Toen Gogol (1809-1852) zijn eerste toneelstuk De revisor aan de censor gaf, werd het meteen afgekeurd. Maar door persoonlijk ingrijpen van de tsaar Nikolaas I, die het op voorspraak van de dichter Zjoekovski met veel genoegen gelezen had, werd het rapport van de censor gewijzigd en kon het stuk alsnog bijna gelijktijdig gepubliceerd en opgevoerd worden. De tsaar, die had genoten van de grote omkoopscènes en met name van het paar Dobtsjinski en Bobtsjinski, nodigde al zijn ministers uit voor de première.
Deze vond plaats in maart 1836 in het Aleksandrinski theater in Sint Petersburg. De tsaar moest vreselijk om het stuk lachen en zei: ‘Iedereen heeft ervanlangs gekregen en vooral ik.’ Maar hij was een van de weinigen die zo positief waren, meteen na de première barstte er van alle kanten enorme kritiek los. Er ontstonden heftige polemieken in kranten en tijdschriften over het stuk en over de auteur.
Gogol, die zelf bij de première aanwezig was en het theater voortijdig had verlaten, was erg ontdaan en wilde zich niet meer met het stuk inlaten. Hij liet de productie in het Maly Theater in Moskou over aan zijn vriend, de acteur Michail Sjtsjepkin. De volgende voorstellingen hadden veel meer succes, maar werden ook als controversieel beschouwd. Er werden serieuze pogingen ondernomen om het stuk te verbieden of om de opvoering te beperken. Ook de overheid werd onrustig bij zo veel commotie en verordonneerde zelfs dat de opvoering van De revisor vergezeld moest 3gaan van een vervolg, waarin alle personages expliciet werden gestraft door de ‘echte’ revisor. Al na twee of drie opvoeringen werd hier weer van afgezien, omdat het publiek dit vervolg consequent uitfloot, of voortijdig de zaal verliet. Ondanks of juist dankzij alle controverses bleef het stuk opgevoerd worden, niet in de laatste plaats door de positieve reactie van de invloedrijke criticus Belinski, die het een ‘echt kunstwerk’ noemde.
Ondanks zijn wanhoop vatte Gogol bijna onmiddellijk het plan op om zich via een nieuw stuk te revancheren. De eerste aantekeningen voor Bij het verlaten van het theater na de opvoering van een nieuwe komedie schreef hij meteen na die eerste avond. De tekst werd pas in 1842 gepubliceerd. Gogol maakte gebruik van de verse indrukken van het publiek en de eerste recensies die over De revisor verschenen, onder andere van Boelgarin, Senkovski en Vjazemski. Volgens Gogol zelf was Bij het verlaten van het theater na de opvoering van een nieuwe komedie niet alleen een commentaar op De revisor, maar was het ook als stellingname van een komedie-auteur van bijzonder belang.
Velen zijn het erover eens dat dit stuk niet echt voor opvoering bestemd was en eerder een esthetisch programma van de auteur laat zien. Toch is het wel een paar maal op het toneel gebracht; in 1902 in het Mariinski Theater als een soort jubileumvoorstelling (met overigens de beste acteurs uit die tijd), waarin de hal van het Aleksansdrinski Theater op het toneel nagebootst was; in 1909 in het
Maly Theater toen het standbeeld van Gogol
onthuld werd; en in 1979 in het Taganka
Theater in Moskou, in de regie van niemand
minder dan Joeri Ljoebimov, na afloop van
een opvoering van De revisor.
Hoewel Gogol bij Bij het verlaten van het
theater na de opvoering van een nieuwe komedie
inderdaad zijn eigen inzichten over de
nieuwe komedie presenteert, is dit stuk ook
scenisch interessant. Je ziet meteen alle mensen
voor je die zich in de hal van het theater
ophouden: ze spreken elkaar aan, lopen van
de trap (de man die met het aantrekken van
zijn jas worstelt is meesterlijk), wachten ongeduldig
op hun rijtuig, netwerken, lopen in
de weg, begroeten elkaar; een aantal is alleen
maar in de weer om weg te komen en is het
stuk alweer vergeten. Maar de meerderheid
praat erover na, sommigen hebben een eigen
mening die ze graag willen laten horen, anderen
willen eerst afwachten wat de recensenten
gaan schrijven, weer anderen gaan hele discussies
aan met onbekende mensen of vangen
flarden van uitspraken op, waarmee ze zelf
weer aan de haal gaan. Ook de namen van
de personages zijn grappig, vaak worden ze
aangeduid met bewoordingen waarmee anderen
hen zojuist hebben gekarakteriseerd,
bijvoorbeeld ‘geen idee wat voor iemand’,
‘twee bontjassen’, ‘een heel bescheiden geklede
man.’ Kortom, een aantrekkelijk visueel
en auditief geheel waarin duidelijk wordt dat
mensen meningen vormen over een bepaald
stuk. En die meningen zijn van alle tijden;
vandaag de dag kunnen we precies hetzelfde
in elke schouwburg horen.
