Dmitri Danilov




De man uit Podolsk. Toneelstuk





PERSONAGES

MAN UIT PODOLSK ‒ een jongeman van een jaar of dertig
MAN UIT MYTISJTSJI – leeftijd doet er niet toe
EERSTE POLITIEAGENT – wat ouder dan de Man uit Podolsk
TWEEDE POLITIEAGENT – leeftijd doet er niet toe
POLITIEAGENTE – een knappe, verzorgde, ‘leeftijdloze’ vrouw met een nadrukkelijk verfijnd uiterlijk en verfijnde manieren.

De drie politieagenten dragen een gewoon politie-uniform.

De handeling speelt zich af op een doorsnee politiebureau in Moskou. De Eerste Politieagent zit op een stoel achter een tafel en stelt het proces-verbaal op.

Daartegenover aan tafel zit de Man uit Podolsk op een bijgeplaatste stoel. In het arrestantenhok zit de Man uit Mytisjtsji op een bankje. De eerste politieagent schrijft zwijgend iets in het proces-verbaal.



MAN UIT PODOLSK ‒ Maar waarom ben ik nou opgepakt?
De Eerste politieagent richt zijn blik op de Man uit Podolsk, kijkt hem een poosje aan en schrijft zonder iets te zeggen verder. Kameraad agent…

EERSTE POLITIEAGENT – Wát zei je daar? Kameraad?

De man uit Podolsk maakt een onbestemd mompelend geluid.
Met de kameraden hebben ze in 1993 al afgerekend.
De man uit Podolsk maakt een geluid waarin aarzeling doorklinkt, verwarring over wat nu te zeggen.
Zó zeg je dat: mijnheer de hoofdinspecteur.

MAN UIT PODOLSK ‒ Mijnheer de hoofdinspecteur, waarom ben ik opgepakt? Ik was toch niet dronken, ik liep gewoon…
De Eerste politie-agent gaat door met schrijven.

EERSTE POLITIEAGENT – Nee, daar leek het niet op.

MAN UIT PODOLSK ‒ Maar waarom dan?

EERSTE POLITIEAGENT – Daar komen we zo wel achter.

MAN UIT PODOLSK ‒ Hoe bedoelt u, erachter komen?

EERSTE POLITIEAGENT – Nou gewoon, heel simpel. Ik ga vragen stellen en u gaat die beantwoorden. En zo komen we erachter waarom u bent aangehouden.

MAN UIT PODOLSK ‒ Maar dat kan toch niet? Eerst pakken jullie iemand op en pas daarna zoeken jullie uit waarom?

EERSTE POLITIEAGENT – (terwijl hij schrijft) Het kan linksom of rechtsom.

MAN UIT PODOLSK ‒ Dat slaat nergens op.

EERSTE POLITIEAGENT – (onderbreekt het schrijven en kijkt de man uit Podolsk indringend aan). Wat?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou… ik, dat…

EERSTE POLITIEAGENT – Achternaam.

MAN UIT PODOLSK ‒ De mijne?

EERSTE POLITIEAGENT – Nee, van de vermaarde Oostenrijkse componist Wolfgang Amadeus Mozart. Van wie anders, die van u natuurlijk.

MAN UIT PODOLSK ‒ Frolov.

De Eerste politieagent noteert dit en controleert ondertussen het paspoort.

EERSTE POLITIEAGENT – Naam, vadersnaam.

MAN UIT PODOLSK ‒ Nikolaj Stepanovitsj.

eerste politieagent Geboortedatum en plaats.

MAN UIT PODOLSK ‒ 16 april 1985, stad Podolsk.

EERSTE POLITIEAGENT – Ook de regio aangeven.

MAN UIT PODOLSK ‒ Regio Moskou.

EERSTE POLITIEAGENT – Adres waar u ingeschreven bent.

MAN UIT PODOLSK ‒ Regio Moskou, stad Podolsk, Rode Garde Boulevard, huis 15, appartement 36.

EERSTE POLITIEAGENT – Daadwerkelijke verblijfplaats?

MAN UIT PODOLSK ‒ Hetzelfde.

EERSTE POLITIEAGENT – Uit Podolsk dus.

MAN UIT PODOLSK ‒ Eh, ja. Uit Podolsk.

EERSTE POLITIEAGENT – Inwoners.

MAN UIT PODOLSK ‒ Wat inwoners?

EERSTE POLITIEAGENT – Inwoners van Podolsk.

MAN UIT PODOLSK ‒ Wat inwoners van Podolsk?

EERSTE POLITIEAGENT – Noemt u het aantal inwoners van Podolsk.
Tot op de tienduizend nauwkeurig graag.

MAN UIT PODOLSK ‒ Hoe moet ik dat weten?

EERSTE POLITIEAGENT – U woont uw hele leven in een stad en weet het aantal inwoners niet?

MAN UIT PODOLSK ‒ Wat kan mij dat nou schelen?

EERSTE POLITIEAGENT – Nou, bij benadering dan maar.

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou, misschien honderdduizend.
Honderdvijftig.

MAN UIT MYTISJTSJI – Ben je debiel of zo? Wat nou honderdvijftig?!
Jullie hebben er daar al bijna driehonderd! Klimovsk is er pas nog bijgekomen!

EERSTE POLITIEAGENT – Hou jij je erbuiten. Met jou gaan we nog apart praten. Over de economie van Mytisjtsji. Heb je je voorbereid? Wikipedia gelezen?

MAN UIT MYTISJTSJI – Jazeker.

EERSTE POLITIEAGENT – Zo mag ik het horen. (wendt zich tot de Man uit Podolsk). Onze vriend uit Mytisjtsji heeft het bij het rechte eind. Podolsk heeft bijna driehonderdduizend inwoners.

MAN UIT PODOLSK ‒ Wat heb ik daarmee te maken? Waarom krijg ik hier vragen over de inwoners van Podolsk?

EERSTE POLITIEAGENT – U woont toch in Podolsk, dat zou u moeten weten.

MAN UIT PODOLSK ‒ Hoezo? Waarom zou ik iets weten over de inwoners van Podolsk?

EERSTE POLITIEAGENT – Al was het maar voor je algemene ontwikkeling. Raar, je woont in een stad en je weet niet eens hoeveel mensen er wonen. Is toch raar?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik vind het normaal. Ik ben toch geen specialist in dat... in bevolking. Waarom zou ik?

EERSTE POLITIEAGENT – Genoeg d’r over. Wanneer heeft Podolsk stadsrechten gekregen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Stadsrechten?

EERSTE POLITIEAGENT – Komt u wel echt uit Podolsk, Nikolaj Stepanovitsj? Ik krijg de indruk dat u uit een zekere zuidelijke stad bij de zee komt.1 Waarom voor elke vraag een vraag terug?
Ik heb duidelijk gevraagd: wanneer heeft Podolsk stadsrechten gekregen? Geef gewoon antwoord, Nikolaj Stepanovitsj, geen vragen herhalen.

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik… weet het niet. Shit man.

EERSTE POLITIEAGENT – De shit komt dalijk nog. Nou, in welke eeuw dan? Dat moet u toch wel weten.

MAN UIT PODOLSK ‒ Eh… in de twintigste, denk ik.

MAN UIT MYTISJTSJI – Doe normaal man! Hoe kom je d’r bij, de twintigste eeuw? Dat was nog onder Katerina! Toen zijn d’r een hele hoop steden gesticht!

De Eerste politieagent staat op en loopt met handboeien in zijn hand naar het arrestantenhok waar de Man uit Mytisjtsji in zit.

EERSTE POLITIEAGENT – Je bent zeker dat pijnlijke gevoel rond je polsen vergeten?

MAN UIT PODOLSK ‒ (springt op) Nee, nee.

EERSTE POLITIEAGENT – Wat nee-nee? Hoe hoor je te antwoorden?

MAN UIT MYTISJTSJI – Zeker niet, mijnheer de hoofdinspecteur.

De Eerste Politieagent gaat terug naar zijn plek en gooit de handboeien op tafel.

Als jullie mij zulke vragen hadden gesteld zou ik hier niet zitten.

EERSTE POLITIEAGENT – Nou, met jou hadden we in het begin ook niet veel succes. Nu wel ja, je hebt het wel opgepikt. We maken zoetjesaan een mens van je. (tegen de Man uit Podolsk.) Onze vriend uit Mytisjtsji heeft alweer een nuttige hint gegeven. Nou? in welke eeuw heeft Podolsk stadsrechten gekregen?

MAN UIT PODOLSK ‒ In de achttiende.

EERSTE POLITIEAGENT – Juist. En in welke helft?

MAN UIT PODOLSK ‒ Als het onder Katerina was dan in de tweede.

EERSTE POLITIEAGENT – Kijk eens aan, dat gaat de goeie kant op.
En in welk kwart?

MAN UIT PODOLSK ‒ (kreunt zacht) Ik weet het niet…

EERSTE POLITIEAGENT – Nou, vooruit, durf ’es wat.

MAN UIT PODOLSK ‒ In het eerste…

EERSTE POLITIEAGENT – Hoezo nou in het eerste? U zei toch zelf in de tweede helft van de achttiende eeuw? Hoe kan dat dan het eerste kwart zijn?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ai, ik haal het door elkaar, ik bedoelde in het eerste kwart van de tweede helft.

EERSTE POLITIEAGENT – Nou en welk kwart van de eeuw is dat dus?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ehm… het derde.

EERSTE POLITIEAGENT – Dat antwoord is fout.

MAN UIT PODOLSK ‒ Het vierde?

EERSTE POLITIEAGENT – Juist. Het vierde. In 1781 werd het dorp Podol een stad (Na een lange pauze.) Uw hersens werken niet al te best, Nikolaj Stepanovitsj. Niet best. U interesseert zich niet voor uw geboortestad, u denkt niet soepel, u haalt de kwarten van de eeuw door elkaar. Maakt niet uit, we gaan met u aan het werk, we gaan u ontwikkelen. Hier, onze cliënt uit Mytisjtsji presteerde de eerste keer nog slechter dan u, maar nu zien we flinke progressie. Hij is op weg om een min of meer bewust mens te worden.

De Man uit Podolsk kijkt radeloos naar de grond. De Tweede politieagent komt het vertrek binnen.
Kijk, Michalytsj, weer eentje uit Podolsk
.

De Tweede politieagent loopt naar de tafel, kijkt naar de Man uit Podolsk, werpt een blik in het proces-verbaal.

TWEEDE POLITIEAGENT – Die van Podolsk zijn allemaal onnozel.

EERSTE POLITIEAGENT – Nou, er zijn uitzonderingen. Weet je nog, dat ventje dat we van de winter hadden?

TWEEDE POLITIEAGENT – Ah, die… die programmeur, of wat wasie?
Ja, dat was een kwieke, die rebbelde alsof het gedrukt stond.

EERSTE POLITIEAGENT – Maar in het algemeen, onnozel ja.

TWEEDE POLITIEAGENT – Het meest oké zijn die uit Chimki.

EERSTE POLITIEAGENT – Zeker weten.

TWEEDE POLITIEAGENT – Maar die van Podolsk, dat zijn gewoon randdebielen.

Een lange pauze. De Man uit Podolsk zit met zijn hoofd in zijn handen gesteund.

EERSTE POLITIEAGENT – Wat zegt u d’r van, Nikolaj Stepanovitsj?

MAN UIT PODOLSK ‒ (tilt zijn hoofd op). Ik... ik begrijp het niet. Wat moet dit allemaal? Waarom vraagt u me dingen over dat stomme Podolsk, over stadsrechten? Waar zijn we hier? Is dit eigenlijk wel de politie?

EERSTE POLITIEAGENT – We hebben u onze papieren laten zien, dacht ik. We kunnen u wel eventjes naar de straat begeleiden, dan kunt u op het bordje bij de ingang kijken. Als u twijfelt.

MAN UIT PODOLSK ‒ U hebt me zomaar aangehouden, u heeft niks uitgelegd, en u vraagt dingen over het aantal inwoners. Wat heeft dat met de zaak te maken? Waarom vraagt u dat? Dit is absurd…

EERSTE POLITIEAGENT – Wat? (Wisselt blikken met de Tweede politieagent.) Absurd?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou en of, absurd!

De Eerste politieagent staat op, pakt van de kapstok een rubberen knuppel, en komt op de Man uit Podolsk af.

(Schrikt zich dood.) Nee! Niet doen! (Bedekt zijn hoofd met zijn handen.)

EERSTE POLITIEAGENT – Zit stil.

Vanaf dit ogenblik zegt de Eerste politieagent alleen nog maar ‘jij’ tegen de Man uit Podolsk. Hij geeft de Man uit Podolsk een zacht tikje op zijn schouder met de knuppel.

