Hilde Heese


'We moeten strijden tegen de vergetelheid...'
Interview met Kees Mercks, winnaar van de Martinus Nijhoff Prijs 1987






Kees Mercks. Foto Ronald Sweering

Kees Mercks, 1944, ontving de afgelopen twee jaar voor zijn vertalingen uit het Tsjechisch de Aleida Schot-prijs 1985 en de Martinus Nijhoff Prijs 1987: ' Mercks heeft zijn auteurs in het Nederlands een eigen gezicht gegeven waarin hun originaliteit en diepzinnigheid volledig tot hun recht komen. Hiervoor en voor zijn onvermoeibare inzet voor een onbekende maar fascinerende literatuur heeft de jury hem unaniem willen onderscheiden met de Martinus Nijhoff Prijs 1987', aldus de slotconclusie van het juryrapport.

Sinds 1972 is Kees Mercks als vertaler actief. Naast vertaler is hij docent Tsjechische literatuur aan de Universiteit van Amsterdam. Deze combinatie maakt hem bij uitstek tot 'propagan dist' van de Tsjechische literatuur.


Heeft het krijgen van de Aleida Schotprijs en de Martinus Nijhoff Prijs gevolgen gehad? Heb je daarna aanbiedingen gekregen?

Met name na de Nijhoff Prijs heb ik enkele aanbiedingen gehad. Van Bert Bakker heb ik de vrije hand gekregen om te bepalen wat ik uit de Tsjechische literatuur wilde vertalen. Dat is Hrabal geworden en daar ben ik erg blij mee. Binnen veertien dagen volgde een aanbod van Van Gennep om een minder recent werk te vertalen, van Jiří Weil. Het is een roman met een oorlogsthema, een joods thema. Ook een roman die ik graag zou willen vertalen omdat het een bijzonder werk is. Ik ging er overigens vanuit dat ze van de prijs wisten en dacht dat het een leuk lokkertje zou zijn. Ze wisten er absoluut niets van. Dat vind ik nogal opmerkelijk omdat het literaire wereldje vrij klein is en het aantal prijzen nog steeds beperkt. Zo'n Nijhoff Prijs vind ik zelf als vertaler een gebeurtenis, een evenement in je leven.

Wat weet zo'n jury van de Tsjechische literatuur, hebben ze er een beeld van?

Ze hebben natuurlijk een vaag bewustzijn van die literatuur. In het geval van de Nijhoff Prijs zat een slavist, Arthur Langeveld, in de jury. Hij was zeker op de hoogte van vertalingen uit het Tsjechisch. Langeveld is weliswaar geen echte kenner van de Tsjechische literatuur, maar aan de andere kant recenseert hij voor De Groene Amsterdammer vertalingen uit o.a. het Tsjechisch en daaruit blijkt dat hij goede analyses kan maken.

'Guinese biggetjes' van Ludvík Vaculík kwam in 1975 uit. Was het je eerste vertaling?

Eigenlijk heb ik altijd wel vertaald. Vanaf het gymnasium zat ik in mijn vrije tijd te knoeien, te experimenteren, Griekse tragedie bijvoorbeeld. Shakespeare heb ik samen met een vriendje gedaan. Na school heb ik nog geprobeerd om bij Prisma boeken te gaan vertalen, zo'n grote oplage moest toch iets moois zijn. Ik moest een proefvertaling maken maar daar ben ik voor gezakt. Toen ik nog Russisch studeerde heb ik voor mezelf stukken Majakovski vertaald, onder andere Luidkeels en Gesprekken met de 'Finanzinspektor' omdat ik het thema leuk vond en de uitdrukkingswijze mij ook wel aansprak. Wat het Tsjechisch betreft is het vrij snel gegaan. Ik ben van 1970 tot 1972 in Praag geweest en werd bij mijn terugkeer vrijwel direct door een uitgever opgebeld. Ze zochten een vertaler voor Vaculík. Het is mij in de schoot geworpen. Ik nam een ontzettend risico, want hoe lang was je met die taal bezig? Hooguit twee, tweeënhalf jaar. Dat is veel te kort om een taal goed te kennen. Verder had ik weinig steun aan de bestaande vertalingen.

De Engelse vertaling heb ik meteen weg moeten leggen omdat de Engelse vertaalmethode een heel andere is dan de Nederlandse. En dat geldt ook voor de Duitse vertaling.

In de uitgave van de Nijhoff Prijs schreef je dat je elf jaar geleden tevergeefs met Kundera op stap bent geweest.

Dat is hèt voorbeeld hoe het mechanisme werkt. Je komt met een goed voorstel maar je bent niet in staat de uit gever te overtuigen. In veel gevallen ben je afhankelijk van het aanbod waar uitgevers zelf mee komen. Voor een vertaling uit de Slavische literatuur is een goede bespreking van een vertaling in één van de moderne talen vaak de aanleiding. Wat Kundera betreft vind ik het jammer dat juist zijn eerste en beste roman die hij ooit heeft geschreven, De grap, tot nu toe niet vertaald is.

