Karel Čapek



De witte ziekte




Karel Čapek (1890-1938) was een vooraanstaand Tsjechisch proza- en toneelschrijver, die met zijn humaan-democratische gedachtegoed dichtbij stond bij dat van T.G. Masaryk, de eerste president van de Republiek Tsjechoslowakije. In dit opzicht zou men hem een ‘staatsschrijver’ (in goede zin) kunnen noemen. Toen in de jaren dertig in buurland Duitsland het nationaalsocialisme de kop opstak, kon hij, hoewel hij geen politiek maar eerder een filosofisch geëngageerd schrijver was, niet langer er het zwijgen toe doen. Hij schreef het toneelstuk De witte ziekte als allegorie op het fascisme, dat zich als een enge ziekte door alle geledingen van de maatschappij verbreidde. De première van het stuk was in januari 1937, twintig maanden voor het Verdrag van München (30 september 1938), dat een einde maakte aan de Eerste Republiek, en drieëntwintig maanden voor het einde van zijn leven op eerste kerstdag 1938.

De ‘witte ziekte’, de bijnaam voor melaatsheid (lepra), die echter ook andere namen kon dragen, zoals de pest enzovoort, openbaart zich in het stuk als een pandemie. Bij wie het treft, ontstaan witte vlekken, de huid rot weg, het vlees verteert tot een stinkende massa tot men er ellendig aan sterft. Niet alleen het gegeven van een pandemie roept associaties op met het coronavirus en wat dat voor maatschappelijke en mediale verschijnselen teweegbrengt, maar ook het feit dat met name mensen van boven de vijftig het meest bevattelijk voor de ziekte zijn. De minder kwetsbare jongere generatie is er over het algemeen niet erg rouwig om: het kan profiteren van de lege plekken in de samenleving.

Het land (onbepaald qua naam en periode) wordt met strakke hand geleid door de oorlogszuchtige dictator Maarschalk (een afspiegeling van Hitler), die als vriend de wapenproducent Krüg (Krupp? Krieg?) heeft, die echter besmet raakt en zich van het leven berooft. De tegenhanger van Maarschalk is dr. Galen (met een knipoog naar de Grieks-Romeinse arts uit de oudheid Claudius Galenus), die weliswaar een medicijn heeft tegen de ziekte, maar dat niet aan rijken en mensen met fascistische ideeën in de politiek wil geven, maar vooral aan de armen en aan hen die vredelievend zijn. Met dr. Galen loopt het echter slecht af: hij wordt vertrapt door een woedende menigte. De in het hieronder vertaalde fragment is de centrale figuur de geneesheer-directeur van de Lilienthal-kliniek, bij wie Galen aanklopt om zijn medicijn te testen. Deze prof. dr. Sigelius wordt geïnterviewd – de parallellen met de huidige actualiteitenrubrieken op de televisie zijn verrassend.


eerste bedrijf: de geneesheer-directeur

eerste tafereel



Drie ingezwachtelde melaatsen

EERSTE MELAATSE Het is de pest, de pest is het. In onze straat zijn al in elk huis een paar mensen die door de pest zijn getroffen. Ik zeg: ‘Hé, buurman, u hebt ook al zo’n witte vlek op uw kin.’ En hij: ‘Ach, da’s niks, ik voel ’t geeneens.’ En nou vallen de stukken vlees al van hem af, net als bij mij. Het is de pest.

TWEEDE MELAATSE Niks geen pest, het is melaatsheid. De witte ziekte noemen ze ’t, maar ze zouden het ook de witte straf kunnen noemen. Zo’n ziekte komt immers niet zomaar vanzelf; dat is de Heer die ons straft.

DERDE MELAATSE Jezus Christus, Here God – Jezus Christus – Here God – Jezus Christus, Here God –

EERSTE MELAATSE Een straf? Een straf? Ik zou weleens willen weten waarvoor ik gestraft moet worden. Veel heb ik niet van het leven kunnen genieten, man, het was vooral armoe; dat zou een rare God zijn als die armelui zou straffen, niet?

