Lidmila Kábrtová werd geboren in 1971
in Náchod, een provinciestad in noordoost-
Tsjechië, tegen de Poolse grens aan,
waar ook Josef Škvorecký – zo’n vijftig
jaar eerder – werd geboren. Ze studeerde
journalistiek in Praag en communicatiewetenschap
in Zlín. Tegenwoordig woont
ze in een dorpje bij Nymburk, bekend
als decor van vele verhalen van Bohumil
Hrabal.
Kábrtová is jarenlang actief geweest
als journaliste en publiceerde in diverse
kranten en bladen. Thans werkt ze al enige
jaren als pr-medewerkster. Ze debuteerde
zes jaar geleden met experimenteel
proza: Koho vypyjou lišky (‘Wie zuigen
de vossen uit’), bestaande uit een aantal
miniverhalen van maximaal vijftig woorden.
Ook deed ze mee aan het radioproject
‘Hoorspelen van een enkele minuut’,
alweer een superkorte vorm. Ook op
Facebook is ze actief met korte columns,
een soort dagboek over het leven in tijden
van covid.
Het hiernaast vertaalde verhaal maakt
onderdeel uit van een bundel bestaande uit
twaalf verhalen, Místa ve tmě (‘Plekken
in het donker’), die in 2018 uitkwam en
het jaar erop de hoofdprijs won van het
Tsjechische Letterenfonds.
De hoofdpersonen in deze verhalen
zijn allen broze jonge vrouwen die in aanvaring
komen met mannen die weinig begrip
en mededogen tonen, zich voordoen
als macho, maar een klein hartje hebben
en veel minder sterk blijken dan ze lijken.
In het hier vertaalde verhaal, het eerste uit de bundel, toont de schrijfster een scherp
oog voor detail en een fijn gevoel voor
humor, waarmee ze de man (en zijn geslacht)
bekijkt.
In het derde verhaal ‘Zomerappeltjes’
– tere lichtgroene valappeltjes die snel
geblutst zijn – lijken deze appels het type
jonge kwetsbare vrouwen te symboliseren.
Ook in het omvangrijke literaire
werk van Škvorecký, waarvan een flink
deel in het Nederlands is vertaald, is die
tegenstelling van ogenschijnlijk gevoelige,
zwakke vrouwen en stoere sterke
mannen vaak aanwezig, maar Škvorecký
beziet die door mannenogen. Bij hem is
het een mannenwereld waarin de vrouwen
optreden, bij Kábrtová is het een
vrouwenwereld waarin mannen figureren.
Dit lijkt een open deur, maar door
die verschillende invalshoeken is dat een
wereld van verschil. De verhalen, short
stories met een onverwachte wending,
zijn losjes met elkaar verweven doordat
verschillende personages in elkaars leven
opduiken zonder dat ze zich daar bewust
van zijn.
Tot slot zou ik een lans willen breken
voor het korte verhaal. Uitgevers wuiven
vaak aanbiedingen van schrijvers en
vertalers weg met het adagium ‘onverkoopbaar’.
Misschien valt dat wel mee
als je bedenkt dat de door andere media
verminderde concentratie van vele tegenwoordige
lezers meer gebaat is bij
het korte verhaal dan bij een vuistdikke
roman. Misschien is het tijd voor een revival
van de short story.
De redactrice die de literaire avond in een theehuis aan de rand van
de stad presenteerde, had een opvallend langwerpig gezicht.
Magdalena kon vrouwen met een paardengezicht niet uitstaan,
precies zo’n fraai type had ooit haar eerste vriendje ingepikt en
het maakte niets uit dat dit twintig jaar geleden was gebeurd tijdens
dansles, die danscursus had ze daarna toch niet afgemaakt,
in plaats van dat eindeloos lang defileren was ze met Richard
naar bed gegaan, die ook een-twee-drie de brui aan het dansen
had gegeven. De verplichte lange avondjurk kon ze vanwege de
rijgveter op haar rug, die in de knoop was geraakt, niet uitkrijgen.
