Kees Mercks



Lidmila Kábrtová






Lidmila Kábrtová, foto Lenka Faltejsková

Lidmila Kábrtová werd geboren in 1971 in Náchod, een provinciestad in noordoost- Tsjechië, tegen de Poolse grens aan, waar ook Josef Škvorecký – zo’n vijftig jaar eerder – werd geboren. Ze studeerde journalistiek in Praag en communicatiewetenschap in Zlín. Tegenwoordig woont ze in een dorpje bij Nymburk, bekend als decor van vele verhalen van Bohumil Hrabal.

Kábrtová is jarenlang actief geweest als journaliste en publiceerde in diverse kranten en bladen. Thans werkt ze al enige jaren als pr-medewerkster. Ze debuteerde zes jaar geleden met experimenteel proza: Koho vypyjou lišky (‘Wie zuigen de vossen uit’), bestaande uit een aantal miniverhalen van maximaal vijftig woorden. Ook deed ze mee aan het radioproject ‘Hoorspelen van een enkele minuut’, alweer een superkorte vorm. Ook op Facebook is ze actief met korte columns, een soort dagboek over het leven in tijden van covid.

Het hiernaast vertaalde verhaal maakt onderdeel uit van een bundel bestaande uit twaalf verhalen, Místa ve tmě (‘Plekken in het donker’), die in 2018 uitkwam en het jaar erop de hoofdprijs won van het Tsjechische Letterenfonds.

De hoofdpersonen in deze verhalen zijn allen broze jonge vrouwen die in aanvaring komen met mannen die weinig begrip en mededogen tonen, zich voordoen als macho, maar een klein hartje hebben en veel minder sterk blijken dan ze lijken. In het hier vertaalde verhaal, het eerste uit de bundel, toont de schrijfster een scherp oog voor detail en een fijn gevoel voor humor, waarmee ze de man (en zijn geslacht) bekijkt.

In het derde verhaal ‘Zomerappeltjes’ – tere lichtgroene valappeltjes die snel geblutst zijn – lijken deze appels het type jonge kwetsbare vrouwen te symboliseren. Ook in het omvangrijke literaire werk van Škvorecký, waarvan een flink deel in het Nederlands is vertaald, is die tegenstelling van ogenschijnlijk gevoelige, zwakke vrouwen en stoere sterke mannen vaak aanwezig, maar Škvorecký beziet die door mannenogen. Bij hem is het een mannenwereld waarin de vrouwen optreden, bij Kábrtová is het een vrouwenwereld waarin mannen figureren. Dit lijkt een open deur, maar door die verschillende invalshoeken is dat een wereld van verschil. De verhalen, short stories met een onverwachte wending, zijn losjes met elkaar verweven doordat verschillende personages in elkaars leven opduiken zonder dat ze zich daar bewust van zijn.

Tot slot zou ik een lans willen breken voor het korte verhaal. Uitgevers wuiven vaak aanbiedingen van schrijvers en vertalers weg met het adagium ‘onverkoopbaar’. Misschien valt dat wel mee als je bedenkt dat de door andere media verminderde concentratie van vele tegenwoordige lezers meer gebaat is bij het korte verhaal dan bij een vuistdikke roman. Misschien is het tijd voor een revival van de short story.

Lidmila Kábrtová



De dansnimf1




De redactrice die de literaire avond in een theehuis aan de rand van de stad presenteerde, had een opvallend langwerpig gezicht.

Magdalena kon vrouwen met een paardengezicht niet uitstaan, precies zo’n fraai type had ooit haar eerste vriendje ingepikt en het maakte niets uit dat dit twintig jaar geleden was gebeurd tijdens dansles, die danscursus had ze daarna toch niet afgemaakt, in plaats van dat eindeloos lang defileren was ze met Richard naar bed gegaan, die ook een-twee-drie de brui aan het dansen had gegeven. De verplichte lange avondjurk kon ze vanwege de rijgveter op haar rug, die in de knoop was geraakt, niet uitkrijgen. Met behulp van Richard trok ze haar met twee hoepels verstevigde klokrok omhoog en schoof die voorzichtig over haar hoofd, zodat het sneeuwwitte satijn niet zou kreuken. Van veraf leek ze zo een vreemdsoortig dier van wie de bovenste helft van zijn lijf veranderd was in een reusachtige megafoon.

