Eva van Santen



Met Paustovski op reis






Konstantin Paustovski

Van 18 mei tot 2 juni 2019 heb ik met de Paustovski-vereniging een reis naar Kazachstan en Siberië gemaakt. Deze Paustovski-vereniging heeft een Nederlandse en een Vlaamse tak en een van de activiteiten is het organiseren van reizen. Op deze reis volgden we het spoor van Konstantin Paustovski (1892-1968) gedurende de Tweede Wereldoorlog. Na de inval van Hitler werden alle belangrijke personen in de Sovjet-Unie vanuit Moskou en Leningrad geëvacueerd naar meer naar het oosten gelegen oorden. Velen van hen kwamen zodoende in Alma-Ata, de hoofdstad van Kazachstan, terecht. Het was een buitengewoon boeiende reis. We vlogen om te beginnen via Moskou naar Alma-Ata, het huidige Almaty. Daarna zouden we naar Novosibirsk in Siberië vliegen, om vervolgens per bus Biejsjk en Bjelokoericha te bezoeken. Deze twee plaatsen had Paustovski ook tijdens de oorlog bezocht, de laatste om te wandelen en te kuren. Vanaf Barnaoel gingen we met de Trans-Siberië-expres naar Moskou, om vervolgens de reis af te sluiten in Taroesa. Alma-Ata was tijdens de oorlog een veilige plek, vandaar dat behalve Paustovski en veel andere kunstenaars, onder anderen de filmregisseurs Eisenstein en Poedovkin, en ook fabrieken en bedrijven daar uit veiligheidsoverwegingen naartoe over werden geplaatst. De stad kreeg de bijnaam ‘Hollywood aan de Chinese grens’, omdat behalve filmregisseurs ook hele filmploegen van Mosfilm en Lenfilm daarheen verhuisden.

Paustovski werd in oktober 1941 naar Alma-Ata geëvacueerd, nadat hij eerst anderhalve maand als oorlogscorrespondent aan het zuidelijk front had gewerkt, in Tiraspol en Odessa. Vanuit Alma-Ata reisde hij in augustus 1942 naar Barnaoel in het Altai-gebergte in Siberië, 1000 km ten noorden van Alma-Ata, om aan ‘Zolang het hart blijft kloppen’ te werken, een toneelstuk over het verzet van Sovjetburgers tegen de nazi’s. Dat zou daar namelijk voor het eerst worden opgevoerd. Verder schreef hij tijdens zijn evacuatie de roman ‘Rook van het vaderland’ en enkele korte verhalen, waaronder ‘Ruzie in de trein’. De inspiratie voor dit verhaal was een gewonde soldaat die Paustovski in werkelijkheid in de trein had ontmoet. Paustovski beschrijft zijn aankomst en verblijf in Alma-Ata in een brief aan zijn vriend Roevim Frajerman van 9 oktober 1941 als volgt:

…Dan nu iets over mij. Ik heb anderhalve maand doorgebracht aan het zuidelijk front, waar ik bijna de hele tijd, op een dag of drie, vier na, in de vuurlinie zat. Half augustus ben ik teruggekeerd naar Moskou, Tass [het Russische persagentschap] besloot mij gezien mijn ‘eerbiedwaardige’ leeftijd in Moskou te houden. Vervolgens ben ik op verzoek van het Comité voor Kunstzaken volledig vrijgesteld van dienstplicht om te kunnen werken aan een toneelstuk voor het Moskouse Kunsttheater (het Kamerny Teatr). In Moskou heb ik maar kort gewoond, want in onze woning is een bom ingeslagen… Ik ben naar Alma-Ata verhuisd, wat me een enorme inspanning heeft gekost… De stad is prachtig en ligt te midden van weelderige tuinen aan de voet van besneeuwde bergen. Er is veel zon, maar ondanks het warme weer gaat er toch iets heel mistroostigs van uit. Ik werk hier aan het toneelstuk. We wonen bij de Kazakse schrijver Moechtar Aoeëzov, een prachtkerel die ons een van zijn kamers heeft afgestaan... 1

In Barnaoel ontmoette Paustovski Aleksandr Tairov, een van de grote vernieuwers van het Russisch theater, zijn echtgenote Alice Koonen en het toneelgezelschap van het Moskouse Kunsttheater, dat door Tairov werd geleid.

