Reinout van der Heijden


PLACHA, een boek van deze tijd
(fragment)




Wanneer je iemand vraagt waarom hij werkt, kan je verschillende antwoorden krijgen. De een zegt dat het doel van werken is om zoveel mogelijk geld te vergaren, ten koste van alles en iedereen. Een ander antwoordt dat het belangrijkste doel de verbetering van de wereld en de vernietiging van het kwaad is.

Dan sta je vreemd te kijken. Het lijkt verstandig om de beide respondenten maar snel een andere beroepskeuze te adviseren. Op het voorhoofd wijzen en je ten overstaan van dergelijke fanaten uit de voeten te maken is ook lang niet slecht.

Er bestaan ongetwijfeld mensen die zulke antwoorden geven. Waar weet ik niet, maar wie mij niet gelooft, moet het maar aan Tsjingiz Ajtmatov vragen. Diens laatste roman Placha ('Het Schavot', 1986) wordt namelijk vooral door dergelijke gevaarlijke gekken bevolkt. De hoofdpersonen uit deze roman zijn praktisch allen of principeloze geldwolven of door idealen gedreven heiligen.

Het jaar 1986. Het jaar van de grote roman Placha van de grootste levende Sovjetschrijver Ajtmatov. Zo werd mij althans voorgehouden door de Sovjetpers en op les in het Poesjkin-instituut in Moskou.

Daar zat ik dan, eindelijk voor langere tijd in Moskou. Een maand. Ik realiseerde mij dat ik geen moment ongebruikt moest laten, geen opmerking onopgemerkt voorbij moest laten gaan. Die geweldige roman Placha moest ik maar eens lezen. Iedere kiosk waar ik langskwam, in bibliotheken, overal bleef ik even zeuren om die wereldroman, pas uitgekomen in Roman Gazeta (het Russische Bulkboek).

En Russische vrienden vroeg ik al snel naar Placha, het boek van deze tijd. Overal nul op het rekest. Nop, totdat ik de zoveelste Sasja vermoeid deze zelfde vraag stelde.

'Ja,' zei hij, 'die heb ik gelezen.'

'En?' vroeg ik met graagte. 'Nou, wat vond je ervan?'

'Gewoon- nitsjevo,' antwoordde Sasja. alsof hij mijn gelatenheid van zoëven had overgenomen.

In de savanne van Midden-Azië leiden de wolven Akbara en Tasjtsjainar een gelukkig leven. Akbara baart enkele jongen, die zij samen met haar sterke Tasjtsjainar opvoedt tot zelfstandigheid. Hun vredige pedagogische ontdekkingstocht wordt ruw verstoord door een groep jagers, die met behulp van helikopters, jeeps en machinegeweren de jacht openen op de sajgaks (steppeantilopen). Tijdens deze vreselijke slachtpartij laten de jonge wolven het leven en redden Akbara en Tasjtsjainar ternauwernood het vege lijf.

Parallel aan het leven van de wolven verloopt de geschiedenis van Avdij Kallistratov, een gewezen seminarist die journalist wil worden. In opdracht van een krant bereidt hij een artikelenserie voor over drugsmokkel van Midden-Azië naar Moskou. Om een goed beeld te kunnen geven van het leven van de 'koeriers',jongens van vijftien tot twintig jaar die marihuana plukken en naar de hoofdstad smokkelen, meldt Avdij zich aan als een van hen. Tijdens hun verblijf op de marihuanavelden en op de terugweg naar Moskou probeert Avdij de afgedwaalde dope-smokkelaars tot het ware geloof te brengen. Dit mislukt en Avdij maakt zijn medekoeriers zo kwaad dat zij hem in elkaar slaan en uit de rijdende trein gooien.

Avdij overleeft deze moordaanslag op miraculeuze wijze. In het ziekenhuis ontmoet hij Inga, een wetenschapster die onderzoek doet naar hasjverslaving. Beweerd wordt dat hasjgebruik een kwade invloed uit het Westen is, die onverschillig, bot en agressief maakt. Avdij en Inga worden op elkaar verliefd. Zijn artikelenreeks krijgt Avdij echter op het laatste moment niet geplaatst. Niemand wil de verantwoordelijkheid dragen voor de plaatsing van zoiets schokkends.

