Erica Engels


Interview met Marja Wiebes (Aleida Schot Prijs 1987)




Op 24 april van dit jaar werd aan Yolanda Bloemen en Marja Wiebes de Aleida Schot Prijs uitgereikt voor onder meer hun vertaling van Andrej Sinjavski's roman Goedenacht. Naar aanleiding daarvan had ik een gesprek met Marja Wiebes.

Zij ontvangt mij thuis in de Leidse professorenwijk, boven in haar werk;: kamer, waar alweer een nieuw werk in de schrijfmachine staat.




Was dit boek uw eigen keus?

Nee, het was een aanbod van Meulenhoff. Drie of vier mensen hadden het al geweigerd en toen vonden we het interessant om te zien of wij het konden. En dat is dus gelukt.


Dus u had al eens contact met Meulenhoff gehad?

Nee, wij hadden alleen voor De Arbeiderspers vertaald.


Hoe kwam Meulenhoff aan u?

Dat weet ik niet.


Het interesseert mij daarom, omdat het moeilijk is uitgevers te vinden voor uit het Russisch vertaalde boeken.

Er was al iemand begonnen, dus ik neem aan, dat er al interesse was. Toen die vertrokken is, konden wij er aan beginnen.


Hoe raakten ze geinteresseerd? Wat is het bijzondere aan dit boek?

Dat is moeilijk na te gaan. De meeste boeken van Sinjavski zijn geen echt succes geworden. Het is altijd een gok, maar kennelijk is iemand van dit boek erg onder de indruk geweest.


Gaat dat in het algemeen zo met boeken die u vertaalt?

Nee, er zijn ook wel eens boeken die wij zelf aanbrengen, Chodasevitsj bijvoorbeeld. Dat is iets uit de jaren '20-'30.


Wat vond u zelf interessant aan dit boek om het te vertalen? U moet er plezier in hebben gehad.

Nou, nou, nou, plezier? Dat is maar betrekkelijk. Het was buitengewoon moeilijk. Het was eerder narigheid. We hebben weleens momenten gehad waarop we dachten: Ik hoef helemaal niet meer. In de gedeelten waar Sinjavski bijvoorbeeld schrijft over zijn vader of over zijn arrestatie, is het allemaal heel duidelijk en voor een Nederlander ook heel interessant. Hij krijgt daaruit een indruk van toestanden in Rusland. Maar die fantasmagorische gedeelten zijn voor een Nederlander heel moeilijk te begrijpen en wij wisten daar dikwijls niet goed raad mee. Soms zijn er stukken die ook voor Russen niet duidelijk zijn.


Er lopen drie perioden in het boek door elkaar; de tijd voor, tijdens en na zijn gevangenschap. En af en toe krijg je de indruk dat de schrijver op hol slaat. Dan is hij als het ware Abram Terts. Het moet inderdaad veel moeite gekost hebben om dit allemaal te onderscheiden en duidelijk in de vertaling weer te geven.

Het was ook erg moeilijk. We hebben een keer Trotski vertaald. Dat was ook moeilijk, maar er zit een bepaalde logica in. Als je de logica kunt volgen begrijp je ook waar de man heen wil. Hier wist ik soms helemaal niet waar de schrijver heen wilde. We schreven het op, we zaten tegen elkaar aan te praten, maar we kwamen er niet uit. We hebben er weleens over gedacht de opdracht terug te geven omdat het niet ging.


En nu is het toch zo'n succes geworden.

Ja, dat was een verrassing. Vooral als je het met z'n tweeën hebt gedaan.


Bevalt u dat vertalen met z'n tweeën?

Ja, dat bevalt ons erg goed.


Hoe doet u dat? Neemt u om de beurt tien bladzijden?

Iets meer. Daarna bespreken wij het samen. We doen nooit iets echt dubbel. De een leest voor en de ander heeft de Russische tekst en geeft commentaar. Het voordeel van hardop lezen is ook dat je soms hoort hoe onnederlands het klinkt.


Dus u blijft dat wel samen doen?

Ja. Ik doe natuurlijk ook wel eens iets alleen. Maar samen vertalen is ook leuk, minder eenzaam dan in je eentje. Sinjavski vertalen kan volgens mij niet in je eentje. Dan ga je aan jezelf twijfelen. Nu wij allebei moeilijkheden hadden wisten wij ook: het kan niet aan een van ons liggén. Als wij onze vertaling vergelijken met andere, zien wij dat anderen, waar wij het niet wisten, ook hebben zitten puzzelen en tot een andere conclusie zijn gekomen of iets hebben weggelaten.


Moest u weleens smokkelen?

Nou nee, dat toch liever niet.


