En bent u van plan lang na te denken?"

De voorman van de partij hief de handen ten hemel.

En toen begon het getreuzel.

In januari denkt het partijcomité, in februari, maart het stadscomité, in april, mei, juni het centraal comité. Hoe hoger je komt des te slechter is men in staat te denken. Men was klaarblijkelijk van plan de boel te vertragen. De bedoeling was duidelijk: hij wordt moe, koelt af - en geeft er vervolgens de brui aan.

Zjoekov ontloopt me al, fronst ontevreden, haalt zijn schouders op: wat wil je toch van me, ik heb gedaan wat je vroeg, nu wordt alles daar beslist (hij wijst naar het plafond). Tenslotte geeft hij me de telefoon - bel maar op. Ik bel, leg alles uit- voor de zoveelste keer! Men is verbaasd: wat moeten wij hiermee? Wij zijn de commissie van de afdeling censuur voor het niet langer geheim houden van reeds uitgegeven literatuur en niet van manuscripten. U bent bij ons aan het verkeerde adres.

En nog een keer draaide ik alles vanaf het begin af. En weer leidde het nergens toe. Deze keer was het de commissie voor rehabilitaite van partijleden. Er gaan weken, maanden voorbij en ik ben nog steeds geen stap verder. Een volgende keer krijg ik Zjoekov te pakken in zijn werkkamer. Nu wordt hij boos: "Ik kan me er niet mee bezig houden! Ik zit tot over mijn oren in het werk. Laat de partijleiding maar beslissen."

"Er moet niet voor ons beslist worden. Wij moeten het zelf doen, Anatoli Nikolajevitsj ! Zeg eens eerlijk: wat zit ertussen, wie is er tegen?"

"Niemand, iedereen is er voor."

"Dan is het sabotage. Het is net een rubberen muur - hij lijkt wel mee te geven, maar hoe harder je drukt hoe sterker de terugslag. Als de partijraad zich er niet mee bemoeit dan handel ik naar eigen goeddunken."

"Dat is me schrikken! Interessant, hoe denkt u uw doel te bereiken zonder een besluit van de macht? U woont in een s-t-a-a-t!" schreeuwde de voorman bijna buiten zichzelf. En na een pauze: "Wel, wilt u dat ik voor u de curator van de Schrijversbond in het Centraal Comité bel?"

"Graag."

Zjoekov draait het nummer en zegt na wat begroetingen over en weer: "Sjentalinski is weer hier, met een bijl. Wat zeggen we tegen hem?" En geeft me de hoorn.

"Vitali Aleksandrovitsj," hoorde ik een onverstoorbare stem, "we hebben uw verklaring aan een van de secretarissen van het CC gegeven, aan een lid van het Politburo. Hij is nu op zakenreis in het buitenland. Heb geduld. We zullen u wel bellen."

Thuis bladerde ik de kranten door. Wie van de machtigen dezer wereld trok er aan de touwtjes? Aha, juist - de secretaris van het CC, lid van het Politburo Aleksander Jakovlev. De architect van de perestrojka. Zal dat iets opleveren? Na een week werd ik opgebeld: "We hebben uw voorstel goed bekeken. Prima idee! Het moet zeker uitgewerkt worden. Geeft u ons maar een lijst van vervolgde auteurs. Een niet al te lange om mee te beginnen ...

Het begon te lopen!

Vele dagen later werd ik uitgenodigd bij de secretaris van de Schrijversbond van de USSR Joeri Vertsjenko. Ik ging voor de eerste keer de drempel over van het Opperste Ministerie van Literatuur.

Vertsjenko ziet er ziek uit: bleek en corpulent. Hij rookt voortdurend en wisselt van tijd tot tijd zijn sigaret af met een pilletje. "Een goed idee", zegt Vertsjenko tegen me, "laten we een commissie instellen. Bedenk maar een samenstelling, een werkplan en zo - dan zullen we beginnen. Maar waarom heeft u zich tot de Moskouse organisatie gewend? Niet alleen de Moskovieten hebben geleden onder de onderdrukking, mijn beste - het hele land, alle republieken. De commissie moet een Al-unie commissie zijn! Mee eens?"

Ik was het er mee eens.

