Tijdens de recente manifestatie PPP
(Praagse Poëzie en Performance) in het
Amsterdamse Perdu trad behalve de dichteres
Jana Orlová (zie voor haar gedichten
TSL 88) Jaromír Typlt op met twee fraaie
video’s en het gedicht ʻB101ʼ. Deze dichter,
geboren in 1973 in het Noord-Tsjechische
Nová Paka, kwam tijdens zijn vervangende dienstplicht in aanraking met
mensen in een inrichting. Daar werd zijn
belangstelling geboren voor mensen met
psychische problemen en rees bij hem
de vraag hoe normaal we eigenlijk zelf
zijn. In onderstaand gedicht bezoekt hij
zijn vriend František, een beeldend kunstenaar
van het type ‘de tedere barbaar’
zoals Bohumil Hrabal zo fraai zijn vriend
en crazy kunstenaar Vladimír Boudník beschreef.
ʻB101ʼ verwijst naar een fragment
van een kleitablet waarop een bekende
spreuk staat van de Griekse filosoof Heraclitus,
die ook aan de later levende Socrates
(en anderen) werd toegeschreven.
Naast poëzie houdt Typlt zich bezig
met improviserende verklankingen van
teksten. Het bekendst werd Skrábanice
(ʻGekrabbelʼ) waarvan in 2009 in samenwerking
van Michal Rataj een cd-opname
werd gemaakt.
Twee zeepbellen met krijt gekrast
als gevelsteen
in het pleisterwerk naast de deur:
hier woont waanzin.
Glimlachend komt hij me tegemoet,
juist op de dag dat hij gek wordt.
Nog een paar stappen en de glimlach verdwijnt,
nooit van m’n leven heb ik iemand
zo op slag zien versomberen,
met zijn gehele gezicht instorten, zichzelf kwijtraken
en blijven staren, de boel de boel laten
en met wijd geopende schrikogen toekijken
hoe de gekte toeneemt,
onstuitbaar toeneemt.
Totdat iemands stem hem terug bij de les roept
en hem bij zijn naam noemt.
Sinds de dood van z’n moeder woont František
in dit huis moederziel alleen.
Hij loopt voor me uit de gang door,
hij zal alles goedvinden, wat ik ook zeg,
zijn te wijde broek zakt van zijn heupen
helemaal tot aan zijn zwarte schaamstreek,
die ik tamelijk verontrust bespied,
bespied vermoed,
vermoed en weer optrekt.
wat optrekt
Ik heb niet meteen door waarin ik ben beland.
Obligaat gedrag, obligate antwoorden.
Misschien komt het door alles eromheen:
dat wij bij hem zijn binnengevallen,
alles overhoop halen, naar buiten dragen,
dat we in de muren hakken, boren.
We gaan aan tafel zitten, schenken koffie in
en lachen om grappen. Op het oog
zal hij met alles instemmen,
heel bereidwillig,
te bereidwillig,
maar af en toe met een flits van woede.
Hij heeft zijn pillen niet geslikt.
Zogenaamd vergeten.
Hij gaat weer aan de slag.
Heel geconcentreerd, nauwgezet,
en toch, net zoals het uitkomt,
plakt hij schuurpapier op een blokje hout.
Van zijn afhangende onderlip druipt speeksel,
elk moment
een druppel speeksel
langgerekt wit speeksel
hij heeft er geen erg in
hoewel het toch uit hem druipt.
Alles moet goed worden doordacht!
waarschuwt hij,
heel goed doordacht eer je begint, zodat het begin
geen onzin is! zegt hij en denkt daarbij
aan het huis
of misschien ook aan iets anders, iets algemeners
Schuurpapier is om te polijsten!
Heel belangrijk: schuurpapier is om te polijsten,
dat wordt vaak vergeten.
Maar meteen zie ik dat hij me niet onderschat.
Hij scheurt een stuk schuurpapier af,
spuit er flink wat vaatwasmiddel op,
laat er water op druppelen
en maakt er met zijn vingers een smurrie van,
één die zich waarschijnlijk niemand,
behalve wij tweeën, voor kan stellen.
Ruwe korreligheid
schuimend vuil.
Vermengd met nog een paar draden speeksel,
weg met die overtollige remmingen,
alles rondom roept om schoonmaak.
En met die gore grauwe smurrie begint hij
de vuile gootsteen schoon te boenen
en dan de kachel, vloer, de kopjes,
de ingedroogde vlekken vet en vuil,
hij is niet te stoppen,
hij begint meteen al op de grond te spugen
en tegelijk overdenkingen te spuien
over wat natuurlijkheid is
Hoofdzaak is natuurlijkheid!
Vooruitzien,
wat anders?
Alleen nog maar een beetje schoonmaken.
Want vooral en ondanks alles
was het toch schuurpapier dat de kosmos
in volle breedte verkruimelde
en de kwestie van het schoonmaken
zet zich voort tot in het grondig,
door en door schoon worden.