Een nieuwe ontmoeting tussen Inga en Avdij loopt mis en om de tijd te doden sluit hij zich voor enkele dagen aan bij een groep jagers. Dit zijn de jagers die in het begin van het verhaal op wrede wijze de sajgaks (en de wolvejongen) afslachtten. Avdij ontsteekt opnieuw in heilige woede en probeert de jagers te bekeren. De beschonken mannen ranselen hem af en hangen hem aan een kruis. De wolven Akbara en Tasjtsjainar zien Avdij net voordat hij zijn laatste adem uitblaast. Het tragische lot van de wolven voltrekt zich in het derde deel van het boek.

Tot drie maal toe verliezen Akbara en Tasjtsjainar hun jongen, telkens door toedoen van mensen. De wolven nemen wraak op het mensenras door rondom angst en dood te zaaien. Zij treffen vooral Boston, een hardwerkende schaapherder, die zij ten onrechte aanzien voor de rover van hun laatste nest.

Boston is een rechtschapen kolchozeherder, die overal vijanden maakt door zijn onvermoeibare werklust. Hij probeert slechts, na eerder zwaar door het lot te zijn getroffen, een tevreden bestaan op te bouwen met zijn nieuwe gezin. Maar Akbara steelt zijn kind. Boston achtervolgt Akbara en schiet haar dood. Hiermee treft hij ook zijn eigen kind dodelijk. De ongelukkige schaapherder pleegt zelfmoord.

Slechte mensen in Placha gebruiken drugs of drank. Goede mensen (en zelfs wolven) bidden tot God en Werken hard. Glasnost en perestrojka worden niet bij name genoemd, maar deze politiek ligt zozeer ten grondslag aan de filosofie van de roman, dat ik enkele malen nauwkeurig het portret van Ajtmatov opnam. Nee, deze Kirgizische dikkerd (1928) is geen vermomming van successchrijver Gorbatsjov.

Glasnost komt tot uiting in de pogingen van Avdij om het drugsprobleem in de pers te brengen. Perestrojka wordt geillustreerd door schaaphoeder Boston. Boston neemt eigen initiatief en is trots op werk en kudde. Een bureaucraat van de oude stempel verwijt Boston dat hij door zijn trots de socialistische idealen verraadt. Boston zou teveel naar, zich toetrekken en met zijn verantwoordelijkheidsgevoel kapitalistische neigingen vertonen. Een bureaucraat nieuwe-stempel stelt Boston in het gelijk. Ook Gorbatsjovs anti-alcoholcampagne wordt vet onderstreept. Iedere drinkeboer is slecht, lui en wreed, terwijl de nieuwe heiligen Avdij en Boston geen druppel drinken.

Het boek ontwerpt een filosofische ethiek, gebaseerd op religieus humanisme. Avdij, die door een parallel met Jezus Christus tot de nieuwe messias wordt gekroond (en gekruisigd), ontwikkelt een hedendaagse ethiek. De mens is een God in zichzelf. Het geweten, dat de mens onderscheidt van een dier, is een door God bestierd kompas dat moeiteloos goed van kwaad scheidt. Noodzakelijke ingrediënten voor de nieuwe mens zijn geweten, berouw, verstandelijke overwegingen en historisch bewustzijn. Een mengsel van water en lucht.

Placha is complex gestructureerd. Ajtmatov hanteert de structuur van de roman en het parallel optreden van de verschillende verhaallijnen om zijn filosofie kracht bij te zetten. Dit povere, pseudo-moralisme verhoudt zich zeer slecht tot de Russische meesters in dit genre, Tolstoj, Dostojevski en Pasternak.

De roman vertoont bovendien zwakke plekken in verhalend opzicht, zoals het regelmatig ingrijpen van het noodlot. Het lijkt puur toeval dat Inga en Avdij bij elkaar worden gebracht, dat Avdij de wolven twee keer ontmoet en dat Avdij ontsnapt aan de arrestatie als drugkoerier.


Literatuur over 'Placha':
Komsomolskaja Pravda, 13 augustus 1986 Literaturnaja Gazeta, 13 augustus en 15 oktober 1986
Literaturnaja Rossija, 28 november 1986
Izvestija, 2 en 3 december 1986
Pravda, 22 december 1986
Molodaja Gvardija, no. 12, 1986
Znamja, no. 1, 1987
Voprosy literatury, no. 3, 1987







<

TSL 1

>