Jana Beranová wilde zelf ook het liefste deze roman vertalen, maar ik meen dat Kundera tegen haar gezegd heeft dat hij er aan wilde sleutelen. Ik hoop dus dat het binnenkort ook in het Nederlands zal uitkomen.

Je bent na 'Guinese biggetjes' nog twee maal naar Vaculík teruggekeerd.

De bijl kwam voort uit Guinese biggetjes. Ik had toen De grap voorgesteld, maar ze wilden niet aan een nieuwe auteur beginnen en Vaculík moest een vervolg krijgen. De bijl is overigens ook een schitterend werk, misschien voor een wat kleiner publiek. Het is grappig om te zien dat het lezerspubliek hier net als in Tsjechoslowakije in twee kampen is verdeeld. Sommige mensen vinden het een saai boek en begrijpen de poëzie er niet van, terwijl anderen lyrisch, overdreven lyrisch zijn. Uit Tsjechisch dromenboek heb ik een paar hoofdstukken vertaald.

Dat is voor bohemisten, slavisten, bijzonder aardige literatuur, als kroniek van het Tsjechische ondergrondse literaire leven, maar ook van het persoonlijke leven waar het vaak nogal dol toegaat. Vaculík beschrijft dit leven onverstoorbaar, vol ironie. Het is in feite uniek, maar de uitgever heb ik nooit van de literaire waarde van dit werk kunnen overtuigen. In Tsjechoslowakije (het 'ondergrondse') is men daar in meerderheid wel van overtuigd. Als je het gaat vertalen - het is een dik boek- dan zou er een fiks aantal bladzijden notenapparaat bijkomen en daar schrikt een uitgever voor terug. Noten zijn ondingen, vooral als het om literatuur met de grote L gaat. Een literair werk moet je niet onderbreken.

Anderzijds moet en mag je de lezer niet onderschatten, laat hij maar naar een encyclopedie of woordenboek grijpen en er zelf achter zien te komen wat iets betekent. Hier zou een lijst met noten echter onvermijdelijk zijn.

Jouw manier van uitdrukken ligt dicht bij de manier van uitdrukken van de schrijvers die je hebt vertaald.

Misschien heb ik mij aangepast aan het taalgebruik van de auteur en ben ik de manier van humor, spot, woordspelletjes en omdraaiingen gaan waarderen. Woordspelletjes heb ik altijd schitterend gevonden. Vandaar ook die belangstelling voor Shakespeare, vooral die morbide scènes, daar watertandde ik altijd van. Soms word ik te enthousiast. Bij Vaculík komt er een passage voor waarin een bankbediende zegt dat hij ook een paartje Guinese biggetjes ( 'morčata' ) thuis heeft. En omdat ik helemaal ingespeeld was op de klanken betekenisspelletjes zag ik tot mijn grote vreugde dat deze bankbediende zei: 'párek porčat' , terwijl het 'párek morčat' zou moeten zijn. In de in Toronto verschenen uitgave was dit klankspelletje niet gerespecteerd en teruggebracht naar 'párek morčat' In een artikel heb ik nog op de paradoxale situatie gewezen, dat men in het Westen de oorspronkelijke uitgave niet respecteert en dus óók censureert.

De auteur vertelde mij later dat het eenvoudig een tikfout was. Dit had ik eigenlijk door analyse kunnen bevroeden omdat die bankbediende helemaal geen humoristisch taalgebruik heeft. In het Tsjechisch bezondig ik mezelf ook aan woordspelletjes, in brieven vooral. Het verdoezelt mijn fouten en ze denken dan dat ik voortdurend lolletjes maak. Als ik niet weet hoe de clichématige verbinding is, kies ik soms voor voor een flink afwijkend werkwoord dat de lachlust opwekt of een metaforische werking gaat krijgen.

Raadpleeg je de auteurs?

Je bent als Nederlander op het niveau van interpretatie beperkt, invalide, maar ik word goed aangevuld door mijn echtgenote die mij voor al te grote zonden behoedt.. Als we er soms samen niet uitkomen, gaan we op zoek naar ' natives ', inboorlingen, die misschien een bepaald woord wel kennen of een bepaalde zinswending begrijpen. Kun je het nog steeds niet oplossen dan staan je twee dingen te doen: óf het onopgelost laten, óf naar de schrijver toestappen. Maar niet iedere schrijver is ervan gediend informatie te verschaffen, want hij kan het wel zo vaag en onduidelijk hebben bedoeld.

Toch zijn die contacten heel waardevol. Als vertaler leef je je sterk in, identificeer je je met het boek, met de verteller en maak je je een voorstelling van de schrijver. Door het vertalen kweek je een soort vriendschap met hem, je gaat een verwantschap voelen. Je bent zo ver met hem meegegaan dat het aardig zou zijn hem in levende lijve te ontmoeten. Dat heb ik in alle gevallen gevoeld, met uitzondering van misschien Švorecký, die ik niettemin een goed schrijver vind. Havel heb ik nog nooit gezien, maar ik zou hem daarom des te meer willen ontmoeten.

