Vasili Grossman
Leven en lot (fragment)
Hoofdstuk 70 / Deel 1.
Van het werk teruggekeerd hield majoor Jerzjov halt bij de brits
van Mostovskoj en zei:
'De Amerikaan hoorde via de radio dat onze afweer bij Stalingrad
de plannen van de Duitsers in de war stuurt.'
Hij fronste zijn voorhoofd en voegde eraan toe:
'O ja, en nog een bericht uit Moskou over de liquidatie van de
Komintern of iets dergelijks.'
'Wat nu, bent u gek geworden?' vroeg Mostovskoj terwijl hij in
de verstandige ogen van Jerzjov keek, die leken op koud troebel
lentewater.
'Misschien heeft die Amerikaan zich vergist,' zei Jerzjov en begon met zijn nagels op zijn borst te krabben.
'Misschien is het andersom en heeft de Komintern zich uitgebreid.'
Mostovskoj kende in zijn leven vele mensen die als het ware een
membraan werden, verwoorders van idealen, hartstochten en gedachten
van een hele gemeenschap. Het leek of deze mensen nooit
een serieuze gebeurtenis in Rusland ontging. Zo'n verwoorder
van gedachten en idealen van de kampgemeenschap was Jerzjov.
Maar het gerucht over de liquidatie van de Komintern was in het
geheel niet interessant voor dit kampgeweten.
Brigadecommissaris Osipov, die het politieke onderricht van
een grote operationele eenheid had geleid, was ook onverschillig
voor het nieuws.
Osipov zei:
'Generaal Goedz heeft me het volgende meegedeeld: door die internationale
opvoeding van jullie, kameraad commissaris, begon de
overloperij, het volk had in patriottische geest opgevoed moeten
worden, in de Russische geest.'
'Hoe is dat dan - voor God, tsaar en vaderland?' grijnsde Mostovskoj.
'Inderdaad, allemaal onzin,' zei Osipov en geeuwde zenuwachtig.
Hier gaat het niet om de orthodoxie, hier gaat het erom dat de
Duitsers ons levend villen, kameraad Mostovskoj, beste man'.
Een Spaanse soldaat, die de Russen Androesjka noemden en die
op een brits op de derde verdieping sliep, had 'Stalingrad' geschreven
op een houten plankje waar hij 's nachts naar keek en dat
hij 's ochtends omdraaide opdat de in de barakken rondspeurende
kapo's het vermaarde woord niet zouden zien.
Majoor Kirillov zei tegen Mostovskoj:
'Als ze me niet naar het werk joegen, lag ik dagenlang op mijn
brits. Maar nu heb ik mijn overhemd gewassen en kauw ik dennespaanders
tegen de scheurbuik.'
Maar de SS-kampbewakers, bijgenaamd 'de vrolijke Fransen'
(zij gingen altijd zingend naar het werk), treiterden de Russen
met nog grotere wreedheid.
Onzichtbare banden verenigden de barakkenbewoners met de
stad aan de Volga. Maar de Komintern scheen hier iedereen onverschillig
te laten.
In die tijd werd Mostovskoj voor het eerst benaderd door de emigrant
Tsjernetsov.
Terwijl hij met een handpalm zijn lege oogkas afschermde, begon
hij over de radiouitzending die de Amerikaan had afgeluisterd.
De behoefte aan een gesprek was zo groot dat Mostovskoj opleefde.
'Eigenlijk zijn die bronnen helemaal niet betrouwbaar,' zei Mostovskoj,
'het is allemaal onzin, verzinsels.'
Tsjernetsov trok zijn wenkbrauwen op. Die vragende, boven de
lege oogkas verkrampt opgetrokken wenkbrauw, oogde bijzonder
onsmakelijk.
'Hoezo?' vroeg de eenogige mensjewiek. 'Wat is er zo ongeloofwaardig?
De heren bolsjewieken hebben de Derde Internationale
geschapen en de heren bolsjewieken hebben de theorie van het zogenaamde
socialisme in één land geschapen. Die combinatie is de
kern van de ongerijmdheid. Gebakken ijs ... Georgi Valentinovitsj
schreef in een van zijn laatste artikelen: "Het socialisme kan bestaan
als wereldsysteem, internationaal, of in het geheel niet bestaan."