Met behulp van Richard trok ze haar met twee hoepels verstevigde
klokrok omhoog en schoof die voorzichtig over haar hoofd, zodat
het sneeuwwitte satijn niet zou kreuken. Van veraf leek ze zo een
vreemdsoortig dier van wie de bovenste helft van zijn lijf veranderd
was in een reusachtige megafoon.
Aan die eerste keer dat ze seks hadden, mankeerde één ding.
Vanwege de in de rok vastgenaaide hoepels kon ze ook niet, al
was het maar voor even, haar gezicht van de jurk vrijmaken, zodat
Magdalena er nooit achter was gekomen hoe Richard er van onderen
uit had gezien, onder zijn boxershort en of hij wel een boxershort
of slip aan had gehad. Haarzelf had die visuele nul-impressie
niet veel gedeerd, zozeer was ze niet op details gebrand, ze kende
Richard nog geen twee hele uren, maar de meiden in haar klas
wilden dit alles gedetailleerd beschreven hebben, want Magdalena
was vrijwel de eerste in haar klas die geen maagd meer was. Het
thuis bemachtigen van realistische afbeeldingen van een penis was
in die tijd vrijwel onmogelijk, zodat haar, toen de meiden ernaar
vroegen, alleen illustraties uit een boek dat ze uit nieuwsgierigheid
in een antiquariaat had ingekeken, voor de geest kwamen.
Bij haar voormalige vriendjes waren de buikjes wel in omvang
toegenomen, in tegenstelling tot het hoofdhaar, dat geleidelijk verdween.
Ze zag hen nog steeds. Nu en dan belden ze, een andere keer
kwamen ze elkaar toevallig tegen. Soms dronken ze samen koffie,
een andere keer aten ze wat in een restaurant en weer een andere
keer kwam er een over de vloer om een verstopte afvoer te repareren,
een leertje te vervangen in een kraan of de radiatoren te
ontluchten. Nooit iets van persoonlijke aard.
Petr had ze al lange tijd niet gezien, misschien wel langer dan
tien jaar. Enerzijds doordat hij verhuisd was, waardoor een toevallige
ontmoeting bij het boodschappen doen of onderweg naar
hun werk kleiner was geworden, anderzijds wilde ze hem ook niet
meer zien.
‘Je bent een kouwe kikker,’ had hij haar gezegd toen hij haar
woning en leven verliet. ‘Een kouwe kikker,’ had hij toen herhaald
en verdween.
Pff! Zij een kouwe kikker?! Zij, vanwege wie en haar bezoekjes
de buren laat in de nacht op hun gemeenschappelijke muren
bonsden, twee keer ook de politie hadden laten komen en haar
daarna hadden gevraagd om niet zo’n herrie te maken omdat ze
door haar liefdeskreten geen oog dicht konden doen. Zij een kouwe
kikker?!
Van Petr restten aan de deurhaak in de badkamer een overhemd
van het merk George, maat 16, een vieze spiegel met opgedroogde
waterdruppels en op de wastafel een tandenborstel. Magdalena
waste het overhemd en borg het op in de kast, de spiegel veegde
ze schoon met een sopje, daarna besproeide ze hem lichtjes met
een spiritusoplossing en poetste hem met een oude krant blinkend.
De tandenborstel liet ze op de wastafel rondslingeren. Die lag daar
nog een paar jaar en op een keer gooide ze hem min of meer per
ongeluk weg. Sindsdien kwam er geen volgende meer op de wastafel
te liggen.
Daarom stond ze verbaasd toen hij een week geleden belde.
Een literaire avond waarop hij zou voorlezen uit zijn eerste boek.
Ze was niet in staat geweest om een leugen uit zichzelf te persen,
een smoesje of excuus om aan de dans te ontspringen. Ze had haar
agenda doorgebladerd, een moeizaam gezicht naar de telefoon getrokken
en niet iets gezegd als ‘Sorry, ik ga naar mijn ouders, want
die zijn zoveel jaar getrouwd’, of woorden van die strekking. Ze
had diep ademgehaald en gezegd dat ze zou komen.
