Cees Willemsen
Zeldzaam arrogant.
De briefwisseling Timmer-
Eekman, een vertaaldispuut
In 1953 verscheen het eerste deel van
de befaamde Russische Bibliotheek van
Van Oorschot. Hoofdredacteur van deze
Bibliotheek was autodidact Charles B.
Timmer (1907-1991). Als houtcontroleur
had hij zichzelf Russisch geleerd tijdens zijn
verblijf in Leningrad en Odessa in de jaren
1932 tot 1936. Onder Timmers leiding werden
voor het eerst alle Russische klassieken
rechtstreeks uit de brontaal vertaald. Hij
kreeg voor dit megaproject steun van de eerste
universitair geschoolde lichting slavistenvertalers
aan de Gemeente Universiteit van
Amsterdam.1 Een briljante generatie met onder
meer Karel van het Reve, Tom Eekman,
Carl Ebeling, Jan Meijer en Jan van der
Eng, leerlingen van professor Bruno Becker
(1885-1968), die in het voetspoor van hun
leermeester allemaal hoogleraar zouden worden.
2 Daarnaast werd een aantal oud-leerlingen van de Leidse hoogleraar Nicolaas van
Wijk (1880-1941) ingeschakeld, zoals Wils
Huisman, Aimé van Santen (1917-1988) en Paul
Rodenko.3
Charles Timmer en Geert van Oorschot.
Foto uitgeverij Van Oorschot
Bijna twintig jaar na het verschijnen van het
eerste deel werd in november 1972 het achtendertigste
en laatste deel van de Russische
Bibliotheek feestelijk ten doop gehouden in
de Amsterdamse Stadsschouwburg.4
Medio 1977 ontstond vervolgens het idee
om onder redactie van Timmer een vervolgserie
op te zetten met novellen van ‘moderne’
(Sovjet)auteurs. Er verschenen zo’n veertien
deeltjes Russische Miniaturen, maar de serie
werd geen succes. De onverminderde populariteit
en het stijgend prestige van de Russische
Bibliotheek bracht uitgever Van Oorschot op
het idee om de serie negentiende eeuwse klassieken
uit te breiden met befaamde twintigsteeeuwse
auteurs als Michail Boelgakov, Ivan Boenin, Maria Tsvetajeva en anderen.
Als medewerker van het eerste uur was Tom
Eekman (1923-2012) bij alle genoemde initiatieven
betrokken. Na Timmers dood in 1991
werd Eekman officieus de nieuwe hoofdredacteur
van de Russische Bibliotheek. Hij
werkte in die hoedanigheid mee aan een nieuwe
vertaling van Tsjechov, die werd gevolgd
door nieuwe vertalingen van de belangrijkste
Russische klassieken door de ‘kinderen
en kleinkinderen’ van Eekmans generatie.
Inmiddels ziet het er naar uit dat alle vertalingen
uit de Russische Bibliotheek in een nieuw
jasje worden gestoken.
Onlangs is besloten om ook het verzameld
werk van Isaak Babel in de Bibliotheek op
te nemen. Babel was een van de lievelingsauteurs
van Timmer, die hem halverwege
de jaren dertig persoonlijk leerde kennen in
Odessa. Timmer heeft Babels werk in de jaren
zestig en zeventig vertaald voor uitgeverij
Meulenhoff, en deze – deels herziene – vertalingen
zijn in 1979 door diezelfde uitgeverij
gebundeld in twee kloeke delen Verzameld
Werk. Van Oorschot heeft echter besloten
Babel ten behoeve van zijn Bibliotheek in een
nieuwe vertaling uit te brengen.
Hoewel Timmer zich er bij leven en welzijn
van bewust was dat (ook) zijn vertalingen ooit
vanwege veroudering herzien zouden worden,
zou de voortvarendheid waarmee zijn
pionierswerk terzijde wordt geschoven hem
toch wel verbaasd, zo niet geïrriteerd hebben.5
Want ondanks het regelmatig terugkerend
verwijt aan zijn adres dat hij eerder vertaalde
naar de geest dan naar de letter, blijkt ook uit
onderstaande briefwisseling met Tom Eekman
dat hij met de grootste acribie te werk ging.6
Maar laat de lezer zelf oordelen. Ter introductie
volgt hier eerst enige correspondentie uit
het begin van hun samenwerking.