Dit toneelgezelschap had opdracht gekregen om na de opvoering in Barnaoel dit stuk in ziekenhuizen en kolchozen uit te voeren. De componist Sviridov, een leerling van Sjostakovitsj, componeerde er muziek bij. Deze muziek is helaas verloren gegaan. Op 4 april 1943 ging het in Barnaoel in première in de regie van Tairov. Het was een groot succes. Daarna is het meer dan vier honderd keer in het hele land opgevoerd, en Tairov kreeg in 1945 de Leninorde. De tekst is nooit gepubliceerd en werd tot voor kort als verloren beschouwd.

Naar aanleiding van de reisvoorbereidingen in 2018, en op verzoek van het reiscomité van de Paustovski-vereniging, ging Svetlana Mirosjnitsjenko, de vaste reisbegeleider, op zoek naar de tekst. Ze vond deze terug in het Russische Staatsarchief voor Literatuur en het Kunsttheater in Moskou.

Het Moskouse Kunsttheater ging ten onder in de golf van repressies van 1949. In hetzelfde jaar werd Tairov ontslagen, omdat hij buitenlandse toneelstukken regisseerde. Het betekende het einde van het theater. Tairov kreeg wel een staatspensioen en stierf niet lang daarna aan een hersentumor.

Paustovski steunde de oorlogspropaganda in de strijd tegen Hitler op alle mogelijke manieren. Hij schreef verhalen voor de soldaten aan het front, leverde bijdragen voor filmscenario’s en werkte aan theaterstukken met de oorlog als thema.

De Academie van Wetenschappen in Alma-Ata was op de hoogte van onze komst en organiseerde daarom een conferentie over de relatie van Paustovski met Kazachstan. Allerlei wetenschappers en journalisten hielden enthousiaste voordrachten over de schrijver. Hij wordt enorm bewonderd en onze komst heeft de belangstelling voor hem nieuw leven ingeblazen en tot hernieuwd onderzoek geleid.

In de resterende tijd bezochten we het Panfilov Park met een monumentaal oorlogsmonument: het eert de achtentwintig helden van het Panfilovregiment, die omgekomen zijn bij de verdediging van Moskou in november 1941. We bezochten ook het filmarchief. Daar hoorden we dat 400.000 Kazachen in de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Deze soldaten werden massaal opgeroepen en zonder enige training of technische kennis naar het front gestuurd.

Tijdens zijn verblijf in Alma-Ata begon Paustovski in 1943 aan zijn beroemde zesdelige autobiografie Verhaal van een leven en aan De gouden roos, een non-fictie boek waarin hij onder andere over het proces van het schrijven verhaalt. Verhaal van een leven, schreef hij tussen 1943 en 1963. De eerste vertaling was in het Frans van Lydia Delektorskaja en kwam uit bij uitgeverij Gallimard. Vervolgens verscheen de Nederlandse vertaling van de hand van Wim Hartog tussen 1967 en 1984 in de Privé-domeinreeks van De Arbeiderspers. Uitgeverij Van Oorschot heeft vanaf 2017 deze zes delen in drie delen opnieuw uitgegeven. Wim Hartog heeft de vertalingen herzien en aangevuld met fragmenten die eerder door de censuur waren verwijderd.

