Jenny Stelleman, universitair docent bij Russische en Slavische talen en culturen en een van de redacteuren van het Tijdschrift voor
Slavische Literatuur, gaat eind dit jaar met pensioen. Naast haar
werk leidde ze dertig jaar lang het theatergezelschap Het Slavisch
Toneel. Met tussenpozen werden zestien toneelstukken van wereldformaat opgevoerd door (oud-)studenten in CREA en het Universiteitstheater. Op 17 november dit jaar had Het Slavisch Toneel zijn
allerlaatste voorstelling: Honderd jaar Russische eenakters.
Vanaf 1989 doceerde Jenny aan de Universiteit van Amsterdam
Russisch drama en theater, met veel aandacht voor de Russische
avant-garde: ‘Deze periode heeft mij altijd geïnteresseerd vanwege
de ongekende explosie van creativiteit die op allerlei terreinen en
dus ook in het theater plaatsvond. Deze experimenten zijn ook nu
nog steeds interessant. Samen met studenten en een andere regisseuse, Henny Dörr, die toen bij mij college liep, maakten we een
voorstelling van Elizaveta Bam van Daniil Charms. Dit stuk is zo
speels en merkwaardig opgebouwd, dat het ook uitnodigt om van
alles uit te proberen. De voorstelling was in het Russisch en voor
de studenten meteen een goede oefening voor hun taalvaardigheid.
Ik vond dit een fascinerend proces, met elkaar een stuk scenisch
doorgronden is een heel andere manier van denken dan ik gewoon
was bij het theoretisch analyseren van een stuk. Je kijkt naar andere
dingen, zoals de choreografie, attributen, decor, licht, naar hoe je
de ruimte indeelt, welke theatrale mogelijkheden er allemaal zijn.
Je stemt je af op de kwaliteiten van de acteur/student. Acteurs laten
zich zien in hun kwetsbaarheid en het is zaak om hun een veilige
omgeving te bieden waarin zij kunnen experimenteren. Een mooi
proces waarin je in samenwerking met alle acteurs, de lichttechnicus, de geluidsman en de decorontwerper uiteindelijk tot een bevredigend resultaat komt. Als ook blijkt dat het publiek dit waardeert,
dan weet je dat je het goed gedaan hebt. Dit waren dus mijn eerste
ervaringen: het was een absurdistische voorstelling waarbij we zelf
ook heel veel lol hebben gehad en die meteen smaakte naar meer.
Maar de volgende opvoering kwam pas drie jaar later, in de tussentijd heb ik mijn proefschrift afgemaakt. Achteraf bezien duurde het
even voordat ik doorhad wat ik nu eigenlijk met onze toneelgroep wilde uitdragen. Tot 2004 was er ook geen echte regelmaat en liet
ik me meer leiden door het feit dat we weer eens zin hadden in een
opvoering.’
In 1992 volgde een stuk van Leonid Andrejev, over een circus
met een cast van twintig man. Opnieuw deelde Jenny Stelleman de
regie, nu met de Russische regisseur Aleksander Kolot, die dit stuk
ook uitgekozen had. Tijdens de perestrojka, dus in de jaren tachtig,
was er een paar jaar een enorme toeloop van studenten, die heel
gemotiveerd waren om mee te doen. ‘We repeteerden ’s avonds in
de kantine van het Bungehuis. Met twintig man is het een grote klus
om iedereen voor repetities bij elkaar te krijgen.’
In 1995 werd het sprookje De Draak van Jevgeni Sjvarts opgevoerd, opnieuw met een grote cast van 22 man. Deze keer in samenwerking met een andere studente, Natka Pupovac die in Belgrado
in het theater gewerkt had. ‘Het sprookje was geschreven in 1943
en een verkapte kritiek op Stalin (de Draak), een fantastisch en ook
leerzaam stuk. De ridder Lancelot die de strijd met de draak aangaat
om zijn geliefde te redden werd gespeeld – eigenlijk gedanst – door
Arjen Roodvoet, een balletdanser.’