TWEEDE MELAATSE Wacht maar, dat zal je wel zien. In het begin heb je het alleen op je huid, maar als het naar binnen begint te vreten zoals dit hier, dan zeg je wel bij jezelf, dat kan niet dat het zomaar iets is, dit moet een straf zijn, het moet een of andere oorzaak hebben…

DERDE MELAATSE Jezus… Jezus… Hemelse vader…

EERSTE MELAATSE Maar dat heeft het ook. Er zijn te veel mensen op deze wereld en daarom moet er van ons de helft creperen om ruimte te maken voor anderen. Zo is het. Je bent broodbakker en je maakt plaats voor een ander bakkertje. En ik ben een arme drommel en maak plaats voor een andere arme drommel, zodat er in plaats van mij weer een ander nood kan lijden en honger hebben. Dat is de reden waarom die pest de mensen treft.

TWEEDE MELAATSE Niks geen pest, het is melaatsheid. Bij pest, man, word je zwart, maar bij melaatsheid ben je zo wit als – krijt.

EERSTE MELAATSE Wit of zwart, het zal mij worst wezen; als ik maar niet zo stonk.

DERDE MELAATSE Christus, Here God… Mijn Jezus… Jezus Christus, ontferm u over ons…

TWEEDE MELAATSE Nou ja, jij bent alleen; maar als je eigen vrouw en kinderen vies van je zijn – Arme drommels, hoe houden ze het met me uit! En mijn vrouw heeft nu een witte vlek op haar borst gekregen – Naast ons woont een stoffeerder en die kermt dag en nacht, dag en nacht –

DERDE MELAATSE Jezus – Jezus – Jezus –

EERSTE MELAATSE Hou je kop, wie is daar benieuwd naar, eh, melaatse die je bent!

Doek





tweede tafereel



De werkkamer van prof. dr. Sigelius, geneesheer-directeur

GENEESHEER-DIRECTEUR … vooruit dan maar, meneer, ik heb echter maar drie minuten de tijd voor een interview met u, als meest bevoegde – u zult het begrijpen: mijn patiënten! Wat hebt u op het hart?

JOURNALIST Professor, onze krant wil uit de mond van de meest bevoegde informatie voor zijn lezerspubliek.

GENEESHEER-DIRECTEUR … o, het gaat zeker om die zogeheten witte ziekte of Pekinese melaatsheid. Helaas wordt daar haast al te veel over geschreven. En veel te ondeskundig. Volgens mij moeten ziektes overgelaten worden aan artsen. Zodra je er in de krant over schrijft, gaan de meeste lezers meteen symptomen bij zichzelf zoeken, niet?

JOURNALIST Zeker, maar onze krant wil zijn lezers juist geruststellen …

GENEESHEER-DIRECTEUR Geruststellen? Beste man, maar waarmee wilt u ze dan geruststellen? – Kijk, het is … een zware ziekte en die verspreidt zich als een lawine – Weliswaar wordt er koortsachtig in alle klinieken ter wereld aan gewerkt, maar … (Hij trekt zijn schouders op.) Onze wetenschap staat vooralsnog machteloos. Schrijf maar dat de mensen zich bij de eerste symptomen vol vertrouwen tot hun huisarts moeten wenden, basta.

JOURNALIST En hun huisarts...

GENEESHEER-DIRECTEUR ...schrijft een recept voor een zalfje voor ze uit, de armsten krijgen hypermangaan en wie wat welgestelder is krijgt perubalsem.

JOURNALIST Helpt dat?

GENEESHEER-DIRECTEUR Zeker, met name tegen de stank als het open wonden worden. Dat is het tweede stadium van de ziekte.

JOURNALIST En het derde?

