Waarom, fluisteren ze,
waarom hebben wij dit
monster gevoed en verzorgd?
Door ons sterft nu op het plein een mens,
moederziel alleen.
Jevgeni Schwarz, De draak
Russisch hedendaags toneel: wie hierover
wil schrijven ontkomt er niet aan dat een
ander woord zich onmiddellijk opdringt:
strijdtoneel. Het jaar 2022 heeft zich ontpopt
als het jaar van een gruwelijke door
Rusland ontketende strijd, een strijd die
op vele wijzen – in de eerste plaats in
Oekraïne maar ook in de Russische maatschappij
– diep ingrijpt. Opzet van dit artikel
is de recente ontwikkelingen op en
rond het Russische toneel ‘in engere zin’
in beeld te brengen; ook in de Russische
toneelwereld blijkt al geruime tijd een
strijd gaande. In het licht van de Oekraïne-catastrofe
dringt deze vraag zich op:
welke verbanden zijn er tussen de ontwikkelingen
in de Russische theaterwereld en
de recente politieke ontwikkelingen in dat
land?
Welke theatervoorstellingen sprongen
de afgelopen jaren in Rusland het meest
in het oog? Hiernaar gevraagd kwam Ivan
Vyrypajev (1974), een van de grote Russische
toneelmakers van dit moment, met
dit antwoord: hij koos voor de eind 2020
op internet uitgebrachte video van Bellingcat
met de Russische oppositieleider
Aleksej Navalny in de hoofdrol. Hij was
beslist niet de enige bewonderaar van Navalny’s
kunststukje; in enkele weken tijd
werd de video waarin Navalny per telefoon
een officier van de FSB ertoe bracht
zijn aandeel te bekennen in zijn vergiftiging die in de zomer van 2020 werd uitgevoerd,
vele miljoenen malen bekeken. Navalny
presenteerde zichzelf in dit gesprek
als een fictief personage, als ‘Maxim Oestinov,
assistent van Nikolaj Patroesjev,
hoofd van de Russische veiligheidsraad’
en kreeg van zijn gespreksgenoot tot in
detail te horen hoe de operatie die bedoeld
was om hem te doden door de FSB was
voorbereid en uitgevoerd en hoe het zenuwgif
novitsjok aan de binnenkant van
zijn onderbroek was aangebracht. Inderdaad,
het was een ongekend spannend en
knap staaltje van acteren, van zeer actuele
videokunst. Navalny, zo zei Vyrypajev,
heeft een stijl gecreëerd. Hij is een held
uit een stuk van Ibsen of Strindberg. Het
vervolg op Navalny’s spektakelstuk was
helaas van een grote tragiek.
‘Rusland zal vrij zijn,’ zo luidde de
voor velen aantrekkelijke leus van de oppositieleider
die met zijn anti-corruptiebeweging
enkele jaren het Poetinbewind
het vuur na aan de schenen legde. Nadat
hij van de – hem bijna fataal geworden
– vergiftigingspoging hersteld was en in
januari 2021 vanuit Duitsland terugkeerde
naar zijn vaderland, volgde onmiddellijk
zijn arrestatie, waarna hij veroordeeld
werd tot enkele jaren in een strafkamp. In
Moskou en in tal van andere steden gingen
mensen massaal de straat op om te
protesteren; tegen deze uitingen van protest
werd vanuit het Kremlin keihard en
met zeer veel geweld opgetreden. Inmiddels
is aan de eerste veroordeling tot 2,5
jaar kamp al een tweede toegevoegd van
9 jaar. Eind mei 2022 meldde Navalny
zelf via Instagram en andere kanalen dat
hij in het strafkamp opnieuw bezoek had
gehad van de aanklager die een nieuwe
strafzaak tegen hem aankondigde, waardoor
nog eens maximaal vijftien jaar aan
zijn straf kan worden toegevoegd. Medio
juni is hij overgebracht naar een zwaarbeveiligde
strafkolonie met streng regime
in Melechovo, waarvan bekend is dat er
martelingen plaatsvinden.
De repressieve, nietsontziende attitude
van de heersende macht laat zich op alle
terreinen in de Russische samenleving
voelen. In het kielzog van Navalny werd
een groot aantal van zijn medestanders
ofwel eveneens gearresteerd en gevangengezet,
ofwel op andere manieren buitenspel
gezet. Fundamentele burgerlijke
vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting
en van vergadering, worden onder
OMON-laarzen vertrapt, de Russische
grondwet is tot een dode letter geworden.