Het eerste contact tussen Eekman en Timmer
dateert van voorjaar 1951. Eekman was twee
jaar daarvoor afgestudeerd in de Russische taal
en letterkunde aan de Gemeente Universiteit
Amsterdam bij professor Bruno Becker. Niet
lang nadat Eekman en Timmer hun eerste brieven
hadden gewisseld, promoveerde Eekman
bij Becker op Tsjechov en de Russische intelligentsia (Amsterdam, 1951). Timmer was, zoals
gezegd, een autodidact. Hij had vlak na de
oorlog twee dichtbundels gepubliceerd bij Van
Oorschot, maar zag al spoedig in dat poëzie niet
zijn fort was en begon zich op vertalen toe te
leggen. Als houtcontroleur verbleef hij tijdens
de eerste jaren van de Russische Bibliotheek
voornamelijk in Polen. Eekman had Pools als
doctoraalbijvak gedaan en dankzij zijn kennis
van deze taal kreeg hij zijn eerste baantje als
assistent van Becker. Het was in die tijd erg
moeilijk om aan Poolse literatuur te komen en
omdat Timmer op dat moment in Gdansk zat,
vroeg Eekman hem mede namens Becker of
hij bepaalde boeken voor hen kon aanschaffen
en naar Nederland sturen. Kort nadat Eekman
hem had bedankt voor de eerste zending, waarbij
hij meteen een tweede plaatste, schreef hij
Timmer met een geheel ander verzoek.
brief van tom eekman
17 mei 1951
Zeer geachte Heer Timmer,
Naar ik hoop zult u mij niet kwalijk nemen dat ik enkele dagen na mijn vorige
brief U alweer lastig val. Het gaat nu echter om iets geheel anders. Gisteren
las ik tot mijn verrassing in de krant dat de uitgeverij Van Oorschot onder Uw
leiding een volledige uitgave van Tsjechow gaat verzorgen. Dit is een groots
plan, dat ik van harte toejuich en waarmee ik u alle succes wens. Ik heb mij de
laatste jaren speciaal in Tsjechow verdiept en heb een dissertatie geschreven
over ‘Tsjechow en de Russische intelligentsia’. Deze is voltooid, de promotie
had nog voor de zomervacantie moeten plaatshebben maar is om technische
redenen tot vlak daarna uitgesteld. U begrijpt dus dat ik mij bizonder voor de
door U opgezette uitgave interesseer. Mijn vraag is nu deze: zou het mogelijk
zijn dat ik word ingeschakeld bij het vertalen van Tsjechows werken? (Ik neem
aan dat deze rechtstreeks uit het Russisch worden vertaald).
Dezelfde vraag zou ik ook willen stellen voor mijn collega aan het Rusland-
Instituut, de Heer Karel van het Reve en Mr. J.M. Meijer, wetenschappelijk
medewerker van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (afd.
Rusland). Beiden zijn, evenals ik, doctorandus in de Slavische talen en letterkunde
en hebben (wat U waarschijnlijk belangrijker acht) ervaring op het
gebied van vertalen uit het Russisch. Wat mijzelf betreft, ik vertaalde Tolstojs
De dood van Ivan Ilitsj uit het Russisch (Wereldbibliotheek 1946); bovendien
komen in mijn proefschrift talrijke vertaalde citaten uit Tsjechow voor. Wij
zouden het alle drie erg plezierig vinden om aan deze onderneming mee te
werken […]. Gaarne zou ik binnenkort van U vernemen of en in hoeverre
U onze hulp gebruiken kunt. Bij voorbaat dankend voor Uw moeite, met de
meeste hoogachting en vriendelijke groeten,
T. Eekman
brief van charles b. timmer
Gdansk, 22 mei 1951
Zeer geachte Heer Eekman,
Hedenochtend ontving ik Uw beide brieven van 15 en 17 mei. Ik beantwoord
eerst de laatste.