Nu zat ze daar op een kussen op de grond en werden haar benen
steeds stijver. Ze bestelde thee (de theejongen zag eruit als
een student met een bijbaantje, hij droeg een flanellen overhemd
waarvan boven bij de hals de knoopjes open waren, in de opening
viel haar oog op een dof zilveren kettinkje, zijn vette haar had hij
in een trendy knotje gekamd. Ze vroeg hem niet om advies, maar
wees blindelings met haar vinger ergens naar de categorie groene
theetjes) en begon de gezichten om zich heen te bestuderen.
Petrs gezicht zag er vrijwel hetzelfde uit als toen, tenminste
zoals zij zich het herinnerde. Hij had nog steeds een grote neus,
die enigszins naar de linkerkant van zijn gezicht scheef stond, alsof
er sinds de tijd dat hij deze door een val uit een boom gebroken
had, niets was veranderd, zijn opvallende jukbeenderen staken nog
meer uit dan vroeger en het kuiltje in zijn kin had hij nog, alleen
was het nu gedeeltelijk tussen uitgegroeide baardstoppels verscholen.
Ze telde niet zijn rimpels, het was overduidelijk dat hij er heel
wat had. Maar zijn haar was nog steeds niet zo grijs, dacht ze bij
zichzelf.
Hij kreeg door dat Magdalena hem bestudeerde, en glimlachte.
Geschrokken knipperde ze met haar ogen en richtte met een
ruk haar hoofd naar een jongen met een gezicht vol puisten en een
bril met hoornen montuur om zo te laten blijken dat ze alle lokale
weardo’s aan het bekijken was. De jongen was rond de twintig.
Een hipster, gymnasiast of een student geesteswetenschappen?
Naast hem stond een oudere man met een buikje tegen de muur
geleund, hij had een grote linnen tas over zijn schouder hangen,
waarvan het hengsel al wat aan de randen rafelde. Misschien een
literatuurcriticus of journalist van een plaatselijk blaadje. Beide
mogelijkheden achtte ze even reëel. Naast haar zat een man met
een colbertje en om zijn hals een stropdas, hij had een mobiel in
zijn hand en was bezig systematisch iets op het schermpje in te
tikken. Vanaf het eerste moment schaarde ze hem onder de categorie
van Petrs collega’s van zijn werk. En de laatste was een jonge
vrouw of eigenlijk eerder een meisje met vervilte dreads, en een
dolfijn in haar hals getatoeëerd. Haar kon ze nergens thuisbrengen.
Magdalena’s nervositeit vanwege de ontmoeting met Petr nam
af. Met uitzondering van hem kende ze hier niemand en kende
niemand haar. Op een of andere manier zou ze dat halfuur voorlezen,
met kramp in haar benen, slechte frasering en intonatie (in
zoverre kon ze zich Petr nog steeds herinneren) wel overleven, ze
zou keurig afscheid van hem nemen, naar huis gaan, in de hal haar
schoenen uittrekken en in het schoenenrek schoppen, ze zou haar
jeans en truitje op de divan in de huiskamer gooien en daarna met
haar beha en slip aan op bed gaan liggen en eraan terugdenken hoe
het destijds met Petr was geweest. Of had kunnen zijn. En daarna
zou ze opstaan, het overhemd van het merk George uit de kast
pakken (zoals ze zo vaak eerder had gedaan), het op haar borsten
leggen en met de armen gekruist tegen zich aan drukken... zoals ze
dat met Petr, lang geleden, had gedaan.
Maar toen verscheen die redactrice. Ze stond bij de deur, glimlachte,
Petr zei ‘Hoi, Viola’ en kuste haar ook op beide wangen.
Magdalena voelde hoe ze die vrouw aanstaarde, haar blik strak op
dat langwerpige paardengezicht gericht, en hoe ze met haar ogen
die haar zo bekende lange kin hypnotiseerde, pijnlijk, pijnlijk,
pijnlijk, maar ze was niet in staat haar blik van haar af te wenden.