Aan die eerste keer dat ze seks hadden, mankeerde één ding. Vanwege de in de rok vastgenaaide hoepels kon ze ook niet, al was het maar voor even, haar gezicht van de jurk vrijmaken, zodat Magdalena er nooit achter was gekomen hoe Richard er van onderen uit had gezien, onder zijn boxershort en of hij wel een boxershort of slip aan had gehad. Haarzelf had die visuele nul-impressie niet veel gedeerd, zozeer was ze niet op details gebrand, ze kende Richard nog geen twee hele uren, maar de meiden in haar klas wilden dit alles gedetailleerd beschreven hebben, want Magdalena was vrijwel de eerste in haar klas die geen maagd meer was. Het thuis bemachtigen van realistische afbeeldingen van een penis was in die tijd vrijwel onmogelijk, zodat haar, toen de meiden ernaar vroegen, alleen illustraties uit een boek dat ze uit nieuwsgierigheid in een antiquariaat had ingekeken, voor de geest kwamen.


‘Nou, het was een flinke en stevige,’ perste ze er onzeker uit en ze hoopte maar dat de meiden niet méér details wilden horen, want daarover werd in dat boek niet geschreven. Bovendien zou ze er moeite mee hebben gehad toe te geven dat ze eerder dan naar het mannelijk lid als zodanig, ofwel de plaatjes ervan, in het boek (terugdenkend schatte ze het op een lesboek anatomie), gefascineerd naar de teelballen had gekeken. De illustraties hiervan werden in dwarsdoorsnede gepresenteerd en Magdalena vond ze op lichtelijk vervormde schijfjes sinaasappel lijken. ‘Teelbal, Latijn: testis, is de paarsgewijze mannelijke geslachtsklier, die vier tot vijf centimeter lang is en ongeveer drie centimter breed’, had ze destijds gelezen. Ze had de beschrijving van de verschillende onderdelen leuk gevonden, benamingen zoals de lobben en het netwerk van de teelbal, de staart van de bijbal en de zaadleider vond ze haast misplaatst poëtisch voor zoiets aards als het voortplantingsorgaan.

Over de penis fantaseerde ze daarna nog drie jaar succesvol, tot aan haar negentiende. Toen was ze tijdens de hoppluk tegen Karel opgelopen. Het T-shirt en de werkbroek vormden geen probleem, zodat de beschrijving van het betreffende mannelijk orgaan veranderde van verzonnen naar concreet. Sindsdien had ze er in de loop van vele jaren een onbepaald aantal volgende exemplaren aan toegevoegd.

Magdalena hield niet van theehuizen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ze die niet kon uitstaan. In sommige moest je je schoenen uittrekken, in andere moest je op kussens op de grond zitten, tenminste, zo waren haar ervaringen, en bijna altijd vroeg iemand om een waterpijp en begon diegene met de bediening te overleggen of het beter was tabak met de smaak van rode watermeloen of van mandarijn te nemen. Alleen dit was al in staat haar humeur te bederven, want roken kon ze in welke vorm dan ook niet uitstaan. Ook probeerde ze de stank die uit uitgetrokken schoenen opsteeg, niet te ruiken en niet naar gaten in sokken te staren, die voor het merendeel gewoonlijk bij de soevereine heer met de waterpijp aanwezig waren. Het meest van alles had Magdalena een hekel aan blaadjes in de thee. Hoewel de menukaart ook sappen of thuisgemaakte limonades vermeldde, meestal van vlierbessen of gember, gingen ze er automatisch van uit dat de bezoekers uit het brede assortiment theetjes kozen, want daarvoor waren ze toch naar het theehuis gekomen. Pai Mu Tan, Shou Mei of liever Xu Ri Dong Sheng? Het zei haar niets. Om de waarheid te zeggen: dat hele theeceremonieel met de alchemie van allerhande aftreksels kon haar gestolen worden. Thuis was ze opgegroeid met zakjes Pigi Thee2 die je met kokend water overgoot en met twee lepeltjes suiker zoette, wat voor eeuwig in haar hoofd gegrift was als hiëroglyfen in een stenen tabletje.