Inderdaad werden afgelopen winter met den heer Van Oorschot besprekingen
gevoerd en besloten tot een uitgave van de werken van Tsjechow in vertaling
natuurlijk direct uit het Russisch, volgens de Ogizuitgave van 1946. De
oorspronkelijke opzet was, dat ik de vertaling van het hele oeuvre ter hand zou
nemen, waarbij werd overwogen mejuffrouw Aleida Schot uit te nodigen mede
te werken aan het deel toneelwerken, waarvan zij immers enige heeft vertaald.
Ik nam nu met vreugde kennis van Uw voorstel en aanbod samen met de
heren Van het Reve en Meier deel te nemen aan de totstandkoming van dit grote
werk. Wat mij betreft, – natuurlijk heeft de uitgever hierin ook een woordje te
zeggen – neem ik uw voorstel aan, met beide handen. Vooral Uw medewerking als Tsjechow-kenner zal het werk slechts ten goede kunnen komen en ik ben
ervan overtuigd, dat ook Van Oorschot dit voorstel toe zal juichen, daar hij zeer
nadrukkelijk een vertaling wenst van de allerhoogste kwaliteit. […]
brief van geert van oorschot
Amsterdam, 4 juni 1951
Beste Charles,
Door uitstedigheid eerst nu pas antwoord op je brief. Tsjechow gaat door en
als alles meeloopt, als er dus geen oorlog komt, en als de papierprijzen niet
verder oplopen zou ik in het najaar 1952 het eerste deel willen laten verschijnen.
Maar ik vond het belangrijker reeds te publiceren dat het boek er komt. Ik
wilde namelijk weten hoe de reacties zouden zijn en uit welke hoek die reacties
kwamen. Hetgeen ik erover hoor van alle kanten is er veel belangstelling en
enthousiasme. Dit geeft de burger moed. Helmut Salden is reeds begonnen met
allerlei schetsen voor typografie en omslag. Ik vind het buitengewoon dat wij
medewerking hebben aangeboden gekregen van Eekman, van Van het Reve
en Mr. Meijer. Wij moeten over eventuele medewerking van deze heren nog
maar eens uitvoerig spreken, waarbij alle regelingen dus ook de financiële een
onderwerp van gesprek zullen uitmaken. In ieder geval berust de eindredactie
en eindverantwoordelijkheid bij jou, zoals afgesproken. Als je dus weer hier
in Amsterdam komt, zie ik met vreugde je komst tegemoet.
Met hartelijke groeten,
Geert.
Eekman vertaalde vervolgens deel VII van
Tsjechovs verzamelde Notities en brieven,
dat in 1956 in de Russische Bibliotheek
verscheen. In 1957 volgde voor diezelfde
Bibliotheek Ljeskovs Romans en verhalen en
in 1966 als deel VII van Tolstojs verzameld
werk, diens Toneelwerken.
Tom Eekman
Timmer zal ongetwijfeld aanmerkingen hebben
gehad op Eekmans vertalingen7, maar
dat behoorde gezien zijn functie als hoofdredacteur
van de Bibliotheek en dankzij zijn
destijds unieke, jarenlange ervaring met het
levende Russisch tot zijn competentie. Voeg
hierbij het onderlinge leeftijdsverschil van
zestien jaar, dan ligt het in de lijn der verwachtingen
dat de zachtmoedige Eekman in
de regel zijn opborrelende irritaties tegenover
het soms schoolmeesterachtige optreden
van Timmer wist te onderdrukken. Al
is het de vraag hoe onschuldig Eekman en
Ebeling waren toen zij als vertalers met een
zeer beperkte ervaring in 1955 als jurylid
van de prestigieuze Martinus Nijhoff (vertaal)
prijs instemden met de voordracht van
Aleida Schot (1900-1969), een oudere studiegenote
van hen en – eeuwige – leerling
van Becker. Schot had in Timmers ogen inferieure
vertalingen afgeleverd van onder meer
Tsjechovs toneelstukken, die om deze reden
ook niet werden opgenomen in de Russische
Bibliotheek.8
Timmer zelf zou de Martinus Nijhoff prijs
(pas) in 1963 ontvangen. Eekman kreeg die prijs nog veel later, in 1981, voor zijn vertalingen
in de Russische Bibliotheek en recenter
voor de serie Russische Miniaturen. Eekman
vertaalde overigens ook uit het Pools en
Servo-Kroatisch.