MAN UIT PODOLSK ‒ Au! Ah!.. Wat doet u nou?! Niet doen!

EERSTE POLITIEAGENT – Hou je niet van absurd?

MAN UIT PODOLSK ‒ N-nee… Niet…

De Eerste politieagent geeft de Man uit Podolsk een zacht tikje met de knuppel op zijn schouder.

EERSTE POLITIEAGENT – Heb je liever dat het allemaal begrijpelijk en logisch is, zoals het hoort? Volgens de regels?

MAN UIT PODOLSK ‒ (met een huilerige stem en tegelijk strijdlustig). Ja! Ja, ik heb liever dat het logisch en begrijpelijk is, dat ik begrijp wat er gebeurt, waarom ik word opgepakt, ik wil het begrijpen… Ik…

De Eerste politieagent buigt zich een beetje voorover en kijkt de Man uit Podolsk ‒ recht in het gezicht.

EERSTE POLITIEAGENT – O, dus je houdt van logica? Weet je wat we met je hadden moeten doen om het logisch te houden, en niet absurd? Dat we zoals gewoonlijk hadden gedaan? Zoals altijd? Dat zal ik je zeggen. Eerst hadden we je tot moes moeten hengsten, en daarna hadden we vijf gram witte poederachtige substantie uit je zak moeten halen… Michalytsj, waar is dat welbeminde zakje van ons?

De Tweede politieagent opent de safe, haalt er een klein zakje uit met iets wits, wappert er mee in de lucht, en legt het weer terug in de safe.

En dan een paar ouwe zaken aan je broek hangen. En daarna zou er een nieuw, interessant leven voor je aanbreken, allemaal nieuwe indrukken; en onze statistieken zouden ervan zijn opgeknapt. Als het volgens de logica was gegaan, zoals we weten hoe het gaat. Nou? Hou je van logica?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik… ik weet het niet… ik heb niks gedaan!

EERSTE POLITIEAGENT – Dus: hou je van logica, vraag ik.

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik w-weet niet… nee.

EERSTE POLITIEAGENT – En van absurd, hou je daarvan?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik… nee…

EERSTE POLITIEAGENT – Hou je niet van absurd? Vind je het niet leuk dat we het met je over de geschiedenis van je stad hebben?
En je niet op je kloten slaan en een zakje poeder in je tas stoppen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, nee! Ik vind het leuk! Geschiedenis, leuk!

EERSTE POLITIEAGENT – Hou je van absurd?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja. Ja!

EERSTE POLITIEAGENT – Hou je van absurd?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik hou van absurd.

EERSTE POLITIEAGENT – Hou je van absurd? Harder, praat eens harder!

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik hou van absurd!

EERSTE POLITIEAGENT – Hou je van absurd?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik hou van absurd!!!

EERSTE POLITIEAGENT – Hou je van absurd?

MAN UIT PODOLSK ‒ (schreeuwt) Ik hou van absurd!!!

Dit scanderen wordt een paar keer herhaald, zoals voetbalsupporters op de tribune het doen. Vervolgens beginnen de Eerste politieagent en de Tweede politieagent te applaudisseren.

EERSTE POLITIEAGENT – En nou jij ook klappen. Klappen, klappen!
En jij ook, Mytisjtjsi, hup, klappen!

Een tijdlang blijven alle vier klappen. Als het klappen voorbij is gaat de Tweede politieagent af.

(Schuift het proces-verbaal naar zich toe.) Oké. Waar werk je?

MAN UIT PODOLSK ‒ Waar ik werk?

De Eerste Politieagent kijkt veelbetekenend naar de Man uit Podolsk.

Ah, ja. Sorry. Ik werk op het kantoor van het Districtsbestuur Moskou Zuid.

EERSTE POLITIEAGENT – Het kantoor? En wat doe je daar voor werk op dat kantoor?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik ben redacteur. Van de krant.

EERSTE POLITIEAGENT – Wat voor krant?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou, de krant van het kantoor. ‘De Stem van DMZ’.

EERSTE POLITIEAGENT – Heet die zo? ‘De Stem van DMZ’?

MAN UIT PODOLSK ‒ Eh, ja. ‘De Stem van DMZ’.

EERSTE POLITIEAGENT – ‘De Stem van DMZ’?

MAN UIT PODOLSK ‒ (onzeker). Ja.

EERSTE POLITIEAGENT – ‘De Stem van DMZ’?

De Man uit Podolsk is in verwarring en maakt een mompelend geluid.

Geef gewoon antwoord: ‘De Stem van DMZ’

MAN UIT PODOLSK ‒ ‘De Stem van DMZ’.

EERSTE POLITIEAGENT – Met de nadruk op m. ‘De Stem van DeeÉmZet’.

MAN UIT PODOLSK ‒ ‘De Stem van DeeÉmZet’.

EERSTE POLITIEAGENT – Een beetje flinker! Harder! (Scandeert.) ‘De Stem van DeeÉmZet’!

MAN UIT PODOLSK ‒ ‘De Stem van DeeÉmZet’.

EERSTE POLITIEAGENT – Harder zei ik! ‘De Stem van DeeÉmZet’!

MAN UIT PODOLSK ‒ ‘De Stem van DeeÉmZet’!

EERSTE POLITIEAGENT – ‘De Stem van DeeÉmZet’!

MAN UIT PODOLSK ‒ (uit alle macht). ‘De Stem van DeeÉmZet’!

Een tijdlang wordt dit scanderen voortgezet. De Tweede politieagent komt binnen.

EERSTE POLITIEAGENT – En dan nu samen. Zo dus: ‘De Stem van DeeÉmZet’! (klapt twee keer snel in zijn handen, en na een pauze nog vier keer snel.) Toe dan, nou jij!

MAN UIT PODOLSK ‒ ‘De Stem van DeeÉmZet’ (klapt.)

TWEEDE POLITIEAGENT – Wa’s dat nou weer? Wat voor stem?

EERSTE POLITIEAGENT – Dat is zo’n krantje, ‘De Stem van DeeÉmZet’. Onze arrestant is daar redacteur. Maar jij woont toch in Tsjertanovo? Dat is toch DMZ?

TWEEDE POLITIEAGENT – Jawel, DMZ.

EERSTE POLITIEAGENT – Lees jij ‘De Stem van DMZ’?

TWEEDE POLITIEAGENT – Ik geloof van niet. In het trappenhuis ligt wel een of ander krantje op het tafeltje, maar dat lees ik niet. Dat zal hem wel zijn.

EERSTE POLITIEAGENT – Nou, lees hem dan maar eens. Vast interessant. ‘De Stem van DMZ’.

TWEEDE POLITIEAGENT – Ja, nou wel ja.

EERSTE POLITIEAGENT – Zie je nou, Kolja, je krant bereikt niet alle inwoners van het district. Daar moet je wat aan doen. Je moet ’m interessanter maken. Actuele stukken publiceren. De lay-out verbeteren. De distributie regelen. Het hart van de lezers beroeren, Kolja; moeilijk, maar het moet! Je hebt nog veel werk voor de boeg.

De Man uit Podolsk zit er met een afwezig, verdwaasd gezicht bij. Heb je nou door hoe we roepen en hoe we klappen? Vooruit, daar gaat-ie!

Een tijdlang roepen ze in koor ‘De Stem van DMZ’! en klappen erbij. Tijdens een van die keren houdt de Eerste politieagent opeens zijn mond en de Man uit Podolsk roept in zijn eentje, zijn stem slaat over, hij klapt twee keer onzeker in zijn handen. Er volgt een langdurige pauze.

MAN UIT MYTISJTSJI – (heeft tot dan toe gezwegen, nu ineens uit alle macht). ‘De Stem van DMZ’!!! (onder geklap.)

EERSTE POLITIEAGENT – Juist! Bravo! Je kunt het wel, als je maar wil! Goed zo!

De Man uit Mytisjtsji zwijgt.

Waarom zeg je nou niks? Wat zeg je dan in zo’n geval? Moet ik het je nog een keer uitleggen?

MAN UIT MYTISJTSJI – (springt op). Tot uw dienst! EERSTE POLITIEAGENT – Ja?.. En verder!

MAN UIT MYTISJTSJI – Tot uw dienst, mijnheer de hoofdinspecteur! EERSTE POLITIEAGENT – Helemaal goed.

TWEEDE POLITIEAGENT – Gezellig is het hier.

EERSTE POLITIEAGENT – Zoals altijd, Michalytsj, zoals altijd. We verdrijven de weemoed van het bestaan. Heb je het allemaal gecontroleerd met de inventaris erbij?

TWEEDE POLITIEAGENT – Ja, alles in orde. Het klopt.

EERSTE POLITIEAGENT – God zij dank.

TWEEDE POLITIEAGENT – Oké, ik ga. Als er wat is ben ik op de derde.

EERSTE POLITIEAGENT – Is goed.

De Tweede politieagent gaat af. Opnieuw een lange pauze. De Man uit Podolsk kijkt met een glazige blik naar één punt.

Je wil zo te zien wat vragen.

De Man uit Podolsk stoot een mompelend geluid uit.

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik… ik…

EERSTE POLITIEAGENT – Ik, ik, het puntje van je mannelijk geslachtsorgaan!2

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou ja…

EERSTE POLITIEAGENT – Je denkt zeker, wat is dit voor onzin?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee hoor, ik…

EERSTE POLITIEAGENT – Je denkt zeker, dadelijk breekt de hel los, hè?

MAN UIT PODOLSK ‒ N-nee. Ik weet niet…

EERSTE POLITIEAGENT – Ben je bang?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik… ja… nee-nee, ik…

EERSTE POLITIEAGENT – Ja of nee?

MAN UIT PODOLSK ‒ J-ja.

EERSTE POLITIEAGENT – Daar doe je dan goed aan, bang zijn. Nooit je aandacht laten verslappen, helemaal als je met smerissen van doen hebt. Beter gezegd, met politiefunctionarissen.

MAN UIT PODOLSK ‒ Niet doen, alstublieft.

EERSTE POLITIEAGENT – Wat niet doen? Wat bedoel je precies?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik heb toch niks gedaan? Laat me gaan, alstublieft.

EERSTE POLITIEAGENT – Hoe bedoelt u laat me gaan. We zijn nog maar net begonnen.

MAN UIT PODOLSK ‒ Alstublieft, niet doen.

MAN UIT MYTISJTSJI – Pis niet in je broek man. Wat loop je nou gelijk in je broek te zeiken? Ze doen je echt niks.

De Eerste politieagent pakt handboeien en loopt op de Man uit Mytisjtsji af.

EERSTE POLITIEAGENT – Je hand.

MAN UIT MYTISJTSJI – (springt op) Kameraad hoofdinspecteur…

eerste politieagent Voor dat kameraad krijg ik je zo nog wel.
Je hand, zei ik.

De Man uit Mytisjtsji steekt zijn hand uit, de Eerste Politieagent ketent hem met de handboeien aan de tralies van het arrestantenhok vast en loopt terug naar zijn bureau.
De Politieagente komt binnen. Ze heeft een levendig gezicht, glimlacht, straalt zelfs.


POLITIEAGENTE – Hallo allemaal! Hallo! Ik ben blij jullie allemaal te zien! O, we hebben er een nieuwe bij! (Gaat naar de Man uit Podolsk, steekt haar hand naar hem uit.) Hallo!

MAN UIT PODOLSK ‒ (schudt onzeker de hand van de Politieagente). Hallo.

MAN UIT MYTISJTSJI – Daarvoor krijg je d’r zometeen een voor je kanis. Wat een idioot.

EERSTE POLITIEAGENT – (tegen de Man uit Podolsk) Als je een politieofficier begroet dan ga je staan en zeg je ‘Saluut’, en daarna mijnheer of mevrouw en de rang. Uitvoeren. MAN UIT PODOLSK ‒ (springt op) Saluut, mijnheer… mevrouw… mevrouw de commissaris.

EERSTE POLITIEAGENT – Nog een keer.

MAN UIT PODOLSK ‒ Saluut, mevrouw de commissaris.

EERSTE POLITIEAGENT – Nog een keer, vooruit. Zeven keer herhalen. En harder! Harder!

MAN UIT PODOLSK ‒ Saluut, mevrouw de commissaris! Saluut, mevrouw de commissaris! Saluut, mevrouw de commissaris! Saluut, mevrouw de commissaris! Saluut, mevrouw de commissaris! Saluut, mevrouw de commissaris!! Saluut, mevrouw de commissaris!!!

EERSTE POLITIEAGENT – Zo ja.