Vertalen is niet alleen het overbrengen van het ene talige produkt in het andere, er vloeit ook een kameraadschap uit voort . De auteur merkt dat je in grote mate met hem bezig bent geweest. Dat maakt vertalen tot een bredere activiteit. Je kunt natuurlijk nooit de scheppende auteur zelf zijn, je kunt alleen proberen zijn gedachten en artistieke principes zoveel mogelijk na te bootsen, waarbij je ook zelf heel wat creativiteit in moet brengen.

Hoe ben je aan Jan Beran (ps.) gekomen?


Een vriend van hem had het manuscript naar Nederland meegenomen en bood het de uitgeverij aan. Zo is het bij mij terechtgekomen. De roman was zijn debuut, maar hierna heeft hij niets meer geschreven. Hij was doodsbang geworden zijn baan te verliezen. Er bestond destijds al een Zweedse vertaling, het schijnt zelfs verfilmd te zijn. Alleen is het nooit in het Tsjechisch verschenen, ook niet in de emigratie.

Van 'Te luide eenzaamheid ' verscheen in 1980 een fragment in De Revisor, nu ben je er weer mee bezig. Heb je er ondertussen nog aan gewerkt?

Daar heb ik geen tijd voor gehad, want Gruša is er tussendoor gekomen. Dat boek is een stuk uit mijn leven geweest, het was razend gecompliceerd om het te vertalen. Daarom moest Hrabal wijken, maar ik had hem al ontdekt ..Wanneer ik tijd had probeerde ik de uitgever van het belang van Hrabals werk te overtuigen, maar er bestonden in die tijd alleen Duitse vertalingen. Die zijn te mechanisch waardoor je het ' esprit ' mist dat er in zit.

Bij Hrabal is het speelse verbonden met de diepere zin van het werk; als het speelse er niet is, proef je ook die diepere zin niet . Ze zijn er dus nooit zo enthousiast over geweest. Wel heb ik een verhaal van Hrabal kunnen plaatsen in een bundel van Meulenhoff, maar daar is van de kant van de uitgeverij geen respons op gekomen. En toen kwam het aanbod van Bert Bakker ... daar vonden ze het wel leuk om weg te pikken. De titel heb ik enigszins veranderd in Al te luide eenzaamheid. Er zit een epiloog bij die opgedragen is aan Kafka. Het is een poëtische tekst zonder metrum die qua stemming met de roman overeenkomt, al staat het er thematisch een beetje los van.

Meulenhoff is gekomen met een heruitgave van 'Guinese biggetjes'. Heb je de vertaling herzien?

Helaas was er geen tijd voor, maar het zou best een revisie kunnen hebben want het was mijn eersteling. Ik was heel onzeker en destijds was ik blij dat de redactie mij onder druk gezet had om mijn Nederlands wat aan te passen. Dat ging weleens ten koste van Vaculk, omdat ik niet de moed had er te veel te gen te protesteren. In het algemeen ben ik als de dood voor mijn vertalingen, ik ben blij als ze de deur uit zijn. Ook uit angst voor zetfouten kijk ik ze liever niet meer in.

Is vertalen een ambacht, kan je het leren?

Een vertaler moet zowel een inlevings- als een uitlevingsvermogen hebben. Daar bedoel ik mee dat je je maximaal in een tekst moet kunnen inleven en je je er dertig seconden daarna weer maximaal uit moet kunnen trekken. Het is heel moeilijk om van je eigen tekst afstand te nemen. Je moet de twee teksten als vreemde tek sten naast elkaar leggen en kijken of het esthetische effect vergelijkbaar is en klopt qua vorm en inhoud. Deze instelling heb ik moeten leren, dat is aan te leren. Ik zie het als een voordeel dat ik ook literatuurwetenschapper ben, het maakt je alerter, je kunt je makkelijker 'uitleven'.

Een interessante oefening vind ik het kijken naar ondertitelde films. Je hoort de ene taal en tegelijkertijd zie je de andere; je maakt steeds het moment van transpositie mee. Bij goede vertalingen vind ik het heel stimulerend om ze met elkaar te vergelijken. Het kan het vlotte vertalen bevorderen, je leert snel op woordverbindingen te komen. Snelheid kan gevaarlijk zijn en moet daarom ingedamd worden door een flinke dosis overpeinzing, door teruglezen en controle.

Maar snelheid heb je ook nodig omdat je anders nooit een consistente stijl kunt creëren. Als de tijd dringt maak ik een werkschema en probeer me daar zoveel mogelijk aan te houden. Ik werk steeds aan één stuk door want als vertaler moet je een geheugen opbouwen voor woorden, scènes en thema's die later herhaald worden zodat het op het einde geen ratjetoe wordt waarbij hetzelfde woord op een andere manier vertaald wordt.