Op initiatief van studenten Russisch, Roemeens en Oost Europese studies werd in 2004 Vossejacht van Sławomir Mrożek opgevoerd, nu niet in CREA of in het Universiteitstheater, maar in
de grote zaal van het Bungehuis. De regie was in handen van Jacqueline Koorevaar en Ineke Huijssen en Jenny Stelleman deed de
productie. ‘Hierna besloot ik met meer regelmaat een voorstelling
te geven en heb ik vanaf toen behalve de regie, die ik soms wel en
niet deelde, altijd alles zelf gedaan: de productie, dramaturgie, kostuums, decors, et cetera. We begonnen met Tsjechovs vaudevilles,
drie in getal: De beer + Het huwelijksaanzoek = Bruiloft. Opnieuw
werd alles in het Russisch gespeeld. De vaudevilles van Tsjechov
worden bijna nooit opgevoerd terwijl het stuk voor stuk juweeltjes
zijn. Op mijn colleges behandelde en analyseerde ik met de studenten beroemde toneelstukken van Russische, Tsjechische, Poolse, en
Servische schrijvers. Allemaal werken die tot de wereldliteratuur
behoren en stuk voor stuk ook een interessante boodschap hebben
en in het buitenland wél opgevoerd worden. Ik realiseerde me plotseling dat hier een taak voor ons was weggelegd, omdat al deze
prachtige stukken in Nederland gek genoeg nauwelijks of niet opgevoerd worden. Dit werd eigenlijk vanaf nu mijn uitgangspunt voor
alle toekomstige opvoeringen. Vanaf dit moment begon zich in onze
theatergroep een harde kern van spelers te vormen en zo ontstond
de wat saaie naam Het Slavisch Toneel voor onze theatergroep.
Naast de kern van drie oud-studenten (Alexander Woudt, Jacqueline
Koorevaar en Elizabeth Reijnders) die een acteeropleiding hadden
gevolgd, werden elk jaar opnieuw studenten toegevoegd, sommige
bleven, anderen gingen. In 2007 maakten we met deze acteurs tezamen een Charms-spektakel: allemaal kleine, absurde, ontzettend
grappige stukjes en dialoogjes die we in scène zetten, er zat zelfs
een klompendans in. Daarnaast speelden we ook in kleinere theaters in Amsterdam om het intieme karakter van de scènes te kunnen
waarborgen. Ook was er een opvoering in het Van Ostade Theater
en hebben we met deze voorstelling in Groningen in het Universiteitstheater gespeeld. In deze voorstelling kwam de toenmalige studente en pianiste Sara Crombach onze groep versterken. Zij speelt
niet alleen fantastisch piano, maar componeert muziek waar nodig
en acteert. Een aantal scènes waren in het Russisch, maar het gros
deden we in vertaling. Het studentenaantal was inmiddels wat geslonken en wilden we publiek behouden, dan moest vanaf nu alles
in vertaling.’
‘We waagden ons ook aan een van de allergrootste toneelschrijvers,
Nikolaj Gogol, wiens stuk Het huwelijk (1842) niet eerder in Nederland is opgevoerd. In 2008 speelden we het in de regie van Jacqueline Koorevaar. In dit stuk wordt het instituut van het huwelijk en zijn
functie in de maatschappij behoorlijk op de hak genomen. Hierna
ensceneerde ik in 2009 Het Tuinfeest van Václav Havel. Mijn collega, de eminente vertaler Tsjechisch, Kees Mercks, vertaalde dit stuk
voor ons, evenals trouwens het later opgevoerde Ambtsbericht. Het
Tuinfeest is het eerste en ook beroemdste werk van Václav Havel, de
schrijver die van dissident die regelmatig in de gevangenis terecht kwam, tot eerste president van Tsjecho-Slowakije werd gekozen.