'Het zogenaamde socialisme?' vroeg Michail Sidorovitsj.
'Ja, juist, het zogenaamde socialisme. Het Sovjetsocialisme.'
Tsjernetsov glimlachte en bemerkte de glimlach van Mostovskoj.
Ze glimlachten naar elkaar, omdat ze hun verleden herkenden in
de kwaadsprekerij, de spottende en haatdragende intonaties.
Het was alsof tientallen jaren opgekropte wrok het scherp van
hun jonge vijandschap deed opflitsen, en deze ontmoeting in een
Hitleriaans concentratiekamp herinnerde hen niet alleen aan hun
jarenlange haat, maar ook aan hun jeugd.
Deze kampbewoner, vijandig en vreemd, had hetzelfde gekend
en liefgehad wat Mostovskoj in zijn jeugd had gekend en liefgehad.
Hij, en niet Osipov of Jerzjov, herinnerde zich verhalen uit de
tijd van het eerste partijcongres, namen van mensen, die alleen
hen beiden niet onverschillig Iieten. Hen beiden verontrustten de
betrekkingen tussen Marx en Bakoenin, verontrustte dat wat
Lenin verkondigde en wat Plechanov zei over gematigde en extreme
revolutionairen. Hoe hartelijk gedroeg de blinde, oude Engels
zich tegenover de jonge Russische sociaaldemocraten die hem bezochten,
en wat een plaag was Ljoebotsjka Akselrot in Zürich!
Klaarblijkelijk hetzelfde voelend als Mostovskoj zei de eenogige
mensjewiek met een grijns:
'Schrijvers hebben de' ontmoeting tussen jeugdvrienden roerend
beschreven, maar wat ons rest, is de ontmoeting tussen jeugdvijanden,
zulke grauwe, afgebeulde, oude honden als u en ik.'
Mostovskoj zag de traan op Tsjernetsovs wang. Beiden begrepen:
de kampdood zal spoedig alles wat in het lange leven is geweest
effenen en met zand overdekken, - én het gelijk én de fouten én
de vijandschap.
'Ja, zei Mostovskoj,' hij met wie je je hele leven in vijandschap
hebt geleefd gaat er onwillekeurig deel van uitmaken.'
'Eigenaardig,' zei Tsjernetsov, 'zo gaat dat in deze wolfskuil.'
Onverwachts voegde hij eraan toe: 'Wat een wonderlijke woorden:
tarwe, graan, paddestoelenregen ... '
'Ach wat is dit kamp verschrikkelijk,' zei Mostovskoj lachend,
'in vergelijking daarmee lijkt alles goed, zelfs de ontmoeting met
een mensjewiek.'
Tsjernetsov knikte somber.
'Ja, het moet u werkelijk zwaar vallen.'
'Het Hitlerisme,' vervolgde Mostovskoj, 'het Hitlerisme ! Zo'n hel
heb ik me nimmer voorgesteld!'
'Waar verbaast u zich over,' zei Tsjernetsov, 'voor á is terreur
niets nieuws.' "
En als door een windvlaag werd het droevige en louterende dat
tussen hen ontstaan was weggeblazen. Zij begonnen met genadeloze
boosaardigheid te ruzieên.
De laster van Tsjernetsov verhief de wreedheid, waarmee de opbouw
van het socialisme gepaard ging, en de afzonderlijke misslagen
tot een algemene wetmatigheid. Hij zei dat Mostovskoj zo:
'U wordt natuurlijk van uw stuk gebracht door het idee dat er
in het jaar '37 excessen plaatshadden en tijdens de collectivisatie
duizelingen van succes, dat jullie dierbare leider een beetje
wreed en machtswellustig is. Maar de kern ligt in het tegenovergestelde:
Stalins monsterlijke onmenselijkheid maakte hem de opvolger
van Lenin. Zoals men dat bij u graag schrijft: Stalin is de
Lenin van vandaag. Jullie blijven maar geloven dat het verval van
de boerengemeenschap en de rechteloosheid van de arbeiders
slechts tijdelijk zijn, kinderziekten. De tarwe die jullie, de ware
koelakken, monopolisten, voor een vijfkopekenstuk bij de boer kopen
om het hem voor een roebel per kilo terug te verkopen, dát is
het basisprincipe van jullie systeem.'
