Over wat de geboorte van een mens inhoudt,
bestaat een redelijke consensus: die
vindt plaats als hij het lichaam verlaat van
zijn moeder. Wanneer een vertaler geboren
wordt, is andere koek. Het is een sluimerend
proces, dat in mijn geval misschien
nog niet helemaal is afgerond. Misschien
wordt het wel nooit afgerond. Voor hetzelfde
geld blijf ik steken in het geboortekanaal.
Overigens is het daar wel prettig
vertoeven.
Het eerste wat ik verricht heb op het
gebied van literair vertalen was niet koosjer:
toen ik in 2006 Franse en Italiaanse
taal- en letterkunde studeerde, vroeg mijn
zus, Marijs, me om haar toneelstuk Fresh
but already rotten, over een doodgeboren
kind, te vertalen. In het Frans, wat ook niet
bij benadering mijn moedertaal is. Ik herinner
me hoe het me opslorpte om equivalenten
te vinden voor de speelse, bevreemdende
taal van het origineel. Mijn zus was
tevreden over de vertaling (behalve over
het woord ‘tirelire’ voor het vrouwelijke
geslachtsorgaan, dat vond ze al te dol).
Frais mais déjà pourri werd opgevoerd
op het theaterfestival Belluard Bollwerk
International in Fribourg.
Enkele maanden later kreeg ik de kans
om een proefschrift voor te bereiden over
de vroege Nederlandse vertalingen van
Dostojevski. Dag in dag uit Nederlandse
vertalingen vergelijken met hun Russische
originelen en Franse en Duitse tussenvertalingen
had iets voyeuristisch. Het dreef
me in de armen van het Expertisecentrum
Literair Vertalen, waar ik in 2008 een intensieve
basiscursus literair vertalen uit het Russisch volgde. Ik kreeg er les van Arthur
Langeveld en andere vertaalgoden. Van
de vertaalateliers herinner ik me vooral de
kloof die gaapte tussen de Nederlandse en
Vlaamse cursisten. Ik kwam te weten dat
de zinssnede ‘wij aanvaarden geen kredietkaarten’
in het Nederlands ‘wij accepteren
geen creditcards’ is. Voor zover ik die ooit
had, ligt mijn ambitie om als Vlaming mijn
brood te verdienen met literair vertalen begraven
in Utrecht.
Gelukkig draait niet alles om brood.
In 2009 vertaalde ik een vermakelijk kort
verhaal van Sergej Dovlatov en een middellang
griezelgedicht van Poesjkin. De
eerste tekst verscheen in dit tijdschrift
onder de titel ‘Derde afslag links’.1 Het
Poesjkingedicht, ‘Demonen’, kwam terecht
in een liber amicorum. Uit mildheid
jegens mezelf beschouw ik deze teksten
eerder als vingeroefeningen dan als debuten.
In het korte verhaal van Dovlatov had
ik onder invloed van mijn moedertaal systematisch
‘het deken’ in plaats van ‘de deken’
geschreven (wat door de redactie van
dit tijdschrift in de helft van de gevallen
werd gecorrigeerd, en in de andere helft
niet).2 En in de vierde strofe van het gedicht van Poesjkin had ik het woord ‘пень’
(boomstronk) gelezen als een oud-Russische
versie van ‘пение’ (gezang). Die
vertaalfout ontlokte een schreeuw van verontwaardiging
aan mijn promotor, die nog
altijd nagalmt in de gangen van wat ooit de
Leuvense slavistiek was.
Genoeg over Poesjkin. De vier daaropvolgende
jaren werd ik in beslag genomen
door wetenschappelijk onderzoek, colleges
en procreatie. En toen brak de dag aan
waarop ik een e-mail ontving van een Nederlander,
Edgar, die een uitgeverij (Leesmagazijn)
had opgericht met de bedoeling
om boeken uit te geven die ertoe doen. Hij
vroeg me of ik de Russische dichter Kirill
Medvedev kende en of ik hem wilde
vertalen. Ik kende hem niet en wilde hem
heel graag vertalen. De uitgever kwam me
opzoeken in Leuven. In het volle besef dat
ik mijn strepen nog niet had verdiend op
het gebied van literair vertalen, en dat mijn
etnische afkomst bezwaarlijk als pluspunt
kon worden voorgesteld, stelde ik voor om
een proefvertaling te maken. Dat was nergens
voor nodig. ‘Je ernst bevalt me,’ zei
Edgar.
