Toen Duitse troepen op 4 augustus 1914 de Belgische grens overstaken, kwam plotseling een einde aan ruim tachtig jaar Belgische neutraliteit. Het land werd meegesleurd in het wrede spel van bondgenootschappen dat sinds twee decennia was voorbereid. België vormde de inzet van een niet aflatende propagandastroom waarmee de Geallieerden hun strijd tegen de Centrale Mogendheden proberen te rechtvaardigen. De wereldpers had het over een geslachtofferde natie, wier bevolking door Teutoonse barbaren werd geterroriseerd, en over een heroïsch verzet, geïncarneerd door de figuren van de koning-ridder Albert, koningin-verpleegsters Elisabeth en het moreel-religieuze baken kardinaal Mercier.
De situatie had ook gevolgen voor de relaties tussen België en het Russische keizerrijk.1 Het sympathieke en bedrijvige koninkrijk, een van de belangrijkste investeerders in de Russische industrie rond de eeuwwisseling, veranderde in 1914 van een diplomatiek aanhangsel van het Koninkrijk der Nederlanden in een heuse militaire bondgenoot.2 Het anonieme land kreeg in de publieke opinie voor het eerst een gezicht, zorgvuldig geboetseerd door schrijvers en dichters in dienst van de oorlogspropaganda. Ze putten hiervoor uit de talrijke literaire contacten die ze sinds twee decennia hadden opgebouwd: de ‘Belgische literatuur’, het werk van Fransschrijvende ‘Vlamingen’, gooide tussen 1890 en 1914 hoge ogen, wat resulteerde in de Nobelprijs voor Maurice Maeterlinck (1862-1949) in 1911. De dramaturg Konstantin Stanislavski (1863-1938) ging in juli 1908 op bezoek bij Maeterlinck om de laatste details van de enscenering van L’Oiseau bleu (De Blauwe Vogel) te bespreken.3 Valeri Brjoesov (1873-1924) promootte en vertaalde volop het werk van Emile Verhaeren (1855-1916). Het hoogtepunt van deze idolatrie, die overigens ook door Ivan Boenin en Aleksander Blok werd gedeeld, was het bezoek dat Verhaeren eind 1913 aan Rusland bracht.4 Op aanraden van Verhaeren waagde Konstantin Balmont (1867-1942) zich aan het werk van de toneelschrijver Fernand Crommelynck (1886-1970).5 En uit liefde voor Georges Rodenbach (1855-1898), de auteur van het raadselachtige (en sombere) Bruges la morte (1892), begon de critica Maria Veselovskaja (1877-1937) een liaison met de Belgische literatuur die tot in de Stalintijd zou blijven duren.6 Geïntrigeerd door het mysterieuze Vlaanderen gingen tal van Russische schrijvers er ook de sfeer opsnuiven. Ilja Ehrenburg (1893-1967) bezocht in 1910 het ‘stille Brugge en het stille Ieper’; bij een volgend bezoek aan Ieper zes jaar later, was die romantiek volledig aan puin geschoten.7 In september 1911 bezocht Aleksander Blok (1880-1921) Antwerpen, Gent en Brugge. Ze maakten weinig indruk: in Antwerpen voelde de dichter zich niet thuis en over de andere twee steden repte hij in zijn aantekeningen met geen woord.8
Het is op basis van deze vage en onwezenlijke herinneringen dat Blok op 5 oktober 1914 het gedicht ‘Antwerpen’ schreef. Zoals hij in zijn notities noteerde, voelde het eerder als een verplichting aan ten opzichte van de opdrachtgever, de Petrogradse krant Den (Dag), dan een artistieke bevlieging: ‘Vandaag de laatste dag om aan Den iets te bezorgen dat mijn gevoelens, voor zover dat kan, over België weergeeft. Het mocht proza of poëzie zijn. Maar ik voel enkel Rusland. Gisteren heb ik “Antwerpen” opgestuurd.’9
AНТВЕРПЕН Пусть это время далеко', И над спокойною рекой Тревожа водяную гладь, А ты – во мглу веков глядись Но всё - притворство, всё - обман: 5 октября 191410 |
ANTWERPEN Laat het dan lang geleden zijn, En over de stille stroom Opschrikkend de waterspiegel, En jij – blik in de schaduw der eeuwen Maar dat is allemaal oplichterij - allemaal bedrog: 5 oktober 1914 |
---|
De mengeling van stereotypen over België en de verplichte verwijzingen naar de oorlog zijn typisch voor de manier waarop Russische schrijvers zich van hun propaganda-taak kweten. Op dezelfde manier vervlocht de futurist Igor Severjanin (1887-1941) de gruwelen van de oorlog met wat hij zich van zijn lectuur van Maeterlinck en Verhaeren herinnerde.11 In zijn toneelstuk De smarten van België – in het Russisch Korol, zakon i svoboda, een verwijzing naar het laatste vers van de Brabançonne – liet de expressionist Leonid Andrejev (1871-1919) de IJzervlakte onderlopen tot aan… Leuven,12 terwijl Charles de Costers Légende d’Ulenspiegel (1867) in 1915 aan zijn Russische carrière als ‘Belgische Bijbel’ begon.13 En Maria Veselovskaja liet geen kans onbenut om zelfs in volle revolutietijd te blijven pleiten voor het verderzetten van de oor log omwille van… België.14 Talloos waren de eerbetuigingen van Russische hoogwaardigheidsdragers, krantenredacties, kunstenaars en ook gewone burgers aan het adres van de dappere Belgen, zoals uit het archief van het Koninklijk Paleis in Brussel mag blijken.
Het lijdt geen twijfel dat de oorlogspropaganda tijdens de Eerste Wereldoorlog het Russische beeld van België en zijn literatuur heeft bepaald. Dit mag blijken uit Aleksander Bloks artikel over Maeterlincks L’Oiseau bleu uit 1920, waarin hij een korte geschiedenis van de Belgische literatuur schetst:
Een van de grondleggers van de Belgische literatuur, Charles de Coster, is de auteur van de ‘Légende d’Ulenspiegel’, die de Belgische bijbel genoemd wordt. Dit boek, dat wij kennen van verschillende uitgaven, is gewijd aan de strijd van de Nederlanden tegen Filips II, aan een revolutie en een burgeroorlog in de XVIe eeuwen het schetst duidelijk het dubbel karakter van het volk, prozaisch en dromerig, ruw en zachtaardig tegelijkertijd. Na de Coster kwamen Camille Lemonnier, grondlegger van de nationale roman, en Georges Eeckhout, de verdediger van dakloze zwervers, die je met onze Maksim Gorki zou kunnen vergelijken.
In 1880 ontstond er rond het strijdende blad La jeune Belgique een nieuwe literaire stroming met als vertegenwoordigers de bijna leeftijdsgenoten Emile Verhaeren, Georges Rodenbach en Maurice Maeterlinck. Deze drie namen, en vooral de derde en jongste van hen, maakten de Belgische literatuur in de hele wereld beroemd.15
Bloks beschrijving weerspiegelde niet alleen het beeld van de ‘Belgische literatuur’ zoals dat tijdens de Eerste Wereldoorlog tot stand gekomen was, maar bepaalde ook decennialang het beeld dat men in de Sovjet-Unie over België en zijn schrijvers zou hebben. Dat dat beeld algauw niet meer aan enige Belgische of literaire realiteit beantwoordde, zou de Sovjets worst wezen.
Op foto: Tsaar Nikolaas II, koning George V van Engeland en de Belgische koning Albert I.