De redactrice kuchte veelbetekenend, waardoor Magdalena
wakker schrok en haar blik naar Petr verschoof. De aanwezigen in
het theehuis werden stil, de man met stropdas deed zijn telefoontje
uit en stopte het in de zak van zijn colbertje.
De redactrice stelde Petr aan Magdalena voor, daarna zichzelf.
Ze legde uit dat ze het die avond gemeenschappelijk zouden doen,
zij zou Petrs leesbeurt inleiden en ook zelf iets lezen, want ook zij
schreef en was bijna klaar met haar vierde boek.
Het derde of vierde? Magdalena betrapte zich erop dat ze niet
luisterde omdat al haar aandacht zich opnieuw op dat paardengezicht
concentreerde. Viola! Haar woorden fladderden geluidloos
om haar heen als vleermuizen, zelfs geen vleugje wind lieten ze
achter zich, en alleen aan de hand van haar bewegende mond kon
ze zien dat de vrouw iets zei.
‘De greppel langs de weg leek op een wond, veroorzaakt door
een bot mes, de kartelsnede liep door het landschap en brak het in
tweeën. De stengels van het zwenkgras en doddegras, die aan beide
zijden ervan in de frisse ochtendwind heen en weer wiegden,
werden onder deze gezichtshoek andere organismen, door diverse
levensvormen gedurende een ander tijdperk gemodelleerd en door
andere invloeden geformeerd.’ De redactrice las, draaide bladzij
voor bladzij om, maakte af en toe haar vinger met een beetje spuug
nat, meestal haar wijsvinger, zonder erbij na te denken pakte ze
tussen haar wijsvinger en duim een punt van haar lange, golvende
zwarte haar en rolde het strengetje spiraalvormig om haar vinger.
De beweging van haar hand was gracieus, natuurlijk en ongelooflijk
charmant. Af en toe deed ze er tijdens het lezen even het zwijgen
toe, wierp een blik naar het publiek en keerde daarna weer
terug naar de woorden.
Ze lijkt wel een nimf, geweven van nevelflarden, een etherisch
dwaallicht, en die indruk kan zelfs niet door dat langwerpige paardengezicht
worden bedorven, besefte Magdalena met pijn in het
hart. De helft van alle mannen ter wereld zou voor haar een draak
bestrijden en het resterende deel zou zich door haar flakkerende
lichtje laten verleiden om de moerassen in te gaan en daar ellendig
aan hun einde te komen.
Ook Magdalena’s lichaam was slank en strak, maar had zich
nooit helemaal kunnen bevrijden van de plompheid van plattelandsvrouwen.
Hoewel vele generaties van haar voorouders (van de
laatste drie wist ze het zeker) in de stad hadden gewoond en ambtenaar
of schoolmeester waren geworden, liet de genetische code
van aardse boerinnen, waar haar familie uit was voortgekomen,
zich niet verloochenen. Haar rug was iets naar voren gebogen, meer
dan bij vrouwen de gewoonte was, alsof haar rug voortdurend de
last van een zak aardappelen verwachtte, ze had brede schouders en
haar armen waren sterk gebleven. Bovendien liep ze met de schommelende,
zware gang van boeren die hun voeten uit elkaar op de
grond zetten, luidruchtig en in plaats van met de hele voetzool vooral
op de hielen hun stap afmaakten om zo in drijfnat omgeploegd
land hun stabiliteit te bewaren. Dat wist Magdalena allemaal van
zichzelf en ze deed al lang haar best om anders te lopen.
Viola’s feeërieke gestalte overrompelde haar. Hoe kwam het
dat ze die haast was vergeten?
Viola was nog steeds aan het voorlezen. Haar stem gaf blijk
van lessen fonetiek en stemtraining, maar af en toe liet deze haar toch in de steek en klonk er een lichte hapering, verspreking, een
zinseinde met vraagteken waar geen vraagteken stond. Ze hield
de stapel papier stevig in haar hand vast, het manuscript van haar
volgende boek. Haar tekst was doorspekt met ongebruikelijke metaforen,
de woorden hoopten zich op als cascades, trommelden ritmes,
en de geciseleerde zinnen documenteerden het bestaan van
miljoenen al ergens opgeslagen letters.