Eekman werd in 1966 in Los Angeles benoemd
tot hoogleraar aan de Universiteit van
Californië (UCLA). Uit zijn correspondentie
met Timmer blijkt dat de onderlinge verhoudingen
zeer vriendschappelijk waren en dat
ze inmiddels op voet van gelijkheid met elkaar
verkeerden, zoals onderstaande brief van
Timmer aan Eekman bewijst.9 Echter, in de
daaropvolgende samenwerking tussen de gelauwerde vertalers voor de in 1978 gestarte
serie Russische Miniaturen leken oude irritaties
over Timmers verregaande redactionele
bemoeienissen bij Eekman weer de kop op te
steken. Hun vertaaldiscussie is extra pikant
vanwege het feit dat Eekman Timmer zou opvolgen
als hoofdredacteur van de Russische
Bibliotheek, waarbij hij vervolgens instemde
met en meewerkte aan een nieuwe vertaling
van Tsjechov, die eerder door Timmer was
vertaald. Maar eerst nog een brief van Timmer
uit 1967 kort nadat Eekman in Los Angeles tot
hoogleraar was benoemd. Het biedt een mooi
tijdsbeeld.
brief van charles b. timmer
Amsterdam, 11 april 1967
Beste Tom,
Er is al weer geruime tijd een brief ‘overdue’ aan je. Hartelijk dank voor de
jouwe van 1 maart. Ook veel dank voor je goede woorden over mijn bundel
essays Rusland zwart en wit. ‘Het boek wordt goed nabesteld’, zegt Geert –
nou, dat hoop ik maar, want dit is op royalty-basis. Aardig is wel dat ik van
het Fonds voor de Letteren (Ministerie van Onderwijs) een additioneel honorarium
van f1000,- ervoor heb gekregen. De besprekingen in de Ned. pers zijn
goed, alleen tot dusver naar mijn gevoel in de verkeerde organen, als onlangs
‘De Telegraaf’, en ‘Elsevier’. Prachtig dat je je nu ook weer intensiever in de
Russische literatuur kunt verdiepen – ook de modernen, of predomineert ook
bij jullie nog steeds de negentiende eeuw?
Ik weet niet of je ‘Moskva’ met Boelgakovs Master i Margarita al hebt gelezen
– het eerste deel (in Moskva 1966:1) is ‘fantastisch’ in alle betekenissen
van het woord; het tweede deel in Moskva 1967:1 vind ik een stuk minder: het
lijkt daar of de verbeelding van B. op hol is geslagen; het gevolg is dat de lezer
zich gaat vervelen.
Zaterdag voor een week hadden we de vergadering van de Slavische Studie-
Vereniging. In de ochtenduren een lange en uitvoerige discussie over het probleem
van het invoeren van het Russisch als keuzevak op middelbare scholen,
waartoe de mogelijkheid in 1968 wordt geschapen door de Mammouth-wet.
Ook rees daarbij de vraag wat de S.S.V. hiervoor kon doen, bij wijze van propaganda
en aanmoediging. Niet veel, dacht ik, na de lange discussies te hebben
aangehoord. Op dit punt ontbreekt bij de Nederlandse Slavisten een noodzakelijk
élan en overheerst een gebrek aan zelfvertrouwen. ’s Middags hield Jeanne van der Eng een referaat over Achmatova, speciaal haar Poema bez geroja.
Hoewel er over de twintig toehoorders waren, volgde op haar verdienstelijke
voordracht nauwelijks enige discussie: vrijwel niemand had van het gedicht
kennis genomen. Ik probeerde nog een discussie op gang te helpen, door te
poneren (onder andere) dat voor mijn gevoel Poema bez geroja een typisch
voorbeeld was van Achmatova’s ‘salonpoëzie’ en nogal verliteratuurd aandeed
(door de talloze in het gedicht verwerkte citaten en namen, de epigrafen, de
diverse voorwoorden en introdukties, epiloog et cetera), maar de discussie verzandde
al spoedig. Jammer dat je er niet bij was.