Boelat Okoedzjava ondersteunde als een der eersten het idee van de commissie. In zijn gezellige, gastvrije huis kwamen we voor beraad bijeen. Naast de dichter Anatoli Zjigoelin, voormalig gevangene in de Kolyma, kwam ook Oleg Volkov, de patriarch van onze literatuur die zevenentwintig jaar van zijn leven had doorgebracht in kampen en verbanningsoorden. We belden de prozaschrijvers Kamil Ikramov en Joeri Davydov, die ook trieste gevangeniservaringen hadden, en tevens de bekende publicist Joeri Karjakin die, hoewel hij niet achter de tralies had gezeten, wel geleden had onder het regime. We vormden als het ware een initiatiefgroep. We hadden over één ding onze twijfels: zou het lukken om door te dringen tot de geheime archieven van de Loebjanka, was er eigenlijk wel een dialoog mogelijk tussen schrijvers en hen die tot nu toe slechts opzichters en vervolgers waren geweest?

Er rees nog een probleem. Ga nooit op de raad van oneerlijke mensen af... Hoe konden overtuigde democraten, die in de oppositie zaten tegen de officiële lijn van de Schrijversbond, verenigd worden met de leiding van die bond, die bestond uit orthodox communistische functionarissen, zonder wie, dat zal duidelijk zijn, de zaak geen kans maakte? We lieten ons overtuigen door een dichter die zei: "Laten we veronderstellen dat ook zondaars goede dingen doen, het is hun kans zich van hun beste kant te laten zien."

De volgende stap was contact te zoeken met schrijvers uit Leningrad, Siberië en de andere Unierepublieken, zodat het hele land in de commissie vertegenwoordigd zou zijn. Dat lukte. Viktor Astafjev, Gevork Emin, Tsjaboea Amiredzjibi en anderen sloten zich bij ons aan. Dat betekende een forse steun.

Weer ging ik naar Vertsjenko. Tot mijn verbazing was hij inschikkelijk en was hij niet tegen onze samenstelling van de commissie. Hij probeerde er weliswaar een paar opgeblazen figuren in te stoppen, maar ik sputterde tegen. Het lukte me ze eruit te houden.

Terwijl wij dit alles bespraken, zwaaide de deur open en de massieve breedgeschouderde Karpov1 kwam met veel poeha de werkkamer binnen.

"Volodja, precies op tijd!" begroette Vertsjenko hem. "We waren net in bespreking".

En terwijl hij Karpov de essentie van de zaak uitlegde zei hij plotseling tot mijn verbazing: "Volodja, jij moet voorzitter van de commissie worden ... "

"Ja, ja", zei Karpov, "en dan zul je de schrijvers weer horen: moet je zien, Karpov heeft zichzelf alweer in een commissie benoemd. Nee, zo is het wel genoeg!"

"Volodja, je kunt het niet iedereen naar de zin maken. Het is niet zomaar een commissie!", ging Vertsjenko door hem te overreden. "Je bent zelf een voormalig gevangene, je hebt de kaarten in handen. En verder, jij weet hoe je zo'n zaak in beweging moet zetten, we hebben iemand van ons nodig in het bestuur van het CC, een persoonlijkheid! We kunnen niet zonder jou!" En, zich tot mij richtend, knipoogde hij: begrijp je mijn strategie?

Ik begreep het.

Begin december verscheen in de kranten de volgende verklaring:



Namens het secretariaat van het bestuur van de Schrijversbond van de USSR
EIGENDOM VAN HET VOLK

Het secretariaat van het bestuur van de Schrijversbond van de USSR heeft besloten tot het installeren van een Al-unie commissie voor de literaire erfenis van vervolgde en omgekomen schrijvers (voorzitter V.V. Karpov, vice-voorzitters A.V. Zjigoelin en V.A. Sjentalinski)

De inspanningen van de commissie zullen gericht zijn op het opsporen, professioneel analyseren en publiceren van handschriften, documenten, brieven en herinneringen en op het populariseren van het werk van vervolgde en omgekomen schrijvers via de massamedia ... Er moeten de noodzakelijk maatregelen genomen worden om hun herinnering te vereeuwigen en de objectiviteit met betrekking tot elke schrijver te herstellen, verder moet het materiaal gereed gemaakt worden voor een posthume rehabilitatie.