GENEESHEER-DIRECTEUR Morfine, jongeman. Niets dan morfine. En nu genoeg hierover, toch? Het is een akelige ziekte.

JOURNALIST En is die … erg besmettelijk?

GENEESHEER-DIRECTEUR (op een toon van een professor die college geeft) Het is maar hoe je het bekijkt. We kennen namelijk de microbe niet die de ziekte op ons overdraagt; we weten alleen dat die ziekte zich razendsnel verspreidt; verder dat die niet overdraagbaar is op dieren en dat je je er niet tegen kunt inenten – althans een jong iemand niet; dat mooie experiment heeft dr. Hirota uit Tokio op zichzelf uitgevoerd. We strijden, beste vriend, we strijden, maar met een onbekende vijand. U kunt opschrijven dat er in mijn kliniek al drie jaar aan gewerkt wordt; we hebben al een flink aantal wetenschappelijke artikelen over onze ziekte gepubliceerd, die dikwijls en met instemming worden geciteerd in de vakliteratuur. (Hij belt) Intussen is onomstotelijk bewezen – helaas heb ik maar drie minuten de tijd.

ZUSTER (komt binnen) Wat kan ik voor u doen?

GENEESHEER-DIRECTEUR Wilt u alstublieft voor deze meneer de wetenschappelijke artikelen van onze kliniek klaarleggen?

ZUSTER Doe ik. (Gaat weer)

GENEESHEER-DIRECTEUR U kunt daarnaar verwijzen, jonge vriend. Dat zal uw lezerspubliek geruststellen als het weet hoe inspannend er bij ons gestreden wordt tegen de zogeheten Pekinese melaatsheid. Wij noemen het echter geen gewone melaatsheid. Melaatsheid of lepra is een huidziekte, terwijl onze ziekte een puur interne aangelegenheid is. De heren-collega’s van de huidkliniek eigenen zich weliswaar ook het recht toe er college over te geven, maar – enfin, laat maar. Onze ziekte, meneer, is geen vorm van schurft. U kunt uw lezers geruststellen dat het niet om melaatsheid gaat. Tegen die ziekte van ons kan geen lepra op!

JOURNALIST Is het dan … ernstiger dan melaatsheid?



Opvoering van Bila nemoc (De witte ziekte) in 1937.
Regie: Hugo Haas

GENEESHEER-DIRECTEUR Natuurlijk. Deze ziekte is veel ernstiger en interessanter. Alleen de eerste symptomen doen aan gewone lepra denken: een klein wit vlekje ergens op het oppervlak van het lichaam, kil als marmer en volledig gevoelloos: de zogeheten macula marmorea; om die reden wordt het ook de witte ziekte genoemd; maar het verdere verloop is volstrekt eigenstandig en afwijkend van de gewone leprosis maculosa. Wij noemen het gewoon de Tsjeng-ziekte of de Morbus Tshengi. Dokter Tsjeng, een leerling van Charcot en internist, heeft de ziekte al aan de hand van enkele gevallen in een hospitaal in Peking beschreven. Een prima publicatie, meneer; ik heb er al in 1924 naar verwezen toen nog niemand vermoedde dat de Tsjeng-ziekte een pandemie zou worden.

JOURNALIST Pardon, een wat?

GENEESHEER-DIRECTEUR Een pandemie. Dat is een ziekte die zich als een lawine over de hele wereld uitstort. Meneer, in China duikt bijna elk jaar een nieuwe interessante ziekte op – dat komt door de armoede daar; maar geen van die ziekten had zo’n succes als de Tsjengziekte. Dat is de ziekte waar we heden ten dage mee van doen hebben. Er zijn nu al ruim vijf miljoen mensen aan bezweken en zo’n twaalf miljoen zijn er momenteel besmet en minstens drie keer zoveel loopt op aarde rond en weet niet eens of hij ergens op zijn lichaam een marmeren en gevoelloze vlek heeft ter grootte van nauwelijks een linze – en dat terwijl het nog pas drie jaar geleden is dat die ziekte bij ons opdook! U kunt opschrijven dat de eerste casus in Europa juist in deze kliniek van mij is vastgesteld. Daar kunnen wij trots op zijn, vriend. Een van de fraaie symptomen kreeg zelfs de benaming: het Sigelius-symptoom.