'En u, mensjewiek, emigrant, praat maar, - Stalin is de Lenin van
vandaag-,'zei Mostovskoj, 'wij zijn de erfgenamen van alle generaties
revolutionairen vanaf Poegatsjov en Razin. En niet de renegaten-
mensjewieken die naar het buitenland zijn gevlucht, maar Stalin
is de erfgenaam van Razin, Dobroljoebov en Herzen.'
'Ja, ja, erfgenamen!' zei Tsjernetsov. 'Weet u wat de vrije verkiezingen
voor de Constituerende Vergadering voor Rusland betekenden?
In het land van de duizendjarige slavernij! Voor het eerst
sinds duizend jaar was Rusland iets langer dan een halfjaar vrij.
Uw Lenin erfde de vrijheid niet, maar draaide de Russische vrijheid
de nek om. Als ik denk aan de processen van het jaar '37 herinner
ik me een totaal andere erfenis; herinnert u zich kolonel Soedejkin,
de chef van de derde afdeling, die samen met Degajev samenzweringen
wilde ensceneren, de tsaar angst aanjagen en op die
manier de macht grijpen. En u beschouwt Stalin als de opvolger van
Herzen?'
'Wat, bent u echt zo'n idioot?' vroeg Mostovskoj. 'Meent u dat
over Soedejkin? En de grote sociale revolutie dan, de onteigening
van de onteigenaars, de fabrieken en bedrijven die de kapitalisten
afgenomen werden, en het land dat de grootgrondbezitters
werd ontnomen? Over het hoofd gezien soms? Wiens erfenis is dat, die van Soedejkin soms? En het algemene ontwikkelingspeil, en
de zware industrie? En de opname van de vierde klasse, arbeiders
en boeren, op alle terreinen van de menselijke activiteit? Is
dat soms de erfenis van Soedejkin? Het is kwalijk met u gesteld.'
'Weet ik, weet ik,' zei Tsjernetsov, 'feiten zijn feiten. Daarover
valt niet te twisten. Maar jullie maarschalken en schrijvers, jullie
doctoren, kunstenaars en volkscommissarissen zijn geen dienaren
van het volk. Zij zijn dienaren van de staat. En ik vermoed dat
u het niet gauw zult wagen om degenen die op het land en achter
de werkbank werken uw meesters te noemen. Mooi stelletje meesters!'
Opeens boog hij zich naar Mostovskoj over en zei:
'Overigens, van jullie allen heb ik alleen achting voor Stalin.
Stalin is de metselaar, maar jullie zijn muggezifters ! Stalin weet:
ijzeren terreur, kampen, middeleeuwse heksenprocessen, dat is
het waarop het socialisme in één afzonderlijk land berust.'
Michail Sidorovitsj zei tegen Tsjernetsov:
'Mijn beste, al die vuilspuiterij kennen we. Maar ik moet eerlijk
bekennen dat u over dat alles wel bijzonder vals spreekt. Zo
lasteren en kwaadspreken kan alleen een mens die van jongs af
bij u in huis heeft gewoond, maar er later uit werd verdreven.
Weet u wie dat is, die verdreven mens? ... Een lakei!'
Hij keek Tsjernetsov strak aan en vervolgde:
'Ik ontken niet dat ik aanvankelijk in herinnering wilde roepen
wat ons in '98 verbond, en niet dat wat ons na 1903 scheidde.'
'Sterke verhalen ophalen uit de tijd dat de lakei nog niet uit
het huis was gejaagd?'
Maar Michail Sidorovitsj was nu echt boos geworden.
'Ja, precies! De verjaagde, weggevluchtte lakei! Met zijn witte
handschoenen! Wij verschuilen ons niet: wij hebben geen handschoenen.
Vuil en bloed kleven aan onze handen! En wat zou dat!
Wij kwamen de arbeidersbeweging binnen zonder Plechanov-handschoenen.