Karlinsky’s boek over Ctetaeva heb ik al grotendeels gelezen. En met veel
plezier en bewondering. Nu nog maar wachten op een zo kompleet mogelijke
uitgave van Cvetaeva’s proza en poëzie. De bestaande edities zijn verre van
bevredigend. Ben zeer geïnteresseerd in Vl. Markov’s studie over het Russisch
Futurisme. Please keep me informed.
Onze Marko Fondse, die weer eens in Griekenland zit, is met zijn Wolk in
broek nog steeds niet uitgekomen. Het boek ligt nu al over een jaar bij de
Bezige Bij.10 Hij schijnt ruzie met ze te hebben. Ondertussen is hij hard bezig
aan Majakovski’s Kak delat’ stichi – en gaat ook Pro eto vertalen. Mooi werk.
Gisteren heb ik me laten verleiden Oom Wanja te gaan zien: het stuk wordt, zoals
je misschien weet, in mijn vertaling door de Rotterdammers gegeven (regie:
[je raadt het nooit!] – jawel, precies: Sjaroff). Enfin, een vervelende opvoering
van lieden die een geleerde rol opzeiden maar ook op de planken kennelijk
andere namen droegen en andere personen waren dan die zij moesten voorstellen.
Tweede rangs provinciaal gedoe. En onze Tsjechow, vooral in Djadja
Vanja, is dan zo kwetsbaar: alle zwakheden komen duidelijk naar voren en na
afloop vraag je je af, waar dat gezeur en gejammer eigenlijk toe dient. Astrov
(de naam van de speler ben ik vergeten, een zekere Pim …) was een soort
super-provo, die inplaats van een ‘witte fietsenplan’ aldoor maar een ‘bossenplan’
wilde lanceren, en daarbij rare gezichten trok. Vanja (Rob de Vries) wist
gewoon met zijn figuur geen raad en deed in het begin verward, toen kwaad en
tenslotte gekweld.
Over de verhuisplannen van het Instituut (voor Sociale Geschiedenis, CW) zul
je van Frits wel reeds het nodige hebben gehoord. Binnen enkele dagen moet
de beslissing vallen. Komen we op de Herengracht dan krijgen we onder andere
een lokaal van historische betekenis voor de Sowjet-literatuur (een historie,
waarschijnlijk alleen nog aan mij bekend). Maar hierover een volgende keer…
Ons beider hartelijke groeten, ook aan Tineke en de kinderen, als altijd je,
Charles.
Eind 1977 correspondeert Eekman met
Timmer over de opzet van de serie Russische
Miniaturen en de hiervoor door Eekman te
vertalen novellen van Remizov, Mandelstam,
Katajev en Aksjonov. Mandelstam werd een
co-productie met Timmer.
brief van charles b. timmer
17 oktober 1978
Beste Tom,
De woorden in jouw brief aan Geert: ‘in zijn beoordeling van andermans werk
is hij zeldzaam arrogant’, geven mij aanleiding je bijgesloten een lijst te sturen
van ongerechtigheden die ik in de Katajev-vertaling aantrof, een lijst die bij
lange na niet compleet is, maar slechts een aantal voorbeelden geeft.
Op enkele punten van je brief aan Geert wil ik hier nog even ingaan. Je schrijft:
‘Hij veranderde alles – als ik “gegeven had” vertaald had, maakte hij er “had
gegeven” van…’ Dit is dan altijd met een bepaalde bedoeling gebeurd, vooral
om ongewenst rijm te voorkomen (Hij viel op zijn gat, toen hij die brief gelezen
had – mijn correctie: toen hij die brief had gelezen; of, bij Katajev, pagina
65, staat bij jou: ‘en voerde de gedachten terug naar de jaren, die achtergelaten
waren – correctie: ‘waren achtergelaten’).