JOURNALIST (schrijft) Symptoom – van de geneesheer-directeur – professor doctor Sigelius.

GENEESHEER-DIRECTEUR Ja, het Sigelius-symptoom. Zoals u ziet werken we op volle kracht. Intussen is onomstotelijk vastgesteld dat de Tsjeng-ziekte alleen personen van circa boven de veertig-vijftig en hoger treft. Kennelijk krijgt de ziekte een goede bodem door normale organische veranderingen, die we ouderworden noemen.

JOURNALIST Buitengewoon interessant!

GENEESHEER-DIRECTEUR Vindt u? Hoe oud bent u?

JOURNALIST Dertig.

GENEESHEER-DIRECTEUR O, vandaar. Als u ouder was geweest, dan had u het niet zo ... interessant gevonden. Verder weten we heel zeker dat we vanaf het eerste symptoom een diagnosis infaustissima hebben; de dood treedt na drie tot vijf maanden in en gewoonlijk door een algehele sepsis – Volgens mij en volgens de inzichten van mijn school die er tot op heden prat op gaat dat het de kliniek van de grote Lilienthal is, dat is wijlen mijn schoonvader, dat zou u kunnen schrijven, – dus volgens de inzichten van de klassieke school van Lilienthal is Morbus Tshengi een besmettelijke ziekte die door een tot op heden onbekend agens wordt overgebracht; aanleg ervoor komt met de eerste tekenen van lichamelijke ouderworden; symptomen en verloop van de ziekte – dat kunnen we wel achterwege laten, niet? Daar is niets leuks aan, man. Wat de geneeswijze betreft: sedativa tantum praescribere oportet.

JOURNALIST Pardon, hoe zei u?

GENEESHEER-DIRECTEUR Laat maar weg, jongeman, dat is alleen voor doctoren. Het klassieke recept van de grote Lilienthal. Dat was me een arts, vriend! Hadden we er nu maar zo een! – Heeft u nog een vraag? Ik had namelijk nog maar drie minuten de tijd.

JOURNALIST Als u mij nog één vraag toestaat... onze lezers interesseert het nog het meest hoe zij zich tegen die ziekte kunnen beschermen –

GENEESHEER-DIRECTEUR Hè – Hoezo? Beschermen? Geen denken aan! Absoluut geen denken aan! (Springt overeind) Man, hieraan bezwijken we allemaal! Iedereen die boven de veertig is, is bij voorbaat de klos – dat zal u niet kunnen schelen met uw onnozele dertig jaar! Maar wij, wij mensen op het toppunt van hun kunnen – Kom eens dichterbij! Ziet u niets aan mij? Heb ik niet ergens op mijn gezicht een witte vlek? Nou? Nog niet? Ziet u, tien keer per dag bekijk ik me in de spiegel – En kijk eens aan, uw lezers zou het interesseren hoe zij zich zouden kunnen beschermen tegen levend in ontbinding raken! Dat geloof ik graag, meneer; dat interesseert mij ook. (Gaat zitten, met het hoofd in de handen). Godallemachtig, wat is de menselijke wetenschap toch waardeloos!

JOURNALIST Professor, misschien kunt u tot slot een paar opbeurende woorden zeggen –

GENEESHEER-DIRECTEUR Zal ik doen. Schrijf ... schrijf in de krant ... dat we ons hierbij moeten neerleggen.


Inleiding en vertaling Kees Mercks


Dit is een fragment uit De witte ziekte van Karel Čapek. Het hele boekje is

te bestellen als Slavisch Cahier 38 bij boekhandel Pegasus


TSL 84

   >