Heb je favoriete woorden?

Dat is de zwakte van de vertaler, een vertaler die vier schrijvers vertaalt maar die niet in staat is deze schrijvers een eigen lexicon mee te geven.

Helaas heb ook ik favoriete woorden en die haalt de corrector eruit. Woorden die in de spreektaal voorkomen zoals 'prima' en 'best' waarvan ik denk dat ze best kunnen, blijken er soms te vaak in te zitten. Daar gaat dan de esthetische vergelijking in het Nederlands mank.

Een heel moeilijke categorie woorden zijn de uitroepen. In het Tsjechisch heb je een heel scala die allemaal verbonden zijn met een bepaalde emotionele toestand, een emotionele graad.

In het Nederlands heb je een heel ander scala dat vaak uit andere lexicale gebieden put en dat maakt het tot één van de moeilijkst te vertalen onderdelen.

Hoe sta je tegenover het vertalen van namen?

In principe 'vertaal je de namen niet, maar in de loop van een roman kan blijken dat je er niet onderuit komt, dat je het boek erdoor verrijkt. Bij Grusa heb ik o.a. die Middeleeuwse eigennamen maar vertaald omdat er een woordspelletje mee werd gespeeld. Je had de keuze: óf niet vertalen en dan is het woordspelletje weg óf wel vertalen met behoud van de grap, maar met het nare neveneffect dat je een Nederlandse naam in een Tsjechisch boek tegenkomt. Dat is de ingewikkelde situatie waar je steeds weer in verkeert.

Steeds moet je afwegen wat het belangrijkste is: het esthetische effect of de 'kale' inhoud; als je er niet in slaagt daarin de juiste balans te vinden is de vertaling niet geslaagd. Dat zou je als superwaarde kunnen stellen, maar de factoren daaronder die het effect bewerkstelligen zijn verwisselbaar.

De ene keer moet je een concessie aan de betekenis doen, de andere keer aan de vorm. Als een schrijver de vorm en betekenis met elkaar in verband brengt, en dat gebeurt juist bij het creëren van de esthetische waarde, dan sta je voor het dilemma in hoeverre je nog concessies mag doen aan óf de betekenis óf de vorm zonder het uiteindelijke effect te verstoren.

Het vertalen van straatnamen bij een normale roman vind ik een heel moeilijk punt, want voor de meeste Tsjechische lezers hebben ze een duidelijke betekenis. Iedereen weet waar de 'Spálená ' is, wat voor gebouwen zich daar bevinden en wat voor sfeer er hangt, maar voor de Nederlander blijft het Kamtsjatka.

Er zijn vertalers die in de Nederlandse literatuur een schrijfstijl zoeken die overeenkomt met die van de schrijver die ze vertalen.

Om biesheuvelig te schrijven? In het geval van Gruša heb ik wel nadrukkelijk in de Nederlandse literatuur gezocht en de taalontwikkeling van het Nederlands bestudeerd omdat Gruša naar eerdere eeuwen teruggrijpt. Bij het vertalen heb ik niet gestreefd naar zo'n authentiek mogelijke weergave, maar vooral gelet op spellingskwesties die als het ware semiotisch aangeven om welke periode het gaat. Het is in feite een noodgreep, Middel-nederlandse woorden in een buitenlands boek in Nederlandse vertaling zijn net zo dubieus als verhollandste eigennamen.

Als er een verwijzing naar een Tsjechisch getijdenboek was, zocht ik gauw in de UB naar een Nederlandse pendant en vond daarin de bouwstoffen die ik weer in het Tsjechisch kon gebruiken. Zo ging het ook met verwij zingen naar de astrologie, botanie, annalen, etc. Die termen uit de astrologie kende ik bijvoorbeeld niet goed.

Welk werkwoord hoort bij 'conjuncties', zegt men zoals in het Tsjechisch 'treedt binnen in het huis van'? Je moet het verifiëren of de hulp van deskundigen inroepen en dat maakte het vertalen tot zo'n gecompliceerde werkzaamheid. Met Gruša heb ik over de interpretatie van bepaalde delen een correspondentie gevoerd. Toen ik hem het 'verhollandsen' meedeelde, vond hij dat prachtig hoewel hij natuurlijk zelf het effect ervan niet kon beoordelen. Ik heb hem ook wel eens op fouten betrapt, bijvoorbeeld in het Latijn, en verder had hij de sprookjes Sneeuwwitje en Assepoester met elkaar verward. Zulke slordigheden hangen samen met de omstandigheden waaronder die roman tot stand is gekomen. Wanneer zo'n ondergronds werk af is moet het 'corpus delicti' zo snel mogelijk weg. Hij heeft ook geen lector die zijn teksten controleert. Het vragenformulier sloeg in het ondergrondse Tsjechoslowakije als een bom in en werd meteen naar Toronto gesmokkeld en uitgegeven. De fouten zaten er nog in'. In die periode kreeg Gruša het 'aanbod' te emigreren en daar is hij op ingegaan. Hij woonde al in West-Duitsland toen ik met vertalen begon, dus de correspondentie kon ik makkelijk voeren. Hij heeft nu een roman in het Duits geschreven- een redactrice corrigeert zijn Duits. Hij vertelde dat hij het spannend, vervreemdend vond om in een andere taal te schrijven.