Het secretariaat van het bestuur van de Schrijversbond van de USSR wendt zich tot de sovjetburgers en buitenlandse mogendheden met het verzoek om handschriften, brieven, herinneringen, documenten, foto's - al les wat betrekking heeft op het leven en werk van onschuldig getroffen schrijvers, te sturen naar het volgende adres ...

Nadat het waanzinnige idee was ontstaan, was een heel jaar voorbijgegaan. Nu had het een wettelijke status gekregen binnen de grenzen van de USSR. Hoe had ik kunnen weten dat kort daarop de USSR zou verdwijnen en daarmee ook de Bond van Sovjetschrijvers ...

Babel
Vesjoli
Voronski
Goemiljov
Katajev
Kljoejev
Koltsov
Mandelstam
Pilnjak
Pribloedni
Svjatopolk-Mirski
Florenski
Tsjajanov


Ik stuurde deze tragische lijst - de eerste dertien namen uit het martelaarsboek van onze literatuur - naar het Centraal Comité nadat mijn verzoekschrift daar was terechtgekomen. En terwijl wij de commissie oprichtten, maakte de lijst zijn rondgang door de geheime partij- en staatskanalen. In januari ontving Aleksander Jakovlev van de officier van justitie de volgende brief:



Geheim.

Aan de secretaris van het CC van de CPSU, kameraad A.N. Jakovlev. Geachte Aleksander Nikolajevitsj!

Inzake Uw opdracht tot opsporing en teruggave aan de literatuur van handschriften en brieven van een aantal schrijvers die vervolgd waren in de jaren dertig hebben het Openbaar Ministerie van de USSR samen met de KGB van de USSR het betreffende archiefmateriaal onderzocht en bestudeerd.

We hebben geverifieerd of de schrijvers die op de lijst staan inderdaad onwettig zijn veroordeeld in de jaren dertig. Volgens de beschikbare documenten zijn de tijdens de arrestatie geconfisqueerde correspondentie van Michail Jefimovitsj Koltsov (Fridljand) met de schrijver I.G. Erenburg en ander materiaal op 21 januari 1965 naar het Gorki Instituut voor Wereldliteratuur gestuurd voor permanente bewaring.

Bij de arrestatie van A.K. Voronski en J.P. Ovtsjarenko (Ivan Pribloedni) zijn geen handschriften in beslag genomen.

Het is niet bekend wat er gebeurd is met de persoonlijke notities, handschriften en brieven van I.E. Babel, N.l. Kotsjkoerov (Artjom Vesjoli), l.i. Katajev, D.P. Svjatopolk-Mirski, A.V. Tsjajanov en B.A. Pilnjak (Bogau), die tijdens hun arrestatie in beslag zijn genomen, ondanks zorgvuldig onderzoek en extra controle uitgevoerd door de KGB van de USSR.


De assistent van de officier van justitie deelde me telefonisch mee: "Wij zijn klaar met ons werk. Het is ons tot onze spijt alleen niet gelukt handschriften te vinden ... "

De procureurs en de KGB-ers hadden blijkbaar besloten het zonder ons te doen. Zij hadden de zaak afgesloten om maar niet te hoeven beginnen. Waarom zouden we ze moeten geloven, als ze tot nu toe niets anders gedaan hadden dan ons bedriegen? Ik twijfelde er geen moment aan dat het alleen maar een excuus was, een wens om zich zo snel mogelijk te ontdoen van die vervelende literatoren. We hadden immers nog geen enkel geheim dossier ingekeken. We wisten niets van de omstandigheden waarin de vervolgde schrijvers hun laatste jaren en dagen hadden geleefd. Waarom ze gearresteerd waren, hoe ze het gerechtelijk onderzoek hadden doorstaan, wat hun laatste woorden voor het gerecht waren en hoe en wanneer ze gestorven waren. Sommigen zijn zelfs nu nog niet gerehabiliteerd en worden tot op de dag van vandaag als staatsvijanden beschouwd. Het kon eenvoudig niet dat de handschriften helemaal verdwenen waren - ze hadden bij het proces toch als bewijsstuk, als corpus delicti kunnen dienen van de "misdaad".