Met goede redenen wordt een vergelijking
met de tijd van Stalin getrokken.
Tot zover onze blik op het maatschappelijke
en politieke toneel; wat gebeurde
er in de culturele scene? Na het uiteenvallen
van de Sovjet-Unie en het afwerpen
van het ideologische Sovjetjuk heerste in
de jaren negentig en in de eerste vijftien
jaar van de nieuwe eeuw in het Russische
culturele leven enige tijd een gevoel van
meer vrijheid en van nieuw elan; er bleek
ruimte te zijn voor experiment en vernieuwing.
Ook de toneelwereld zocht naar
nieuwe wegen. Bij de eerste vernieuwers
op het gebied van het theater hoorden
in de jaren negentig Aleksej Kazantsev
(1945-2007) en Michail Rosjtsjin (1933-
2010). Samen gaven zij het tijdschrift
‘Dramaturg’ uit en in 1998 richtten ze in
Moskou een eigen theater op, het ‘Tsentr
dramatoergii i rezjissoeri’ (‘Centrum van
dramaturgie en regie’). De in latere jaren
zo invloedrijke Kirill Serebrennikov
(1969) vierde hier zijn eerste successen.
Vlak na de eeuwwisseling liet een nieuwe
garde van jonge toneelschrijvers en regisseurs
zich gelden. Hun beweging wordt
betiteld als Novaja drama (‘Nieuw drama’)
en onder deze nieuwlichters behoren
Olga Moechina (1970), de broers Michail
(1978) en Svjateslav Doernenkov (1973)
en Vasili Sigarev (1977) tot de opvallendste.
In zijn zwarte komedie Vojna esjtsje ne
natsjalas (‘De oorlog is nog niet begonnen’,
2014) stelde Michail Doernenkov de
fnuikende invloed aan de kaak van de constante
staatspropaganda op tv. De al eerder
genoemde Ivan Vyrypajev wordt gezien
als een van de belangrijke representanten
van Novaja drama; zelf acht hij deze benaming
– zo zei hij in een interview – nogal
loos. Meer samenhang binnen deze groep
dan dat hij bestaat uit schrijvers van recente
toneelwerken, zag hij niet. Als weinig
anderen betoont hij zich een gedreven vernieuwer
en een kunstenaar die zich graag
en duidelijk uitspreekt over politieke en
maatschappelijke issues.
Met het toneelstuk Kislorod (‘Zuurstof’,
2002) werd Vyrypajev – naast toneelschrijver
ook filmregisseur en acteur –
een van de eerste hedendaagse Russische
dramaturgen met een grote bekendheid
zowel in eigen land als in het buitenland.
Zijn stukken worden gewaardeerd om de
wijze waarop hij zijn personages dicht op
de huid zit en hun innerlijke worstelingen
blootlegt. Om die reden noemen recensenten hem soms een moderne Tsjechov,
als filmregisseur heeft hij zich schatplichtig
verklaard zowel aan Andrej Tarkovski
als aan Quentin Tarantino. Van Kislorod
vond de eerste opvoering plaats in 2002 in
Irkoetsk, vervolgens kwam het in Moskou
op het repertoire van Teatr.doc. In Londen
werd het in 2009 onder de naam Oxygen op de planken gebracht, sindsdien is het
in vele landen opgevoerd. Vyrypajevs
thematisch uitgangspunt voor dit stuk,
dat een sterke muzikale component heeft
zijn de Tien Geboden, en hij focust op de
uitzichtloosheid van jonge mensen in een
grote stad en de wijze waarop zij zich verhouden
tot geweld, drugsverslaving, seks
en religie.
Vyrypajev was vanaf het begin nauw
betrokken bij het Moskouse Teatr.doc: dit
onafhankelijke collectief van regisseurs,
acteurs, toneelschrijvers en theatermakers
werd in 2002 opgericht door Jelena
Gremina (1956-2018) en Michail Oegarov
(1956-2018). Deze semi-underground
theatergroep hield zich in de beginjaren
vooral bezig met ‘documentair theater’:
voorstellingen die focusten op sociale
problemen en die gebaseerd waren op historische
en autobiografische documenten
en interviews. Er werd theater gemaakt
over in Rusland gevoelig liggende onderwerpen:
de positie van migranten uit
Centraal-Azië, ex-gevangenen, lhbt’ers,
mensen met hiv.