Maar jouw rol als vertaler van Gruša is hierdoor beëindigd.

Eigenlijk wel. We spreken elkaar nog, maar het is net als met een vroegere vriendin die je tegenkomt waarmee de verhouding bekoeld is en waarvan je niet begrijpt dat het zo gelopen is. Als we elkaar ontmoeten vertelt hij waar hij mee bezig is en ik ook.

Lees je vertalingen uit andere Slavische talen?

Mijn kennis van de andere Slavische talen is niet groot genoeg om verantwoord de vertalingen met het origineel te vergelijken. Ik kijk alleen naar het Nederlands en helaas herken ik vaak dat grijze vertalersjargon dat ik zelf zo haat en dat geldt niet alleen voor vertalingen uit de Slavische talen. Daardoor worden vertaalde boeken voor mij oninteressant, een enkele keer sleept het verhaal mij toch door die barrière heen. Het is misschien wel een onhebbelijkheid die je krijgt, als je zelf vertaalt, dat je gaat letten op onwelvoegelijkheden in de vertaling van iemand anders. Ik vind het moeilijk vertaalde literatuur te lezen. Het verbaast me dan ook dat vertaalde literatuur zo'n groot aandeel heeft in het literaire pakket dat op de Nederlandse markt wordt aangeboden; ik geloof dat het meer dan de helft is. Voor zover ik in staat ben het origineel te lezen probeer ik het wel, maar meestal grijp ik toch gezien de tijd - ik leef in voortdurend tijdgebrek- naar de vertaling met alle onvolkomenheden vandien.

'Largo desolato' van Havel heb je samen met Sjoerd de Jong vertaald. Verschilt de werkwijze wanneer je samen vertaalt?

Sjoerd had de opdracht gekregen maar zag er tegen op. Hij is van beroep corrector, heeft een zeer afstandelijke blik op teksten en een sterk onderscheidingsvermogen. Hij heeft de grove vertaling gemaakt, een omzetting van taal tot taal, die ik met mijn literaire oog zou bekijken. Daarna is hij er weer met zijn kritische oog overheen gegaan. Ik heb in dit geval minder afstand hoeven nemen. Het ging samen uitstekend omdat die twee elementen, het inleven en weer afstand nemen van de tekst, in twee personen waren gerealiseerd. Maar een toneelstuk blijf ook ik een lastige zaak vinden.

Ik heb het als dwingend ervaren dat dramaturgen zo normgevoelig zijn voor wat men wel of niet zegt. In dit geval stond de dramaturg erop dat bepaalde herhalingen en stopwoordjes eruit gehaald werden om Ravels stijl enigszins te 'zuiveren', waar ik in wezen faliekant op tegen ben. Bij een roman kun je het in een bredere context plaatsen en argumenten vinden waarom iets afwijkt van het gesproken Nederlands anno 1987. Het is nog bijna helemaal fout gelopen toen de regisseur er zelfs twee scènes, die cruciaal waren voor de opbouw van het stuk, eruit had gehaald. Dat hebben we gedeeltelijk kunnen verhinderen; onder dreiging van een kort geding zijn ze wel bij de première gespeeld, maar in de overige voorstellingen hebben ze één ervan weer laten vallen. En deze non-verbale scène was ook essentieel voor de opbouw van het stuk.

Je hebt ook poëzie vertaald.

Poëzie vertalen is eigenlijk het leukste om te doen omdat daarbij de fysieke kant van het vertalen minder een rol speelt. Het vertalen van een boek van vierhonderd bladzijden durf ik haast niet meer te accepteren omdat ik denk dat niet vol te kunnen houden. Poëzie is heel overzichtelijk, het zijn miniatuurtjes waar je heel prettig een uurtje aan kunt werken en die je de volgende dag weer eens kunt bekijken. Zo kun je heel wat meer keren die controlebeurt uitvoeren. Maar bij poëzie speelt een ander probleem, de grote mate van onvertaalbaarheid ervan in het algemeen.

Poëzie ontglipt je steeds, gewoon omdat het Tsjechisch geen Nederlands is. Elk woord wordt potentieel in al zijn betekenissen en klankassociaties gebruikt. Het Tsjechische woord 'düm" bijvoorbeeld, wat gewoon 'huis' betekent, roep met die donkere oe-klank een heel andere sfeer op dan de uiklank van huis en roept door die klank ook woorden op uit andere betekenisreeksen. Verschuivingen in klank- en betekenisassociaties zijn een noodoplossing:

bij elke controlebeurt voel je dat steeds weer. In proza verschuif je in feite ook wanneer je merkt dat een schrijver graag woordspelletjes speelt. Dan doe je het ook wel eens op een plek waar je het wél kan, om zo de plaats te compenseren waar je het niet kon. Maar ik vind dat griezelig, je moet dat beperkt houden.