Magdalena had haar ogen gesloten. Ze twijfelde er niet aan
dat het boek uit zou komen, ook al ontbeerde het volgens haar de
nodige handeling. Het zou vast in een kleine oplage bij een kleine
uitgever verschijnen, een paar positieve recensies krijgen en even
worden besproken.
De voorgedragen woorden ontgingen Magdalena al snel, onder
haar oogleden ontvouwde zich een loop van een andere film. Ze
kende de beelden, maar zag deze pas nu scherp, met heldere contouren.
Het was als het onderdompelen van lang geleden belicht
materiaal in de ontwikkelaar dat via een chemische reactie in een
halogenide met zilver beelden tevoorschijn toverde, ze zag de omtrekken
van verschillende gestaltes uit de lichtgevoelige emulsie
zichtbaar worden, daarna de details, zoals het kant op een jurk, een
sierspeld op een stropdas, een bloem in iemands haar en ten slotte
ook de zwakke schaduwen. Bijvoorbeeld zoals die er achter in de
zaal waren.
Het filmverhaal kende Magdalena al. Althans de intro. Maar
ze had de film nooit tot op het einde uitgezien. Nu kneep ze echter
haar ogen stijf dicht, terwijl de celluloidstrook zich steeds sneller,
in razende vaart, afwikkelde en zij door de werveling die eromheen
ontstond, naar binnen werd getrokken. Maar in plaats van
angst kwam er een soort roes, het leek of ze haar hoofd uit het
raampje van een rijdende trein stak, de lucht langs zich voelde
suizen en de klank van het gesuis beluisterde. In de wind klitten
haar haren samen, raakten in elkaar vervlochten en verstrikt, maar
er spatten in de zon tegelijkertijd rossige vonken vanaf. Dit was al
het gezicht van de dansnimf, maar nog steeds ook van Magdalena.
De film onder haar oogleden snelde razendsnel voort en zij liet
zich daarmee en daarin meevoeren. Ze wist van het gevaar. Ze wist
dat als ze haar hoofd niet terugtrok, ze een dansnimf zou blijven.
Magdalena ging op haar tenen staan en leunde nog verder naar
buiten, steeds verder en verder. Haar haren wapperden wild.
Het lezen was nog steeds bezig, maar tot Petrs verbazing verhief
Magdalena zich plotseling, trok haar schoenen en jas aan en
rende naar buiten, het donker in achter de buitendeur. Bijna botste
ze daarbij op een vrouw die juist bij het theehuis naar binnen wilde
gaan. Magdalena stamelde iets als excuus en rende weg. Achter
haar bleef nog het geknars van slechte gesmeerde scharnieren en
een paar zware sneeuwvlokken die loom de hal binnenzeilden.
Het was maar een paar stappen naar huis, even drie straten
door. Onderweg verjoeg ze de film uit haar hoofd. Ze liep haastig,
het trottoir was al met een dun laagje sneeuw bedekt. Haar schoenen
slipten weg, af en toe vloekte ze zachtjes. Eindelijk doemde
voor haar de huisdeur op uit de duisternis. Ze greep de deurklink,
drukte die neer en viel de bekende gang en woning binnen. Terwijl
ze haar kleren van zich af rukte, draaide ze de kraan van het
bad wijd open. Even later lag ze al in het hete water, de warmte
steeg aangenaam op in haar lichaam. Ze nam een hap lucht, trok
haar knieën een beetje op om voor zich meer ruimte in het bad
te maken, sloot haar ogen en liet haar hoofd onder het wateroppervlak
zakken. Haar lange rossige haren vormden een krans om
haar hoofd en dreven in het water als de staart van een brandende
komeet.
Onder haar stijf dichtgeknepen ogen begon de film opnieuw te
draaien. Het was net avond en zij droeg een satijnen jurk met enorme
hoepels onder haar klokrok. De muziek was al enige tijd aan
het spelen, maar er waren nog maar een paar dansparen op het parket.