Vanaf 2010 werden de theaterproducties
van Teatr.doc geleidelijk explicieter in
de kritische houding tegen Vladimir Poetins
bewind en tegen het Moskouse burgemeesterschap
van Sergej Sobjanin; in
een politiek klimaat dat geleidelijk steeds
vijandiger werd, werd het recht op vrijheid
van meningsuiting dapper verdedigd. In
2012 kwam Teatr.doc met een opvallende
politieke satire: BerlusPutin onder regie
van Varvara Faer (1965) een adaptatie van
een stuk van de Italiaanse schrijver Dario
Fo, genaamd De tweekoppige anomalie.
Italiaanse wetenschappers creëren een
hybride monster uit Silvio Berlusconi en
Vladimir Poetin; wanneer Berlusconi bij
een terroristische aanval sterft worden zijn hersens met die van Poetin samengevoegd.
Het stuk is een satire op de vriendschap
tussen de Russische leider en Berlusconi,
die door Poetin ‘een van de grootste Europese
politici’ werd genoemd.
Een ander spraakmakend stuk van Teatr.
doc was 1 uur, 18 minuten (2012), over
Poetincriticus en advocaat Sergej Magnitski,
die in Rusland een netwerk had blootgelegd
van corrupte zakenlui en overheidsfunctionarissen
met banden met het Kremlin.
Hij werd gearresteerd, ervan beschuldigd
dat hij zelf gefraudeerd had en in de
gevangenis werd hij mishandeld. De titel 1
uur en 18 minuten slaat op de tijd dat aan
Magnitski na de mishandeling medische
zorg werd ontzegd. Vlak voordat zijn eenjarige
termijn van voorarrest zou aflopen
en hij zou worden vrijgelaten, overleed hij.
Zijn dood en de omstandigheden waaronder
hij stierf leidden tot veel verontwaardiging
in binnen- en buitenland.
Toonaangevend in Moskou is al jaren
ook het Gogol Centrum – voortgekomen
uit het in 1925 opgerichte Gogol Theater.
In 2012 kwam Kirill Serebrennikov er aan
het hoofd te staan en ontwikkelde het zich
tot een multifunctioneel kunstcomplex,
met films, concerten, discussieavonden en
door Russische en buitenlandse regisseurs
geproduceerde toneelvoorstellingen. In de
producties klonk regelmatig indirect of direct
kritiek door op de maatschappelijke
ontwikkelingen onder Poetins bewind.
De ontwikkelingen binnen de Russische
cultuurpolitiek – en in de Russische
politiek in het algemeen – zijn goed af
te lezen aan hoe het Serebrennikov verging.
Een eerste indicatie van de problemen
die hem te wachten stonden was er
al aan het begin van zijn artistieke loopbaan,
toen hij in 2001 in Moskou in het
Centrum voor Dramaturgie en Regie als
regisseur debuteerde met de regie van
Plastilin (ʻPlasticineʼ) van schrijver Vasili
Sigarev, een voor Russische begrippen
provocatief stuk, waarin homoseksualiteit
en psychische problematiek bij een tiener
aan de orde komen. Deze productie trok
veel aandacht en gaf vaart aan de carrière
van zowel Sigarev als Serebrennikov. Er was veel waardering, maar ook kwam er
heftige kritiek – conservatieve critici beschouwden
het stuk als een aanval op de
Russische maatschappij en tradities.
In de jaren daarna, tijdens het eerste
decennium van de nieuwe eeuw, groeide
Serebrennikov uit tot een van de meest
succesvolle Russische regisseurs van zijn
generatie. In binnen- en buitenland realiseerde
hij tal van zeer gewaardeerde theaterproducties
evenals interessante films
en tv-series. Het Gogol Centrum groeide
onder zijn leiding uit tot een artistiek innovatief
cultureel middelpunt voor film
en toneel. Na zijn succesvolle beginjaren
dienden zich echter steeds meer problemen
aan. De kritiek op Serebrennikovs
werk en de aanvallen van conservatieve
critici en groeperingen werden intensiever.
Leden van de communistische partij
en activisten van religieuze groeperingen
maakten rumoer over zijn ‘non-traditionele’
kunst. In de ogen van deze criticasters
was zijn werk te nauw verbonden met
het Westen, en daarmee niet vaderlandslievend
en onverenigbaar met Russische
waarden. Parlementariërs, conservatieve
activisten en nationalisten verenigden
zich in een haatcampagne; gezagsgetrouwe
kranten als Koeltoera en Literatoernaja
gazeta schaarden zich aan hun zijde.