POLITIEAGENTE – Zeg maar Marina, hoor. Toe maar. Of gewoon mevrouw. (laat een schalks lachje horen)

MAN UIT PODOLSK ‒ Mevrouw… Marina.

POLITIEAGENTE – (lacht) Nou, mevrouw Marina – dat is bijna pornografie. (schalks). Iets serieuzer graag! Hoe heet u?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nikolaj.

POLITIEAGENTE – Schitterend! Fantastisch! (loopt op de Man uit Mytisjtsj toe). Sergej, wat ben ik blij u te zien! Wat fijn dat u weer bij ons bent! (steekt de man uit Mytisjtsj door de tralies haar hand toe).

MAN UIT MYTISJTSJI – Ja, ik eh… ziet u… uw hand. Saluut, mevrouw de commissaris.

POLITIEAGENTE – Ach, waarom zo formeel! Ik vind het zo fijn als u me bij mijn naam noemt! Nou, hier met die hand! Begroet me, Serjozja! Ik heb me zo verveeld toen u er niet was!

De Man uit Mytisjtsj steekt sullig zijn hand uit. De Politieagente houdt zijn hand enige tijd vast en kijkt de Man uit Mytisjtsj in de ogen, gaat dan aan het bureau ernaast zitten, het ene been over het andere geslagen en met haar gezicht naar de Man uit Podolsk.

Excuus, ik heb u afgeleid. Gaat u verder!

EERSTE POLITIEAGENT – We hadden ’t over het werk. Dus je bent redacteur? Hoofdredacteur?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, het plaatsvervangend districtshoofd is officieel hoofdredacteur, maar voor de krant doet-ie niets. Helemaal niks.

EERSTE POLITIEAGENT – Maak je de krant in je eentje?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, er zijn nog twee correspondenten.

EERSTE POLITIEAGENT – Jij schrijft vast het redactioneel voor je chef?

MAN UIT PODOLSK ‒ Hoe wéét u dat?

EERSTE POLITIEAGENT – Hoe weet ik wat?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou, van dat redactioneel?

EERSTE POLITIEAGENT – Denk je dat ik niet weet hoe het werkt bij een stadsblad? Denk je dat we hier uit de klei getrokken zijn?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, nee, hoe komt u erbij, ik bedoelde gewoon...

POLITIEAGENTE – U bent redacteur? Prachtig! Dat is toch heel interessant! Vindt u uw werk leuk?

MAN UIT PODOLSK ‒ Wat kan daar nou leuk aan zijn? Het is dodelijk saai, louter routine.

POLITIEAGENTE – Maar waarom bent u het dan gaan doen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou, ik kreeg het aangeboden. Een goeie baan is niet zo makkelijk.

EERSTE POLITIEAGENT – Wat schuift het?

MAN UIT PODOLSK ‒ Vijfendertigduizend. En af en toe een bonus.

EERSTE POLITIEAGENT – Da’s geen vetpot.

De Man uit Podolsk zwijgt.

Heb je de journalistenopleiding gedaan?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, ik heb geschiedenis gestudeerd.

POLITIEAGENTE – Geschiedenis! U bent historicus! Fantastisch!

EERSTE POLITIEAGENT – Wáár heb je gestudeerd?

MAN UIT PODOLSK ‒ De Lenin kweekschool. Pedagogische Universiteit van Moskou.

EERSTE POLITIEAGENT – Ben je zo dol op geschiedenis?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ach nee, nou ja, in principe is het wel interessant.

EERSTE POLITIEAGENT – En alleen vanwege het diploma?

MAN UIT PODOLSK ‒ Min of meer wel ja.

EERSTE POLITIEAGENT – Zo van: ik moet toch iets doen, moet toch ergens in afstuderen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Zo ongeveer. Er was gewoon een mogelijkheid om daar te gaan studeren, en met een beurs.

EERSTE POLITIEAGENT – Je had een kruiwagen. Duidelijk. Je bent niet dol op geschiedenis, niet dol op je werk, je interesseert je niet voor je eigen stad…

MAN UIT MYTISJTSJI – (gilt ineens keihard) Saluut, mevrouw de commissaris!!! Saluut, mevrouw de commissaris!!! Saluut, mevrouw de commissaris!!! Aaaaa!!! (stoot wilde kreten uit, slaat stuiptrekkend om zich heen, rammelt met de handboeien, wordt geleidelijk weer stil).

De Politieagente klapt luid in haar handen. De Eerste politieagent loopt op de Man uit Mytisjtsj af.

EERSTE POLITIEAGENT – (met een warme stem). Goed zo, Serjozja. Je maakt me helemaal blij. Je bent gewoon een kanjer. Houd nog even vol. Je ziet dat het de goede richting op gaat. Goed zo!
De Man uit Mytisjtsj zit en kijkt onbeweeglijk naar één punt.
(Wendt zich tot de Man uit Podolsk). Goed, laten we even eh… dinges, de spieren losmaken.

MAN UIT PODOLSK ‒ (met afgrijzen). De spieren losmaken?

EERSTE POLITIEAGENT – Inderdaad. Van al dat gedoe met jou krijg je gewoon stijve ledematen. Kom, we maken een dansje en we zingen wat. Marina, doe je mee?

POLITIEAGENTE – Toch maar niet. Ik kijk wel naar jullie. Ben zeer benieuwd hoe Nikolaj het ervan afbrengt. Nikolaj, het moet lukken! Mijn hoop is op u gevestigd!

MAN UIT PODOLSK ‒ Alstublieft, nee!

MAN UIT MYTISJTSJI – (enigszins tot rust gekomen). Niet zo schijterig, man. Is hartstikke lachen.

EERSTE POLITIEAGENT – Onze gewetensbezwaarde uit Mytisjtsji heeft gelijk. Het gaat hier om onze speciale politiedans voor hersenontwikkeling. De ongewone bewegingen en het uitspreken van lastige geluidscombinaties bevorderen de aanmaak van nieuwe neurale verbindingen. Je moet je hersens trainen! Je denkvermogen! De souplesse van je verstand! Anders ben je tegen je veertigste een mentale bejaarde! Kijk, dit zijn de bewegingen. Geef je hand, en de andere houd je zó.

De Eerste politieagent en de Man uit Podolsk staan zij aan zij, pakken elkaar bij de hand en zetten een zijwaartse pasbeweging in.

Ja, precies ja. Je been zo en zo, ja, precies! En de tekst gaat zo, probeer hem te onthouden. Om te beginnen de simpele variant.


Aj, ljolè, ljolè, ljolè
Aj, ljolè, ljolè, ljolè
Aj, ljolè, ljolè, ljolè
Hei! Hei! Ljolè, ljolè.


Begrepen? Het is super eenvoudig. Het gaat erom dat je de klinkers duidelijk uitspreekt. Toe maar, zeg maar na.

MAN UIT PODOLSK ‒ (op blatende toon). Aj, lolli, lolli, lolli…

EERSTE POLITIEAGENT – Niet lolli, maar ljolè! Lolly’s hebben we hier niet! Spreek duidelijk! Ljo en lè. Ljolè.

POLITIEAGENTE – Geen zorgen, Nikolaj. Wees iets zelfverzekerder.
Het is echt heel eenvoudig: ljolè, ljolè.

MAN UIT PODOLSK ‒ Ljolè.

EERSTE POLITIEAGENT – Nu heb je ’m! En nu helemaal.

MAN UIT PODOLSK ‒ (radeloos)


Aj, ljolè, ljolè, ljolè
Aj, ljolè, ljolè, ljolè
Aj, ljolè, ljolè, ljolè
Ee. Ee. Ljolè, ljolè.


EERSTE POLITIEAGENT – Niet ee, maar hei. Hei! Hei! Het moet een duidelijke ‘ei’ zijn.

De Man uit Podolsk spreekt de tekst nu correct uit; hij zingt samen met de Eerste politieagent, en heen en weer van muur tot muur voeren ze hun dansbewegingen uit. De Politieagente applaudisseert.

POLITIEAGENTE – Bravo! Bravo, Nikolaj! Het gaat u heel goed af! U hebt aanleg!

MAN UIT MYTISJTSJI – Ach wat, dat stelt toch niks voor. Bij mijn eerste keer deed ik het veel beter.

POLITIEAGENTE – Maar Serjoza, jij bent gewoon een genie! Eén op een miljoen!

De Eerste politieagent en de Man uit Podolsk nemen hun plaats weer in.

EERSTE POLITIEAGENT – Oké, we gaan verder. Waar bevindt zich dat kantoor van jou?

MAN UIT PODOLSK ‒ Avtozavodskaja. Vlak bij de metro.

EERSTE POLITIEAGENT – Ga je elke dag naar je werk? Vijf dagen per week?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, en soms in het weekend. Als er iets is, een evenement of zo.

EERSTE POLITIEAGENT – En hoe ga je naar je werk?

MAN UIT PODOLSK ‒ In welke zin?

EERSTE POLITIEAGENT – Wat is dat nou weer voor een vraag? Hoe bedoel je: ‘in welke zin?’ Ik stel je een eenduidige vraag: hoe ga je naar je werk. En dan vraag jij me ‘in welke zin?’ Wat wil je dat ik antwoord? In filosofische zin? In psychologische zin? In biologische zin? Vertel gewoon hoe je naar je werk gaat. Met de bus, de trein of op nog een andere manier?

MAN UIT PODOLSK ‒ Van huis naar het station met de trolleybus…

EERSTE POLITIEAGENT – Welke lijn is dat? Welke route gaat die?

MAN UIT PODOLSK ‒ Lijn twee.

POLITIEAGENTE – Wat een heerlijke stad is Podolsk toch! Ze hebben er zelfs trolleybussen! Nikolaj, wat hebt u het getroffen dat u in zo’n wonderbaarlijke stad woont!

MAN UIT PODOLSK ‒ Wat is daar nou voor wonderbaarlijks aan?
Het is een doodgewone stad.

EERSTE POLITIEAGENT – Even bij de les blijven graag! En hoe ga je dan verder?

MAN UIT PODOLSK ‒ Verder met de trein tot aan Tsaritsyno. En dan met de metro naar Avtozavodskaja.

POLITIEAGENTE – Ben je lang onderweg?

MAN UIT PODOLSK ‒ Zo’n anderhalf uur, bij benadering.

EERSTE POLITIEAGENT – Duidelijk. En vertel ons nou ‘es wat je ziet, op weg naar je werk.

MAN UIT MYTISJTSJI – Nu gaan ze je eens flink onder handen nemen. Dit is het interessantste deel. Sterkte, sukkel.

De Eerste politieagent loopt dreigend op het arrestantenhok toe.

Waarom ik meteen weer? Wat heb ik misdaan?

In plaats van tegen de Man uit Mytisji te schreeuwen, hem te slaan of iets dergelijks, maakt de Eerste politieagent diens hand los uit de boeien.

EERSTE POLITIEAGENT – Maar kom op, Serjozja, dan ook geen commentaar meer. Voor commentaar kijk ik wel naar een voetbalwedstrijd.

MAN UIT MYTISJTSJI – Dank u, ik zal… ik ben al stil.

EERSTE POLITIEAGENT – Alsjeblieft (gaat terug naar zijn plaats, wendt zich tot de Man uit Podolsk). Dus wat zie je wanneer je onderweg bent van huis naar je werk?

MAN UIT PODOLSK ‒ In welke zin?

Razend slaat de Eerste politieagent met zijn vuist op tafel.

EERSTE POLITIEAGENT – In directe zin! In gewone zin! Gewoon: wat zie je onderweg! Noem op! Je verlaat je woning en daar ga je! Alsof je een videocamera op je kop hebt. Man with a Movie Camera!

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik… kameraad, mijnheer de politiebeambte…

EERSTE POLITIEAGENT – Politiebeambte??!

MAN UIT PODOLSK ‒ Mijnheer de agent… hoofdinspecteur…. Wat wilt u nou van mij? Ik weet niet wat ik zie…

EERSTE POLITIEAGENT – Hoezo weet je niet wat je ziet? Ben je wel normaal? Je verlaat je woning. Welke etage?

MAN UIT PODOLSK ‒ De tweede.

EERSTE POLITIEAGENT – Is er een lift?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, het is maar zo’n jaren vijftig flat.

EERSTE POLITIEAGENT – Via de trap ga je naar beneden. Wat voor kleur zijn de muren in de hal?

MAN UIT PODOLSK ‒ (na een korte pauze). Blauw, geloof ik. Lichtblauw. Of….

EERSTE POLITIEAGENT – Of? Weet je niet wat voor kleur de muren in de hal zijn?