Even keek ze nerveus om zich heen, daarna ontdekte ze hem
aan de overkant van de danszaal. Het was Hynek! Vanaf het eerste
moment dat hij op de danscursus was verschenen, had ze een oogje
op hem gehad. Zij moest hem hebben! Hij kwam haar maar één
keer vragen. Toen ze uit de rij naar voren stapte voor de mazurka.
Zelf zat hij achter andere meisjes aan. Dat kon Magdalena echter
niets schelen. Ze had tijdens de hele les achter in het halfdonker
van de danszaal gestaan en gelet op de manier waarop hij glimlachte,
hoe vaak hij met welk meisje danste, waar hij bij de polka
precies zijn hand legde bij het meisje of hoe hij haar bij de tango
tegen zich aan drukte. Ondanks dit alles was Hynek van háár. Die
avond had ze het hem willen zeggen, die avond, in die prachtige
witte jurk met klokrok, die met erin vastgenaaide hoepels was verstevigd.
vanavond, in de verlenging. Een betere gelegenheid kon
ze zich niet voorstellen. En daarna zou het niet langer een platonische
liefde zijn, maar een echte. Haar eerste echte liefde.
Het aantal dansparen op het parket nam toe, Magdalena wurmde
zich maar langzaam naar voren. De paren wervelden door de
zaal, de meisjes in lange feestelijke avondjurken, de jongens in
glimmende terlenkapakken. De handen van de meisjes in witte
handschoentjes op de schouder en even boven het middel van de
jongen. Zweet, het bij elkaar op de tenen staan, het zachte mompelen
van de pechvogels die het dansritme aftelden, het schuiven
van de schoenzolen over de parketvloer, de stank van bier en Spartasigaretten.
Magdalena was nog maar een stukje van Hynek verwijderd
toen ze háár ontwaarde. Zwart, lang, licht golvend haar, slanke,
licht uitstekende heupen, fluweelzachte handen, kleine borstjes die
zich onder haar donkergroene jurk aftekenden, maar vooral dat
opvallende, langwerpige gezicht met de lage kin dat ze met haar
schoolmeiden een paardengezicht had genoemd.
Nooit eerder had ze haar hier gezien. Voor de anderen mocht
ze er normaal uitzien, dertien in een dozijn, maar voor Magdalena
was ze beeldschoon. Zo knap dat ze midden op de dansvloer verstijfde.
Iedereen botste tegen haar op, maar Magdalena zag alleen
haar eenvoudige groene jurk, die vergeleken met de pastelkleurige
avondjurken van de andere meisjes een moldavietsteen leek
tussen op een hoop gegooide goedkope blingblingbijouterie. Die avondjurk viel strak om haar lichaam, verborg en onthulde haar
broze welvingen, gleed glad langs haar heupen en golfde langs
haar kuiten.
Het meisje bleef voor Hynek staan, zei hem iets en daarna betraden
ze beiden de dansvloer. De kluwen dansparen slokte hen
op en sloot zich boven hen als het water boven een erin geworpen
kiezelsteen. Toen Magdalena een poosje later dat donkergroene
geval trachtte te ontdekken, was het er niet meer. Ze keek in alle
hoeken, op de gang, zelfs op de herentoiletten nam ze een kijkje.
Ten slotte had ze het op een drinken gezet. Toen Richard haar,
dronken van de wijn, uit haar sneeuwwitte jurk hielp en de hoepelrok
samen met haar over haar hoofd trachtte te schuiven, was er
onder haar stevig gesloten oogleden alleen maar het meisje met het
paardengezicht en de kleine borstjes. Magdalena’s aanrakingen,
kussen, tederheid, liefkozingen en liefdesgekreun, dat alles was
voor haar bestemd. Alleen voor haar. Alleen naar haar had haar
lichaam gehunkerd, vanwege haar had het gegloeid en geroepen,
in plaats van naar alle mannen die het ooit had gehad.
Het badwater was koud geworden. Maar Magdalena’s haren dreven
nog steeds rustig in het water.
Vertaling Kees Mercks