Kees Mercks


Praags dagboek




Zondag, 17 december 1989
Precies een maand na het begin van alles de grens bij Rozvadov per auto gepasseerd. Kunnen nog steeds onze ogen niet geloven wanneer we juist dáár, daar waar vroeger de rode strengheid heerste, de lachende kop van Havel op affiches zien.



'Creativiteit van het volk tijdens de omwenteling in
december'. Foto Kees Mercks

Maandag de 18e
Twee brieven bezorgd bij Ondra. Die is zo verrukt dat hij me meteen meesleurt in zijn VW-bus, op naar het Burgerforum (OF)! Aan zijn antenne wappert een 'tricolore', onderweg bekent hij echter ook democraat van het laatste uur te zijn. In de Národní stopt hij en laat de plek zien waar 'het' is gebeurd, het 'massacre' van 17 november, aangericht door de 'rode baretten', maar waarvan niemand weet hoeveel doden en gewonden er precies waren. De galerij met bloedsporen is veranderd in een soort straataltaar, vol kaarsen, bloemen, linten en opschriften. Devoot houden passanten er even halt.

Pijnlijke stilte temidden van het straattumult. In de Nederlandse pers is de cruciale rol die de studenten hebben gespeeld bij deze 'fluwelen revolutie' te weinig benadrukt. Het was hun demonstratie die uiteengeknuppeld werd, zij waren de eersten die staakten en de anderen tot staking opriepen, zij fourneerden het meteen de 19e al opgerichte OF met ideeën, met name dat van de Algemene Staking op 27 november, zij waren het die de acteurs optrommelden om de revolutie ook buiten Praag bekend te maken, toen radio, tv en kranten het nog lieten afweten, zij waren het ook die samen met de acteurs naar de fabrieken trokken om de arbeiders over te halen mee te doen aan die Algemene Staking, die de morele nekslag voor het communistische regime zou betekenen.



'De anti-terreur brigade rukt op', foto Kees Mercks

Van de plek des onheils naar het OF even verderop. Gezellige puinhoop, overal affiches met Havels gezicht. Doorverwezen naar het zenuwcentrum van OF in Aurora, op de hoek van het Wenceslasplein. Voor het gebouw staat een menigte. Waar wacht men op? Mijn Tsjech sleurt me dwars door alles en iedereen mee naar binnen. Met de brief als visitekaartje worden we verder toegelaten. Hectische puinhoop, iedereen 'oopt gestresst rond, niemand heeft tijd.

Dan gaat boven opeens een deur open en dringt zich een groepje mensen de gang op. In hun midden Václav Havel, in eigen persoon! Naast hem herken ik zijn broer Ivan. Ik sta perplex, maar mijn gids in dit labyrint weet de aandacht van de aanstaande president te trekken. We schudden elkaar de hand en stamelen enkele beleefdheidsfrasen. Als ik hem zo zie, lijkbleek, vermoeid, opgeschminkt en omringd door zijn naasten, moet ik onwillekeurig aan Largo desolato denken, zijn toneelstuk dat ik samen met Sjoerd de Jong heb vertaald. Daarin was hij nolens volens door zijn omgeving tot dissidentenleider gebombardeerd om vervolgens door diezelfde omgeving onderuit gehaald te worden, nu wacht hem het presidentschap dat hij eigenlijk zelf niet ambieert. Maar juist hij is via Charta 77 de voorman van het alternatieve Tsjechoslowakije geworden en door zijn inspiratie bij de filosofen Patocka en Masaryk de schakel met het verleden dat nu weer in al zijn actualiteit is herleefd. En alom dwingt hij - zelfs bij de grootste sceptici (bijvoorbeeld Kundera) - groot respect af door zijn optreden. Niemand die nu aan hem kan tippen. Thuis op Klárov beluister ik Havels eerste tvtoespraak, die ik op een bandje kreeg. Eigenlijk zijn eerste kans om zich aan den volke te presenteren. Inderdaad: voortreffelijk gedaan.

Dinsdag de 19e
Voor vanmiddag is er een grote demonstratie aangekondigd om de kandidatuur van Havel te ondersteunen. Het Federale Parlement zal zich over de zaak buigen hoe de president gekozen zal worden. Buiten wordt brood met zout uitgereikt, de bekende Slavische symbolen. Langzaam loop hetWenceslasplein vol. Van het Federale Parlement keren mensen terug omdat er weinig te 'beleven' is. Ondanks de drukte wordt rekening gehouden met mensen die minder goed ter been zijn en met moeders met kinderwagens.