POLITIEAGENTE – (loopt naar de Man uit Podolsk, legt een hand op zijn schouder en kijkt hem aan). Maakt u zich niet druk, Nikolaj. Ontspan. Doe uw ogen dicht, dan kunt u het zich makkelijker voor de geest halen. Probeert u zich gewoon te herinneren wat u elke morgen ziet als u van huis gaat.

De Man uit Podolsk doet zijn best om zijn ogen dicht te knijpen, beweegt zich naar de rand van de stoel en recht zijn rug: zijn hele figuur straalt afgrijzen en krampachtige inspanning uit.

Nee, niet zo, Nikolaj. Ontspan, leun achterover tegen de rug van uw stoel, recht uw schouders. (ze masseert hem even). Zo ja, juist. Haal diep adem… en adem langzaam uit.

De Man uit Podolsk haalt snuivend adem.

En nog een keer… Goed zo. (keert naar haar plaats terug)

EERSTE POLITIEAGENT – Goed, we gaan verder. Je bent de trap afgekomen. Wat voor deur zie je dan voor je?

MAN UIT PODOLSK ‒ (zit enige tijd zwijgend met gesloten ogen, ademt luid uit; hij praat nu rustiger dan daarvoor). Een gewone deur, van ijzer.

EERSTE POLITIEAGENT – Welke kleur?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja kijk… bij ons in de hal is het donker, daarom weet ik niet welke kleur de deur vanbinnen heeft. En als ik naar buiten ga, kijk ik niet om. Kom ik ’s avonds terug, dan is het meestal al donker en is de kleur onduidelijk.

EERSTE POLITIEAGENT – Maar je komt toch niet alleen thuis als het donker is? En als het licht is? Wat voor kleur is de deur dan?

MAN UIT PODOLSK ‒ Als het licht is, let ik er niet op. Het kan mij niet schelen wat voor kleur de deur heeft.

EERSTE POLITIEAGENT – buiten, met je rug naar de deur waarvan de kleur niet bekend is.
Wat zie je?

MAN UIT PODOLSK ‒ (korte pauze, dan met nog steeds gesloten ogen en een monotone intonatie). De weg naast de flat is geasfalteerd.

EERSTE POLITIEAGENT – Helemaal tot aan de flat?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, niet helemaal. Eerst krijg je aarde, gras, bomen, allerlei troep. Zo’n groenstrook. En dan begint de weg.

EERSTE POLITIEAGENT – En aan de andere kant van de weg?

MAN UIT PODOLSK ‒ Dan krijg je weer bomen. En daarachter weer een straat. De Rode Garde Boulevard.

POLITIEAGENTE – En hoe loop je dan verder?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik loop naar de bushalte. Vanaf mijn flat is dat naar rechts. Langs de supermarkt.

POLITIEAGENTE – Is de supermarkt een vrijstaand gebouw of zit-ie op de begane grond van je flat?

MAN UIT PODOLSK ‒ Een vrijstaand gebouw.

POLITIEAGENTE – En verder?

MAN UIT PODOLSK ‒ Dan naar links richting de bushalte. Ik wacht op de twee en ga dan naar het station.

POLITIEAGENTE – Kan het iets preciezer! Wat zie je links en rechts van je als de trolleybus vertrekt?

POLITIEAGENTE – Nou, een beetje medelijden met onze Nikolaj! Niet al te streng zijn! Nikolaj, vertel ons gewoon wat voor interessants u allemaal ziet op weg naar het station. Wat ziet u door het raam? Iets bijzonders, iets moois?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, niks.

POLITIEAGENTE – (slaat haar handen ineen). Hoezo niets? Dat bestaat niet! Er is zoveel interessants om ons heen!

MAN UIT PODOLSK ‒ Ziet u… als ik ’s morgens naar mijn werk ga is het druk, ik sta in de bus, je kunt niet echt naar buiten kijken, je wil alleen maar zo snel mogelijk aankomen.

POLITIEAGENTE – Maar u neemt toch niet alleen ’s morgens die route? En in het weekend? Of wanneer u iets anders te doen hebt?
U kunt ook wel eens zitten in de bus, dan kijkt u naar buiten? Wat voor interessants komt u dan tegen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Dat zeg ik toch? Niets. De gebruikelijke, grijze huizenblokken. Nog meer supermarkten en prijsvechters.

POLITIEAGENTE – Maar zijn alle huizenblokken dan alleen maar grijs? Ze zijn heel verschillend! Hebt u ze nooit eens wat beter bekeken?

MAN UIT PODOLSK ‒ Voor mij zien ze er allemaal grijs en hetzelfde uit.

POLITIEAGENTE – Jij, Kolja, jij bent grijs. Grijs en hetzelfde.
Nou goed, je komt aan op het station. Daar is ook niets interessants te zien?

MAN UIT PODOLSK ‒ Wat zou dat dan moeten wezen?

POLITIEAGENTE – Weet ik veel, dat zou jij moeten weten. Jij komt er iedere dag.

MAN UIT PODOLSK ‒ Er is niets interessants en dat zal er ook nooit zijn. Er is een busstation, een taxistandplaats, kraampjes, een shoarmatent. Wacht es effen, dit is helemaal geen politie. Dit klopt gewoon niet. Waarom zouden we het hebben over wat er interessant is aan Podolsk? Dat slaat nergens op.

Met een plotse beweging houdt de eerste politieagent zijn politiepas vlak voor het gezicht van de Man uit Podolsk.

POLITIEAGENTE – Lees wat er staat. Lees voor!

MAN UIT PODOLSK ‒ (deinst terug) Directoraat van Binnenlandse Zaken… Afdeling binnenlandse zaken van het rayon.. Afdeling nummer… hoofdinspecteur ..

POLITIEAGENTE – Zie je dat stempel, die handtekening? En de foto?

MAN UIT MYTISJTSJI – Gozer, dit is echt de politie. Ik dacht eerst ook dat ik in het gekkenhuis was beland, maar dit is echt de politie. Dat is juist het enge eraan. Maar geen zorgen, je went er wel aan.

POLITIEAGENTE – Ik kan u ook wel m’n legitimatie laten zien, Nikolaj, maar ik kan me de moeite besparen, denk ik zo. Geloof me, ik ben commissaris, waarom zou ik u voor de gek houden?

De Tweede politieagent komt binnen

TWEEDE POLITIEAGENT – Marina, sorry dat ik stoor. Ik heb hier drie mappen, daar zitten alle rapporten in. Ik leg ze hier op de stoel, kijk maar, wanneer je tijd hebt, oké?

POLITIEAGENTE – Ja tuurlijk! Komt voor elkaar! Bedankt, m’n jongen!

TWEEDE POLITIEAGENT – Dit is het eerste kwartaal, het tweede doe ik van de week, oké?

POLITIEAGENTE – Maak je niet druk, het heeft geen haast. Dank je wel!

TWEEDE POLITIEAGENT – In dat derde mapje zit aan het eind een inventaris op bewijsmateriaal, kijk daar voor de zekerheid ook even naar. Volgens mij klopt alles.

POLITIEAGENTE – Prima! Doe ik straks, want we hebben hier een interessant exemplaar zitten. Wat een portret! Redacteur, historicus! Super interessant!

TWEEDE POLITIEAGENT – Historicus... je kan me wat met die lui uit Podolsk... historici. Okee, ik ben op mijn plek, mocht je me nodig hebben. (Vertrekt)

POLITIEAGENTE – Ziet u wel, Nikolaj, het is hier een heel gewoon politiebureau. Strafzaken, bewijsmateriaal, rapporten. En u gelooft ons niet!

MAN UIT PODOLSK ‒ Waarom dan zo’n poppenkast? Waarom vragen jullie me het hemd van het lijf over welke kleur mijn deur heeft, wat ik bij de bushalte zie, wat er voor interessants te zien valt in Podolsk?

EERSTE POLITIEAGENT – Wat is daar zo gek aan? We hebben je aangehouden, dus zijn we verplicht een identiteitscontrole uit te voeren. En daar zijn we nu mee bezig: het ophelderen van jouw identiteit.

MAN UIT PODOLSK ‒ Maar ik heb toch gewoon een paspoort? Wat valt er dan op te helderen?

EERSTE POLITIEAGENT – Weet je, Kolja .. De identiteit van de mens, zelfs van zo’n bekrompen exemplaar als jij, is oneindig veel breder dan een paspoort. We moeten doorgronden wie we hier in handen hebben, hoe hij leeft, wat hem drijft! Een kijkje nemen in de krochten van zijn ziel! Alle bijzonderheden van iemands persoonlijkheid ophelderen, en niet alleen voor- en achternaam en waar je staat ingeschreven.

De Man uit Podolsk bedekt z’n ogen, zuigt z’n longen vol en ademt luidruchtig uit.

Zucht maar es even, Kolja. (Na een pauze) Uitgezucht? Vertel ons dan nu maar hoe je altijd met het boemeltje van Podolsk naar Tsaritsyno reist.

POLITIEAGENTE – Ik ben dol op boemeltjes!

MAN UIT PODOLSK ‒ (rustig en onthecht) Als het lukt om een zitplaats te bemachtigen, dan slaap ik. Maar veel vaker reis ik staand. Ze zitten altijd bomvol.

EERSTE POLITIEAGENT – We hadden al begrepen dat jij altijd óf staand óf slapend naar je werk reist. Vertel eens wat je ziet als je zittend reist en uit het raam kijkt. Dat moet jou toch ook wel es overkomen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Wat ik zie… Station Silikatnaja. Station Sjtsjerbinka. Rails, rails, bielzen, bielzen. Dan Boetovo. Huizen, nog meer huizen. Dan begint Moskou. Dan zijn we aangekomen in Tsaritsyno. Verder met de metro. Echt, ik zou niet weten wat ik nog meer moet vertellen.

POLITIEAGENTE – Wat maakt u me nou, Nikolaj? En die mooie hoge brug over de Pachra dan? Wat ziet zich dan voor zich?

MAN UIT PODOLSK ‒ O ja, de brug.

POLITIEAGENTE – En denk es aan dat prachtig-sinistere silhouet van de cementfabriek? Vooral als het een beetje somber weer is! Daar blijf je naar kijken!

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, daar staan allemaal fabrieken... een en al industrieterrein...

POLITIEAGENTE – Nee, die cementfabriek is echt bijzonder! Zo jammer dat u daar geen aandacht aan schenkt. En weet u nog, in Sjtsjerbinka, aan de rechterhand als je richting Moskou rijdt, daar staat tussen de oude gebouwen een bijzonder huis, een betonnen flat van vier etages hoog, een volkomen uitgewoond ouwetje.
Zo’n droevig gebouw, er gaat zo’n weemoed, zo’n deemoed van uit… Je hart krimpt gewoon ineen! Is u dat echt nooit opgevallen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nooit gezien. Al die huizen daar zijn van die bouwvallen… Waarom weet u dat allemaal? De cementfabriek, een of ander huis…

POLITIEAGENTE – Wat maakt u me nou, Nikolaj! Iedereen heeft immers ooit wel es dat lijntje Moskou-Koersk genomen. Ik ook, en ik keek, en ik keek echt goed. En als je ’s avonds of ’s nachts reist, als het al donker is, als het boemeltje dan Moskou nadert, de ringweg, dan doemt er aan de linkerkant zo’n oneindige zee van oranje lichten op boven de knooppunten – nooit gezien? Hoe kunt u dat nooit gezien hebben? O, het brengt me in vervoering!
Adembenemend! Je zou er spontaan het Moskouse volkslied van gaan zingen! Nikolaj, kent u dat lied?

MAN UIT PODOLSK ‒ (kijkt ergens heen opzij en naar beneden) Nee… ken ik niet.

MAN UIT MYTISJTSJI – (springt op van het bankje en begint heel luid, hysterisch te zingen, of beter gezegd, hij brult het uit )


Ik heb heel wat gezien op de aardekloot!
In een loopgraaf geleefd, in het veld!
Aan het front ging ik tweemaal bijna dood!
Werd door afscheid en liefde gekweld!
Maar dat Moskou me altijd hoog zat
Heb ik iedereen altijd verklaard!
O mijn Moskou, geliefde hoofdstad!
Gouden Moskou, hemel op aard’!!
O mijn Moskou, geliefde hoofdstad!!!
Gouden Moskou, hemel op aard’!!!
O mijn Moskou, geliefde hoofdstad!!!
Gouden Moskou, hemel op aard’!!!
O mijn Moskou, geliefde hoofdstad!!!
Gouden Moskou, hemel op aard’!!!

De man uit Mytisjtsji valt uitgeput op het bankje, en laat zijn hoofd op z’n borst vallen. Er breekt een lange pauze aan. De Man uit Podolsk zit, steunend met z’n ellebogen op zijn knieën en met zijn gezicht in zijn handpalmen.