Bezie ’t vanuit het oogpunt van schuurpapier!
Dat moet me aansporen,
Hij begint veelbetekenende knipoogjes te geven
me door te lichten en streng te onderzoeken
om te zien of ik begrijp dat het niet zomaar toevallig
tegen me wordt gezegd,
maar met een zekere bedoeling,
alleen voor mij bestemd,
met het oog op iets wat in het leven van belang is,
zodat ik weet dat
vanuit het oogpunt van schuurpapier
en een schoongemaakte tafel
het me dan ineens duidelijk wordt:
je kunt de toekomst kennen:
DOE DAT DAN OOK!
Helaas lukt het me niet.
Het geheugen kan het slechts vatten in flarden
en die vervliegen weer in de loop der jaren,
of raken in de war,
zoals herinneringen aan ooit gedane voorspellingen
in het gedaver van echo’s in een holle grot…
Want je moet er wat voor doen!
om die functie van schuurpapier goed door te denken
omdat je daarna je jezelf beter zult kennen,
niet voor niets luidt het gezegde:
KEN UZELVE!
Wat hij niet zomaar zal zeggen.
In de collegezalen die ik heb doorlopen
en waar ik een paar jaar heb
rondgelummeld en gekletst,
werd deze zinsnede steeds opnieuw herhaald:
in de brontaal die zo interessant klinkt,
en ook in vertalingen klinkt het interessant,
maar alleen als iets wat je plotseling invalt
en nog iets zou kunnen betekenen
als het erop aankomt,
terwijl hier
Heraclitus zelf
dwars door stof, rook, schimmel en viezigheid
in uiterste consequentie duister opflitst.
Heraclitus
uit Efeze.
Ik begrijp:
pas op voor wat er gebeurt als je dit schuurpapier
ter hand neemt!
Ik begrijp:
de korreligheid van schuurpapier weerspiegelt
de korreligheid van de wereld
met jouw korreltje daarin.
Ik begrijp:
op en neer wrijven, voegen, schaven tot het glanst
en tot stof verbrokkelt.
Ik begrijp:
heel voorzichtig zijn!
Ik begrijp:
het beslissende detail: één enkele punt tussen puntjes,
een keer-punt.
Františeks
keerpunt.
Hij kijkt naar me en trekt wat stro uit zijn matras,
spuugt op de vloer, waardoor stof opstuift,
en begint koortsachtig met het stro de grond te boenen.
Tussen kennen en weten is een groot verschil!
Ik kan niet meer geloven wat ik hoor:
tussen kennen en weten is een groot verschil
en nu ga ik je laten zien
wat dat
eigenlijk
is:
Kennen!
Hij doopt zijn vingers in een kopje water en
begint met weidse gebaren
de vloer te besprenkelen
als iemand die het stof gelast te blijven liggen
om mij niet te verstikken.
En het stof gaat liggen en verstikt me niet meer.
Want daar draait het om:
Het gaat om mij,
om mijn redding,
want elke ademhaling doet al pijn.
En hem ontgaat dat niet:
kennen is vriendschap.
Hij zegt het zelf met die woorden
Kennen is vriendschap!
Daarna neem ik hem mee naar buiten:
weg uit dat huisje,
waar een ploegje mannen in overall
verder hakt in muren en stof doet opstuiven,
dat kan hij beter niet zien,
ik wandel buiten met hem
in een scherp lentezonnetje,
aan alle kanten schittering,
kale schaduwen van boomstammen,
op het pad aangespoelde steentjes
die hinderen bij het lopen:
een frisse, pure,
nog niet aangeveegde wereld.
Intussen ben ik hier nog vrijwel mét hem,
vrijwel,
En dit vrijwel is doorslaggevend.
Ik begin hem allerlei overbodigs te vertellen,
mijn woorden bestaan alleen nog maar
uit sisklanken,
hij wijst op een hoop zand achter een schutting
dat knarst onder z’n zolen,
de lucht die ik naar binnen zuig, is scherp
en hij beaamt direct geestdriftig
dat ik er eindelijk achter ben,
het is ook zo simpel:
adem en stof, schrobben en schitterende glans,
vriendschap en attent zijn.
Maar o wee: dat knarsende
vrijwel.
In zijn keramische werkplaats nog
bedenkt hij, wachtend op de psychiater,
methodes voor hoe het nog beter kan:
schuurpapier samen met verf
in boetseerklei raspen
en daarmee iets modelleren, scheppen.
Ik wist wel dat er iets aan me schortte!
En met deze waarheid die alles verandert
en alle ervaringen tot nu toe overtreft,
breng ik František tenslotte naar Opname.
Ook die taak neem ik op me.
Kennen en vriendschap.
Grondig, door en door,
of vrijwel.
Vertaling Kees Mercks