Petr verwelkomde haar direct bij de ingang van het theehuis en zoende haar ceremonieel op beide wangen. Zij hield daarbij een beetje de boot af. Hij had dat in de gaten. ‘Je hoeft hier niets achter te zoeken, ik ben alleen maar blij dat je gekomen bent.’ Ze glimlachte, maar wist zelf dat die glimlach wat gekunsteld was. ‘Ik laat me toch de eerste stappen van een toekomstig beroemd schrijver niet ontgaan,’ zei ze giechelend, een beetje kinderachtig en zenuwachtig om het feit dat ze hem zo lang niet had gezien, en ze liet zich neerploffen op een van de kussens.

Met de benen in de kleermakershouding onder zich gekruist trachtte ze op z’n minst een wat acceptabele positie in te nemen, ook al wist ze dat dit vergeefse moeite was en dat haar benen toch even later stijf zouden worden en zouden gaan slapen, alsof er virtuele mieren in krioelden. Ze vervloekte zichzelf dat ze zich had laten ompraten. Petr was ook een van haar voormalige minnaars. In een bepaalde fase van haar leven had ze met vele mannen het bed gedeeld. Een voor een uiteraard. Die fase had ze al achter de rug.

Magdalena zag er ook nu nog voor een vrouw van boven de veertig prima uit. In haar goed vallende jeans tekenden zich haar ronde, maar slanke dijen af, haar taille was smal gebleven en haar buik, nooit door zwangerschap uitgepuild, was mooi strak gebleven. Haar ovale gezicht, dat op een lange nek geposteerd was, werd omzoomd door rossig haar, waarvan de kleur duidelijk natuurlijk was, en leek nauwelijks getekend door rimpels. En die paar onvolkomenheden die ze had, probeerde ze te verbergen. Te oordelen naar de belangstelling van mannen mocht ze er nog steeds zijn.



* * *


Bij haar voormalige vriendjes waren de buikjes wel in omvang toegenomen, in tegenstelling tot het hoofdhaar, dat geleidelijk verdween.

Ze zag hen nog steeds. Nu en dan belden ze, een andere keer kwamen ze elkaar toevallig tegen. Soms dronken ze samen koffie, een andere keer aten ze wat in een restaurant en weer een andere keer kwam er een over de vloer om een verstopte afvoer te repareren, een leertje te vervangen in een kraan of de radiatoren te ontluchten. Nooit iets van persoonlijke aard.

Petr had ze al lange tijd niet gezien, misschien wel langer dan tien jaar. Enerzijds doordat hij verhuisd was, waardoor een toevallige ontmoeting bij het boodschappen doen of onderweg naar hun werk kleiner was geworden, anderzijds wilde ze hem ook niet meer zien.

‘Je bent een kouwe kikker,’ had hij haar gezegd toen hij haar woning en leven verliet. ‘Een kouwe kikker,’ had hij toen herhaald en verdween.

Pff! Zij een kouwe kikker?! Zij, vanwege wie en haar bezoekjes de buren laat in de nacht op hun gemeenschappelijke muren bonsden, twee keer ook de politie hadden laten komen en haar daarna hadden gevraagd om niet zo’n herrie te maken omdat ze door haar liefdeskreten geen oog dicht konden doen. Zij een kouwe kikker?!

Van Petr restten aan de deurhaak in de badkamer een overhemd van het merk George, maat 16, een vieze spiegel met opgedroogde waterdruppels en op de wastafel een tandenborstel. Magdalena waste het overhemd en borg het op in de kast, de spiegel veegde ze schoon met een sopje, daarna besproeide ze hem lichtjes met een spiritusoplossing en poetste hem met een oude krant blinkend. De tandenborstel liet ze op de wastafel rondslingeren. Die lag daar nog een paar jaar en op een keer gooide ze hem min of meer per ongeluk weg. Sindsdien kwam er geen volgende meer op de wastafel te liggen.