Vooral aanvechtbaar is je laatste alinea van pagina 1, die over ‘mijn ander
idee van vertalen’. Je schrijft: ‘Ik probeer zo dicht mogelijk bij het origineel
te blijven’ en je betoogt dat je, als een schrijver ‘zich eigenaardig’ uitdrukt,
ook voor de Russische lezer, je die eigenaardigheid laat staan, terwijl Timmer
eraan gaat ‘vijlen en sleutelen’. Je illustreert dit met een voorbeeld: ‘Wanneer
K. het over novemberkleurige ogen heeft, zeg ik dat in het Nederlands net zo.’
Maar je zegt het niet net zo: bij jou staat: novemberlucht-kleurige ogen. En bij
Katajev staat niets ‘eigenaardigs’, hij zegt: ‘glaza cveta nojabr’skogo neba’ of
letterlijk vertaald: ogen met (in) de kleur van een novemberlucht. – ik vraag
mij dus wel af: wie is hier aan het vijlen en sleutelen geweest? (Eekman schrijft
in de kantlijn: Niets gesleuteld, letterlijk goed vertaald). Mijn principe is: te
vertalen wat er staat en verder niet. Bovendien meen ik dat wij buitenlanders,
hoe goed wij het Russisch ook hebben geleerd, nooit ofte nimmer het recht
zullen hebben om voor een Rus te bepalen wat hij ‘eigenaardig’ of ‘niet-eigenaardig’
moet vinden. Dat kan alleen de geboren Rus. Maar in ieder geval ben je
er in jouw voorbeeld door een onjuist citeren, volkomen naast.
Ook je voorbeeld op p. 2 is niet overtuigend. Wat Katajev daar zegt is geen
vondst van hem, maar een vaststaande uitdrukking: ‘gorški da ploški’, die je
moeilijk letterlijk kunt vertalen zonder een ‘eigenaardige’ indruk te wekken,
die er bij Katajev absoluut niet is: een meisje ‘uit de potjes en schoteltjes vandaan’
klinkt gek en als je met je ‘letterlijkheid’ zo ver gaat, eindig je wat bij
een vriend van mij onlangs overkwam: een Canadees van Nederlandse afkomst
zou voor hem een Nederlands stuk in het Engels vertalen. In de tekst stond:
‘Daar had hij een broertje aan dood’ en de Engelse vertaling van de Canadees
luidde: In the meantime his little brother died’.
Dat je aan Russische Miniaturen niet meer wilt meedoen, vind ik uitermate
spijtig (Eekman was kennelijk zwaar beledigd, CW). Want naast je door mij
aangestipte onjuistheden heb je vele passages ook voortreffelijk gebracht, zoals
de ‘melkhymne’ van Nilov bijvoorbeeld. Misschien brengt deze brief met
de bijgevoegde lijst je nog op andere gedachten omtrent mijn ‘zeldzame arrogantie’,
– Ik heb het gevoel dat ik door mijn critiek een onheil heb voorkomen
– en dit geldt ook voor Mandelstam. Helaas weet ik te goed dat zoiets zelden
in dank wordt afgenomen. Nog even ten slotte over je critiek op mijn titelvoorstel
van Aksjonov: gehamsterde emballage – met je onvriendelijke opmerking
dat ik het verhaal ‘niet of nauwelijks gelezen’ heb. Alsof ik niet of nauwelijks
gelezen werk voor publikatie in ‘Russische Miniaturen’ ga aanbevelen!
De Russische titel luidt: Zatovarennaja ja bočkotara. Jij stelt voor ‘overtollig
vaatwerk’. Ik vind het eerste woord onvoldoende juist vertaald: ‘zatovarennaja’
betekent: ‘teveel ingekocht, aan goederen die je niet meer kwijt kunt’ met
andere woorden ‘opgepot’ of ‘gehamsterd’ of in de Duitse vertaling ‘gehortet’.
Eekman schrijft hierbij in de kantlijn: ‘Oneens, hamsteren is oppotten voor eigen
gebruik’. Timmer: Het tweede woord betekent letterlijk: ‘tonnentarra’, met
andere woorden het verschil tussen een leeg en een vol vat (tarra), of wel de emballage
zelf. Jouw keuze voor ‘vaatwerk’ wijst erop dat je taalgevoel voor het
Nederlands niet optimaal is: vaatwerk is in de meeste gebruikelijke betekenis:
borden en schalen, pannen, eetgerei. Eekman: !! Zie Van Dale. Mijn taalgevoel
zo goed dat ik weet dat ook tweede … (verder onleesbaar, CW).