Er heerst een vrolijke stemming. De mensen zien er gelukkig uit. Er is humor op straat, op spandoeken die worden meegenomen of meterslange doeken die aan de huizen zijn bevestigd op de kop van het Wenceslasplein. De H. Wenceslas zelf, te paard gezeten en omringd door een viertal nationale heiligen, houdt de nationale driekleur in zijn bronzen arm. Op de achtergrond torent het Nationaal Museum omhoog, met daarop een metersgroot doek met het nationale wapen, de dubbelgestaarte leeuw, met daaronder de aanbeveling om Havel tot president te kiezen. Een jazzbandje op een vrachtwagen komt de feestvreugde verhogen.

Mannen verkleed als 'ridders van Blanik', de redders van de Tsjechen uit een oude legende, trekken voorbij. Op een andere plaats mengen zich studenten verkleed als anti-terreurbrigade wat nerveus-lacherig tussen de mensen. Erg leuk vindt men dit niet. Zwarte humor. Ongein. Net als dat mopje dat de ronde doet: Zo'n Tsjechische ME'er komt bij een viskraam op straat om een kerstkarper te kopen. De visboer vraagt: Wilt u 'm levend of doodgeknuppeld? 's Avonds met vrienden naar concert 'Voor bedreigde soorten achter tralies' (= politieke gevangenen) geweest. In Lucerna, het activiteitencentrum dat ooit door Ravels opa werd gebouwd en geëxploiteerd. Het is er bomvol en stikheet. Onze plaatsen blijken door de tv-ploeg bezet, dus moesten we uitwijken naar een plekje boven het podium. Onderweg kregen we zuiver water, een appel, brood met zout, een stukje prikkeldraad, een ijzervijltje of een kiezel aangeboden door meisjes in geïmproviseerde folkloristische kleding. De stemming in de zaal is opperbest. Na elke toespeling op de actualiteit luid applaus en gejoel. De muzikale troeven zijn: Karel Kryl, beroemd van 1968/69, daarna naar West-Duitsland uitgeweken en nu weer even terug; Vladimir Merta, ster uit de jaren zeventig die nooit is weggeweest, maar wiens teksten nu duidelijk aan concrete scherpte hebben gewonnen; Jaroslav Hutka, 'onze' Hutka, die in Nederland maar niet kon slagen met zijn chansons, blijkt daar nog steeds ongelooflijk populair te zijn: men zingt mee, vraagt uit de zaal om bepaalde nummers en - opvallend - ook jongeren die nog te jong zijn om hem nog van toen (1969/70) te kennen; en als absolute topper Marta Kubišová, zij die met liedjes als Modlitba (= gebed) en Rekviem de nationale rouw vertolkte na de inval in augustus 1968, het einde van de Praagse Lente. Ook haar komt de eer toe dat ze ginds is gebleven en sindsdien nooit meer heeft willen optreden, hetgeen haar een grandeur verleent van martelares.1



Václav Havel en Alexander Dubček, Laterna Magica,
1989. Bron

In de pauze verschijnt recht tegenover ons op het erebalkon Václav Havel met gevolg om in 'zijn' Lucerna 'zijn' sterren en 'zijn' publiek een groet te brengen. Hij stelt het team medewerkers dat hem ondersteunt aan ons voor. Onder hen de schrijfster en astrale beschermengel Eda Kriseová, de dichter-musicus Ivan Jirous - net uit de gevangenis en nu in zwart cowboykostuum, de rockmusicus Michal Kocáb, die misschien wel juist als rocker meedogenloos hard aan de ronde-tafeldiscussies met de communisten heeft onderhandeld, en de filmscenarioschrijver Jiři Křižan, van wie ik ooit nog een alleraardigste korte roman heb vertaald (Exercities, 1976) die hij destijds onder uitdrukkelijk pseudoniem (Jan Beran) had geschreven. Ik kan mijn oren en ogen niet geloven... Ten slotte vergeet Havel niet om ook Kubisová bij te zetten in de heldenrij, hetgeen mij op de gedachte brengt dat als Havel president wordt, Kubisová toch zeker koningin zou moeten worden... Voor het concert Ludvik Vaculik gebeld: of hij zijn stukje voor het NRC Handelsblad al afhad. Dat bleek het geval en ik mag het de volgende morgen om 9 uur op komen halen.