Daarom stond ze verbaasd toen hij een week geleden belde. Een literaire avond waarop hij zou voorlezen uit zijn eerste boek. Ze was niet in staat geweest om een leugen uit zichzelf te persen, een smoesje of excuus om aan de dans te ontspringen. Ze had haar agenda doorgebladerd, een moeizaam gezicht naar de telefoon getrokken en niet iets gezegd als ‘Sorry, ik ga naar mijn ouders, want die zijn zoveel jaar getrouwd’, of woorden van die strekking. Ze had diep ademgehaald en gezegd dat ze zou komen. Nu zat ze daar op een kussen op de grond en werden haar benen steeds stijver. Ze bestelde thee (de theejongen zag eruit als een student met een bijbaantje, hij droeg een flanellen overhemd waarvan boven bij de hals de knoopjes open waren, in de opening viel haar oog op een dof zilveren kettinkje, zijn vette haar had hij in een trendy knotje gekamd. Ze vroeg hem niet om advies, maar wees blindelings met haar vinger ergens naar de categorie groene theetjes) en begon de gezichten om zich heen te bestuderen.

Petrs gezicht zag er vrijwel hetzelfde uit als toen, tenminste zoals zij zich het herinnerde. Hij had nog steeds een grote neus, die enigszins naar de linkerkant van zijn gezicht scheef stond, alsof er sinds de tijd dat hij deze door een val uit een boom gebroken had, niets was veranderd, zijn opvallende jukbeenderen staken nog meer uit dan vroeger en het kuiltje in zijn kin had hij nog, alleen was het nu gedeeltelijk tussen uitgegroeide baardstoppels verscholen. Ze telde niet zijn rimpels, het was overduidelijk dat hij er heel wat had. Maar zijn haar was nog steeds niet zo grijs, dacht ze bij zichzelf.

Hij kreeg door dat Magdalena hem bestudeerde, en glimlachte.

Geschrokken knipperde ze met haar ogen en richtte met een ruk haar hoofd naar een jongen met een gezicht vol puisten en een bril met hoornen montuur om zo te laten blijken dat ze alle lokale weardo’s aan het bekijken was. De jongen was rond de twintig. Een hipster, gymnasiast of een student geesteswetenschappen? Naast hem stond een oudere man met een buikje tegen de muur geleund, hij had een grote linnen tas over zijn schouder hangen, waarvan het hengsel al wat aan de randen rafelde. Misschien een literatuurcriticus of journalist van een plaatselijk blaadje. Beide mogelijkheden achtte ze even reëel. Naast haar zat een man met een colbertje en om zijn hals een stropdas, hij had een mobiel in zijn hand en was bezig systematisch iets op het schermpje in te tikken. Vanaf het eerste moment schaarde ze hem onder de categorie van Petrs collega’s van zijn werk. En de laatste was een jonge vrouw of eigenlijk eerder een meisje met vervilte dreads, en een dolfijn in haar hals getatoeëerd. Haar kon ze nergens thuisbrengen.

Magdalena’s nervositeit vanwege de ontmoeting met Petr nam af. Met uitzondering van hem kende ze hier niemand en kende niemand haar. Op een of andere manier zou ze dat halfuur voorlezen, met kramp in haar benen, slechte frasering en intonatie (in zoverre kon ze zich Petr nog steeds herinneren) wel overleven, ze zou keurig afscheid van hem nemen, naar huis gaan, in de hal haar schoenen uittrekken en in het schoenenrek schoppen, ze zou haar jeans en truitje op de divan in de huiskamer gooien en daarna met haar beha en slip aan op bed gaan liggen en eraan terugdenken hoe het destijds met Petr was geweest. Of had kunnen zijn. En daarna zou ze opstaan, het overhemd van het merk George uit de kast pakken (zoals ze zo vaak eerder had gedaan), het op haar borsten leggen en met de armen gekruist tegen zich aan drukken... zoals ze dat met Petr, lang geleden, had gedaan.

Maar toen verscheen die redactrice. Ze stond bij de deur, glimlachte, Petr zei ‘Hoi, Viola’ en kuste haar ook op beide wangen. Magdalena voelde hoe ze die vrouw aanstaarde, haar blik strak op dat langwerpige paardengezicht gericht, en hoe ze met haar ogen die haar zo bekende lange kin hypnotiseerde, pijnlijk, pijnlijk, pijnlijk, maar ze was niet in staat haar blik van haar af te wenden.