Het gegeven vertrouwen werkte aanmoedigend.
De volgende maanden bivakkeerde
ik in de Leuvense koffiebar Noir, waar ik me met hulp van Honselaars
Russisch-Nederlands Woordenboek
onderdompelde in de gedachtewereld van
een neomarxistische dichter en activist. Intrigerend
aan de essays en gedichten van
Kirill Medvedev is de manier waarop hij
fulmineert tegen de depolitisering van de
post-Sovjet-Russische intelligentsia. De
lezer is getuige van een radicaliseringsproces,
waarbij de dichter steeds meer afstand
neemt van de comfortabele positie die naar
hem lonkt in Ruslands literaire wereld. Hij weigert nog langer te schrijven voor de officiële kanalen, verwerpt zijn auteursrechten,
legt zichzelf een jarenlang publicatiemoratorium
op, om uiteindelijk een comeback
te maken onder zijn eigen voorwaarden. Al
bij het allereerste gedicht was ik verkocht.
Ironisch genoeg geeft de dichter daarin aan
dat hij het zat is om zelf te vertalen:
De bovenstaande vertaling is een hervertaling,
niet de allereerste vertaling die ik
van het gedicht gemaakt heb. Die ben ik
kwijtgeraakt in de fatale nacht waarop zo
goed als alle elektronica uit mijn woning
werd gestolen. Mijn vriendin fluisterde dat
ze iets hoorde, maar ik heb haar uitgelegd,
zonder mijn ogen te openen, dat het de kat was. Hoewel ik nog altijd de idee-fixe heb
dat toen geniale passages en grote vondsten
voor altijd verloren zijn gegaan, vind
ik het nu prima. De Russische kunstactivist
Aleksandr Brener zegt: ‘Poëzie dient te
sterven zodra zij in de wereld heeft weerklonken.
Dat is haar normale lot.’5 In dit
specifieke geval was de wereld klein en de dood voortijdig, maar dat maakt de poëzie
niet minder.
Vanwege zijn rauwe gedichten in vrij
vers wordt Kirill Medvedev nogal vaak
vergeleken met de Amerikaanse cultdichter
Charles Bukowski – wat hij in bovenstaand
gedicht ook zelf in de hand werkt.
Daarom leek het me potentieel nuttig om
na te gaan hoe Bukowski in het Nederlands
is vertaald. Ik kwam een interview op het
spoor met zijn Nederlandse vertaler, Peter
Verstegen. Die legt uit dat het vertalen van
Bukowski technisch gezien niet zoveel
voorstelt, maar dat je als vertaler moet
oppassen dat je de gedichten niet mooier
maakt dan ze eigenlijk zijn. Ook kan je
‘het verkloten door de toon van de dichter
pretentieuzer en wijsneuziger te maken’.6
Die waarschuwing heb ik bij het vertalen
van Kirill Medvedev ter harte genomen
– ook al zal niemand hem een gebrek aan
pretentie en wijsneuzigheid aanwrijven.
Daarnaast wilde ik erg graag een tekst
afleveren die zowel voor Noord als Zuid
acceptabel was. De Nederlandse dichter
Frank Keizer stond mij bij in de hoedanigheid
van redactioneel uitgever. Over
sommige woordkeuzes hebben we lang
zitten touwtrekken. Frank struikelde over
mijn ‘zeden van het hollywood-establishment’ en ik over zijn Amsterdamse ‘mores
van het hollywood-establishment’. Het
compromis à la belge dat uit die discussie
voortkwam was ‘de moraal van het hollywood-
establishment’. Frank moet zijn
werk goed gedaan hebben, want een Nederlandse
recensent schreef in Literair
Nederland over mijn allereerste boekvertaling:
Het is een dubieus compliment, dat de vinger op de wond legt: als je als Vlaming literair wil vertalen, kan je je best vermommen als Nederlander. Maar laat het duidelijk zijn: het is een prijs die ik met plezier betaal in ruil voor het privilege om een boek te mogen vertalen dat ertoe doet.