Qua tekst en taalgebruik een heel moeilijk stuk onder andere door
de herhalingen met allerlei subtiele variaties. Deze voorstelling hebben de acteurs met tekst in de hand gespeeld, het was bijna onmogelijk om dit zonder fouten uit het hoofd te doen.’
In 2011 werd een reconstructie gemaakt van een beroemde OBERIU-avond, de avantgardegroep waartoe onder anderen Daniil
Charms behoorde. ‘We weten van getuigen en doordat de groep een
manifest had uitgegeven dat deze voorstelling in december 1927 en
in januari 1928 een aantal malen is opgevoerd, totdat zij verboden
werd. De schrijvers werden opgepakt en verbannen. De voorstelling bestond uit drie delen: het op gekke manieren reciteren van
gedichten, het toneelstuk Elizaveta Bam en een kort film-fragment
dat de ‘gehaktmolen’ heette en dat louter bestond uit een trein die
langzaam op het publiek afreed. Ja, opnieuw Elizaveta Bam, nu in
de context van een reconstructie. Charms is een van mijn grote favoriete schrijvers en ook in onze laatste voorstelling was zijn werk
weer van de partij.’
‘Het jaar daarop, in 2012, maakten ze een eigentijdse enscenering
van De revisor van Nikolaj Gogol, de regie was tevens in handen van
de eerder genoemde Natka Pupovac. De revizor gaat over corruptie,
roddel, achterkamertjes en handjeklap, wat tenslotte van alle tijden
is. Wegens groot succes werd dit stuk een jaar later weer gespeeld
tijdens de Belgisch-Nederlandse Slavistendagen.’
‘Ons grootste project was
opnieuw een reconstructie,
en wel van de kubo-futuristische opera: De overwinning
op de zon uit 1913. In 2013,
precies honderd jaar na dato
was dit werk voor het eerst
in het Nederlands vertaald
door Willem Weststeijn. In
datzelfde jaar was er een grote overzichtstentoonstelling
van Malevitsj in het Stedelijk
Museum te zien. Oorspronkelijk werd de opera opgevoerd
door studenten, en dat wilde
ik nu ook doen. De muziek
was van de componist Matjoesjin, decor en kostuums
van Malevitsj en teksten van
Chlebnikov en Kroetsjonych.
De opera is een a-logische
mengeling van zangpartijen
en replieken, sommige geschreven in zaoem-taal met
zelfbedachte nieuwe woorden of samenstellingen, andere in gewoon Russisch.
Een logische plotlijn is ver
te zoeken. De opera was
in elk opzicht “abstract”:
personages onherkenbaar,
taalgebruik onlogisch, decor te abstract om er enige
betekenis aan te kunnen
geven. Inmiddels was onze
harde kern door andere acteurs vervangen en deze inmiddels oud-studenten zijn
tot op de dag van vandaag
blijven meespelen. Iedereen
vond de opera een geweldig
plan. Godzijdank bleek dat
ze ook nog konden zingen,
dus dat was mooi meegenomen. De muziek was grotendeels verloren gegaan, maar
Sara Crombach heeft de
muziek gecomponeerd van
de missende delen. Normaal beginnen we onze repetities altijd in
mei en werken dan naar november toe. Nu moesten we al in januari beginnen, want ik wilde alle kostuums precies zo namaken als
Malevitsj in zijn schetsen had aangegeven. Een van onze actrices
en voormalige studente, Sophia Boeschoten, zat inmiddels op de
Haagse Kunstacademie. Zij vertelde haar medestudenten van ons
project en een aantal gaf aan mee te willen werken. We zijn in januari begonnen om in zoveel mogelijke weekenden alle kostuums te
maken onder leiding van kunstenaar Charlie Citron die zijn atelier
ter beschikking stelde. Deze studenten maakten de kostuums van
karton en tape, maar er waren ook meerdere kostuums van stof.