De redactrice kuchte veelbetekenend, waardoor Magdalena wakker schrok en haar blik naar Petr verschoof. De aanwezigen in het theehuis werden stil, de man met stropdas deed zijn telefoontje uit en stopte het in de zak van zijn colbertje.

De redactrice stelde Petr aan Magdalena voor, daarna zichzelf. Ze legde uit dat ze het die avond gemeenschappelijk zouden doen, zij zou Petrs leesbeurt inleiden en ook zelf iets lezen, want ook zij schreef en was bijna klaar met haar vierde boek.

Het derde of vierde? Magdalena betrapte zich erop dat ze niet luisterde omdat al haar aandacht zich opnieuw op dat paardengezicht concentreerde. Viola! Haar woorden fladderden geluidloos om haar heen als vleermuizen, zelfs geen vleugje wind lieten ze achter zich, en alleen aan de hand van haar bewegende mond kon ze zien dat de vrouw iets zei.

‘De greppel langs de weg leek op een wond, veroorzaakt door een bot mes, de kartelsnede liep door het landschap en brak het in tweeën. De stengels van het zwenkgras en doddegras, die aan beide zijden ervan in de frisse ochtendwind heen en weer wiegden, werden onder deze gezichtshoek andere organismen, door diverse levensvormen gedurende een ander tijdperk gemodelleerd en door andere invloeden geformeerd.’ De redactrice las, draaide bladzij voor bladzij om, maakte af en toe haar vinger met een beetje spuug nat, meestal haar wijsvinger, zonder erbij na te denken pakte ze tussen haar wijsvinger en duim een punt van haar lange, golvende zwarte haar en rolde het strengetje spiraalvormig om haar vinger. De beweging van haar hand was gracieus, natuurlijk en ongelooflijk charmant. Af en toe deed ze er tijdens het lezen even het zwijgen toe, wierp een blik naar het publiek en keerde daarna weer terug naar de woorden.

Ze lijkt wel een nimf, geweven van nevelflarden, een etherisch dwaallicht, en die indruk kan zelfs niet door dat langwerpige paardengezicht worden bedorven, besefte Magdalena met pijn in het hart. De helft van alle mannen ter wereld zou voor haar een draak bestrijden en het resterende deel zou zich door haar flakkerende lichtje laten verleiden om de moerassen in te gaan en daar ellendig aan hun einde te komen.

Ook Magdalena’s lichaam was slank en strak, maar had zich nooit helemaal kunnen bevrijden van de plompheid van plattelandsvrouwen. Hoewel vele generaties van haar voorouders (van de laatste drie wist ze het zeker) in de stad hadden gewoond en ambtenaar of schoolmeester waren geworden, liet de genetische code van aardse boerinnen, waar haar familie uit was voortgekomen, zich niet verloochenen. Haar rug was iets naar voren gebogen, meer dan bij vrouwen de gewoonte was, alsof haar rug voortdurend de last van een zak aardappelen verwachtte, ze had brede schouders en haar armen waren sterk gebleven. Bovendien liep ze met de schommelende, zware gang van boeren die hun voeten uit elkaar op de grond zetten, luidruchtig en in plaats van met de hele voetzool vooral op de hielen hun stap afmaakten om zo in drijfnat omgeploegd land hun stabiliteit te bewaren. Dat wist Magdalena allemaal van zichzelf en ze deed al lang haar best om anders te lopen.

Viola’s feeërieke gestalte overrompelde haar. Hoe kwam het dat ze die haast was vergeten?

Viola was nog steeds aan het voorlezen. Haar stem gaf blijk van lessen fonetiek en stemtraining, maar af en toe liet deze haar toch in de steek en klonk er een lichte hapering, verspreking, een zinseinde met vraagteken waar geen vraagteken stond. Ze hield de stapel papier stevig in haar hand vast, het manuscript van haar volgende boek. Haar tekst was doorspekt met ongebruikelijke metaforen, de woorden hoopten zich op als cascades, trommelden ritmes, en de geciseleerde zinnen documenteerden het bestaan van miljoenen al ergens opgeslagen letters.