De aanvallen die Serebrennikov kreeg
te verduren remden hem niet in zijn plannen.
Zijn productie in 2013 van De idioten
(naar de gelijknamige film van Lars
von Trier, die vanwege zijn expliciete
seksscenes in een aantal landen gecensureerd
werd vertoond) was beslist provocerend.
Dode zielen (naar de roman van
Nikolaj Gogol) bracht hij op het toneel op
een wijze die door Russische conservatieven
als een flagrante aanval op Russische
zeden en gewoonten werd beschouwd.
Hetzelfde gold voor zijn productie Noerejev
in het Bolsjoj Theater; de acteur die
de rol van de danser speelde kwam naakt
op het toneel, hetgeen werd opgevat als
propaganda voor homoseksualiteit. Zijn
criticasters beschuldigden Serebrennikov
ervan dat hij ‘onbegrijpelijke stukken’ op
het toneel bracht en dat hij zich inliet met
‘het verdorven en promiscue Gay-ropa’.
Het theater werd door de autoriteiten al
snel gedwongen deze voorstelling van het
repertoire te nemen.
In 2017 werd Serebrennikov beschuldigd
van verduistering van ontvangen
staatssubsidies, waarna hij op een filmset
in St.-Petersburg tijdens opnamen voor
de film Leto (‘Zomer’) werd aangehouden.
Er stak een storm van protest op in
binnen- en buitenland; de Europese Film
Academie liet weten dat men deze arrestatie
zag als een politiek gemotiveerde daad
en vroeg om de onmiddellijke vrijlating
van de regisseur. Na een lang huisarrest
en een proces dat een van de eerste was
die gezien werden als ‘showproces’ verloor hij uiteindelijk in 2020 zijn positie
als directeur van het Gogol Centrum. Ook
andere medewerkers werden gearresteerd,
onder anderen de zakelijk directeur, Aleksej
Malobrodski, die eerder al op straat
was aangevallen en gemolesteerd.
Zo raakte een van de meest prominente
theaterdirecteuren van Rusland zijn
post kwijt (hij werd niet ontslagen maar
zijn contract werd niet verlengd), hetgeen
alom werd gezien als deel van de campagne
om de artistieke vrijheid in het land te
beknotten. ‘Het Gogol Centrum als theater
en als idee, zal voortleven,’ schreef
Serebrennikov bij zijn afscheid van zijn
Centrum, ‘want theater en vrijheid zijn
belangrijker, en daarom volhardender, dan
alle bureaucraten die er zijn.’
Wie trok er achter de schermen van
deze steeds repressiever wordende cultuurpolitiek
aan de touwtjes? Hoofdrolspeler
in dit proces was Vladimir Medinski,
minister van cultuur sinds 2012.
Medinski – een geharnast verdediger van
patriottische kunst en bekendstaand om
zijn verachting voor hedendaagse kunst
en alles wat westers is – kan beschouwd
worden als Poetins architect voor deze
ultraconservatieve cultuurpolitiek. Als
‘cultuurpaus’ van Poetin is zijn positie te
vergelijken met de rol die Andrej Zjdanov
in de jaren dertig vervulde voor Stalin.
Medinski, afgestudeerd aan het Moskouse
Staatsinstituut voor Internationale
Relaties, staat bekend als een groot
bewonderaar van Poetin; hij noemde de
Russische president ‘een absoluut genie
van hedendaagse realpolitik’. In 2011 promoveerde
hij op een door historici zwaar
bekritiseerd proefschrift over het beeld
van Rusland in westerse beschrijvingen;
als lid van de Doema maakte hij deel uit
van een commissie tegen de ‘falsificatie
van de geschiedenis’, opgezet door voormalig
premier (en president) Dmitri Medvedev.
In een reeks boeken onder de titel
De mythes van Rusland deed Medinski
zijn best het – naar hij betoogde – valse
beeld dat van Rusland gecreëerd was bij
te sturen. Zo werd de om zijn wreedheid
bekendstaande zestiende-eeuwse despoot Ivan de Verschrikkelijke in zijn beschrijving
een leider vol menselijkheid; ook het
idee dat in Rusland door de eeuwen heen
sprake was geweest van antisemitisme
moest volgens hem worden rechtgezet.