Ik viel Karpov aan:

"Het is oplichterij, we worden gewoon bij de neus genomen. Wij moeten ons zelf op de hoogte stellen. Anders zeggen de mensen: die commissie van u is alleen maar een smoes om de archieven gesloten te houden, niet om ze te openen. En dan hebben ze nog gelijk ook!"

Na wat gemopper en gezucht klom Karpov in zijn zwarte limousine en reden we naar het Openbaar Ministerie. Daar werden we ontvangen in de werkkamer van Andrejev, het hoofd van het bureau dat erop toeziet dat alles in de veiligheidsorganen volgens de wet verloopt en kregen we thee aangeboden, maar zodra we over de zaak begonnen hield hij de boot af.

"Het werk is toch al gedaan ... "

Weer kwam ik met mijn argumenten. Andrejev keek me spottend aan en wendde zich tot Karpov: "Vladimir Vasiljevitsj, ik begrijp het niet. .. Als schrijvers een onderwerp zoeken, dan hebben ze er toch zoveel ze willen. En wat voor onderwerpen! Wij hebben bijvoorbeeld onlangs in Brazilië een collaborateur opgespoord, een fascistische beul, die tijdens de oorlog onze partizanen heeft doodgeschoten.

Een prachtthema toch? Wat hebben we nog meer? Er is sensationeel materiaal over Marinesko, die opmerkelijke held van de onderzeeërs. U hebt, geloof ik, al eens over hem geschreven, Vladimir Vasiljevitsj? Wat een fantastisch leven!"

En ze begonnen over Marinesko te praten. Dat ging zo een hele tijd door en Andrejev begon al op zijn horloge te kijken: alles goed en wel, maar men moet maat weten te houden. Als je ze een vinger geeft, nemen ze de hele hand ...

"Laten we weer even ter zake komen", zei ik terwijl ik opstond. "Wanneer kunnen we beginnen?"

Er viel een pijnlijke stilte.

"En hoe stelt u zich dat voor?" zei Andrejev, me van opzij aankijkend. "Ik denk, dat we een werkgroep moeten samenstellen met een medewerker van het Openbaar Ministerie, een medewerker van de KGB en iemand van onze commissie, van de schrijvers. En dan gaan we een voor een de dossiers van de vervolgden bestuderen. En we zullen alles wat historische en literaire waarde heeft publiceren. Een artistieke rehabilitatie. En als er iemand juridisch niet is gerehabiliteerd, dan betekent dat werk voor u."

"Wat zegt u?" vroeg Andrejev. "Een groep van drie mensen? Wat is dat? Weer een trojka?"

"Een anti-trojka!" flapte ik eruit. "De trojka's hebben zonder vorm van proces en gerechtelijke onderzoek mensen doodgeschoten, naar willekeur gehandeld en gewelddaden gepleegd, maar de anti-trojka zal juist het tegenovergestelde doen - namelijk de waarheid en de rechtvaardigheid herstellen ... "

Ze fleurden allemaal op.

"Er is nog een verschil", zei Karpov. "In de trojka zat, behalve de officier van justitie en de tsjekist, een vertegenwoordiger van de partijleiding, maar in de anti- trojka zit in plaats van hem een schrijver." "En zo moet het ook!" Ik voelde dat het er nu op aan kwam en benadrukte:

"Ja, een vertegenwoordiger uit het maatschappelijk leven en als het over literatuur gaat moet het een schrijver zijn". En ik voegde er demagogisch aan toe: "Dat is pas perestrojka!"

"En welke schrijver had u op het oog?" vroeg Andrejev weer.

"Laat Sjentalinski dat maar doen", begon Karpov te lachen, terwijl hij naar me wees. "Voor elk initiatief moet je gestraft worden."

"Stel een officiële brief op, dan zullen wij die grondig bestuderen", rondde Andrejev het gesprek af.

De hele terugweg plaagde Karpov mij: "Wie zaait, zal oogsten". Maar daarna beloofde hij: "Nou vooruit, ik sta achter je. Ik zal het in de hogere regionen bespreken. Je hoeft niet alleen te vechten, mijn jongen."

Hij begon er zo te zien zin in te krijgen.

Maar een jongen voelde ik me bepaald niet, eerder het tegenovergestelde. Ik voelde me bezoedeld.