Woensdag de 20ste
Vaculík ken ik al zo'n vijftien jaar, besef ik hobbelend in de tram. Sinds ik zijn eerste 'verboden' boek (Guinese biggetjes) vertaalde. De laatste tijd was ik hem een beetje uit het oog verloren omdat ik met zoveel andere dingen bezig was. Nu dus een weerzien na jaren. Enigszins nerveus de trappen beklommen. Op de gangen is het schemerdonker en ik heb (natuurlijk) mijn leesbril niet bij me. Klokslag negen uur toch de deur gevonden en aangebeld. Na enig gestommel zwaait de deur open, moment suprême, daar staat dan de grijzende eminentie van de Tsjechische samizdat grijnzend voor me: in 'trenýrky' (Oosteuropese versie van boxershorts)... Hadden we niet om half tien afgesproken? Enfin, kom verder, als het je niet hindert.

In zijn ruime werkkamer met enorm bureau en overal moderne schilderijen aan de wand krijgen we van mevrouw Vaculik ontbijt met koffie en praten we wat bij. Hij toont zich bezorgd over de politieke situatie van het moment die zeer onzeker is, nu in feite ook premier Adamec heeft afgedaan. Vaculík koestert sympathie voor hem omdat hij het historische gebaar naar de dissidenten, met name Havel, heeft gemaakt. Maar op de Letná-vlakte, waar menigeen zijn speech mocht houden, was hij onderuit gegaan door te veel nadruk op de communistische partij te leggen. Ook voor Dubček was Letná een soort Golgotha geworden. En Vaculik zelf? Hij had niet mogen spreken. Men was bang geweest voor zijn bijtende humor, voor ressentiment ten aanzien van al die kersverse democraten, die twintig jaar hun mond hadden gehouden.2 En de literatuur? Bleek wel hier en daar aanwezig te zijn geweest bij besprekingen over een nieuw schrijvers(vak)bond, maarmeer als waarnemer dan als toekomstig bestuurslid. Wil liever aan de zijlijn blijven staan om zijn kritische houding te kunnen continueren. 's Avonds zijn stuk, 'Midden-Europa voor Hollanders', naar de NRC-redactie doorgebeld. Ik ga me al een beetje journalist voelen.

Donderdag de 21ste
's Morgens vroeg een kop koffie met een ex-journalist van de NRC in het stijlvolle restaurant van Obecní dům, dat op een steenworp van zijn hotel 'Parijs' ligt, waarvan ik een foto neem omdat het een prominente rol speelt in het nieuwe boek van Bohumil Hrabal dat ik aan het vertalen ben (Ik heb de Engelse koning bediend). Over Hrabal, wiens werk wel de afgelopen tien jaar ook 'officieel' - zij het vaak gemutileerd - verscheen, gaat de mare dat hij bij de nog steeds stakende studenten op bezoek is geweest en daar uit pure bewondering voor hun historische rol - met bankbiljetten heeft gestrooid.

's Middags naar de Karelsuniversiteit, waar een lezing zal zijn van good old Eduard Goldstücker. De Karelsuniversiteit doet een (heel klein) beetje aan het Amsterdamse Maagdenhuis ten tijde van zijn bezetting denken. Stakende studenten houden in de hal de wacht en laten alleen sympathisanten binnen. De anders zo kille hal is nu versierd met slingers, foto's, aanplakbiljetten. De Lenin-buste tegen de achterwand op de eerste verdieping blijkt vervangen door de kop van Masaryk. In de gangen en in het trappenhuis overal opschriften, slingers, jazelfs een complete wandschildering. Hier en daar het kleurenaffiche met 'Have! president' of 'Have! naar de Burcht' (= na Hrad).

Goldstücker, van oorsprong een germanist die zich in het begin van de jaren zestig verdienstelijk heeft gemaakt met de organisatie van een Kafka-conferentie (!), een van de symptomen van de beginnende liberalisering toendertijd, is in 1968 na een bestuurlijke carrière aan de universiteit voorzitter van de Schrijversbond geweest. Na de inval week hij uit naar Engeland. En nu dus weer even terug.