Voorts beijverde Medinski zich om de rol
van Rusland in de bestrijding van het nazisme
tijdens de Tweede Wereldoorlog te
herwaarderen.
Ook aan de revaluatie van Stalin is
onder Medinski gestaag gewerkt. In 2016
opende Medinski in Moskou een tentoonstelling
van de schilder Aleksander Gerasimov,
een Sovjetschilder die vele van
de bekendste portretten van Stalin maakte
en als de absolute favoriet van de dictator
gold. Medinski sprak vol lof over Gerasimovs
werk en betoonde op geen enkele
manier distantie ten opzichte van Stalin.
In diezelfde periode werden in verschillende
steden bustes en standbeelden van
Stalin geplaatst en in meerdere steden
werd een Stalinmuseum ingericht. In de
bioscopen werden flinke aantallen patriottische
films in omloop gebracht. Een film
die een kritisch beeld van Stalin schetste,
de Engelse film The death of Stalin, een
zwarte komedie over de Sovjetleider en
zijn entourage, werd in 2018 juist verboden,
aangezien de film ‘onze historische
symbolen’, de Sovjethymne, militaire ordes
en medailles in diskrediet bracht. De
‘restalinisatie’ was daarmee inmiddels in
volle gang.
Medinski’s carrière stopte niet bij
het ministerschap. In juli 2021 werd hij
benoemd tot voorzitter van de Interdepartementale
Commissie Historisch Onderwijs.
Hij werd dus geroepen om het
narratief over Rusland als groot en trots
imperium verder uit te werken. Zonder
twijfel was hij nauw betrokken bij het
schrijven van het essay dat Vladimir Poetin
in diezelfde julimaand publiceerde:
‘Over de historische eenheid van Russen
en Oekraïners’. In dit controversiële essay
zette Poetin vraagtekens bij de legitimiteit
van de Oekraïense grenzen en betoogt hij
dat Oekraïne land bezet dat historisch gezien
bij Rusland hoort. Het stuk vormde
de onderbouwing voor de Russische invasie van februari 2022. In het voorjaar van
2022 kreeg de wereld Medinski in een
nieuwe rol te zien: hij bleek aan het hoofd
gesteld te zijn van de delegatie die met de
Oekraïners onderhandelingen begon: een
uitgelezen gelegenheid om een vervolg te
geven aan zijn inspanningen het narratief
over het Russische imperium bij te stellen.
Ruslands claim dat het in Oekraïne
strijdt tegen nazi’s en fascisten sluit aan
bij Medinski’s eerdere beschrijvingen van
de grootse rol van zijn land in de strijd tegen
nazi-Duitsland.
Als minister van Cultuur was als opvolger
van Medinski in januari 2020 Olga
Ljoebimova benoemd, een vrouw die in
de media eerder verklaard had dat ze opera,
klassieke muziek, musea en arthouse
films niet kon uitstaan. Zij was de vrouw
‘in charge’ toen in 2021 de politieke situatie
in Rusland – na de terugkeer van
Navalny naar Rusland – verder verslechterde
en in versneld tempo de – ook in de
Russische grondwet vastgelegde – mensenrechten
zoals vrijheid van meningsuiting
steeds verder werden ingeperkt. Hoewel
Ljoebimova zich zeker niet populair
maakte bij het progressievere deel van de
natie en zij haar best deed om op verschillende
wijzen Poetin te behagen, bleek zij
in haar rol als minister van Cultuur iets
minder militant dan Medinski.
In het jaar 2021 – dat begon met de
terugkeer en arrestatie van Navalny –
bereikte de repressie in Rusland nieuwe
diepten. Teken aan de wand voor wat culturele
kringen in het land te wachten stond
waren in mei van dat jaar de gebeurtenissen
rond de première van het toneelstuk Sosedy (Buren), geschreven en geregisseerd
door Sergej Gindilis. Tot onderwerp
van dit stuk koos de schrijver de repressie
en de martelingen in Wit-Rusland na de
frauduleus verlopen herverkiezing van
Aleksander Loekasjenko. De eerste opvoering,
bij Teatr.doc, werd na vierendertig
minuten onderbroken door de politie:
er was een bommelding, zo werd meegedeeld.