Wat viel er aan te tonen? vroeg ik me bij mezelf af. Waarom trok ik me dat meer aan dan zij? Zij hadden zich er al veel langer mee bezig moeten houden, en niet uit enthousiasme, maar uit plicht, ambtshalve! En dit is nog maar het begin en wij zijn nog niet één keer de drempel van de Loebjanka overgestapt en hebben nog niet één van zijn bewoners ontmoet... Nee, ik wilde helemaal geen waaghals en koploper zijn! Waarom zou je moeten vragen, de drempel platlopen, steun zoeken in zogenaamde "hogere regionen"? Wat is dat eigenlijk vernederend!

Alles goed en wel, zei een andere stem. Maar wat had je dan gedacht? Je bent toch in contact getreden met de regering! Zo zijn de spelregels nu eenmaal. Als je niet wilt, doe het dan niet, verdwijn van het toneel, ga terug naar je rustige eenzaamheid, naar je kelder ... Maar nu je eenmaal begonnen bent, mopper dan niet en hou vol. Beschouw het ook als een deel van jouw zaak, het onaangenaamste deel wellicht ... En bedenk verder voor wie je je inspant. Wat heb jij nou meegemaakt in vergelijking met wat hun ten deel is gevallen?

En we krijgen bezoek.

De ene keer hielp pressie op het Openbaar Ministerie, dan weer was het Aleksander Jakovlev, dan weer een ander lid van het Politburo, met wie Karpov, zoals hij me in vertrouwen vertelde, ergens in een datsja of een sanatorium een onderhoud had. Hoe het ook zij, namens de Loebjanka kwam een gedistingeerd, vlot, vrolijk tweetal naar de Schrijvers bond: generaal Stroenin, chef van het persbureau van de KGB en kolonel Krajoesjkin van de archiefafdeling.

Na de gebruikelijke grapjes en kwinkslagen als ouverture tot het abstracte onderwerp kwamen we ter zake.

"Hier hebben we Anatoli Krajoesjkin - hij is de man die u nodig heeft", zei Stroenin. "Hij zal zich met deze zaak bezig houden. U boft maar weer." "Wij hebben al wat vooronderzoek gedaan in ons archief', begon Krajoesjkin. "We hebben het een en ander aan de hoofdafdeling van het archief gegeven. U kunt zich op de hoogte stellen van dit materiaal." En na een korte pauze zegt hij tot onze verrassing: "We hebben bijvoorbeeld het dagboek van Michail Boelgakov ontdekt en een essay van Andrej Bjely ... " Hij zwijgt bescheiden.

Doodse stilte.

"Noch Boelgakov, noch Bjely hebben terecht gestaan. Hoe zijn hun papieren in de Loebjanka terechtgekomen?"

"Nou ja ... op verschillende manieren, laten we er niet over uitweiden ... Het is alleen van belang dat ze bewaard zijn gebleven."

"Ja, het is belangrijk dat ze bewaard zijn gebleven, dat dit materiaal is gered. Natuurlijk zullen we het bekijken en de publicatie voorbereiden. Maar wat gebeurt er met de lijst, met het dossier van de vervolgden?"

"Dat ligt ingewikkelder", zegt Krajoesjkin. "Op de onderzoekdossiers staat het stempel 'Geheim' of 'Strikt Geheim'. We mogen die niet aan particulieren laten zien - dat is nu eenmaal de wet!"

"Sinds wanneer zijn wij particulieren? Wij zijn een officiële openbare commissie en organisatie! Wat moeten we nu doen?"

"U hoeft niets te doen, het extra werk is voor ons. Laten we nadenken. We vinden wel een oplossing. Laten we eerst zelf kijken wat er in de dossiers zit- het is immers al een tijdje geleden. Enkele generaties medewerkers hebben elkaar sinds die vreselijke tijden opgevolgd. Tussen twee haakjes, wij hebben ook heel wat offers gebracht, de repressie is ook de tsjekisten niet bespaard gebleven. Uw lijst ligt hier voor me. Met wie beginnen we? Op alfabet- met Babel? Goed? Noteer het telefoonnummer..."

De zaak leek nu eindelijk in beweging te komen. We kregen een kopie van het buitengewoon interessante dagboek van Michail Boelgakov en maakten het klaar voor publicatie. Maar de euforie over de ontmoeting met de KGB-ers nam geleidelijk af.

Ik belde regelmatig naar de Loebjanka.