Deze laatste heeft Ania Dalecki voor ons gemaakt. De kostuums
zijn prachtig geworden: het werd een soort levend schilderij. De
abstract geschilderde achterdoeken hebben we geprojecteerd, want
het was geen doen om deze, zes in getal, ook nog te maken en naar
het theater te vervoeren. We hebben toen in plaats van onze gebruikelijke drie nu vijf voorstellingen gespeeld, want er was enorm veel
belangstelling. Alle avonden waren uitverkocht. Zo’n succes werd
daarna niet meer geëvenaard.’
Het jaar daarop werd R.U.R. van Karel Čapek opgevoerd. Dit
werk dat in 1920 werd geschreven introduceert het voor toen compleet nieuwe thema van de robot. Zelfs het woord ‘robot’ was nieuw
en bedacht door zijn broer Jozef. Dit dystopische stuk, geschreven
in 1920 en toen al wereldwijd bekend, is pas in 2010 in het Nederlands vertaald, maar nooit opgevoerd. Het vraagstuk van de rol
van de robots was en is nu nog steeds erg actueel. In Čapeks stuk loopt het verkeerd af: de robots roeien de mensheid uit,
hoewel er ook een vage hoop
is dat de robots met menselijke trekken een nieuwe wereld
zullen scheppen. ‘Het leek
me leuk om na de voorstelling een panel van wetenschappers uit te nodigen, die
de problematiek van het stuk
eventueel konden weerleggen
of bevestigen. Zij konden ons
ook vertellen, hoe de stand
van zaken nu is. Had Čapek
toen al een profetische blik
of juist niet? Ik heb contact
opgenomen met de opleiding
Kunstmatige Intelligentie en
Robotica op het Sciencepark
van de UvA. Steeds verschillende onderzoekers (een had
zelfs een robot meegenomen!)
hebben na afloop interessante
lezingen gehouden en vragen
van het publiek beantwoord. Ook dit stuk trok heel veel publiek,
met name ook vanuit Science Park, waar studenten weliswaar wisten dat er zo een soort toneelstuk bestond, en nu dus eindelijk de
gelegenheid kregen het te zien.
Terugkijkend, denk ik dat ik met
de laatste stukken eigenlijk steeds een actueel probleem wilde laten
zien. Zo ook met het tweede stuk van Václav Havel dat we opvoerden: Het ambtsbericht. Dit stuk gaat met name over bureaucratie en
communicatie, taal als machts- en pressiemiddel: op een kantoor
wordt een document verspreid dat in een nieuwe, door niemand gekende kunsttaal geschreven is. Toch doet iedereen alsof hij of zij
dit begrijpt en zo schakelt de ene absurde situatie na de andere zich
aaneen. Het stuk is in 1965 geschreven. Toen ik het jaren terug in
een Engelse vertaling las, dacht ik, typisch iets voor een communistische maatschappij. Maar ik realiseerde me dat de bureaucratie juist
ook nu in een kapitalistisch maatschappij in alle geledingen even
ondoorzichtig is. Ik hoef alleen maar de administratie van de UvA te
noemen en iedereen weet wat ik bedoel. Je wordt van het kastje naar
de muur gestuurd, niemand is voor iets verantwoordelijk, iedereen
verschuilt zich achter regels en je blijft met je onbeantwoorde vraag
eenzaam achter.’