Vanuit het publiek klonk hoongelach:
ontruiming vanwege een bommelding
is al jaren een beproefde methode om
voorstellingen die de autoriteiten onwelgevallig
zijn af te breken. Er vonden na
deze verstoorde première nog enkele clandestiene
opvoeringen van het stuk plaats,
op angstvallig geheimgehouden locaties.
Ook deze werden echter weer verstoord
door veiligheidsdienst en politie. Het gebeuren
rond dit toneelstuk toonde duidelijk
aan hoe ernstig inmiddels de vrijheid
van meningsuiting en artistieke expressie
in Rusland onder druk stonden.
Even serieus waren de problemen in
juli ’21 na de première van het toneelstuk
Pervyj chleb (‘Het eerste brood’)
in het Sovremennik-theater in Moskou.
In deze voorstelling van de Poolse regisseur
Beniamin Koc, gebaseerd op een
stuk van Rinat Tanisjov, wordt de hoofdrol
gespeeld door de bekende actrice Lia
Achedzjakova. Achedzjakova speelt de
bejaarde vrouw Noeria, een Tataarse, zich
nogal non-conformistisch gedragende en
uitende vrouw. Na etnische pogroms uit
Oezbekistan is ze naar Rusland gevlucht,
haar man is omgekomen in Afghanistan,
en haar kleinzoon is het enige familielid
dat ze nog heeft. Wanneer haar kleinzoon
wordt opgeroepen om naar oorlogsgebied
te vertrekken voorvoelt Noeria dat hij niet
zal terugkeren. In een van de sleutelscènes
van het stuk bezoekt de vrouw, die behoorlijk
aangeschoten is, op het kerkhof
het graf van haar man. Bij het graf van
een daar eveneens begraven oorlogsveteraan
houdt ze een woeste tirade, vol gescheld
tegen oorlog en hen die zij ‘zogenaamde
oorlogshelden’ noemt. Om deze
zeer actuele en schrijnende scène werd
Achedzjakova – die zich al jaren manifesteert als anti-Poetingezind en als actief
voorvechtster van mensenrechten – heftig
aangevallen.
Er kwamen klachten van een aantal
‘kameraden’, zoals ze door Michail Lermontov,
de woordvoerder van het ministerie
van Cultuur, werden genoemd. Deze
oorlogsveteranen protesteerden over wat
zij de belediging noemden van ‘patriottische
en moreel-spirituele waarden’; de
Kremlingetrouwe organisatie Serb, een
radicale nationalistische politieke groepering,
dreigde verdere opvoeringen
van Het eerste brood met stinkbommen
te zullen saboteren. Ook door de vereniging
‘Ruslands Officieren’ werd het
toneelstuk verketterd, net als op tv door
televisiepropagandist Vladimir Solovjov.
Dit alles leidde ertoe dat het theater zich
gedwongen voelde bepaalde delen van
de tekst – scheldtirades tegen de oorlog
en tegen degenen die oorlog willen voeren
– te schrappen. Michail Lermontov
liet weten dat die ‘verdomde modernisten’
in Russische theaters vanaf dat moment
strenger zouden worden aangepakt en dat
er meer discussie zou moeten komen over
de vraag welke stukken gespeeld kunnen
worden. Achedzjakova werd door de gerechtelijke
onderzoekscommissie op het
matje geroepen, maar verklaarde later dat
het gesprek ‘tactvol’ was verlopen.
In dezelfde maand werd kritiek geleverd
op de leiding van het Mariinski Theater
in Moskou, omdat daar Prokofjevs
opera Oorlog en vrede op het repertoire
stond op basis van Lev Tolstojs boek, in
de enscenering van Graham Vick – een
Engelsman! Het was – zo werd in de overheidsgezinde
media gezegd – een schande
dat een West-Europeaan zich mocht bemoeien
met de Russische historie.
Interessant is dat de kwestie rond Pervy
chleb en andere toneelproducties verschillen
van inzicht binnen het ministerie
van Cultuur blootlegde. Minister Olga
Ljoebimova reageerde op de uitspraken
van Lermontov over Pervy chleb met de
mededeling dat zijn uitspraken op het ministerie
niet besproken waren. Voorts liet
ze weten dat het ministerie van Cultuur niet gerechtigd was zich te mengen in het
creatieve werk van culturele instituties.