EERSTE POLITIEAGENT – Hé, arrestant! Niet slapen!

De Man uit Podolsk leunt met gesloten ogen achterover tegen de rug van de stoel, en ademt diep in en uit. De Politieagente loopt op de Man uit Podolsk toe en aait hem over zijn schouder.

POLITIEAGENTE – Ja, toe maar, goed zo, ontspant u, adem rustig in. Waar maakt u zich zo druk om? Sergej vertolkte gewoon het volkslied van de hoofdstad van ons land. En u, schaamt u zich dat u het volkslied van Moskou niet kent. Hoewel u zelf een inwoner van Podolsk bent. (Keert terug naar haar plek)

MAN UIT PODOLSK ‒ Ach, laat maar, ’t is niets. Ik dacht alleen, straks zit ik hier ook de hymne van Moskou te zingen, net als Sergej.



Peterburgse opvoering van De man uit
Podolsk
. Bron

MAN UIT MYTISJTSJI – (komt min of meer weer tot zichzelf) En dat zul je, wat kan je anders? Ze zullen je ook nog dwingen om de hymne van Podolsk uit je kop te leren. En de hymne van Sjtsjerbinka zelf te schrijven.

POLITIEAGENTE – Nikolaj, u bent helemaal niet nieuwsgierig, niet weetgraag. Het kan u niets bommen. Waarom is dat toch? Ik reis ook vaak met het boemeltje naar mijn werk, van Nachabino naar het Riga-station. Als ik dat met de auto zou doen – zulke files… Ik hou zó van die reis! Dat kleine, gezellige Opalicha, de voorstad van Pavsjino – groots en majestueus! Wat staan daar toch een mooie flats! En die brug over het kanaal? Kijk je naar beneden, dan opent zich daar een afgrond, geen balustrades of vangrails te zien, niets van dat, de trein zweeft zo over de afgrond! In de verte Strogino – een schitterende witte stad! Ik kan zo wel uren doorgaan! Ieder huisje voelt vertrouwd. U zegt wel dat ze allemaal grauw zijn. Ze zijn allemaal verschillend. Fifty Shades of Grey – kent u dat boek? Slechte roman, moet u niet lezen. Maar die veelheid aan grijstinten! Het ene huis heeft een hardere, koude kleur, het andere is lichter, een derde heeft een warmere tint, bijna roze…. En de lucht verandert immers de hele tijd, en al die tinten zijn oneindig veelvormig! Geen enkele reis is hetzelfde! Weet u, Nikolaj, soms buig ik me naar het raam toe en dan huil ik stilletjes – zo brengt het me dan in vervoering.

De Man uit Podolsk kijkt onafgebroken naar de Politieagente met een uitdrukking van tegelijkertijd onbegrip en grote belangstelling.

Wat zegt u me daarvan, Nikolaj. Maar u interesseert dit allemaal geen snars.

MAN UIT PODOLSK ‒ Eh, hoezo geen snars…

EERSTE POLITIEAGENT – Trouwens, wat boeit je dan wel? Waar hou je je nog meer mee bezig in je leventje, behalve dat mistroostige werk van je voor 35.000 per maand? Kom je überhaupt ergens de bank voor af? Heb je een hobby of zo?

MAN UIT PODOLSK ‒ Eh, nou,… ik schrijf muziek. We hebben een band.

EERSTE POLITIEAGENT – O, dus je bent een veelzijdig figuur! Een historicus zonder belangstelling voor geschiedenis, een redacteur die zijn journalistieke werk haat, een componist en uitvoerend musicus! Van muziek hou je dan toch wel?

MAN UIT PODOLSK ‒ Eh, ja… zeker wel.

EERSTE POLITIEAGENT – He, he, eindelijk! Bingo! Nu hebben we iets gevonden waar je van houdt! En wat maak je voor muziek? MAN UIT PODOLSK ‒ Eh, hoe moet ik dat uitleggen... ehm, tja... noise, industrial. Dat is... een soort van… zo ongeveer… muziek…

EERSTE POLITIEAGENT – Dat hoef je óns niet uit te leggen.
Wij weten heus wel wat noise en industrial is. Einstürzende Neubauten, dat soort bands…

MAN UIT PODOLSK ‒ (in opperste verbazing) U kent Einstürzende Neubauten?!

EERSTE POLITIEAGENT – Tuurlijk, tuurlijk. We zijn niet van de straat.

MAN UIT PODOLSK ‒ Ongelooflijk. Zitten we op het politiebureau en hebben we het over Einstürzende Neubauten.

POLITIEAGENTE – Ik ben nog naar een concert van hen geweest toen ze in Moskou waren.

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja? Vond u het leuk?

POLITIEAGENTE – Nikolaj, nou stelt u een beetje een vreemde vraag. Alsof je zou vragen of je het Zwarte vierkant van Malevitsj leuk vindt. Of stel je iemand voor die zegt: ‘Weet u, ik vind die compositie 4’33 van John Cage zo leuk, zo aangenaam om af en toe naar te luisteren als ik in de stemming ben.’ Die muziek is helemaal niet bedoeld om leuk of niet leuk te vinden.

De Man uit Podolsk kijkt uiterst geboeid naar de Politieagente.

EERSTE POLITIEAGENT – He! Wakker worden! Wat zit je nou te staren! Hoe heet die band van je?

MAN UIT PODOLSK ‒ ‘Liquid Mother’

EERSTE POLITIEAGENT – nou tieten! ‘Vloeibare moeder’! Heb je teveel Sorokin gelezen of zo?

MAN UIT PODOLSK ‒ Hoe weet u dat?

EERSTE POLITIEAGENT – Hoe wij dat weten? Waarom val je nu de hele tijd van je stoel van verbazing? Je denkt zeker, die smerissen – dat zijn van die stomme wezens, die alleen maar klappen kunnen uitdelen, martelen, smeergeld aannemen en drugs in je zak stoppen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, echt niet, ik….

EERSTE POLITIEAGENT – Eigenlijk heb je wel gelijk. Zo is het gewoon. (Pauze) En, al succes gehad?

MAN UIT PODOLSK ‒ Succes?

EERSTE POLITIEAGENT – Kolja… Ik vraag toch duidelijk: ‘Succes gehad?’ Ik spreek alles toch zorgvuldig uit? We hadden het tot nu toe over muziek. Dan is het toch zo klaar als een klontje dat ik informeer naar je succes in de muziek. Daar is toch geen woord Spaans bij? Waarom herhaal je dan de vraag?

MAN UIT PODOLSK ‒ Tot nu toe hebben we niet echt succes..

EERSTE POLITIEAGENT – ‘Tot nu toe’. Ik hou wel van je optimisme. Je kent die uitdrukking toch: verstand komt vóór je dertigste – of nooit meer. En jij bent… (kijkt op z’n papieren) eenendertig.

MAN UIT PODOLSK ‒ Tja, we spelen nog maar twee jaar.

EERSTE POLITIEAGENT – Treden jullie op? Neem je albums op?

MAN UIT PODOLSK ‒ We worden soms gevraagd om in clubs te spelen, maar niet vaak.

EERSTE POLITIEAGENT – En, schuift dat nog een beetje? Komt er veel volk op af?

MAN UIT PODOLSK ‒ Praat me niet van geld… Meestal doen we het gratis. Soms schuiven ze ons een fooi toe – die drinken we er dan meteen doorheen. Weinig publiek. Niemand zit er hier op te wachten.

EERSTE POLITIEAGENT – Hier – waar is dat?

MAN UIT PODOLSK ‒ In dit land. Ze zitten niet te wachten op noise, industrial, überhaupt niet op muziek. Die willen alleen maar Stas Michajlov.3

EERSTE POLITIEAGENT – Dus het is de schuld van het land? Dit land?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou ja schuld. Ik bedoel maar dat niemand hier ergens op zit te wachten.

EERSTE POLITIEAGENT – Maar waar dan wel?

MAN UIT PODOLSK ‒ We zijn bijvoorbeeld in Amsterdam geweest, op een festival van elektronische muziek. Daar kwamen drommen mensen op af.

EERSTE POLITIEAGENT – En jullie hebben daar gespeeld?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, wij stonden op het programma. Maar zonder gage. We reisden er op eigen kosten naartoe. Onder die voorwaarden – we mochten meedoen als we voor alles zelf zouden dokken en geen honorarium hoefden.

EERSTE POLITIEAGENT – Trad iedereen daar onder die voorwaarden op?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, de topartiesten betalen ze natuurlijk wel.

EERSTE POLITIEAGENT – Dan kwam het publiek er dus waarschijnlijk voor de sterren op af, en niet voor jullie.

MAN UIT PODOLSK ‒ Vanzelfsprekend.

EERSTE POLITIEAGENT – En dan ligt het aan het land, omdat het volk van dat land niet op jullie af komt.

POLITIEAGENTE – Maar Nikolaj, bij het concert van Einstürzende Neubauten in Moskou was het zo vol als een ei.

MAN UIT PODOLSK ‒ Tsja, maar dat is Einstürzende Neubauten. Die zijn vet, dat zijn sterren.

EERSTE POLITIEAGENT – En jullie niet. (Staat op, rekt zich uit.) Nu hebben we alweer te lang gezeten. We moeten nodig wat zingen, vind ik, we hebben het tenslotte over muziek. En de voetjes van de vloer. Laten we een hersendans doen! Laten we nieuwe neurale verbindingen leggen! Kom op, kom es dichterbij. Marina, doe je met ons mee?

POLITIEAGENTE – Nee, nee, ik kijk wel, ’t beviel me prima hoe Nikolaj de vorige keer danste. En hij zong goed, je kan wel zien dat het een muzikant is. Nikolaj, dit moet nog beter. Een beetje durf!

EERSTE POLITIEAGENT – De bewegingen zijn dezelfde, die weet je nog wel. Maar de tekst is moeilijker. Ingewikkelder lettercombinaties. Let goed op, dit is de tekst, onthoud em:


Aj, pyi pyi pyi
Aj, pyi pyi pyi
Aj, pyi pyi pyi
Hey! Hey! Pyi pyi


MAN UIT PODOLSK ‒ Jemig… Py…i. Wat is dat nou?

EERSTE POLITIEAGENT – Gewoon een ongewone combinatie van klinkers. Ik zei toch al dat het de hersenontwikkeling stimuleert. Je moet het alleen niet afzonderlijk uitspreken, zoals je zonet deed – py i – maar tegelijk – pyi. Het resultaat moet een tweeklank zijn. Zo los van elkaar kan iedere boerenlul het.
Vooruit, probeer maar.

MAN UIT PODOLSK ‒ Aj py… py… i… pyy.

EERSTE POLITIEAGENT – Niet pyy, maar pyi! Hoe moeilijk kan het zijn! Pyi. Vooruit, eerst langzaam. Zonder Aj voorlopig, alleen pyi.

MAN UIT PODOLSK ‒ Py… i... pyi… pyi.

EERSTE POLITIEAGENT – Zie je wel! Het lukt al.

POLITIEAGENTE – Nikolaj, kom eens uit die kramp! Het is toch mooi? Op z’n eigen manier? – pyi!

MAN UIT PODOLSK ‒ Pyy… shit…Pii (Hij ontploft) Hoelang gaat dit nog door!! Die pyy’s! Knettergek word ik ervan! Wat willen jullie toch van mij?!! Wat is dit in hemelsnaam?!!

De Eerste politieagent grijpt de Man uit Podolsk bij zijn polsen vast.

EERSTE POLITIEAGENT – Hé, hé, kerel. Hier wordt niet geschreeuwd. Dat mag alleen Serjozja hier, en dan nog alleen in speciale gevallen. Als je nog een keer je stem verheft – dan tappen we uit een heel ander vaatje.

MAN UIT PODOLSK ‒ (wordt weer kalm) Neemt u me niet kwalijk. Zal het niet meer doen.

De Eerste politieagent laat de Man uit Podolsk los.

EERSTE POLITIEAGENT – Wil je niet dansen? Moet ik je aan dat magische zakje herinneren?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee! Niet nodig! Ik wil dansen! (Strekt z’n hand uit naar de Eerste politieagent) Laten we dansen!

EERSTE POLITIEAGENT – Hou die handjes van je maar bij je. Kolja, luister es goed naar me. Wat spartel je toch tegen de hele tijd.
Werk es mee. Beschouw het niet als een of andere strafexercitie.
Het is toch vermakelijk – een hersendans. Lachen! Als muzikant moet je toch begrijpen hoe te gek dit is!