‘Het toneelstuk dat we in 2017 opvoerden, behandelde opnieuw
een actueel thema: emigratie. De Servische schrijfster Biljana Srbljanovitsj schreef in 1991 Belgrado Trilogie, over emigratie uit
het voormalige Joegoslavië in die jaren. Het is een drieluik dat de
belabberde situatie schetst van jonge mensen, arbeiders, intellectuelen en kunstenaars, die Oudejaarsavond in hun nieuwe gastland op drie continenten vieren. Een indringend portret van willekeurige
emigranten, die allemaal zijn getraumatiseerd door wat zich in hun
thuisland afspeelde, of door de beslissing die zij namen en nu zo
goed en kwaad als het gaat zich op een nieuwe plek willen installeren. De auteur laat zien hoe moeilijk en ingewikkeld dit proces
voor ieder van hen is. ‘Het gekke is dat ik dacht dat dit toch wel heel
actueel zou zijn en met name de vele vluchtelingen uit voormalig
Joegoslavië zou aanspreken. Maar dit bleek niet het geval: waarschijnlijk wilde men niet meer aan deze voor hen confronterende
tijd herinnerd worden, of misschien had dit met de schrijfster te maken die in eigen land behoorlijk controversieel is, ik weet het niet.’
De laatste uitvoering van Het Slavisch Toneel kende twee premières (Nadjezjda Teffi en Sergej Mogiljevtsev) en ‘natuurlijk eindigden we weer met komische sketches van Daniil Charms, die als
een rode absurdistische draad door alle jaren liep.’
Aan welk stuk heb je de beste herinnering?
‘Ik kan niet echt kiezen, aan elke opvoering heb ik mooie herinneringen. Overwinning op de zon was geweldig om te doen. Ik had het
gevoel dat ik op de huid van Malevitsj zat, tot in detail ben je bezig
de kostuums zo goed mogelijk na te bootsen. Je begint te snappen
hoe enorm vernieuwend deze mensen toen waren, echt ongelofelijk
hoe doordacht alles was. Maar ik ben ook trots op De revisor in een
eigentijds jasje en op Het ambtsbericht. Bij dit laatste stuk vond ik
het idee van gekleurde koorden (Gamma, 1,50 per koord!) die de
verschillende kantoorruimtes op toneel symboliseerden een mooie
vondst van mezelf, net als de gekleurde pakken. Dat zag er heel
gaaf uit.’
Hoe kreeg je het allemaal financieel voor elkaar?
‘De eerste theateropvoeringen zijn gelukkig financieel ondersteund
door de opleiding, hier ben ik Willem Weststeijn, onze toenmalige
hoogleraar ook heel dankbaar voor. We speelden altijd drie avonden
en samen met datgene wat uit de recette kwam, kon ik dat soms wel
en soms niet bolwerken. Je probeert alles zo goedkoop mogelijk te
doen. Met veel improvisatie, onbaatzuchtige hulp van derden, bewaren en uitzoeken van tweedehandspullen op markten. Nu heb je
veel tweedehandswinkels, waar ik overigens altijd te vinden ben
voor een opvoering, maar vroeger was dat een stuk minder. Als ik
specifieke dingen nodig had, vroeg ik dat ook aan mijn vrienden,
maar vaak nam ik persoonlijke spullen uit mijn eigen huis. Mijn
drie kinderen, van jongs af aan trouwe toeschouwers, vonden het
heel gewoon dat sommige spullen er een week niet waren, maar wel
op het toneel stonden. Als ik dingen zag waarvan ik dacht dat die
ooit handig voor toneel zou zijn, dan bewaarde ik die op zolder. Je
wordt heel creatief als er weinig te besteden is. Soms leverde een
stuk meer op dan ik gedacht had. Bijvoorbeeld De overwinning op
de zon heeft veel geld gekost voor materiaal, reiskosten van de studenten uit Den Haag, et cetera, maar omdat het zo een groot succes was, hielden we toen ook wat geld over. Later konden we steeds
vaker zelf onze broek ophouden. Als er geld over was dan stopte
ik dat in de volgende productie. Normaal gesproken spelen we de
laatste jaren quitte en zijn we helemaal zelfstandig en onafhankelijk,
dat vind ik een heel fijn idee. Dat we altijd drie avonden kunnen
spelen en dan ook wat kunnen verdienen, heeft natuurlijk ook te
maken met ons publiek, dat ons in al die jaren leerde kennen. Veel
oud-Slavisten zijn nog steeds trouwe toeschouwers en beschouwen
onze uitvoeringen ook als een soort reünie. Dat is natuurlijk ook nog
een extra leuke sociaal aspect van het toneel.’