‘Ik wil iedereen eraan herinneren dat censuur
in ons land op grond van de grondwet
verboden is.’ Deze slag – zo zou je
kunnen zeggen – werd door Ljoebimova,
en daarmee door het theater, de regisseur
en de acteurs min of meer gewonnen: de
pogingen verdere opvoeringen van dit
toneelstuk onmogelijk te maken slaagden
niet. In juni 2022 staat Pervy chleb
in het theater Sovremennik nog steeds op
het repertoire, zij het met de aantekening
‘voor boven de achttien jaar’. In de korte
beschrijving van de inhoud van het stuk
op de site van het theater is te lezen dat het
handelt ‘over jeugd en ouderdom, vrede
en oorlog, leven en dood’. Alleen al zo’n
tekst – met het sinds de inval in Oekraïne
verboden woord ‘oorlog’ – is opvallend.
Lia Achedzjakova speelt nog altijd
de hoofdrol in het stuk, hoewel zij zich
in verschillende media ongekend fel tegen
de oorlog in Oekraïne heeft gekeerd.
‘Ik schaam me voor mijn vaderland,’ liet
de actrice weten, en ze verklaarde dat ze
de regering van haar land nooit zal vergeven
wat in Oekraïne wordt gedaan. In
hetzelfde theater is in 2022 eveneens nog
steeds een stuk te zien van de inmiddels
al geruime tijd in Polen woonachtige Ivan
Vyrypajev: ʻIllusies.ʼ Vyrypajev liet kort
na de Russische invasie van februari 2022
weten dat hij de opbrengsten van producties
van zijn toneelstukken in Rusland ten
goede zou laten komen aan Oekraïense
vluchtelingen. Enkele tientallen theaters
in het land namen zijn stukken vervolgens
van het repertoire. Het Moskouse Theater
Sovremmenik – evenals een theater
in Jekaterinburg – deed dat dus niet. ‘Wat
zijn illusies? Waar loopt de grens tussen
illusies en realiteit of tussen illusies en
leugen?’ luidt op de website van Sovremennik
de introductie bij deze door Ivan
Komarov geregisseerde productie.
Het ‘gezonde conservatisme’ van Medinski
en overige patriotten heeft die ‘verdomde
modernisten’ dus niet over de hele
linie uit het theater weten te bannen. De
toneelwereld – beter gezegd, een deel van de toneelwereld – heeft zich niet laten
knechten. Natuurlijk zijn conservatieve,
Kremlingetrouwe tendensen in de theaters
ook vertegenwoordigd. Zo ging in juni
2021 in het Moskouse Gorki Theater het
toneelstuk ʻDe wonderbaarlijke Georgiërʼ
in première, een stuk van Andrej Nazarov
over de jonge Stalin. In dat Gorki Theater
stond op dat moment Eduard Bojakov
aan de leiding, die aanvankelijk nog als
avantgardist gold maar zich in een steeds
patriottischer en conservatievere richting
ontwikkelde. Tot tweede man in het theater
benoemde hij de zeer militante antiwesters
georiënteerde schrijver Zachar
Prilepin, die in 2016 als vrijwilliger in
Oost-Oekraïne met de strijdkrachten van
de Volksrepubliek Donetsk tegen het Oekraïense
leger vocht. Bij de première van
ʻDe wonderbaarlijke Georgiërʼ verklaarde
Bojakov op het podium dat er meer films
en theaterproducties over Stalin gemaakt
moesten worden. Kleine ingrepen in de
inhoud van een klassiek stuk worden om
dat te bereiken niet geschuwd. In april
2022 werd bijvoorbeeld in Kaloega in een
toneelbewerking van een evergreen uit de
Russische literatuur, de schelmenroman
Dvenadtsat stoeljev (De twaalf stoelen,
1928) van Ilf en Petrov, in een balkonscène
aan het slot van het stuk een triomfantelijke
Stalin ten tonele gebracht.
Wat zal zich nu verder afspelen op het
toneel, in letterlijke en figuurlijke zin, in
dit ‘land waarin zielen, rechten en vrijheden
zijn verschrompeld’ – ik citeer hier een
mij bekende Russische socioloog. Rusland
is verworden tot een land dat functioneert
volgens wetten van oorlogstijd, terwijl het
officieel niet in oorlog is. De laatste vrije
krant binnen Rusland, Novaja gazeta, is
eind maart 2022 gesloten, de journalistiek
binnen Rusland is de nek omgedraaid. Op
tv klinkt slechts propaganda, social media
als Facebook zijn officieel verboden. Dapperen
proberen het vrije woord nog te laten
klinken, door op straat hun mening uit te
dragen, door via omwegen op social media
hun mening te uiten, door middel van
petities. Na de inval in Oekraïne waren er
in de kunstsector velen die protesteerden
en vaak zeer drastische beslissingen namen.