Magdalena had haar ogen gesloten. Ze twijfelde er niet aan dat het boek uit zou komen, ook al ontbeerde het volgens haar de nodige handeling. Het zou vast in een kleine oplage bij een kleine uitgever verschijnen, een paar positieve recensies krijgen en even worden besproken.

De voorgedragen woorden ontgingen Magdalena al snel, onder haar oogleden ontvouwde zich een loop van een andere film. Ze kende de beelden, maar zag deze pas nu scherp, met heldere contouren. Het was als het onderdompelen van lang geleden belicht materiaal in de ontwikkelaar dat via een chemische reactie in een halogenide met zilver beelden tevoorschijn toverde, ze zag de omtrekken van verschillende gestaltes uit de lichtgevoelige emulsie zichtbaar worden, daarna de details, zoals het kant op een jurk, een sierspeld op een stropdas, een bloem in iemands haar en ten slotte ook de zwakke schaduwen. Bijvoorbeeld zoals die er achter in de zaal waren.

Het filmverhaal kende Magdalena al. Althans de intro. Maar ze had de film nooit tot op het einde uitgezien. Nu kneep ze echter haar ogen stijf dicht, terwijl de celluloidstrook zich steeds sneller, in razende vaart, afwikkelde en zij door de werveling die eromheen ontstond, naar binnen werd getrokken. Maar in plaats van angst kwam er een soort roes, het leek of ze haar hoofd uit het raampje van een rijdende trein stak, de lucht langs zich voelde suizen en de klank van het gesuis beluisterde. In de wind klitten haar haren samen, raakten in elkaar vervlochten en verstrikt, maar er spatten in de zon tegelijkertijd rossige vonken vanaf. Dit was al het gezicht van de dansnimf, maar nog steeds ook van Magdalena. De film onder haar oogleden snelde razendsnel voort en zij liet zich daarmee en daarin meevoeren. Ze wist van het gevaar. Ze wist dat als ze haar hoofd niet terugtrok, ze een dansnimf zou blijven. Magdalena ging op haar tenen staan en leunde nog verder naar buiten, steeds verder en verder. Haar haren wapperden wild.

Het lezen was nog steeds bezig, maar tot Petrs verbazing verhief Magdalena zich plotseling, trok haar schoenen en jas aan en rende naar buiten, het donker in achter de buitendeur. Bijna botste ze daarbij op een vrouw die juist bij het theehuis naar binnen wilde gaan. Magdalena stamelde iets als excuus en rende weg. Achter haar bleef nog het geknars van slechte gesmeerde scharnieren en een paar zware sneeuwvlokken die loom de hal binnenzeilden. Het was maar een paar stappen naar huis, even drie straten door. Onderweg verjoeg ze de film uit haar hoofd. Ze liep haastig, het trottoir was al met een dun laagje sneeuw bedekt. Haar schoenen slipten weg, af en toe vloekte ze zachtjes. Eindelijk doemde voor haar de huisdeur op uit de duisternis. Ze greep de deurklink, drukte die neer en viel de bekende gang en woning binnen. Terwijl ze haar kleren van zich af rukte, draaide ze de kraan van het bad wijd open. Even later lag ze al in het hete water, de warmte steeg aangenaam op in haar lichaam. Ze nam een hap lucht, trok haar knieën een beetje op om voor zich meer ruimte in het bad te maken, sloot haar ogen en liet haar hoofd onder het wateroppervlak zakken. Haar lange rossige haren vormden een krans om haar hoofd en dreven in het water als de staart van een brandende komeet.