Kreeg je veel ondersteuning bij al je producties?
‘Heel veel mensen hielpen, ik heb op velen een beroep gedaan en
altijd was iedereen bereid om onbezoldigd mee te werken, dat is
een groot goed. Natuurlijk ben ik alle acteurs die altijd meespeelden dankbaar en ook alle mensen die hand en spandiensten hebben
gedaan. De eerste aan wie ik dan denk is Henk Danner van Theaterwetenschappen, die altijd (we kennen elkaar al 30 jaar) zorgde
dat ik het theater een week kon krijgen, nooit te beroerd was om
technische problemen te bespreken, de lichttechnicus van het Universiteitstheater Petra Eijkelenboom en nu Anouk Lagerweij. Verder
kreeg ik ook hulp van bijvoorbeeld collega’s als Magda van Duijkeren, Ela Weiss, Paula Kyselica, die al jaren helpen met kaartverkoop, catering et cetera, alle secretaresses, die kaartjes maakten en
voor bloemen zorgden. Het toneel is ook een familieaangelegenheid
geworden: mijn man doet de techniek tijdens de voorstellingen en
helpt met decor, bij mijn schoonzoon, Wouter Snel kan ik altijd terecht voor geluidsopnames, mijn zoon speelt als acteur in de laatste
voorstellingen. Het is echt ongelofelijk hoe bereidwillig iedereen
altijd was om met ons samen te werken, het is echt een grote luxe
om zulke lieve mensen om me heen te hebben gehad.’
Ben je van plan om nog meer te regisseren?
‘Toneel was wel verbonden met mijn werk, maar was ook een hobby, ik heb er nooit geld noch uren voor gekregen, ook de acteurs
en anderen niet: het was liefdewerk oud papier. Dat lijkt misschien
zuur maar dat was het niet. Ik voelde me volkomen vrij hierdoor, ik
was niemand iets verplicht, kon de stukken uitkiezen die ik wilde,
samenwerken met die mensen met wie ik dat wilde. Ik heb nooit
theaterwetenschappen gestudeerd en ook dat was vrijheid: niet gehinderd door enige kennis was dit een heerlijke hobby waarin ik me
volkomen kon uitleven en gekke dingen kon doen die nooit iemand
anders had opgepakt.
Toneel en regisseren, casten, repeteren en bedenken van decor,
licht en geluid waren bezigheden die jaarlijks terugkwamen van mei
tot en met november. Daarnaast was er natuurlijk ook mijn gewone
werk, colleges, onderzoek, et cetera. Het zal na dit jaar heel vreemd
zijn, dat dit niet meer gebeurt. Bovendien ga ik 12 december met
pensioen, dus alles gaat nu veranderen. Ik ga met name de acteurs vreselijk missen, met deze groep die vanaf de opera vast gebleven
is, heb ik een heel bijzondere band gekregen. Je maakt elkaar allemaal door de jaren heen mee en deelt veel lief en leed. Bovendien
zijn het echt heel goede acteurs geworden; als ik zelf een voorstelling zie in het professionele theater denk ik heel vaak: Dat kunnen
die van mij beter. Maar ook zij hebben nu inmiddels allemaal een
serieuze baan, een gezin, kinderen. Het wordt voor iedereen steeds
moeilijker om avonden en weekenden voor repetities vast te houden. Deze opvoering is het gelukkig gelukt om nog allemaal bij elkaar te komen voor de repetities, maar dat komt ook omdat iedereen
zich nog voor deze laatste keer wilde inzetten. Nu houdt dat op,
heel jammer, maar het is niet anders, aan alles komt op een gegeven
moment gewoon een eind.’
Op http://slavischetalenenculturen.nl/toneel.html staat meer informatie en
foto's