In de collegezaal, waar de lezing zal worden gehouden, is het weer bomvol en stikheet. Dan verschijnt de inmiddels zesenzeventigjarige. Hij maakt een zelfverzekerde en vitale indruk. Zichtbaar blij om daar , na zoveel jaren, weer eens achter de katheder te staan. Beheerst ook nog steeds de retorica van de bijbehorende gesticulatie. Ziet als redding voor het voortbestaan van een onafhankelijk Midden-Europa een hechte samenwerking tussen de kleinere landen en een krachtige economische impuls van de verenigde Duitslanden. Als hij na een landurige ovatie weer de zaal verlaat, maar juist vlak bij mij in het gedrang blijft steken, deel ik hem mijn angst voor een dergelijk concept mee, als bewoner van een ander klein land, maar dan ten Westen van een der Duitslanden. Hij mompelt iets van 'onvermijdelijk' en verdwijnt dan in de massa.

's Avonds bij restaurant 'U Schnellů' komt de kelner vertellen wat hij zoëven in de keuken op het nieuws heeft gehoord. Ook dit is op zich ongekend. Het nieuws zelf, dat er in Roemenië waarschijnlijk wel duizenden doden te betreuren zouden zijn, bezorgt ons koude rillingen. De feestvreugde getemperd.

Vrijdag de 22ste
's Morgens in grote haast naar Bureau Buitenland van de Karelsuniversiteit om een relatiegeschenk van de UvA te overhandigen. De secretaresse vraagt of ik niet op kameraadingenieur wil wachten, het hoofd van de afdeling. Ik heb geen zin en geen tijd, want moet stipt om één uur bij Ivan Klíma zijn, ook een schrijver die ik heb vertaald en al zo'n vijftien jaar ken. De secretaresse doet verbaasd en ik druk haar op het hart dat dit geschenk (een aantal beurzen) bij de juiste mensen terecht dient te komen.



Ivan Klíma in zijn werkkamer, foto Kees Mercks

Om één uur bij Klíma aangebeld. Als hij opendoet is juist het nieuws bezig. Ceausescu zou gevallen zijn! We kunnen onze oren niet geloven, maar ook nu wordt de aanvankelijke feestvreugde weer getemperd door berichten over vele doden en voortdurende strijd in verschillende steden in het land.

In zijn werkkamer zetten we het gesprek voort dat herhaaldelijk wordt onderbroken door de telefoon. Eigenlijk komt er van een serieus gesprek weinig terecht. Wat ik te weten kom, wist ik grotendeels al uit de pers, met name uit Kmen (=stam), de naam van het vroegere (een week geleden nog!) orgaan van de Schrijversbond. Klíma is druk doende met de oprichting van een schrijversvakbond, 'Obec' (=gemeenschap). Klíma voelt niets voor samenwerking met de oude Schrijversbond, in verband met die twintig jaar van enerzijds censuur en onderdrukking van 'dissidenten' en anderzijds kritiekloos nepotisme in eigen gelederen. Ook niet met Kmen, dat nu wel heel progressief doet, maar dat nog veel mensen van de oude stempel herbergt. Toch had hij na twintig jaar een verhaal erin gepubliceerd gekregen. Maar je moest niet vragen hoe moeizaam de onderhandelingen waren geweest. Ook de paleisrevolutie die er daar in de redactie had plaatsgevonden, kon moeilijk bepaalde indrukken uit het recente verleden wegwissen.

Dan is het weer tijd. Ik maak haastig en een beetje gegeneerd een paar foto's van hem. Daarna rijden we in zijn auto door het zonovergoten Praag richting stad. Links, aan de overzijde van de Moldau, verrijst half in dunne nevelen gehuld de Burcht, de presidentiële residentie. Voor ons rijdt een taxi met die kleurenaffiche van Havel tegen de achterruit geplakt: 'Havel na Hrad'.

Als ik uitstap vertel ik Klíma nog gauw de Nederlandse titel van zijn Má veselá jitra die ik samen met de uitgever had bedacht: 'Een vrolijk weekje Praag'. Ik besef dat de titel beter past bij mijn verblijf nu in Praag dan bij Klima's verhalenbundel over het leven in het nog reële socialisme...




1 Zie ook OOR, 2 en 3/1990.
2 Zie ook Elsevier, maart 1990.



TSL 7

>