De vertaling van Ivan Klíma is afgerond.

Klíma is misschien in dat opzicht te vergelijken met Škvorecký dat hij een schrijver is waar ik heel ver mee kan gaan, maar waar het op een gegeven moment niet klikt omdat je andere ideeën over de wereld hebt. Dat is overigens irrelevant voor je vertalerschap, ik kan het best vertalen, maar het uiteindelijke produkt spreekt me minder aan. Ik ken Klíma het langst van allemaal. In de persoonlijke contacten is er ook altijd een zekere distantie, het punt van verwantschap is met hem iets minder. In Zweden is het boek verfilmd en dat is vaak ook, een stimulans om het in het Nederlands te brengen.

Van Kundera heb je ook gezegd dat hij je persoonlijk niet zo aanspreekt.

Ik zou Kundera graag vertalen hoor, hoe vaak hij mij persoonlijk tegenstaat en hoe zeer bepaalde persoonlijke houdingen van hem mij minder aanstaan. Hij is technisch gezien een voortreffelijk schrijver. Kundera is begonnen met poëziebundels maar heeft daarvan toen definitief afstand genomen. Hij zei gewoon: 'Ik heb genoeg van die lyrische houding, het past niet meer bij me. Vanaf nu ga ik een epische houding aannemen.' Sindsdien heeft hij geen letter poëzie meer geschreven. Juist die lyrische houding heeft, net als bij Hašek, een stempel op de Tsjechische geschiedenis gedrukt. Lyrisme is altijd sterk aanwezig geweest in de Tsjechische traditie. Die traditie wordt gekarakteriseerd door aandacht voor de humaniteit, het democratisme, het anti-autoritaire; dat is voor vele Tsjechen de ideale lijn in de politiek. Franz Werfel , een Praags-Duitse schrijver die het verleden van Tsjechoslowakije goed kende en enthousiast was over de Tsjechische literatuur heeft een schitterende karakteristiek over dat lyrisme gemaakt: 'De Tsjechen zijn eigenlijk een volk van poëten, ze hebben in feite nooit de grote romans voortgebracht zoals de Russen bij voorbeeld, het is een volk dat het liefst onder zijn dikke donsdeken in bed ligt, deze over zijn hoofd trekt en zijn eigen warmte - de humaniteit - en dromen koestert.' Maar dat eeuwige lyrisme van de Tsjechen is natuurlijk ook een cliché.

Hoe was het in het begin met recensies?

Over aandacht in de pers heb ik nooit te klagen gehad, maar je moet er wel wat voor doen. Bij gerenommeerde kranten moet je aandacht eisen voor je boek, ervoor zorgen dat het bij de juiste persoon terecht komt en die dan stimuleren het te recenseren. Omdat je vaak te maken hebt met recensenten die niet veel van de Tsjechische literatuur afweten moet je ze informatie geven.

Als die kranten het in hun literaire rubrieken opgenomen hebben, vindt er vanzelf een uitstraling naar de regionale pers plaats. Het merkwaardige is dat kranten vaak de vertaler zelf voor een recensie benaderen omdat ze hem zien als iemand die zich ook in een breder kader met die literatuur bezighoudt. Dat heb ik steeds geweigerd omdat ik het een gênante bezigheid vind, maar ik probeer dat te compenseren door voor een ander publiek een analyse van door mezelf vertaald werk te maken, of ook wel door een portret van de schrijver aan te bieden.

Uit welk jaar stamt de eerste vertaling uit het Tsjechisch?

Ik weet niet of de vertalingen in de negentiende eeuw direct uit het Tsjechisch zijn gemaakt. In de jaren dertig is voor zover mij bekend de eerste vertaalgolf geweest die samenhing met de enorme belangstelling voor Tsjechoslowakije als jonge republiek.

Uit deze periode ken ik een stuk of tien vertalingen waarvan de helft een poging tot een literaire vertaling is geweest. De andere waren beweringen, opmerkingen bij voorbeeld van Čapek over toneel worden op de Nederlandse situatie toegepast waardoor je in de vertaling een ontwikkeling krijgt die voor mij oninteressant is. Bij deze vertalingen bevalt mij het oude taalgebruik dat wonderschoon past bij het feit dat de schrijver destijds contemporain was. Ik heb een vertaling van de Didactica van Comenius uit het einde van de negentiende eeuw gelezen. Vanwege de humane teneur is het al schitterend om te lezen maar het laat negentiende-eeuwse taalgebruik van het Nederlands voegt er een dimensie aan toe. Vlak na de tweede wereldoorlog is er een klein vertaalgolfje geweest dat verband hield met de stroom oorlogsliteratuur.