"Belt u over een maand nog maar eens ... "

"Wij bestuderen de zaak. U begrijpt toch wel dat het even duurt, we hebben het verschrikkelijk druk ... "

"Wilt u ons alstublieft niet zo onder druk zetten ... "

"Krajoesjkin is op zakenreis "

"Krajoesjkin is op vakantie "

Er gingen maanden voorbij. De commissie was aan het werk. Sinds haar oprichting bekend was gemaakt werden we bedolven onder brieven en pakjes. Mensen stuurden en brachten ons gedichten, proza, herinneringen, documenten, foto's en tekeningen. Ze kwamen uit andere steden om ons te geven wat ze geschreven hadden en tientallen jaren verborgen hadden gehouden, huiszoekingen en arrestaties riskerend. Er zat eigen werk bij en werk van anderen, dat in bewaring was gegeven en toevallig nog intact was, van bekende, minder bekende en totaal onbekende schrijvers. Een oude man kwam helemaal uit Siberië om ons zijn gevangenisdagboek te brengen. Hij vertrouwde de post niet, had overnacht op het station (in Moskou kende hij niemand) en 's morgens verscheen hij bij de commissie en overhandigde zijn schriften.

"Hier, pak aan en laat het drukken! Ik geloof dat de tijd nu rijp is ... "

We werden gehoord! Ook door hen die ons beschouwden als hun vijanden en die zelf hadden deelgenomen aan de repressie of die vergoelijkte. Anna Achmatova zei in de tijd van de eerste dooi al: "Nu komen de arrestanten terug en twee Ruslanden kijken elkaar in de ogen: de een die gevangen zet en de ander die gevangen zat." En zij, deze twee Rus landen, keken elkaar misschien nog wel vastbeslotener en onverzoenlijker in de ogen dan vroeger.

De beulen en verklikkers bewogen zich doodkalm temidden van ons, in tegenstelling tot hun slachtoffers gezegend met een hoge ouderdom en gezondheid (het regime had ze altijd extra gevoed) en wachtten het verloop van de perestrojka af in hun welvarende woningen en datsja's in de hoop dat er spoedig een eind aan zou komen.

Zulke mensen had je ook onder de schrijvers. Het was duidelijk waar ze bang voor waren: als de archieven van de Loebjanka opengaan, zouden hun namen opduiken en iedereen zou lezen hoeveel het verklikken hen had opgeleverd. Maar er waren er nog meer die gewoon uit overtuiging ons initiatief niet steunden - de bikkelharde, onverbeterlijke stalinisten.

In januari en maart hielden we commissievergaderingen, waar mensen uit het hele land naar toe kwamen. Er werd heftig gediscussieerd. Overal, van de Baltische landen tot de Stille Oceaan bleken er enthousiaste mensen te zijn, die de herinnering aan de tragische periode van de geschiedenis van onze literatuur zorgvuldig hadden bewaard.

Ondertussen had ook het derde lid van de anti-trojka, naast Krajoesjkin en mij, officier van justitie Aleksander Valoejski zich bij het werk aangesloten. Hij kondigde de rehabilitatie aan van de geleerde en schrijver Aleksander Tsjajanov en van de dichter Osip Mandelstam en spoorde binnen zijn branche materiaal op over het lot van Babel.

Maar binnen de KGB bleef alles hetzelfde. Een blinde muur. Ik raadde naar de oorzaak: ze zullen me ongetwijfeld controleren voordat ze me tot de archieven toelaten, maar hoe lang zal dat duren en wat voor compromitterend materiaal kunnen ze vinden? Er was echter eerder iets anders aan de hand: de politieke situatie in het land veranderde drastisch, het democratisch proces werd onderbroken, de conservatieven namen revanche. Gorbatsjov zwenkte van de ene naar de andere groep en probeerde het evenwicht te bewaren en het onverenigbare te verenigen. De afloop was niet te voorspellen. En alle schommelingen van de politieke barometer hadden invloed op onze zaak: als de perestrojka doodbloedde, dan zouden we de archieven van de Loebjanka nooit te zien krijgen! Maar we konden toch niet tot in het oneindige te wachten!