U moet behalve van de taal ook kennis gehad hebben van allerlei omstandigheden die ook voor de gemiddelde Sovjetburger geen gemeengoed zijn. Hebt u zelf contact gehad met Sinjavski?

Nee, helemaal niet.


Hoe hebt u al die gegevens bij elkaar gekregen?

Dat is een kwestie van volhouden, zoeken, naar de UB gaan, literatuur nalezen. Dat is trouwens bij alle twintigste-eeuwse literatuur. Bij Chodasevitsj, bij Trotski en Sjostakovitsj. Naar gegevens over personen die non grata zijn zoek je je blauw. Waar zijn die mensen gebleven, wat is er van ze geworden? We waren dit dus wel gewend, maar het was wel lang zoeken, natuurlijk.


De oorspronkelijke volgorde was andersom:Abram Terts - Sinjavski. (Marja Wiebes haalt het boek erbij).

Nee, er stond geen 'Sinjavski' bij. Dat heeft dus de uitgever verzonnen? Ja, dat was al zo toen wij de opdracht kregen. Het heette zelfs al Goedenacht, terwijl wij een lichte voorkeur hadden voor Welterusten. Daar was al niets meer aan te doen.


Hoeveel tijd heeft u nodig gehad om het boek te vertalen, toen u alle gegevens had verzameld?

Ik geloof dat wij er negen à tien maanden over hebben gedaan.


Had u een vaste dagindeling? Iedere dag van zo tot zo laat vertalen? Ja, dat moet wel, anders kom je er niet door. Als je met z'n tweeën werkt doe je dat natuurlijk, want je wilt niet de ander ophouden. Dus uit solidariteit.


U hebt dus gemakkelijk een uitgever gevonden. Hij heeft u zelfs het werk aangeboden. Maar hoe vindt men nu een uitgever voor het eerste werk? Ik vraag dat omdat er veel mensen zijn die willen vertalen en er ook genoeg is dat de moeite waard is om vertaald te worden. Alleen de uitgevers zijn een beetje bang.

Het is natuurlijk altijd een gok. En de oplagen zijn altijd klein.


En u hebt nooit problemen gehad met het aanbod?

Nee, wij hebben daar nooit problemen mee gehad. Iemand vroeg aan Van het Reve of hij mensen kende die Trotski wilden vertalen. Wij wilden dat wel samen doen. We schreven een proefstukje. Dat stukje was prachtig, maar inmiddels was er al iemand begonnen met vertalen. Daarom kregen wij iets anders aangeboden. Dat was Sjostakovitsj. Sinds die tijd- 1979 - hebben wij altijd iets te vertalen gehad.


U hebt nog meer op stapel staan bij de Arbeiderspers: Berberova, Gontsjarov.

Gontsjarov staat op het punt te verschijnen en van Berberova komt een tweede boek. Berberova was de geliefde van Chodasevitsj. Zo raakte men in haar geinteresseerd. De boekjes zijn erg leuk uitgegeven.


(Marja Wiebes laat alle boeken zien die tot nu toe zijn verschenen,)


Hebt u dat in opdracht gedaan?

Ja, het was ons gevraagd. Het nieuwe boek moet volgens ons De kelner en het lichte meisje heten. Ja, een beetje Vestdijk-achtig, maar het is een betere vertaling dan De lakei en de hoer. De man is namelijk geen lakei, maar kelner. Daarom leek ons dat wel aardig, maar zeker is dat nog niet.

(Inmiddels is bekend geworden, dat de titel toch De lakei en de hoer wordt- E.E.)


U maakt ook deel uit van een groep die gedichten vertaalt.

Die groep is nu ter ziele, want Van het Reve houdt ermee op. We hebben dat heel lang gedaan, sinds 1983. Daarvoor hebben we toneelstukken vertaald: De stenen gast van Poesjkin, De revisor van Gogol.


Deed u met de hele groep samen één gedicht?

Ja, we kwamen op woensdagmiddag bij elkaar, na afloop gingen we iets drinken en de volgende woensdag gingen we weer verder. Binnenkort komt er een boekje uit van alle gedichten die we in de loop der tijd hebben vertaald bij Gerards en Schreurs in Maastricht. Het gaat heten: De meisjes van Zanzibar.


Het is jammer dat dat nu afgelopen is. Was er niemand anders die dat kon overnemen?

Nee, maar daar kunnen we niets aan doen. Overigens: iets moet ook ophouden. We hebben tegen de dertig gedichten vertaald, waaronder een heel lang gedicht van Brodski. Die zijn allemaal in De Tweede Ronde verschenen. Eén keer moet er een eind aan komen. Je kunt dat niet eindeloos blijven doen.


Een gedicht vertalen is toch iets heel anders dan een verhaal. Je moet eigenlijk een heel nieuw gedicht schrijven. Is het niet moeilijk om dat in een groep te doen?