Wanneer is men zich op professionele wijze met vertalen gaan bezighouden?

In het midden van de jaren zestig is er wel toneel vertaald, maar vanaf de vertaling van Hans Krijt van Hrabals werkje Zwaarbewaakte treinen kun je pas zeggen dat de Tsjechische literatuur wat systematischer wordt vertaald. De ontwikkeling van de slavistiek geldt hierbij als belangrijke parallelle factor. Maar we hebben een veel kleinere traditie dan de Poolse, om maar te zwijgen van de Russische. Zijn er romans opnieuw vertaald? Er zijn natuurlijk verschillende vertalingen van Švejk. Maar de moderne vertaling is zeker niet beter, zo niet slechter dan de oudere. Aan de andere kleven ook nadelen. Het is heel jammer dat juist een schrijver als Hašek op die manier geen recht wordt gedaan. Er is onlangs een dik boek verschenen over de vertaalproblematiek bij Švejk. Misschien biedt dit perspectief op een serieuzere aanpak.

Švejk is lange tijd het beeld geweest wat men van de Tsjechische literatuur had.

De platvloerse interpretatie van Švejk als een soort simplissimus, als een volkse twijfelaar-weifelaar zonder ruggegraat die zich uit alle moeilijke situaties weet te redden, heeft de Tsjechen als volk geen goed gedaan. Hašek was veel meer een avant-garde schrijver dan men destijds wilde aannemen. Het uit zijn contect halen zoals bij Hašek is gebeurd, daar kamp jij ook mee. De dissidente literatuur wordt voor een deel gelezen door mensen die in het dissidente ervan zijn geinteresseerd, maar over vijftig jaar ... dan telt dat niet meer. Weinig mensen zullen zich bij het lezen van Hašek de concrete omstandigheden van de eerste wereldoorlog realiseren, dat de Tsjechen met het Oostenrijkse leger tegen Slaven moesten vechten. Mét Oostenrijk wilden ze al niet vechten en al helemaal niet tegen Slaven.

Wat zou je willen vertalen als je het voor het zeggen had?

De moderne literatuur loopt nu, maar laten we eens kijken naar een paar kopstukken uit de jaren dertig. Uitgevers zijn daar heel huiverig voor; van grootheden uit de wereldliteratuur durven ze misschien nog een moderne verteling te laten maken, maar dat houdt op voor literatuur uit een kleiner taalgebied, zelfs voor werk van iemand als Čapek. Van hem zou ik graag iets van zijn trilogie vertalen (Hordubal, Povětroň, Neobyčejný život, H.H.). Vooral het derde deel is heel modern. Een man maakt een verslag van zijn leven en komt op een gegeven moment in de knoei wanneer hij beseft dat hij niet een waar, maar een gekleurd beeld hiervan geeft. Als hij vervolgens zijn leven objectiever beschouwt, komt hij tot de conclusie dat hij eigenlijk maar een miezerig mannetje is. In de andere delen speelt dat begrip yaarheid ook een rol, telkens laat Čapek één geschiedenis,door verschillende mensen zien. Bij Čapek staat de waarheid centraal, een waarheid die niet absoluut is.

Ook in de negentiende eeuw zijn er werken te vinden die ik graag zou vertalen. Van Neruda bijvoorbeeld Povídky Malostranské. Je zou haast kunnen zeggen dat het een afgezaagd werkje is, want in alle literatuurgeschiedenissen wordt het tot in den treure beschreven. Het bestaat voor het grootste deel uit schetsen van Malá Strana, een oude wijk in Praag. Neruda probeert een analyse van de maatschappij te geven zoals die in micro-vorm in die wijk bestaat. Twee verhalen zijn afwijkend. Een verhaal beschrijft gedurende een week de gang van zaken in één heel huis, in het andere verhaal ontpopt Neruda zich als moderne schrijver die je in de twintigste eeuw zou kunnen plaatsen.

Hij trekt zich daar als het ware niets meer aan van literaire canons, gebruikt het dagboek als intiem genre dat veel toelaat. Hij laat er vogels 'spreken'. Het vogelgezang heeft een destructieve werking op de geestelijke toestand van de jonge man die zich tevergeefs een plaats in die wijk probeert te verwerven.

Het ideaal zou zijn om te werken naar een Tsjechische bibliotheek. Zo'n tien jaar geleden heb ik het Van Oorschot voorgesteld. Waarom geen poging wagen en kijken of het mogelijk is van een andere Slavische literatuur een klassieke bibliotheek te maken? Ik kreeg toen een sceptisch briefje terug, zo van: ik ben moe en der dagen zat, laat een ander het maar doen. Meulenhoff is nu met een initiatief gekomen om een serie bloemlezingen van de Slavische literaturen te brengen, met verhalen uit deze eeuw. Ik moet erbij zeggen dat het nog in voorbereiding is. Door mijn eeuwige gebrek aan tijd zal de Tsjechische één van de laatste worden.