En hoe kwamen jullie aan de lakeien-handschoenen? Waren
dat soms judaspenningen voor de artikelen in jullie 'Socialistische
bode'? De redding van de wereld ligt in onze handen! In de
kracht van het Rode Leger! Het leger van de vrijheid!'
'Is dat soms altijd zo geweest?' onderbrak Tsjernetsov hem, 'En
de annexatie van Polen na het pact met Hitler in '39 dan? En het
door jullie tanks verpletterde Letland, Estland en Litouwen? En de
inval in Finland? Jullie leger en Stalin ontnamen de kleinere volkeren
wat hun door de revolutie was gegeven. En het neerslaan van
de boerenopstanden in Midden-Azië? En Kronstadt? Dat alles in
naam van vrijheid en democratie? Is dat werkelijk zo?'
Mostovskoj hief zijn handen op naar het gezicht van Tsjernetsov
en zei:
'Hier hebt u ze, zonder lakeien-handschoenen!'
Tsjernetsov knikte naar hem:
'Herinnert u zich de politiekapitein Strelnikov? Die werkte ook
zonder handschoenen: die schreef valse bekentenissen voor door
hem zelf doodgeslagen revolutionairen. Waarom hadden jullie het
jaar '37 nodig? Bereidden jullie je voor op de strijd met Hitler? Werd
dat jullie door Strelnikov of Marx geleerd?'
'Uw stinkende woorden verbazen me niets,' zei Mostovskoj, 'u
zegt niets nieuws. Maar weet u wat me echt verbaast? Waarom houden
de fascisten jullie in het kamp? Waarom? Ons haten ze tot in het
waanzinnige. Dat is begrijpelijk. Maar wat baat het Hitler u en
uwsgelijken in het kamp te houden?!'
Tsjernetsov grijnsde, zijn gezicht werd zoals het was aan het
begin van het gesprek.
'Ja, ziet u, ze houden me vast,' zei hij, 'ze laten me niet gaan.
Dient u een verzoekschrift in, misschien laten ze me dan gaan.'
Maar Mostovskoj had geen zin om te schertsen.
'U met uw haat jegens ons, zou niet in een Hitleriaans kamp moeten
zitten. En niet alleen u, ook dat sujet daar.' En hij wees op
de naderende Ikinnikov-Morzj.
Gezicht en handen van Ikonnikov-Morzj waren vuil van de klei.
Hij stak Mostovskoj enkele beduimelde, volgeschreven velletjes
papier toe en zei:
'Leest u dit, misschien moet ik morgen sterven.'
Terwijl hij de velletjes papier onder z'n strozak verborg, vervolgde
Mostovskoj geërgerd:
'Ik zal ze lezen, waarom maakt u zich klaar om deze wereld te
verlaten?'
'Weet u wat ik heb gehoord? De bouwputten die we gegraven
hebben, zijn bestemd voor de gaskamers. Vandaag zijn ze al begonnen
beton te storten voor de fundamenten.'
'Dat gerucht ging al toen ze de hoofdweg aan het aanleggen waren,
zei Tsjernetsov.
Hij keek om zich heen en Mostovskoj dacht dat hij het belangrijk
vond of degenen die van het werk kwamen zagen hoe ongedwongen
hij een praatje maakte met een oude bolsjewiek. Waarschijnlijk
liet hij zich daarop voorstaan bij de Italianen, Noren,
Spanjaarden en Engelsen. Maar het meest liet hij zich er waarschijnlijk
op voorstaan tegenover de Russische krijgsgevangenen.
'En wij zijn doorgegaan met werken?' vroeg Ikonnikov-Morzj.
'Wij hebben deelgenomen aan de voorbereiding van de verschrikking?'
Tsjernetsov haalde z'n schouders op:
'Dacht u soms dat we in Engeland zijn? Achtduizend man weigeren
te werken en ze worden alleri in de loop van een uur neergeschoten.'
'Nee, ik kan het niet,' zei Ikonnikov-Morzj. 'Ik ga niet meer,
ik ga niet.'
'Als u weigert te werken, schieten ze u over twee minuten neer,'
zei Mostovskoj.