POLITIEAGENTE – Echt, Nikolaj! Het is toch gewoon dansen, geen vuurpeloton of zo? Geef je over aan de dans en aan de muziek! Ik ga hier staan, naar jou kijken! Alsjeblieft, een straal van inspiratie.

EERSTE POLITIEAGENT – Kom, nog een keer, vanaf het begin.

MAN UIT PODOLSK ‒ (Zet zich schrap en blaast luid uit) Aj, pì-ie, pì-ie, pì-ie.

EERSTE POLITIEAGENT – Nou, zie je wel! Gaat toch goed? Toe maar, het hele stuk!

De Man uit Podolsk herhaalt, met een nieuwe intonatie en een vleugje inspiratie, de gehele tekst correct en loopt samen met de Eerste politieagent in danspas van muur naar muur.

Top gedaan! Ik wist dat je het kon!

POLITIEAGENTE – (applaudisseert, net als de eerste keer). Nikolaj, geweldig! Bravo! U bent een natuurtalent! Met dit tempo haalt u binnenkort Sergej in en hij is helemáál ons toptalent!

EERSTE POLITIEAGENT – Nu maken we de opdracht moeilijker. We gaan onze hersenen ontwikkelen. We doen hetzelfde, maar in plaats van ‘pì-ie’ is het nu ‘pie-ì’. Dat is moeilijker. Een lastige tweeklank. Toe, probeer eens. Eerst zonder ‘aj’, alleen maar ‘pie-ì’. Doe maar na.

MAN UIT PODOLSK ‒ Pie…Pie-...ì…

EERSTE POLITIEAGENT – Niet los van elkaar, maar aaneen, vloeiend: Zo moet het: Pie-ì, pie-ì, pie-ì. Toe maar.

MAN UIT PODOLSK ‒ Pì-ì… Pì-ie…

EERSTE POLITIEAGENT – Pì-ie had je de vorige keer! Nu is het pie-ì!

MAN UIT PODOLSK ‒ Pie… ì. Pie-ì. Da’s lastig.

EERSTE POLITIEAGENT – Niemand heeft gezegd dat het makkelijk zou zijn. Je hersenen ontwikkelen is voor iedereen lastig. Kom op.

POLITIEAGENTE – Nikolaj, ik geloof in u! In uw talent! Niet opgeven!

MAN UIT PODOLSK ‒ Pie-ì, pie-ì, pie-ì, pie-ì.

EERSTE POLITIEAGENT – Ja, zo! Dat klinkt al vrij goed! Doe hem nu eens in zijn geheel!

MAN UIT PODOLSK ‒ herhaalt een aantal keer correct de gehele tekst en de hersendans wordt uitgevoerd.

POLITIEAGENTE – (applaudisseert alweer) Nikolaj, ik ben onder de indruk! Ik heb bewondering voor u! U groeit zienderogen!

MAN UIT PODOLSK ‒ (Licht gegeneerd) Dank u wel.

MAN UIT MYTISJTSJI – Wat nou ‘dank u wel’, idioot?

EERSTE POLITIEAGENT – Hoe moet het dan wel in dit geval?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ehm,… O, ja: ‘Tot uw dienst.’

EERSTE POLITIEAGENT – En verder?

MAN UIT PODOLSK ‒ Tot uw dienst, mevrouw de commissaris.

EERSTE POLITIEAGENT – Nee, waar is dat nou voor nodig? Nikolaj, u mag gewoon ‘Dank u, Marina’ zeggen. Dat vind ik veel prettiger.

MAN UIT PODOLSK ‒ (in uiterste verwarring) Dank u, Marina.



Griekse opvoering van De man uit
Podolsk
. Bron

POLITIEAGENTE – Mooi zo. En u ook bedankt, Nikolaj, voor de prachtige dans. Nikolaj, zeg eens, bent u getrouwd?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee

POLITIEAGENTE – Getrouwd geweest?

MAN UIT PODOLSK ‒ Geweest, ja.

POLITIEAGENTE – En waarom zijn jullie gescheiden? Op wiens initiatief? Ik kan niet geloven dat iemand vrijwillig weggaat bij zo’n geweldige man als u.

MAN UIT PODOLSK ‒ Zij… zij wilde bij mij weg.

MAN UIT MYTISJTSJI – Ja allicht! Wie zit er nou op zo’n oen als hij te wachten?

EERSTE POLITIEAGENT – Beste Sergej, je bent vandaag lekker bezig, hartstikke goed, maar je leutert wel te veel. Beetje minder commentaar, effe wat minder. Anders kun je zó weer als een zigeunerin met je armbanden rinkelen.

MAN UIT MYTISJTSJI – Ja, nee, ik bedoel niks.

POLITIEAGENTE – Maar hoe kon dat nou gebeuren, Nikolaj? Wat was er aan de hand? Waarom is ze bij u weg?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja… Ze had een ander opgedoken. Die voldoet denk ik meer aan haar eisen.

POLITIEAGENTE – Wat voor eisen heeft ze dan? Financiële? Of misschien seksuele?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, die ook. Maar niet alleen. Ze zei dat ik een nobody ben. Ze vond me een kansloze vent, een loser (Zijn gezicht betrekt.). Ze zat constant te zeiken dat ik voor een paar centen bij een schurftig krantje werk. Dat geen hond op mijn muziek zit te wachten. Toen we van ons eigen geld naar dat Nederlands festival zijn afgereisd heeft ze me nog lang voor gek verklaard. Ze zei: je bent net zo’n veelschrijver, die op eigen kosten zijn gedichten uitgeeft die niemand wil hebben. Een beetje muzikant nodigen ze uit, daar betalen ze alles voor, die laten ze overnachten in een goed hotel, ze willigen al zijn backstage riders in, maar jullie zijn mislukkelingen en armoezaaiers.

EERSTE POLITIEAGENT – Nou, enige logica kan je haar niet ontzeggen.

POLITIEAGENTE – Ik snap er niks van… Waarom is ze dan met u getrouwd. Was het liefde?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, dat wel. Ze zei tegen me: ik dacht dat ik met een talentvolle man ging trouwen, en nou woon ik samen met een stuk stront. Dat zei ze ook gewoon. Schaamde zich nergens voor.

POLITIEAGENTE – Wat triest. En wie heeft ze dan ontmoet? Wie paste er uiteindelijk beter bij haar dan u?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ook een muzikant.

POLITIEAGENTE – Een grote, bekende, eentje die succes heeft?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, hij heeft het helemaal gemaakt. Hij pingelt op zijn gitaar in restaurants.

POLITIEAGENTE – Naah, hoe kan ze nou u, een serieuze musicus, en historicus, en redacteur, verruilen voor een man die dronken publiek vermaakt?

MAN UIT PODOLSK ‒ Dat heb ik ook tegen haar gezegd: Waar ben je mee bezig, heb je een gaatje in je hoofd, ’t is een schnabbelaar. Maar zij zei: Maar hij is wel echt. En hij houdt van me.

POLITIEAGENTE – En hield u van haar?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja

POLITIEAGENTE – En nog steeds?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ik weet het niet….

POLITIEAGENTE – En heeft u een vriendin op het moment?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, heb ik. We daten.

POLITIEAGENTE – Geweldig! Een vriendin, dat is geweldig! Wat fijn om te horen! En wonen jullie samen, of zien jullie elkaar alleen maar?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, we hebben geen plek. En sowieso…

POLITIEAGENTE – Woont u alleen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Bij mijn moeder.

POLITIEAGENTE – (met een treurige stem, meelevend). Ik snap het… (leeft weer op) En wat doet uw vriendin voor werk, waar houdt ze zich mee bezig?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ze zingt in een band.

EERSTE POLITIEAGENT – Echt alleen maar muzikanten de hele tijd. Je zou voor de verandering eens een kunstenares moeten nemen. Of een dichteres.

POLITIEAGENTE – Ze zingt in een band! Dat is waanzinnig! Hoe heet die band?

MAN UIT PODOLSK ‒ ‘Natte Poesjkin’.

EERSTE POLITIEAGENT – Vloeibare moeder, natte Poesjkin. Jullie houden er vochtige projecten op na. Ik zeg toch, je moet je hersens ontwikkelen, nieuwe neurale verbindingen aanmaken.
Jij hebt nog rails in je kop, Kolja. Muzikanten, nattigheid, steeds maar dezelfde rails.

POLITIEAGENTE – Welnee, ik vind het een prachtige naam: ‘Natte Poejskin’. En wat spelen ze? Het zal vast heel aparte muziek zijn?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee hoor. Voornamelijk rock-’n-roll nummers.
Eerlijk gezegd niet bar interessant.

POLITIEAGENTE – Rock-’n-roll nummers, dat is toch ook best leuk.
Niet iedereen kan ingewikkelde elektronische muziek spelen. Is ze knap?

MAN UIT PODOLSK ‒ Tja…

POLITIEAGENTE – Als een man op de vraag ‘is je vriendin knap?’ antwoordt met ‘Tja…’ dan wil dat zeggen dat ze lelijk is.

MAN UIT PODOLSK ‒ Niet per se. Ze is leuk.

POLITIEAGENTE – Leuk en knap – dat zijn twee verschillende dingen.

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, da’s waar.

POLITIEAGENTE – Houdt ze van u? Ze is zeker helemaal in de wolken?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou… ik zou zeggen van wel.

POLITIEAGENTE – En was uw ex-vrouw knap?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, ze is knap. Niet ‘was’, ze is nog steeds mooi. Ze is wel nu aan de drank, met die nieuwe van d’r.

POLITIEAGENTE – Ze heeft een grote fout gemaakt. Ze had gewoon nog even moeten wachten. Binnenkort wordt u een heel ander mens.

De Tweede politieagent komt op.

TWEEDE POLITIEAGENT – Marina? Sorry, heb je even? Ik heb deze formulieren hier ingevuld over het dienstpistool. Ik weet alleen niet meer, is daarop alleen een stempel nodig, of nog iets?

POLITIEAGENTE – Een stempel en een paraaf, zo een als hier (ze laat een document zien). Op de linkerkant bovenaan.

TWEEDE POLITIEAGENT – O ja, zo. Ik was het alweer helemaal kwijt.

POLITIEAGENTE – En zet alles op de vorige maand. Alle datums moeten van september zijn. Zorg alleen dat ze niet allemaal opeenvolgend zijn, maar kriskras door elkaar.

TWEEDE POLITIEAGENT – O ja, ik weet het weer. Ik doe het meteen.

POLITIEAGENTE – Dank je, mijn jongen.

De Tweede politieagent verlaat de ruimte.

EERSTE POLITIEAGENT – Oké, Kolja. Het is al laat, of eigenlijk, vroeg. Om ons gesprek af te ronden gaan we nog even terug naar waar we mee begonnen. Jouw thuisstad Podolsk. Leg ons nou eens uit waarom je nou zó niet van je eigen stad houdt, waarom je er geen interesse in hebt. Je kent de stad niet eens.

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja maar, d’r is niks om van te houden. Wat zou je er nou interessant aan kunnen vinden?

POLITIEAGENTE – Hè, dat meent u niet, Nikolaj, wat is dát nou voor uitspraak? Van elke stad kun je en móét je houden.

MAN UIT PODOLSK ‒ Van Podolsk kun je echt niet houden.

EERSTE POLITIEAGENT – Kom op, leg ons dan eens uit waarom niet. Geef concrete argumenten. Ik houd niet van Podolsk omdat die stad… enzovoorts, punt voor punt.

MAN UIT PODOLSK ‒ O. Ehm... omdat het een grauwe stad is... En vies….

POLITIEAGENTE – Vies?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, vies. Overal alleen maar van die fabrieken. Industrieterreinen. Een stad van fabrieken.

EERSTE POLITIEAGENT – En dan heb jij zoiets van ‘da’s niks’?

POLITIEAGENTE – Ja maar, Nikolaj, er zijn zoveel soorten fabrieken. Mooie, interessante, Van zo’n speciale, strenge schoonheid. Is u dat nooit opgevallen?

MAN UIT PODOLSK ‒ Geen idee wat daar mooi aan kan zijn. Vuil, smog, roet. En trouwens de meeste zijn niet eens in gebruik.

EERSTE POLITIEAGENT – Je spreekt jezelf nu wel tegen. Als ze niet in gebruik zijn, over wat voor vuil, smog en roet heb je het dan?

De Man uit Podolsk zwijgt uit het veld geslagen. En verder? Waarom hou je nog meer niet van Podolsk?

MAN UIT PODOLSK ‒ Er is daar niks interessants. Geen bezienswaardigheden, geen monumenten. Alle gebouwen zijn hetzelfde, grauw. Geen historie, geen cultuur, helemaal niets.