Timmer geeft vervolgens in een bijlage uitgebreid
commentaar op een aantal discutabele
zinsneden van Eekman in zijn vertaling van
Katajevs Melk, waarbij laatstgenoemde in de
kantlijn van de brief steeds zijn commentaar
geeft. Ik maak hier een kleine, selectieve keuze.
‘Al was hij dan dopers’, chotja i baptist. Timmer: ‘Het woord ‘dopers’ bestaat
niet volgens Van Dale; daarom: baptist.’ Eekman: ‘wel in Van Dale’
Stijl: ‘keek ik telkens eens naar de jongen’, ja na parnja často pogljadyval.
Timmer: ‘telkens’= meerdere malen; ‘eens’= eenmaal; dit (laatste) woord
schrappen. Eekman: nee, eens is ru po: even.
‘Die hij pas net had geïnstalleerd’. Timmer: ‘pas’ en ‘net’ synoniem. Eekman:
maar wel gebruikelijk (spreektaal), eventueel 1 schrappen, dat is geen grote
correctie.
‘De vreugde van het hart was die avond van het begin tot het eind in hem
te horen.’ Do konca v etot večer kolychalos’ v nem vesel’e duši… Timmer:
‘Russisch: deinde, wiegde, golfde en niet “was te horen”. ‘Die hele avond
golfde er een innerlijke vreugde door hem heen (in alles wat hij zei)’. Eekman:
‘nou ja’.
‘Zou hem volgen op de koninklijke weg van het collectivisme.’ Po stolbovoj doroge kollektivizma. Timmer: ‘koninklijk’ is onjuist, bovendien vreemd, als
toegepast op ‘collectivisme’, er staat ‘heerbaan’. Eekman: ‘heerbaan misschien
beter, maar “koninkl” niet zo gek – betekent ook voorbeeldig, luisterrijk en
dergelijke (Van Dale). Van Dale: de koninklijke weg: de grote, openbare weg.’
‘In vreselijke gepeinzen’, v strašnom razdum’e.
Timmer: moet zijn: in vreselijke weifeling, aarzeling, tweestrijd. Eekman: akkoord,
beter, al kan raz. ook betekenen, gepeins,
‘Wat was voorgevallen is dat … Kostja en zijn vrouw naar het station waren
gegaan en daar op de trein uit Moskou hadden gewacht, waarmee ze naar hun
boerderij waren teruggekeerd.’ posle čego. Timmer: ‘Zij waren per paard en niet per trein! Tekst in vertaling onbegrijpelijk geworden. Eekman: gewoon
tikfout (waarna), zoiets had ik in (druk) proeven wel gemerkt.
‘Geschokt door deze hele, van gebeurtenissen zo zwangere avond.’ Ja byl ugneten
vsem etim večerom, stol’ nagružennym sobytijami. Timmer: ‘… met zijn
zware last van gebeurtenissen’. ‘zwanger’ kan alleen slaan op iets wat nog komen
moet; hier is alles al gebeurd.
‘Wat een gemene in-gemene man met zijn zelfbeheer!’, mompelde K. ‘Podloe,
podloe samoupravstvo!’ šeptala K. Timmer: ‘Er staat niets van “man” – en
wat is een ‘man met zelfbeheer’? Er staat eigenmachtig optreden of eigengereidheid.
Eekman: ‘ik vind mijn vertaling met de toevoeging van “man” beter
– al is zelfbeheer niet goed, maar gemene eigenmachtigheid doet ’t niet (in een
spreektaalzinnetje).’