'Ja,' zei Tsjernetsov, 'die woorden kunt u gerust aannemen,
onze kameraad weet wat het betekent tot verzet op te roepen in
een land waar geen democratie is.'
De ruzie met Mostovskoj had hem uit evenwicht gebracht. Hier,
in dit Hitleriaanse kamp, klonken hem de woorden, die hij in zijn
Parijse woning zo vaak had uitgesproken, vals en zinloos in zijn
eigen oren. Wanneer hij kampgesprekken afluisterde ving hij vaak
het woord 'Stalingrad' op, daarmee was, of hij het wilde of niet,
het lot van de wereld verbonden.
Een jonge Engelsman had eens het overwinningsteken gemaakt
en gezegd:
'Ik bid voor jullie, Stalingrad heeft de lawine gestuit.' En Tsjernetsov
had een gelukzalige opwinding ervaren toen hij die woorden
hoorde.
Hij zei tegen Mostovskoj:
'Weet u, Heine heeft gezegd dat alleen een idioot zijn zwakte
aan de vijand toont. Nou goed, dan ben ik een idioot. U hebt volkomen
gelijk, de grote betekenis van de strijd die jullie leger voert,
is me duidelijk. Het is bitter voor een Russisch socialist dat te
beseffen, en, dat beseffend, blij te zijn trots te zijn, te lijden
én u te haten.'
Hij keek naar Mostovskoj, die het leek of ook het andere, ziende
oog van T sjernetsov volliep met bloed.
'Maar het kan toch niet dat u zelfs hier niet aan den lijve hebt
ondervonden dat een mens niet zonder democratie en vrijheid
kan leven? Was u dat dáár, thuis, vergeten?' vroeg Tsjernetsov.
Mostovskoj fronste z'n voorhoofd.
'Luister 's, nu is het wel genoeg.'
Hij keek om zich heen, en Tsjernetsov dacht dat het Mostovskoj
verontrustte dat zij die van het werk kwamen, zagen hoe ongedwongen
een mensjewiek-emigrant een praatje met hem maakte.
Hij schaamde zich daar blijkbaar voor tegenover de buitenlanders.
Maar het meest schaamde hij zich tegenover de Russische krijgsgevangenen.
Het bloederige, blinde gat keek Mostovskoj star aan.
Ikonnikov-Morzj trok aan de ontschoeide voet van de geestelijke,
die op de tweede verdieping zat, en begon in gebroken Frans,
Duits en Italiaans vragen te stellen:
'Que dois-je faire, mio padre? Nous travaillons dans una Vernichtungslager.'
De antracietkleurige ogen van Gardy namen de gezichten van
de mannen op.
'Tous le monde travaille là-bas. Et mois je travaille là-bas. Nous
sommes des eclaves,' sprak hij langzaam. 'Dieu nous pardonnera.'
'C'est son métier,' voegde Mostovskoj eraan toe.
'Mais ce n 'est pas votre métier,' zei Gardy verwijtend.
Ikonnikov-Morzj begon snel te praten:
'Kijk, kijk, Michail Sidorovitsj, vanuit uw gezichtspunt gaat
het immers ook zo, maar ik wil geen kwijtschelding van zonden.
Zegt u niet, zij zijn schuldig die je dwingen, je bent een slaaf,
onschuldig, want je bent niet vrij! Ik bouw een Vernichtungslager,
ik ben verantwoordelijk voor de mensen, die door het gas zullen
stikken. Ik kan "nee" zeggen! Welke macht kan mij dat verbieden,
wanneer ik in mezelf de kracht vind om niet bang te zijn voor de
ondergang? Ik zeg nee! Je dirai non, mio padre, je dirai non! '
De handen van Gardy raakten het grijze hoofd van Ikonnikov
aan.
'Donnez-moi votre main,' zei hij.
'Kijk, nu volgt de vermaning door de herder van het in overmoet
verdwaalde schaap,' zei Tsjernetsov en onwillekeurig daarmee
instemmend beaamde Mostovskoj die woorden met een hoofdknik.
Maar Gardy vermaande Ikonnikov niet, hij bracht de vuile hand
van Ikonnikov naar zijn lippen en kuste die.
Vertaling Freek Fuchs