Tijdens een van de telefoongesprekken met Krajoesjkin kon ik me, tot het uiterste getergd, niet meer inhouden: "Anatoli Afanasevitsj, begrijp het dan toch eindelijk: we vragen u ons terug te geven wat niet van u is, wat van het volk is gestolen door uw voorgangers!"

Nu hield Krajoesjkin zich niet meer in: "Nou, als u zo begint, over welk gemeenschappelijk werk kan er hier sprake zijn?" En hij gooide de hoorn op de haak.

Weer een mislukking. Zo'n gevoel of je een labyrint binnendringt en dan blijft staan terwijl je niet weet of je voor- of achteruit moet...



De Loebjanka, voormalige gevangenis. Bron

Namens de Schrijversbond stelde ik een brief op aan de voorzitter van de KGB, Krjoetsjkov - hij had zich in die tijd in talrijke interviews uitgesproken voor de glasnost. In de brief stond dat om onduidelijke redenen de medewerkers van de KGB niet tegemoet wilden komen aan de vragen en eisen van de schrijvers en niet met ons achter één tafel wilden plaatsnemen, dat de commissie van de Schrijvers bond een professioneel orgaan was waaraan het archiefmateriaal kon worden overgedragen zonder enig gevaar voor verdraaiing en provocatie ... Dat wij geen enkele overtuigende reden zagen voor verder uitstel van een zaak die zo belangrijk is voor de literatuur en de samenleving.

Karpov weigerde de brief te ondertekenen: het is een demarche, we kunnen beter bellen.

"Bel dan nu meteen!"

Na een lange woordenwisseling draaide hij toch het nummer van de "directe lijn", de speciale, rechtstreekse lijn die zijn werkkamer verbindt met de opperste macht, met inbegrip van de KGB. De plaatsvervanger van Krjoetsjkov kwam aan de telefoon. Ze spraken met elkaar, maar uit de toon van Karpov begreep ik dat er niets te verwachten viel.

Die zomer ging ik met een vriend naar de Solovki - een eilandengroep in de Witte Zee, waar het eerste sovjetconcentratiekamp was ondergebracht - en op de plek waar de GOELAG was begonnen besloten we dat we een protestbrief moesten publiceren: het werk van de commissie wordt gesaboteerd, de KGB heeft onze zuurstof afgesloten!

"In geen geval! Met zo'n plotselinge aanval maak je de Loebjanka niet bang, maar zul je ze alleen maar afschrikken en alles bederven," zei Joeri Karjakin, met wie ik de verklaring besprak. "Je moet gewoon doorgaan. Druk uitoefenen ... En ik kan me van mijn kant aansluiten als volksvertegenwoordiger en de kwestie in het congres aan de orde stellen."

Vlak na dit gesprek - het was al augustus - belde Krajoesjkin: "Kom maar langs. Het materiaal is klaar."

Een klein kamertje op de tweede verdieping van de Ljoebanka. Witte rolgordijntjes verbergen de straat. Op de tafel ligt een dikke gelige map. Krajoesjkin glimlacht: "Volgens mij bent u de eerste schrijver die hier uit vrije wil komt." Ik glimlachte als antwoord: ik dacht precies hetzelfde.

Hij overhandigde me een foto en enkele getikte velletjes papier. "Een foto van Babel uit het onderzoekrapport en de essentie van zijn zaak."

Ik bladerde het door. Een mager uittreksel uit het dossier, in hoofdzaak algemeen bekende feiten, biografische gegevens.

"Ik mag deze documenten toch wel even houden? Al was het maar een paar "Nee."

"Zijn ze soms staatsgeheim?"

"Nou nee, er is hier geen sprake van geheim, net zomin als bij de meeste andere van dergelijke gevallen. Maar er zijn wel zuiver ambtelijke geheimen, die onze regering niet graag aan de grote klok wil hangen."

"Zoals?"

"Nou, het nummer van die onderzoekzaken bij voorbeeld, de namen van de rechters van instructie, rapporten van informanten ... "

"Waarom moet dat nu verzwegen worden?"

"Ziet u dit stempel?", begon K.rajoesjkin op gang te komen.": Strikt geheim'. Laat de Opperste Sovjet en de regering de regels maar herzien en onze boeien losmaken. U wilt ons toch niet de wet laten overtreden of ons tot een misdrijf aanzetten?" "Dus ik mag niet eens zeggen, dat ik het dossier van Babel in handen heb gehad!" Weer glimlacht hij en reikt me de map aan.