Rimas Tymunas, artistiek leider van
het Vachtangov-theater, gaf als protest zijn
positie op. Ook Jelena Kovalskaja, directeur
van het Meyerhold-theater, nam ontslag.
‘Het is onmogelijk voor een moordenaar
te werken en van hem een salaris
te ontvangen,’ verklaarde zij. Lev Dodin,
artistiek directeur van het Maly Theater in
St.-Petersburg, wendde zich in een open
brief tot Poetin. ‘Zeggen dat ik geschokt
ben, is een understatement,’ zo begon deze
brief. Zoals deze dapperen waren er veel
meer. Maar de wurggreep van het Kremlin
is knellend, draconisch zou je kunnen
zeggen, met een verwijzing naar een van
de bekendste stukken uit de Russische toneelhistorie.
De draak wordt in deze duistere tijden
op Russische social media opvallend
vaak geciteerd. Dit stuk van Jevgeni
Schwarz (1896-1958) is een in Stalintijd
geschreven satire over politieke tirannie
en de corrumperende werking van dictatuur.
Centraal staat het idee dat tirannie
heel moeilijk te bestrijden is zolang veel
mensen in wezen een tiran willen. Tussen
het hoofdpersonage uit Schwarz’ stuk, de
draak die een stad al vele decennia in zijn
wrede greep heeft, en de huidige heerser in
het Kremlin worden door velen parallellen
getrokken. Potsierlijke propaganda, het
schaamteloos verdraaien van de waarheid,
de tegenstander demoniseren: Schwarz
wist deze verschijnselen als geen ander –
en op zwart-humoristische wijze – te laten
zien. ‘Ik vertel mezelf al zoveel jaar niet
meer de waarheid dat ik vergeten ben wat
dat überhaupt is, waarheid. Die waarheid
komt me de neus uit, kotsmisselijk ben
ik ervan.’ Op social media wordt ook de
volgende passage uit het boek regelmatig
aangehaald. Charlemagne, de archivaris
van de door de Draak overheerste stad,
roemt tegenover Lancelot diens goede daden,
zoals het bestrijden van een epidemie.
Vervang ‘zigeuners’ door ‘Oekraïners’ en je bent midden in de actualiteit van het oorlogszuchtige Rusland van 2022. De drie koppen van de draak in Schwarz’ stuk worden uiteindelijk door de dappere Lancelot afgehakt en gaan onderling ruziënd ten onder. Lancelots die de waarheid durven zeggen, ongeketende zielen die zich verzetten tegen de tirannie zijn er ook in het huidig Rusland nog genoeg. Zijn ze in staat opnieuw drakenkoppen te laten rollen?
Recente ontwikkelingen in de Russische
toneelwereld maken een korte toevoeging
aan bovenstaand artikel noodzakelijk.
ʻFlash forward into the pastʼ schreef
Dmitri Gloechovski op social media
toen hij op 8 juni 2022 vernam dat in het
Jermolova Theater in Moskou met onmiddellijke
ingang het toneelstuk ʻTekstʼ,
naar zijn gelijknamige boek, van het repertoire
werd genomen. Dat er verband
was met Gloechovski’s zeer kritische uitlatingen
over de invasie in Oekraïne en
de strafzaak die om die reden tegen hem
werd aangespannen was duidelijk.
Op 29 juni 2022 is door de Russische autoriteiten
opnieuw een onzalige stap gezet
die de vrijheid van meningsuiting en artistieke
vrijheid verder aan banden legt.
Van drie Moskouse theaters, die alle tot
dusverre een onafhankelijke koers bleven
varen, wordt de leiding vervangen. Het
betreft het Gogol Centrum, dat vanaf nu
weer de naam Gogol Theater zal dragen,
het Sovremennik-theater en de School
voor modern repertoire. Bij deze theaters
wordt een regimegetrouwe leiding aangesteld;
het betekent een onvervalste zuivering
in de Russische toneelwereld. Om
een klassieke pendant te gebruiken van
Gloechovski’s uitspraak: ʻMet geratel,
geknars en geraas daalt een ijzeren gordijn
neer over de Russische geschiedenisʼ
(Vasili Rozanov, Apocalyps van onze tijd,
1918).
Y. B.