Nee, het ging altijd heel goed en tot volle tevredenheid. Door met anderen samen te werken, krijg je nog eens een ander idee.


Het is dus inspirerend?

Er zijn bijvoorbeeld mensen die geen gevoel voor metrum hebben. Die zouden alleen nooit een gedicht kunnen vertalen, maar in een groep kunnen ze dat best. De anderen wijzen er dan op dat de maat niet deugt en samen ga je na hoe het beter klinkt.


U bent niet van plan het zelf voort te zetten?

O nee.


U hebt blijkbaar veel contact met collega's in Leiden?

Hier in Leiden wel. Wij wonen hier ook allemaal dicht bij elkaar. Het heet hier de professorenwijk, maar wij noemen het de slavistenwijk. Praktisch alle Leidse Slavisten wonen hier, volkomen toevallig. Dus wij ontmoeten elkaar ook regelmatig bij het boodschappen doen.


Vertaalt u ook wel met anderen dan met mevrouw Bloemen?

Nee, dat niet.


Zijn er dingen die ik niet gevraagd heb en die u de moeite waard vindt te vertellen?


(Na enig nadenken.) Er is iets waarover ik mij nogal kwaad heb gemaakt, maar dat heeft betrekking op de betaling. Het Russisch kent geen lidwoord. De uitgever- in dit geval Meülenhoff telt het aantal Russische woorden dat wij vertalen, maar hij ziet niet dat ook de lidwoorden, die er weliswaar niet staan, toch vertaald moeten worden. Zo krijgt iemand die uit het Russisch vertaalt, altijd minder dan iemand die bijvoorbeeld uit het Duits vertaalt. Het zou beter zijn, als men per Nederlands woord betaald kreeg. Men moet er toch van uitgaan dat de vertaler te goeder trouw is en niet onnodig het aantal woorden gaat uitbreiden. Ik heb mij afgevraagd hoe het komt, dat vóór mij nooit iemand daarover heeft nagedacht. Stel dat je uit het Chinees vertaalt en per karakter betaald krijgt, dan kun je beter meteen ophouden. Het is raar dat hier geen algemene regeling voor bestaat, ook al heb ik er nu persoonlijk met de uitgever afspraken over gemaakt.




Marja Wiebes en Yolanda Bloemen werken al samen sinds 1980 en vertaalden tot nu toe:

Dmitri Sjostakovitsj, Getuigenis. De Arbeiderspers, Amsterdam 1980.
L.Trotski, Literatuur en revolutie. De Arbeiderspers, Amsterdam 1982.
Varlam Sjalamov, Kolyma. De Arbeiderspers, Amsterdam 1982.
Ivan A .Gontsjarov, Een alledaagse geschiedenis. De Arbeiderspers, Amsterdam 1983.
Vladislav Chodasjevitsj, Herinneringen uit Necropolis. De Lantaarn, Leiden 1984.
I.S.Toergenjev, Faust en andere verhalen. De Arbeiderspers, Amsterdam 1984.
Andrej Sinjavski/ Abram Terts, Goedenacht. Meulenhoff, Amsterdam 1986.
Vladislav Chodasjevitsj, Necropolis. De Arbeiders pers, Amsterdam 1987.
Nina Berberova, De begeleidster. De Arbeiderspers, Amsterdam 1987.
Nina Berberova, De lakei en de hoer. De Arbeiderspers, Amsterdam 1987.
Ivan A.Gontsjarov, Brieven van een wereldreis. De Arbeiderspers, Amsterdam (verschijnt binnenkort).


Yolanda Bloemen is geboren in 1955 te Den Haag. Zij studeerde Slavische taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit van Leiden en verbleef in 1981/82 in Leningrad voor studie. Ze woont in Leiden en is werkzaam als vertaalster uit het Russisch en Italiaans. Ze is getrouwd en heeft een dochter.

Vertalingen:
Osip Mandelstam, Laatste brieven, 1936- 1938. Gerards en Schreurs, Maastricht 1986.
Gabriele D'Annunzio, De regen in het pijnbos. Huis Clos / Gerards en Schreurs, Maastricht 1986.
Vasili Rozanov, Solitaria. De Lantaarn, Leiden 1987.


Marja Wiebes-van Oort is geboren in 1936 in Rotterdam. Na de geboorte van haar drie dochters studeerde ze Slavische taal- en letterkunde, eveneens in Leiden. Naast haar werk als literair vertaalster verzorgt ze, sinds 1979, teksten van Russische toneelstukken voor de Haagse toneelgroep De Appel.

Vertalingen:
Vladimir Nabokov, De tovenaar. Bert Bakker, Amsterdam 1986.




<

TSL 1

>