In een interview uit 1959 antwoordde Paustovski op de vraag in welk werk zijn wezen het meest tot uitdrukking kwam dat dit zijn autobiografische werk Verhaal van een leven was. Het eerste deel gaat over zijn jeugd in het tsaristische Rusland. Het begint met de dood van zijn vader en beschrijft ontelbare familieleden en verwanten, zijn tijd op het gymnasium, zijn liefdesavonturen en het milieu waarin hij opgroeide. In deel twee komen de gebeurtenissen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog en deze oorlog zelf aan de orde. Eerst is Paustovski nog student, maar door de oorlog geeft hij zijn studie op. Na een poosje wordt hij ziekenverzorger op een hospitaaltrein die achter de frontlijn gewonde soldaten vervoert. Daar ontmoet hij zijn eerste vrouw.

Deel drie gaat over de Oktoberrevolutie en de Burgeroorlog en beslaat de periode van 1917 tot 1920. Deel vier draait om het hongerjaar 1920-1921. De bolsjewieken staan nog voor de bloedige afrekening met anarchisten, opstandige boeren, socialisten- revolutionairen en mensjewieken. Deel vijf, ‘De sprong naar het Zuiden’ gaat over de opbouw van de Sovjet-Unie. Paustovski gaat naar het Zuiden en beschrijft op lyrische wijze de natuur en de moeilijkheden die hij ervaart bij het vinden van baantjes. Deel zes, het laatste deel, gaat over de jaren 1923 tot 1933. In deze jaren bezoekt hij zijn moeder en blinde zuster die niet lang daarna overlijden. Hij gaat in Moskou op zoek naar werk en vindt dat bij de krant Goedok (‘De sirene’), waar hij de beroemde schrijvers Ilf en Petrov, Olesja, Boelgakov en Gecht ontmoet. Lenins dood in 1924 wordt beschreven.

Paustovski begon in 1943 aan deze autobiografie, vrij lang nadat hij alles had beleefd. De periode die hij beschrijft loopt namelijk van ongeveer 1910 tot 1933. De details van zijn leven had hij genoteerd in zijn dagboeken, zodat hij niet alleen op zijn geheugen hoefde te vertrouwen. Toen deel een in 1946 uitkwam kreeg dat veel kritiek. Men vond dat er te veel liberale gemoedelijkheid in zat en te weinig revolutionaire toon. Het voldeed helemaal niet aan de wetten van het socialistisch realisme.

Na de Russische Revolutie stond Paustovski niet meteen sympathiek tegenover het communisme. Pas in 1920 accepteerde hij deze ideologie. Wel bleef hij voortdurend kritische kanttekeningen maken. Zo durfde hij in 1936 openlijk te ageren tegen de censuur. Daarom is het opmerkelijk dat hij nooit echt in diskrediet is geraakt of is opgepakt. Maar hij was wel voorzichtig. Toen hij in 1938 een biografie over maarschalk Bljoecher had gepubliceerd en deze kort daarna van spionage werd beschuldigd, vertrok Paustovski halsoverkop uit Moskou naar de Mesjtsjora, een beeldschoon merengebied ten oosten van Moskou. Hij was vaak op reis en vaak buiten de hoofdsteden. Dat heeft hem waarschijnlijk gered. Hij is wel gehinderd in het publiceren van zijn werk. Na deel een van zijn autobiografie moest hij tot na de dood van Stalin in 1953 wachten op publicatie van de andere delen.

Na Stalins dood ijverde Paustovski voor de rehabilitatie van Babel, Boelgakov, Boenin en Tsvetajeva. Ook steunde hij de dichter Brodski tijdens het proces dat tegen hem werd gevoerd. Hij deinsde er evenmin voor terug de dissidente schrijvers Daniel en Sinjavski openlijk te steunen.