Vertaal je op college? Stimuleer je studenten om te vertalen?

Door de tweefasenstructuur is daar geen ruimte voor. Maar ik blijf contact houden met de studenten en als ze gevorderd zijn of reeds afgestudeerd, kun je ze soms opdrachten doorspelen. Ik probeer daar dan wel toezicht op te houden. Dat wordt in het algemeen genomen gewaardeerd, maar als je iets in de vertaling doorstreept of vervangt, is de ander gauw gepikeerd omdat deze denkt dat hij net tot een optimale prestatie is gekomen. Het zijn in feite heel intieme zaken waar je aan zit te sleutelen. Op dit moment zijn drie net afgestudeerde studenten met een dikke pil van Škvorecký bezig: Een ingenieur van mensenzielen. De opdracht kwam naar mij toe en ik heb hem geaccepteerd op voorwaarde dat ik er anderen bij mocht betrekken, en nu heb ik een soort supervisor-rol.

Welk boek zou jij als 'propagandist' de mensen aanraden die meer over de Tsjechische literatuur willen weten?

In 1974 is in het Duits een voortreffelijk boek over het moderne Tsjechische proza van Heinz Kunstmann verschenen: Tschechische Erzählkunst im 20. Jahrhundert.

Verder heb ik met collega Jana Berenová een boekje met opstellen over de Tsjechische literatuur samengesteld (Moderne Tsjechische literatuur, H.H.) dat is ontstaan op basis van radiole zingen voor de BRT.

Vanuit propagandistisch oogpunt zijn ook de moeizame jaren die ik heb mogen spenderen aan de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, heel belangrijk geweest. Het is een schande dat dit grote project zo slecht werd ontvangen. Er is door vele vakbekwame mensen zoveel werk in gestoken.

Als bohemist heb je eigenlijk steeds een informatieve taak. Als ik zelf weleens een recensie schrijf over een boek dat ik niet heb vertaald, dan haal ik er vaak de hele maatschappelijke context bij. Dat doe ik alleen maar om weer de specifieke Tsjechische situatie onder de aandacht te brengen. Als ik neerlandicus zou zijn, zou ik mij veel meer tot het werk zelf beperken, eventueel in relatie tot ander werk van die schrijver.

Maar we zitten in een ontwikkelingsfase en daar hoort ook 'propaganda' bij. We proberen het kringetje dat op het gebied van de Tsjechische literatuur competent is, groter te maken, maar dat gaat heel langzaam, daar gaan jaren overheen. Ik vind het eigenlijk vreselijk dat er in zowat elke recensie, elk stuk over een Tsjechische schrijver, die politieke context erbij wordt gehaald. Ik zou het liefst willen dat de schrijver en het boek voor zich zouden spreken, maar het publiek vergeet snel. Laatst las ik een stuk dat de Praagse Lente in 1966 was. Het is de vergetelheid waartegen gevochten moet worden ...


Lijst van vertalingen

Ludvík Vaculík, Guinese biggetjes. Meulenhoff 1975, roman, 167 blz. incl. nawoord en interview.

Jan Beran (ps.) Exercities. Meulenhoff 1976, roman, 128 blz.

Ludvík Vaculík, De bijl. Meulenhoff 1978, roman, 209 blz.

Josef Škvorecký, De bassaxofoon. Bert Bakker/Contact 1979, samen met Emöke, een legende, twee novellen, 134 blz.

Bohumil Hrabal, 'Te luide eenzaamheid'. In: De Revisor 1980/ 2, romanfragment, incl. inleiding, 8 blz.

Miroslav Holub, 'Dichter in niemandsland'. In: Raster 18 (1981), poëzie, incl. inleiding, 15 blz. ( zie ook rectificatie in Raster 19).

Ludvík Vaculík, 'Tsjechisch dromenboek.' In: Literair Paspoort 296 (1982), romanfragment incl. inleiding, 10 blz.

Bohumil Hrabal, 'De doorgetrapte trom' . In: Primeurs, Meulenhoff 1982, 15 blz.

Karel Čapek, 'Voetsporen'. In: De Tweede Ronde, zomer 1982, verhaal, 12 blz.

Jiří Gruša, Het vragenformulier. Gebed voor een stad en een vriend. Meulenhoff 1983, roman, 288 blz. incl. nawoord.

Bohumil Hrabal, 'Kafkades'. In: uitgave van de Aleida Schot-prijs 1985, verhaal, 10 blz.

Václav Havel, Largo desolato. International Theatre Bookshop 1987, toneelstuk, 94 blz. ; samen met Sjoerd de Jong; incl. nawoord.


Binnenkort te verschijnen vertalingen:

Ivan Klíma, Zomerliefde. Wereldbibliotheek, roman, december 1987.

Bohumil Hrabal, Al te luide eenzaamheid. Bert Bakker, novelle, voorjaar 1988.

 




TSL 1

>