De structuur van het stuk wordt bepaald
door de auteur die alleen in het begin en
aan het eind zichtbaar is. Die auteur wil de
verse indrukken van de toeschouwers horen,
voordat deze vervormd of bezoedeld worden
door de opinies van diverse recensenten in
de kranten en tijdschriften van de volgende
dag. Nadat al deze flarden van meningen, of
hele gesprekken zijn weergegeven, komt de
auteur in de lege hal van het theater weer in
beeld om zijn eigen indrukken en zijn bedoelingen
van het stuk weer te geven en de meningen
van de anderen te weerleggen of juist
te onderstrepen.
Hoewel de titel van het stuk niet expliciet
genoemd wordt, is het overduidelijk dat De
revisor de nieuwe komedie is, waarover men
spreekt. Uit de (veel te) lange monoloog van
de auteur aan het einde van het stuk, blijkt dat
hij zichzelf met een aantal uitspraken van het
publiek kan identificeren. Met deze uitspraken
lardeert hij zijn eigen inzichten over de
poëtica van de nieuwe komedie. Hoewel deze
inzichten absoluut de moeite waard zijn, gaat
de monoloog – met name door de belerende
toon – jammer genoeg al snel vervelen en doet
deze in wezen afbreuk aan de levendige dialogen
in het stuk zelf. Ook zonder de slotmonoloog
is eigenlijk al duidelijk welke personages
de spreekbuis van de auteur zijn en welke niet.
Een van de commentaren die de personages
geven is dat het nieuwe stuk een platte
komedie is, een farce bijna, waarin het laagste
in de mens naar boven wordt gehaald en
de intrige ver te zoeken is. De tweede van de
twee kunstliefhebbers verwoordt vervolgens
Gogols eigen opvatting dat de geijkte liefdesintrige
inderdaad heeft afgedaan in deze
veranderende wereld. Gogol wilde met zijn
komedies de status van de komedie, die als
een laag genre beschouwd werd en nog steeds
wordt, verhogen. Dit blijkt onder andere uit de
opmerking ‘Kunnen de tragedie en de komedie
niet dezelfde verheven gedachte uitdrukken?’
Een andere opvatting van intrige hoorde
bij het concept van de nieuwe komedie. We
krijgen ook een klein lesje in de geschiedenis
van de komedie. De vader van de komedie,
Aristophanes, presenteerde deze als een maatschappelijke
volkse creatie ‘pas daarna begaf
zij zich in het nauwe ravijn van de specifieke
intrige, werd het pad der geliefden geïntroduceerd,
en steeds dezelfde, onontbeerlijke intrige
[…] van opgevoerde minnaars met hun
kartonnen liefde!’ De intrige in de nieuwe
komedie moet echter ‘alle personages omvatten
en niet slechts één of twee; de intrige moet
datgene belichamen wat min of meer alle personages
beroert. Iedereen is dan de held: de
loop en voortgang van het stuk ontstaan uit
een beweging van de hele machinerie: geen
enkel wiel mag achterblijven als roestig en
overbodig.’ In De revisor worden alle personages
gegrepen door de angst dat hun ondeugdelijke
zaakjes zullen uitkomen en dat alles gerapporteerd zal worden. Dit is dus de grote gemene deler waarop de intrige gebaseerd is.
Een ander onderwerp waarop de personages in Bij het verlaten van het theater na de opvoering van een nieuwe komedie commentaar leveren, is de vraag of men al het misbruik en de corruptie van notabelen wel onder de aandacht van het volk mag of moet brengen. Is het niet beter om dit alles te verhullen? Uit veel opmerkingen wordt duidelijk dat de notabelen die dezelfde rang hebben als de personages in het stuk zich erg beledigd voelen. Het is met name de bescheiden geklede man die hierop ingaat. Hij maakt hetzelfde onderscheid als Gogol zelf: de overheid (de tsaar) is goed, het zijn de uitvoerders van de overheid die hun macht misbruiken. Juist dit laatste moet getoond worden; de gewone Rus gaat in het dagelijks leven gebukt onder allerlei onrecht en daarom is het goed als hij ziet dat dit aan de kaak wordt gesteld. In het geval van De revisor was het natuurlijk de tsaar zelf die de opvoering mogelijk had gemaakt, waardoor de auteur zich gesteund voelde.