Paustovski heeft van 1948 tot 1955 aan het Maxim Gorki-instituut in Moskou literatuur gedoceerd. Hij gaf daar schrijfles aan toekomstige schrijvers, onder anderen aan Joeri Trifonov. In de jaren zestig werd Paustovski zeer populair in de Sovjet-Unie. Zijn boeken waren snel uitverkocht. Na de dooi liet hij in een tijdschrift werk afdrukken van Russische schrijvers die niet goed lagen bij het regime: Boenin, Tsvetajeva en Mandelstam en ook de jonge Okoezjava, die vooral liedjeszanger was. Dit was toch nog te vroeg, want de hele oplage werd vernietigd. Bij de dood van Pasternak in 1960 schreef Paustovski dat men waardevolle schrijvers zoals Poesjkin, Lermontov, Tsjechov, Blok, Jesenin, Tsvetajeva en Mandelstam niet voldoende had gekoesterd. Hij ondertekende in 1965 een bief met het verzoekschrift om Sozjenitsyn een flat te geven in Moskou. Zo heeft Paustovski onder moeilijke omstandigheden toch niet geschroomd om zijn nek uit te steken.

Omdat Paustovski nooit is opgepakt, ontstond de indruk dat hij een brave meeloper met het regiem was. Toch was dat niet zo.. Hij maakte vaak lange reizen en woonde heel veel buiten de hoofdsteden. Dat heeft hem waarschijnlijk behoed voor arrestatie. Hij was zeker een moedig mens. Dat heeft hij met name bewezen in oktober 1956, toen hij aan de vooravond van de Hongaarse opstand een felle en gedurfde ‘Rede tegen de Drozdovs’ hield in het Centrale Huis van de Literatuur. Dit deed hij tijdens een bespreking van een opzienbarende roman die dat jaar was verschenen van de schrijver Doedintsev met als titel Niet bij brood alleen. Een van de personages is Drozdov, een verburgerlijkte en conformistische bureaucraat van de communistische partij. Paustovski schreef onder andere:

Het probleem bestaat hierin dat in ons land zich een nieuwe sociale laag, een nieuw burgerlijke kaste heeft gevormd, die straffeloos tot volle wasdom is gekomen. Een nieuwe groep van vleesvreters en bezitters, die met de revolutie, met onze regering en met het socialisme niets gemeen hebben. Cynici zijn het, zwarte obscurantisten, die zich zelfs niet schamen antisemitische praatjes te verkopen. Hoe heeft het zover kunnen komen?

Daarna werd hij bij het Centraal Comité van de Partij ontboden voor opheldering en vervolgens verwijderd uit de redactie van de Literatoernaja Gazeta.



Paustovski’s werkkamer in Taroesa

Paustovski bracht de laatste dertien jaar van zijn leven grotendeels door in Taroesa, een schilderachtig kunstenaarsdorp aan de oever van de Oka. Hier kocht hij in 1955 een datsja en werkte hij onder andere aan ‘Pagina’s uit Taroesa’, een uitgave voor jonge dichters en schrijvers, die hun werk niet gepubliceerd konden krijgen. Bovendien stelde hij een bloemlezing zonder censuur samen van werk van Marina Tsvetajeva (1892-1941). In 1963 werden deze publicaties in beslag genomen.

In Taroesa is nu een ‘dom-moezej in de datsja waar hij woonde. Bij de rivier staat ook een beeld van hem met zijn trouwe hond. Paustovski stierf in Moskou, maar is in Taroesa begraven. We bezochten zijn graf op 31 mei 2019, precies op de dag van zijn verjaardag. Er was een ontroerende plechtigheid, georganiseerd door de autoriteiten, waar ook een bestuurslid van de Paustovski-vereniging een woordje sprak. Dit was een mooie afsluiting van onze reis op de plek waar Paustovski zijn laatste dagen heeft gesleten en waar hij begraven ligt.

Op internet staat een verslag van onze reis onder de titel ‘Reisverslag Paustovski in de Altai en Herdenking in Taroesa. 18 mei-2 juni 2019. Vereniging Konstantin Paustovski’.  





1 Paustovki, Konstantin, Goudzand. Verhalen, dagboeken en brieven. Samengesteld en vertaald door Wim Hartog. Amsterdam, 2016, p. 328.





<   

TSL 86

   >