Onder haar stijf dichtgeknepen ogen begon de film opnieuw te draaien. Het was net avond en zij droeg een satijnen jurk met enorme hoepels onder haar klokrok. De muziek was al enige tijd aan het spelen, maar er waren nog maar een paar dansparen op het parket. Even keek ze nerveus om zich heen, daarna ontdekte ze hem aan de overkant van de danszaal. Het was Hynek! Vanaf het eerste moment dat hij op de danscursus was verschenen, had ze een oogje op hem gehad. Zij moest hem hebben! Hij kwam haar maar één keer vragen. Toen ze uit de rij naar voren stapte voor de mazurka. Zelf zat hij achter andere meisjes aan. Dat kon Magdalena echter niets schelen. Ze had tijdens de hele les achter in het halfdonker van de danszaal gestaan en gelet op de manier waarop hij glimlachte, hoe vaak hij met welk meisje danste, waar hij bij de polka precies zijn hand legde bij het meisje of hoe hij haar bij de tango tegen zich aan drukte. Ondanks dit alles was Hynek van háár. Die avond had ze het hem willen zeggen, die avond, in die prachtige witte jurk met klokrok, die met erin vastgenaaide hoepels was verstevigd. vanavond, in de verlenging. Een betere gelegenheid kon ze zich niet voorstellen. En daarna zou het niet langer een platonische liefde zijn, maar een echte. Haar eerste echte liefde.

Het aantal dansparen op het parket nam toe, Magdalena wurmde zich maar langzaam naar voren. De paren wervelden door de zaal, de meisjes in lange feestelijke avondjurken, de jongens in glimmende terlenkapakken. De handen van de meisjes in witte handschoentjes op de schouder en even boven het middel van de jongen. Zweet, het bij elkaar op de tenen staan, het zachte mompelen van de pechvogels die het dansritme aftelden, het schuiven van de schoenzolen over de parketvloer, de stank van bier en Spartasigaretten.

Magdalena was nog maar een stukje van Hynek verwijderd toen ze háár ontwaarde. Zwart, lang, licht golvend haar, slanke, licht uitstekende heupen, fluweelzachte handen, kleine borstjes die zich onder haar donkergroene jurk aftekenden, maar vooral dat opvallende, langwerpige gezicht met de lage kin dat ze met haar schoolmeiden een paardengezicht had genoemd.

Nooit eerder had ze haar hier gezien. Voor de anderen mocht ze er normaal uitzien, dertien in een dozijn, maar voor Magdalena was ze beeldschoon. Zo knap dat ze midden op de dansvloer verstijfde. Iedereen botste tegen haar op, maar Magdalena zag alleen haar eenvoudige groene jurk, die vergeleken met de pastelkleurige avondjurken van de andere meisjes een moldavietsteen leek tussen op een hoop gegooide goedkope blingblingbijouterie. Die avondjurk viel strak om haar lichaam, verborg en onthulde haar broze welvingen, gleed glad langs haar heupen en golfde langs haar kuiten.

Het meisje bleef voor Hynek staan, zei hem iets en daarna betraden ze beiden de dansvloer. De kluwen dansparen slokte hen op en sloot zich boven hen als het water boven een erin geworpen kiezelsteen. Toen Magdalena een poosje later dat donkergroene geval trachtte te ontdekken, was het er niet meer. Ze keek in alle hoeken, op de gang, zelfs op de herentoiletten nam ze een kijkje.

Ten slotte had ze het op een drinken gezet. Toen Richard haar, dronken van de wijn, uit haar sneeuwwitte jurk hielp en de hoepelrok samen met haar over haar hoofd trachtte te schuiven, was er onder haar stevig gesloten oogleden alleen maar het meisje met het paardengezicht en de kleine borstjes. Magdalena’s aanrakingen, kussen, tederheid, liefkozingen en liefdesgekreun, dat alles was voor haar bestemd. Alleen voor haar. Alleen naar haar had haar lichaam gehunkerd, vanwege haar had het gegloeid en geroepen, in plaats van naar alle mannen die het ooit had gehad.

* * *


Het badwater was koud geworden. Maar Magdalena’s haren dreven nog steeds rustig in het water.


Vertaling Kees Mercks






1 Dansnimf, Tsjechisch: ‘divoženka’ (letterlijk: wildvrouwtje), in de volksmythologie een geest, zoals een water-, lucht- of bosgeest, maar overdrachtelijk ook gebruikt als bij voorbeeld in ‘keukengeest’ in de betekenis van keukenprinses.
2 Pigi Thee, de Tsjechische variant van Pickwick Thee.



<   

TSL 86

   >