En dan is er nog het feit dat het veel toeschouwers stoort dat er in dit stuk alleen maar schurken spelen en er geen deugdzaam personage te vinden is. Op de vraag waarom dit zo is geeft Gogol/een bescheiden geklede man een antwoord, waaruit blijkt dat hij de psychologie van de toeschouwer goed bestudeerd heeft. Als te midden van vele schurken een goed personage ten tonele wordt gevoerd, zal de toeschouwer zich juist met hem identificeren, en hierdoor een confrontatie met de slechte eigenschappen van de andere personages aangaan. Nu kan de toeschouwer er niet onderuit om na te denken over hetgeen hij gezien heeft en zich afvragen in hoeverre ook hij zich aan dergelijke uitwassen schuldig maakt. Niet voor niets heeft Gogol later, in de tweede versie van De revisor, aan het einde de beroemde zin ingelast in de repliek van de burgemeester ‘Waar lachen jullie dan om? Om jezelf, jullie lachen om jezelf!’ (om dit nog extra te benadrukken).
De laatste commentaren van het publiek betreffen de schrijver zelf: wie is die man eigenlijk, hoe kan iemand zo’n stuk schrijven? Want ‘voor zo’n stuk zou je naar Siberië gestuurd moeten worden.’ Na een aantal negatieve karakteriseringen van de auteur, die koud, egoïstisch en onbeduidend wordt genoemd, neemt de ‘tweede toeschouwer’ het voor hem op. De auteur heeft dit stuk expres zo geschreven, zodat ‘de toeschouwer een heldere en nobele afkeer krijgt van al die laagheid. De indruk wordt versterkt doordat geen enkele van de opgevoerde personages zijn menselijkheid verliest: het menselijke is overal voelbaar. Daardoor wordt de huivering van het hart nog intenser.’ Kortom deze auteur heeft precies het goede gedaan om dit effect te verkrijgen.
In de afsluitende monoloog van de auteur komt zijn eigen zware rol naar voren, die van de schrijver die onder het leven lijdt, wiens werk nooit op zijn echte merites beoordeeld wordt – en dat is maar goed ook, want anders zou hij de echte taak van een schrijver niet meer kunnen vervullen. We zien in deze hoogdravende woorden al de eerste tekenen van de megalomane beelden die Gogol later nog veel sterker zou gebruiken voor zijn rol als schrijver in Rusland en bij zijn bewondering voor tsaar en overheid.
Hier komt ook een nog niet eerder ter sprake gekomen aspect van de komedie naar voren, namelijk de nobele lach. Deze lach wordt zelfs gekarakteriseerd als het ‘eerlijke’ personage, dat de toeschouwers blijkbaar gemist hadden. De komedieschrijver dient tenslotte de lach, en hier gaat het om de nobele lach. Gogol heeft in een ander werk meerdere soorten lachen onderscheiden, zoals de grove lach en de verkwikkende lach, maar de nobele lach is naar zijn mening de hoogste soort die er bestaat. Gogol had deze gereserveerd voor zijn nieuwe komedie, want deze lach doet zich voor als de toeschouwer lacht om individuele fouten (van de personages) maar tegelijkertijd ook het alomvattende menselijke van deze fouten betreurt. Het is dus de vermenging van de lach en de traan, die de catharsis van de nieuwe komedie veroorzaakt. Hiernaast onderscheidde hij nóg een belangrijke lach, namelijk de eensgezinde lach. Deze kon alleen maar bij de scenische opvoering opgeroepen worden, want ‘zonder opvoering is een toneelstuk als een lichaam zonder ziel’. Juist in het theater beleeft het publiek door middel van de lach een saamhorigheid, niet alleen met elkaar, maar ook met de auteur zelf. Tijdens het schrijfproces heeft de auteur zich bevrijd van alle ondeugden die hij heeft toegeschreven aan de personages; nu kan het publiek zich door middel van het lachen bevrijden van diezelfde ondeugden en zo zijn eigen zelfgenoegzaamheid doorbreken.
Bij het verlaten van het theater na de opvoering van een nieuwe komedie is overigens niet het enige stuk dat Gogol naar aanleiding van de kritische ontvangst van De revisor heeft geschreven. In 1846 kwam hij nog met De ontknoping van de revisor, waarin hij de maatschappelijk-filosofische problematiek en de religieuze betekenis van De revizor opnieuw wilde uitleggen. De titel De ontknoping had enerzijds te maken met de hierboven geschetste discussie over de afwezige intrige in De revisor, anderzijds moest deze verwijzen naar de laatste monoloog in dit toneelstuk, die de definitieve ontknoping van het raadsel van De revisor zou geven. Het stuk kwam echter niet door de censuur en de acteur Michail Sjtsjepkin, weigerde de rol van het hoofdpersonage te spelen, omdat hij die inhoudelijk niet kon rijmen met zijn eigen opvatting over De revisor. Ook vrienden van Gogol bekritiseerden het stuk, zodat Gogol uiteindelijk van publicatie afzag.
Het toneelstuk is niet eerder in het Nederlands vertaald.