"Houdt u het maar even vast..."

Bij het Openbaar Ministerie had ik meer geluk. Valoejski had "Uitvoering toezicht nr. 3904-39" op Babel opgespoord - zulke dossiers kwamen terecht bij de uitvoerende organen van het Openbaar Ministerie. Voordat hij het dossier liet zien - ook hier prijkte het stempel "Geheim" op - vroeg Valoejski: "En hebben ze je bij de Loebjanka binnengelaten?"

"Ja", antwoordde ik en dacht bij mezelf: wel binnengelaten, maar niet toegelaten. "En u heeft de zaak Babel gezien?"

"Jazeker", antwoordde ik stellig zonder met mijn ogen te knipperen.

Ik ging geheel op in de inhoud van de map. Hij bleek onvergelijkelijk veel interessanter dan de lijstjes die ik bij de KGB had gekregen: in de eerste plaats zaten er kopieën in van enkele dokumenten uit de onderzoekzaak nr. 419 van Babel, maar het interessantste waren zijn met de hand geschreven verklaringen voor het Openbaar Ministerie vlak voor zijn ondergang.

Kort hierna verscheen dit materiaal in de Ogonjok, er werd een nieuwe vaste rubriek voor geopend, "Eeuwig bewaren". En ik gaf ze alles: het nummer van de zaak, de namen van de rechters van instructie en de rapporten van de verklikkers. Ik wachtte gespannen de reactie van de Loebjanka op deze eerste publicatie af: wat zouden ze zeggen als ze in de krant lazen wat ze verborgen hadden gehouden? De reactie liet niet lang op zich wachten.

Krajoesjkin was somber: "Waar heeft u dat materiaal vandaan? Het Openbaar Ministerie? Dat dacht ik al. Ze willen met u praten in onze persgroep. Kom daarna even bij mij langs."

In de kamer van Stroenin zaten enkele mij onbekende mensen.

"We hebben er niets op tegen om de archieven te openen", zei een van hen, "maar laten we één ding afspreken: er zijn dingen die niets te maken hebben met literatuur, maar alleen onze competentie betreffen. Nu bent u begonnen zich op de hoogte te stellen van de rechtszaken. U krijgt rapporten van de informanten onder ogen - het is nergens goed voor die te publiceren, maar als u citeert, zeg dan gewoon 'De NKVD kwam te weten', hoe - dat doet er niet toe ... Wat moet u met die informanten?"

"Het volk moet zijn verklikkers kennen", schoot me een zin te binnen, maar ik zei hardop: "Wat kan het u schelen? Die geschiedenis is toch al vijftig jaar oud? Krijgen we weer censuur en halve waarheden?"

Mijn gesprekspartners zwegen.

"We rekenen allemaal op uw correctheid en discretie", zeiden ze tegen mij ten afscheid. "Laat u ons zien wat u schrijft?"

"Waarom? Als het gedrukt wordt, geef ik het met genoegen, zo niet dan ... ", en ik hief mijn handen ten hemel.

Ik begreep dat ze mijn publicatie slikten, zich erbij neerlegden, maar toch besloten hadden profilactisch te werk te gaan.

De wetten verouderden, werden anachronistisch, maar bleven het leven in hun boeien gekluisterd houden. De verstandige mensen in de KGB begrijpen dat, en als mensen met epauletten moeten ze zich onderwerpen, kunnen ze de wet niet ontduiken. Als andere handen dat doen kunnen zij hun eigen handen wassen. De zaak Babel lag weer op tafel. Eindelijk maakte ik hem open.

"Waar moet ik u opsluiten?" vroeg Krajoesjkin.

We wisselden een blik en barstten in lachen uit...

Toen ik op de laatste bladzijde was gekomen, zag ik op de achterkaft een opgeplakte envelop met het opschrift: "Eigenhandige getuigenverklaring van Babel".

De envelop was leeg.

Er ging geruime tijd voorbij voor de papieren op weer hun plaats waren. En nu kan ik de waarheid vertellen over de laatste dagen van het leven van Isaak Babel.


Vertaling Saskia de Ruijter.






1 De toenmalige voorzitter van de Schrijversbond.



<   

TSL 20

   >