‘Met de geestdrift van een goedaardig, buiten adem gehold wezen’. Vostorgom
dobrodušogo zapychavšegosja suščestva. Timmer: ‘dit is geen Nederlands, bedoeld
wordt: een naar adem happend wezen.’ Eekman: (geen commentaar)
‘Van onderen (onderaan de hooiberg, CW) werd zij (bovenop de hooiberg, CW)
aangevuurd, hoewel met inachtneming van een zekere eerbied.’ Uže potoraplivali
snizu, na vychodja, vpročem, iz predelov počtitel’ nosti . Timmer: ‘Er staat:
van beneden, of: van de grond af vuurden ze haar aan, maar zonder de grenzen
van wellevendheid te overschrijden.’ Eekman: ‘Nou ja’.
Tot besluit een toepasselijk zinsnede.
‘En het is nu niet de tijd om onze vuile was buiten te hangen’. I ne vremja nam
tut s toboj sčety svodit’. Timmer: ‘De Russische term is onjuist vertaald: “vuile
was buitenhangen” = schande prijsgeven naar buitenwereld. Maar hier staat: En
het is nu niet de tijd om onze rekeningen te vereffenen.’ Eekman: ‘Die vertaling
is letterlijker, maar ik herinner me dat ik dit hier beter vond.’
Zo gaat het pagina’s door. Vanzelfsprekend
bleef Eekman meewerken aan de Russische
Miniaturen. Hij vertaalde uiteindelijk vier
deeltjes. En Timmer zou er alles aan doen om
Eekman de Martinus Nijhoff prijs voor vertalen
te bezorgen.
1 Voor de oorlog waren in Leiden bij professor N.van Wijk al een paar studenten afgestudeerd in de
Russische taal- en letterkunde, waaronder A.E.
Boutelje (1894-1943), die als eerste op 30 juni
1922 bij hem afstudeerde, waarmee hij de eerste
universitair geschoolde slavist in Nederland
was. Boutelje, die in 1929 ook bij Van Wijk
zou promoveren, kwam tijdens de oorlog om
in Sobibor. Wils Huisman (1914-1979) die veel
voor de Russische Bibliotheek vertaalde was
eveneens een leerlinge van Van Wijk. Zij werd
kort na de oorlog de eerste vakreferent voor de
Slavische talen aan de Universiteitsbibliotheek
van Leiden. Zie Jan Paul Hinrichs, Vader van de
slavistiek. Leven en werk van Nicolaas van Wijk
1880-1941 (Amsterdam, 2005).
2 Bruno Becker, een Baltische Rus, doceerde
vanaf 1930 eerst als bijzonder hoogleraar en
vanaf 1945 als gewoon hoogleraar, Russische
geschiedenis, taal en letterkunde aan de
Gemeente Universiteit van Amsterdam.
3 N. van Wijk was in Leiden de eerste (1913)
Nederlandse hoogleraar Slavistiek. Tot de benoeming
van Becker in 1945 in Amsterdam
was hij de enige bij wie men hoofdvakexamen
kon doen in de Slavische taal- en letterkunde.
Zie Jan Paul Hinrichs, a.w., passim.
4 Het betrof Opstanding, het achtste en laatste
deel van het verzameld werk van Tolstoj.
5 Wouter van Oorschot schrijft in zijn Memoriam
dat Timmer ervan overtuigd was dat zijn vertalingen
het nog heel wat jaren zouden uithouden.
Van Oorschot vermoedde toen nog – in
1991 – dat maar heel weinigen hem zouden willen
tegenspreken. Zie: Wouter van Oorschot,
‘Charles B. Timmer’, in: Tirade (maart-april
1991) pp. 171-173, hier p. 173.
6 De geciteerde brieven zijn mij door wijlen Tom
Eekman (1923-2012) ter beschikking gesteld.
7 Ik heb deze kritieken tot op heden niet terug
gevonden in de diverse archieven (CW).
8 Vergelijk Willem G. Weststeijn, ‘De Aleida
Schot-Charles Timmer correspondentie’, in:
Tijdschrift voor Slavische Literatuur 19 (augustus-
september 1995) pp. 27-35, passim.
9 Vergelijk Cees Willemsen, ‘Nederland-Rusland-Amerika. Een gesprek met prof.
dr. Th. A. Eekman’, in: Tijdschrift voor Slavische Literatuur 30 (november-december
2001) pp. 51-59.
10 Deze vertaling verscheen in 1967 als Reuzenpocket.