POLITIEAGENTE – Nikolaj. U doet uw prachtige stad absoluuut onrecht aan.

MAN UIT PODOLSK ‒ Als jullie er geweest zouden zijn, zou je dat niet zeggen.

POLITIEAGENTE – Maar ik bén er geweest.

MAN UIT PODOLSK ‒ Bent u in Podolsk geweest? Voor zaken?

POLITIEAGENTE – Nee, niet voor zaken. Gewoon zomaar. En meerdere keren. Het is interessant!

MAN UIT PODOLSK ‒ Gewoon zomaar naar Podolsk gegaan? Waarvoor?!

POLITIEAGENTE – Wat een vraag! De stad zien, wandelen, rondkijken. Mensen gaan toch ook zomaar naar Parijs of uw lievelingsstad Amsterdam. En waarom zou ik dan niet gewoon zomaar even naar Podolsk gaan? Dat is trouwens veel dichterbij.

MAN UIT PODOLSK ‒ Toe zeg, nou vergelijkt u Amsterdam met Podolsk! Dat kun je toch niet vergelijken? Dat is… totaal… dit gaat nergens over..

POLITIEAGENTE – Waarom kun je dat niet vergelijken? Je kunt alles met alles vergelijken.

EERSTE POLITIEAGENT – Ja, leg ons dan eens uit waarom je Amsterdam niet met Podolsk kunt vergelijken. Wat maakt Amsterdam beter dan Podolsk?

MAN UIT PODOLSK ‒ Mijn god… Oké dan. We zitten hier blijkbaar een of ander spelletje te spelen. Ik begrijp alleen niet precies wat voor spelletje. Maar goed...

MAN UIT MYTISJTSJI – Nee, gast, het is niks geen spelletje. Dat denk je maar in het begin: een spelletje, gekkenhuis, stelletje gestoorden. Maar dit is echt wel bloedserieus.

EERSTE POLITIEAGENT – Wat zeg je, gestoorden?

MAN UIT MYTISJTSJI – Nee, ik bedoel… Ik wou zeggen van dat het allemaal serieus is.

EERSTE POLITIEAGENT – Dat kun je wel zeggen, ja. Wat nou spelletje. Nou kom, ga door. Amsterdam en Podolsk. Ik maak ondertussen het PV-tje op (begint tekst in de computer in te voeren)

MAN UIT PODOLSK ‒ (met een veel rustigere, monotone intonatie dan daarvoor: Zo’n intonatie had hij ook al toen hij probeerde te vertellen wat hij ’s ochtends ziet op weg naar het werk) Amsterdam, dat is een oude stad met historie. Historische gebouwen. Mooie architectuur, grachten. Oude huizen, met enorme ramen. Oude kerken. Alles is daar mooi. En dan de rosse buurt. Coffeeshops.

POLITIEAGENTE – Over Podolsk kun je ongeveer hetzelfde zeggen. Een oude stad met geschiedenis. Interessante oude gebouwen. Schitterende kerken en buitenplaatsen. Prachtige constructivistische architectuur. Alles is daar mooi. Grachten heb er je niet, dat niet. En een rosse buurt ook niet. Nikolaj, vond u dat leuk, de rosse buurt?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja, waarom niet? Ik vond ’t wel geinig.

POLITIEAGENTE – Ik ben een paar keer in Amsterdam geweest, maar daar ben ik niet één keer naartoe gegaan. Waarom zou ik! Naar halfnaakte vrouwen in de etalage gaan kijken? Dat je in Podolsk niet van die viespeukerij hebt, dat spreekt alleen maar vóór die stad.

MAN UIT PODOLSK ‒ Het gaat er bij mij niet in dat je dat überhaupt met elkaar kan vergelijken.

POLITIEAGENTE – O ja? Hoezo zou dat niet kunnen? Ik zeg niet dat die steden hetzelfde zijn. Ze zijn heel anders. Maar allebei met interessante plekken, mooie dingen. Allebei met hun eigen schoonheid. In Amsterdam de Oude kerk, in Podolsk de Drieëenheidskathedraal.
In Amsterdam de grachten, in Podolsk de oude buitens. Waarom zou het een beter of minder zijn dan het ander?

MAN UIT PODOLSK ‒ Maar dat zijn toch volledig… totaal andere dingen! De Oude... wat was het ook weer, dinges… Eh…? Kan ik me niet herinneren.

POLITIEAGENTE – Dat ik had ik niet van u verwacht! U zegt dat u van Amsterdam houdt, maar u weet niet wat de Oude kerk is. Dat is zo’n gotische kathedraal.

MAN UIT PODOLSK ‒ Ah, oké. Maar het is toch onzin om een gotische kathedraal naast een of ander kerkje in Podolsk te zetten? Dat is toch onvergelijkbaar?!

EERSTE POLITIEAGENT – (terwijl hij blijft tikken) Dat hebben ze die idioot zo aangeleerd. En hij natuurlijk ‘tot uw dienst’. En nou vindt-ie het onvergelijkbaar.

POLITIEAGENTE – Ja, Nikolaj. Ze hebben u aangeleerd om uw eigen prachtige stad niet mooi te vinden. Zo jammer….

MAN UIT PODOLSK ‒ Niemand heeft me niks aangeleerd! Ik heb het allemaal zelf, met mijn eigen ogen gezien! In Amsterdam wil je leven! Ademen! Gelukkig zijn! Want alles om je heen is mooi! Mooie mensen, blije gezichten! Die hele atmosfeer! Muziek! En wat hebben wij dan. Al die grauwheid, somberheid. Al die kerken waar jullie het over hebben, die buitenhuizen, dat is allemaal deprimerend en scheef. Grijze mensen, al die massa’s…

EERSTE POLITIEAGENT – Jij bent hier de enige kleurrijke persoon. Een kleurrijke creatieve persoonlijkheid te midden van de grijze massa.

POLITIEAGENTE – Ze hebben u geconditioneerd dat een stad die in de dertiende eeuw is gesticht beter is dan een uit de achttiende eeuw.

MAN UIT PODOLSK ‒ Is dat dan niet zo? Het is toch interessanter als een stad heel oud is.

POLITIEAGENTE – Wist u dat je in Palestina de stad Jericho hebt? Ze zeggen dat die stad al zo’n tienduizend jaar bestaat. In vergelijking met Jericho zijn Amsterdam en Podolsk allebei jonge, nieuwe steden. Totaal geen verschil. Alles is relatief.

MAN UIT PODOLSK ‒ Dat is wel een interessante gedachte…

POLITIEAGENTE – U is aangeleerd dat die speculaashuisjes uit de zeventiende eeuw aan de Amsterdamse grachten mooi zijn, en de jaren vijftig flats foeilelijk. U is dat zo aangeleerd, en u hebt het zo overgenomen. In werkelijkheid is dat niet waar. Die speculaashuisjes en die sovjetflats zijn even mooi.

MAN UIT PODOLSK ‒ (Schrikt op, ademt een paar keer diep in). Maar toch… Ik begrijp iets niet. Jullie, politieagenten, hebben me opgepakt om te praten over Amsterdam?

EERSTE POLITIEAGENT – Snap je, Kolja. Ik weet nog dat ze ons op de academie leerden dat een van de belangrijkste functies van de politie (die we toen nog militie noemden) is: het opvoeden van de bevolking. Nou, kijk, dat doen we nou met jou: opvoedend werk. Dat is onze plicht tegenover de gemeenschap, onze dienst.

MAN UIT PODOLSK ‒ (op onverschillige toon) Snap ik. Opvoedend werk.

POLITIEAGENTE – Nikolai, ik raad u aan dit eens even te doen. Maar wel even serieus, graag. Kies een dag uit, waarop u echt vrij bent, nergens heen hoeft, geen gehaast. Zeg een dag met mooi weer. Goed humeur. Heeft u toch wel eens? En wandel dan eens door Podolsk. Uw neus achterna, door de welbekende, gebruikelijke straten. En kijk dan eens aandachtig rond. Niet naar beneden, om u heen. Bestudeer de huizen, de winkels, haltes. Zonder vijandigheid of afkeer – gewoon lopen en kijken. Een uur of twee, drie, als u niet te moe wordt. Het zal u bevallen, ik verzeker ’t u.

MAN UIT PODOLSK ‒ Waarom? Ik heb ’t wel gezien daar.

POLITIEAGENTE – Desnoods voor mij. Zou u dat voor me kunnen doen? (kijkt de Man uit Podolsk met een buitengewoon stralende blik aan)

MAN UIT PODOLSK ‒ Voor u zou ik dat kunnen.

POLITIEAGENTE – Mooi! Bedankt! En dan nog wat. Neem nog een vrije dag en ga dan met de boemel van Podolsk naar Tsaritsyno en terug. Midden op de dag, als het wat rustiger is, en u bij het raam kan zitten. Kijk gewoon uit het raam. Op de heenweg de ene kant, terug – de andere. Bekijk gewoon goed wat voorbijkomt. Da’s mijn tweede vraag. Doe ’t om mij, Nikolaj. Make my day!

MAN UIT PODOLSK ‒ Okee.

POLITIEAGENTE – Vat ‘t maar op als oefeningen om uw aandacht te scherpen. Dat gaat u nog van pas komen. U bent gewoon niet in staat zich ergens voor te interesseren. Merkt niets op om u heen. Kent uw eigen stad niet eens. Maar het is een groot geluk om in Podolsk te wonen.

MAN UIT PODOLSK ‒ Hoezo geluk? Waar zit ‘m dat dan in? ’t Is juist een ellende! je schaamt je dood! Altijd als ik vertel dat ik uit Podolsk kom, kan ik wel door de grond zakken. Mensen krijgen gelijk ’t zuur – zo van, loser, woont in Podolsk. Zo is ’t! Loser! Kreeg ik de kans – ik zou allang zijn weggegaan, en alles vergeten als een vreselijke droom. Ik kan nergens heen, geen geld, geen perspectief, niets. En u? u noemt het geluk. Waarom zet u me zo voor schut? Oké, ik woon in Podolsk, ja, geen wereldstad, ’t zat niet mee. Maar waarom hebt u het dan over geluk? Waarom spot u met mij? Wat heb ik gedaan? Waarom kwelt u mij zo?

De Politieagente en de Eerste politieagent kijken elkaar aan.

POLITIEAGENTE – Nikolaj… (loopt naar de Man uit Podolsk) Waarom stelt u me zo teleur? Wilt u me soms beledigen? We doen u toch geen kwaad?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nou nee, ik…

POLITIEAGENTE – Wij zouden ú wel een beetje kwaad kunnen doen. (pakt de handboeien van tafel) Nikolaj, geef me uw handen. Vooruit! Nou niet moeilijk doen.

De Man uit Podolsk, als in trance, strekt zijn beide armen voor zich uit. De Politieagente doet de handboeien om.

(rekt dof haar woorden) We kunnen de handboeien bij u omdoen… Dat zou toch zo ongemakkelijk zijn – met handboeien om zitten... niet zo’n mooi gezicht… echt slecht, als zo’n mooi mens als u, muzikant, historicus, redacteur, in de boeien zit…

(pakt van het buro van de Eerste politieman een rubberen knuppel)

De Man uit Podolsk zit versteend, in volstrekt verglaasde toestand, staart naar een punt.

Kijk… U zou dan geboeid zitten… (benadert de Man uit Podolsk van achteren, tikt voorzichtig met het einde van de knuppel op zijn hoofd en strijkt voorzichtig en langzaam naar beneden, langs nek en ruggengraat.) En wij zouden dan met u… allerlei… interessante… dingen… kunnen doen…

(loopt om de onbeweeglijk zittende Man uit Podolsk heen, staat voor hem stil, beweegt heel langzaam en voorzichtig de knuppel over de wang van de Man uit Podolsk.) Maar wij doen dat soort dingen niet… We praten wat over uw stad… over Amsterdam… over opmerkzaamheid… we vermaken u… werken aan u… (neemt de handboeien van de Man uit Podolsk, legt ze samen met de knuppel op het buro van de Eerste politieagent, en spreekt verder op haar gewoonlijke, vriendelijk-maniakale toon. U zegt, dat wij u kwaad willen doen. Dat is wel wat beledigend. Je doet je uiterste best, en dan zulke beschuldigingen.

EERSTE POLITIEAGENT – In ’t begin heb ik jou, Kolja, hetzelfde gezegd, in andere bewoordingen. Wat we eigenlijk met je hadden moeten doen volgens onze eigen politie-logica. Je beklaagde je nog dat het absurd was. En nou zeg je weer dat we je kwaad doen.

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee… ik… sorry… natuurlijk niet.

EERSTE POLITIEAGENT – Wat ‘natuurlijk niet’?

MAN UIT PODOLSK ‒ U doet me geen kwaad, geen kwaad. Neemt u me niet kwalijk…

EERSTE POLITIEAGENT – ’t Is vergeven.

POLITIEAGENTE – Nikolaj, vindt u ’t niet prettig om wat te babbelen met een vrouw als ik? Vindt u me leuk?

MAN UIT PODOLSK ‒ U… bevalt me wel.

POLITIEAGENTE – Maar waarom noemt u dat dan een kwelling? Is uw vriendin van ‘Natte Poesjkin’ dan net zo mooi als ik? Is ze net zo interessant?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee, toch, natuurlijk niet. Niet zo boeiend.

POLITIEAGENTE – Nou zet u haar wel heel makkelijk aan de dijk, Nikolaj! U had ook kunnen zeggen dat ze voor u boven alles gaat. Achach… dat was niet mooi van u. Ik weet toch dat ze niet minder knap is dan ik. U ziet mij gewoon als Amsterdam, en haar als Podolsk. Maar Podolsk is niet minder mooi dan Amsterdam. Gewoon anders. En zo praat u dus over haar. Triest hoor.

De Eerste politieagent print het proces-verbaal uit. De Politieagente keert terug naar haar plek.

EERSTE POLITIEAGENT – Dus, Kolja, we kunnen wat conclusies trekken. Je bent 31 jaar, woont in Podolsk met je moeder in een jaren vijftig flat. Je hebt geschiedenis gestudeerd, ook al laat geschiedenis je koud, bent door je connecties de universiteit binnengekomen. Je hebt saai werk voor een hongerloontje, bent 3 uur per dag kwijt aan forensen. Je speelt elektronische muziek in de band ‘Vloeibare Moeder’. Alles wijst erop, dat jouw muziek bijna niemand, of niemand, iets kan schelen. Het staat niet vast dat die jou zelf wel wat kan schelen. Het brengt je geen geld en geen populariteit. Je mooie vrouw is bij je weg, voor een muzak-speler. Je hebt afspraakjes met een onknap meisje dat stomme rock zingt in de band ‘Natte Poesjkin’. Zoals we net zagen, hou je niet van haar, en heb je haar alleen nodig omdat ze jou en je idiote muziek aanbidt. Dat is nog tot daaraantoe. Uiteindelijk heeft iedereen dat wel eens. Het meest zakkerige is dat je volslagen automatisch leeft. Je merkt niets om je heen op. Veracht je geboortestad. Het leven glijdt langs je heen. Feitelijk leef je als een dier. Snap je? Dieren leven ook automatisch. Maar het meest komische is dat jij een dier bent dat elektronische muziek maakt. Beter gewoon een dier zijn dan eentje die ‘noise’ speelt, en ‘índustrial’, in ‘Vloeibare Moeder’. Of hoe jullie je ook noemen, ‘Liquid Mother’. Overigens, een mooie naam. Het enige goeie dat we aan jou konden ontdekken was – dat je een goeie naam hebt bedacht. Of heb jij die niet bedacht?

MAN UIT PODOLSK ‒ Dat was ik.

EERSTE POLITIEAGENT – Goed zo. Maar oké, weet je nog, dat je vroeg, waarom we je hebben opgepakt? – Daarom dus.

MAN UIT PODOLSK ‒ Maar stel dat dat zo is… dat ik op de automaat leef, niets om me heen zie… Is dat dan zo’n misdaad, dat ik moet worden aangehouden?

EERSTE POLITIEAGENT – Hoe zal ik ’t zeggen. Zo’n artikel is er natuurlijk niet in het wetboek van strafrecht. Maar weet je waar je het mee kan vergelijken? Ik zal ’t je zeggen. Stel je voor, dat je kennismaakt met een heel toffe gozer. Echt rijk en belangrijk, en die gozer heeft een soort van sympathie voor jou ontwikkeld (kan niet, maar stel je voor), en die nodigt je uit. In zijn eigen fucking grote ‘crib’.En die organiseert een copieus diner. Of lunch. Een zee van exquise hapjes, zoveel je wilt. Rivieren vol goeie wijn. Champagne à duizend euro het bubbeltje. Alles wat je wilt. Doe je tegoed, gast, ontzeg jezelf niets, alles is voor jou! En in die situatie doe jij zo: jij vindt tussen al die overvloed een blik sardientjes, pakt je zelf meegenomen wodka van het goedkoopste merk, wroet met een vork in die sardientjes, verslikt je in je lauwe foezel en beklaagt je, dat je het ergens wel eens beter hebt gehad. Wat denk je dat de gastheer zegt? Hoe hij met zo’n gast omgaat, hè? Hij smijt hem op zijn reet naar buiten, in de buitenste duisternis, waar knersing is der tanden!

POLITIEAGENTE – Nikolaj, liefje… Ik heb zo met u te doen… zo met u te doen… tot tranen toe. (loopt naar de Man uit Podolsk, aait over zijn bol) Och arme, arme… (drukt het hoofd van de Man uit Podolsk tegen haar borst.) Arme…

De Man uit Podolsk is in volslagen verwarring, weet eerst niet wat hij met zijn handen aan moet, laat ze eerst hangen, daarna besluit hij de Politieagente bij haar middel te pakken. De Eerste politieman laat zich zakken in zijn zetel, legt zijn handen in de nek en kijkt een tijdje naar de Politieagente en de Man uit Podolsk.

EERSTE POLITIEAGENT – Je kunt er zo een film van maken. Een liefdesscène! (tikt met zijn knuppel op de schouder van de Man uit Podolsk.) Hé, aangehouden burger! Handjes thuis!

De Man uit Podolsk haalt zijn handen weg, en trekt zich terug van de Politieagente.

POLITIEAGENTE – Lieverd… Och arme… (loopt weg bij de Man uit Podolsk en gaat naar haar plek.)

De Еerste politieman reikt de Man uit Podolsk het geprinte proces-verbaal aan.

EERSTE POLITIEAGENT – Hier, lees.

MAN UIT PODOLSK ‒ (snelt met zijn ogen over de tekst) Leeft als een automaat… houdt niet van, maar veracht zijn eigen stad en haar inwoners… doet dag in, dag uit, zonder er bij na te denken, hetzelfde ding… is zich niet bewust van zichzelf… ziet om zich heen niets moois, niets interessants… neemt de langsstromende Realiteit niet waar… waardeert de Realiteit niet… Waarom staat Realiteit hier met een hoofdletter?

EERSTE POLITIEAGENT – Zo staat dat in onze instructies.

MAN UIT PODOLSK ‒ Leeft een zinloos, halfdierlijk leven. Mijn God… Wat is dit voor iets.

EERSTE POLITIEAGENT – Kom op, ondertekenen. Daar, daaronder. ‘Aldus naar waarheid verklaard’, handtekening en in letters. Achternaam en initialen.

MAN UIT PODOLSK ‒ (kijkt een tijdje verglaasd naar het procesverbaal, ondertekent dan) En wat nu? Wat gaat er nu met mij gebeuren?

EERSTE POLITIEAGENT – Nu kun je gaan.

MAN UIT PODOLSK ‒ Kan ik gaan?

MAN UIT MYTISJTSJI – (brult doordringend) Ik ben vrij! Als een vogeltje in de lucht! Ik ben vrij! Ik weet niet meer wat angst is!! Tot uw dienst, kameraad eerste vaandrig!! Saluut, mevrouw vloeibare moeder!!! Saluut, mijnheer Natte Poesjkin!!!

MAN UIT PODOLSK ‒ Dus ik ga maar?

EERSTE POLITIEAGENT – Ik zei het al: je kunt gaan. Hier heb je een kopie van het proces-verbaal, die mag je meenemen. Hang die maar boven je bed en lees hem elke dag na. ’s Ochtends en voor het slapengaan.

MAN UIT PODOLSK ‒ Bedankt. Maar ik wil toch vragen… wat was dit nou? Dat van daarnet allemaal?

EERSTE POLITIEAGENT – Dit, burger Frolov, was onze dagelijkse politieklus. We hebben je aangehouden, je identiteit vastgesteld, proces-verbaal opgemaakt. Verder nog vragen? Verzoeken, klachten misschien? Was er iets niet naar je zin?

MAN UIT PODOLSK ‒ Nee hoor, alles piekfijn in orde. Dus ik ga ervandoor?

POLITIEAGENTE – Nikolaj, ik ben zo blij dat ik u heb leren kennen. Ik vind u supertof. We zien elkaar vast nog terug!

MAN UIT PODOLSK ‒ Hoezo? Hoezo zien we elkaar terug?

POLITIEAGENTE – We zullen u voortaan vaker aanhouden.

MAN UIT PODOLSK ‒ Aanhouden? Hoezo? Waarom?

POLITIEAGENTE – Omdat we ons gesprek, ons werk, nog maar net zijn begonnen. Dat zullen we voortzetten. Maakt u zich niet druk, we houden u aan als dat nodig is. Maakt u zich daar maar geen zorgen om. En vergeet mijn huiswerk niet – een wandeling door Podolsk en een ritje met de boemel! Verplichte kost!

EERSTE POLITIEAGENT – O ja, draag je muziek bij je. Op disc of usb. Hou het bij de hand. De volgende keer maken we er een collectieve luisteroefening van. Zullen we je artistieke perspectieven eens even onder de loep nemen. Als je die al hebt.

MAN UIT MYTISJTSJI – Kolja, wacht. Kom, geef me de vijf.

De Man uit Podolsk loopt op het arrestantenhok af en geeft de Man uit Mytisjtsji een hand door de tralies heen. Je bent nu een van ons. Er wacht je een heel nieuw leven. Neem me niet kwalijk dat ik je een beetje op de huid zat. Was niet kwaad bedoeld, het was gewoon nodig. Jij spoort wel. Oké gozer, later! We zien elkaar nog!

MAN UIT PODOLSK ‒ (gelaten) Ja. Later.

EERSTE POLITIEAGENT – We kunnen je trouwens wel even afzetten bij de metro. Het is al halfzes, die gaat zo open. Of we zetten je bij Tekstilja af. Het streekvervoer rijdt ook al. Op naar je eigen Podolsk.

MAN UIT PODOLSK ‒ Echt? Dank u wel…

EERSTE POLITIEAGENT – (Schreeuwt) Michalytsj! Heb je even?

De Tweede politieagent komt binnen.

Michalytsj, geen bevel maar een verzoek. Deze man moet bij Tekstilja afgezet, bij de metro. Anders moet-ie zo’n end lopen. We zijn de beroerdste niet.

TWEEDE POLITIEAGENT – Prima, geen probleem. Doe ik. Zo, ben je er klaar voor, Podolskiaan? Kunnen we?

MAN UIT PODOLSK ‒ Ja… dank u wel... tot ziens.

EERSTE POLITIEAGENT – Leef, historicus. Bereid je voor. Vergeet het proces-verbaal niet te herlezen.

POLITIEAGENTE – Tot ziens, Nikolaj! Ik verheug me erop u snel weer te zien!

MAN UIT MYTISJTSJI – Kolja, zet em op! Hou je taai! Alles komt goed!

MAN UIT PODOLSK ‒ Tot ziens…

EERSTE POLITIEAGENT – Ho! Wacht! Blijf staan! Als afscheid nog één keer ons lied, ons lievelingslied! Aj, ljole ljole ljole! Kom op, met z’n allen! Marina, toe, jij ook, iedereen, Mytisjtsji, kom er maar uit (opent het arrestantenhok) Kolja, blijf ook nog even, je hebt het nu in de vingers! Allemaal samen!

Alle vijf personages dansen op de muziek van de politiehersendans en zingen de woorden:


Aj, ljole ljole ljole
Aj, ljole ljole ljole
Aj, ljole ljole ljole
Hey! Hey! ljole ljole


Op een bepaald moment vervalt de gezamenlijke dans in chaos, en begint ieder personage apart te dansen, met wilde, extatische bewegingen. De muziek breekt af op het moment van climax, en de vijf figuren bevriezen in vreemde, gewrongen poses.

Doek.



Vertaling Otto Boele, Wendelmoet Boersema, Sander Brouwer, Sander van Dam, Maaike Hooghoudt, Rick Potma






1 Iedere Russische lezer begrijpt dat hier Odessa bedoeld wordt, waar veel Joden wonen (of woonden, of geacht werden te wonen). Een vooroordeel over Joden is dat ze een vraag altijd met een tegenvraag beantwoorden.
2 In het Russisch is er een uitdrukking om aan te geven dat iemand niet zoveel over zichzelf moet praten: ‘Ik, ik, ik, het puntje van je pik’.
3 De Russische Frans Bauer.



   <

TSL 91

   >