Škvorecký werd in eigen land meteen beroemd door zijn eerste roman De lafaards,
geschreven in 1948/49, maar pas gepubliceerd in 1964 (Nederlandse vertaling 1992). Hierin schetste hij een weinig flatteus beeld van de Tsjechen in de laatste week van de Tweede Wereldoorlog. Dat was ook de reden dat zijn debuutroman lange tijd de censuur niet kon passeren. De
roman speelt zich grotendeels af in zijn geboortestad rond het autobiografisch getinte
hoofdpersonage Danny Smířický. Rond hem situeerde Škvorecký nog vier romans,
waarin hij hem steeds in een volgende levensfase en andere politieke omstandigheden
karakteriseert. Net als Škvorecký is Danny een verwoed saxofonist en jazzliefhebber,
wat onder andere ook tot uiting komt in zijn oorlogsnovelle De bassaxofoon (1967;
Nederlandse vertaling 1980).
Na de Sovjetinvasie in augustus 1968, die een abrupt einde maakte aan de Praagse
Lente, emigreerde Škvorecký met zijn vrouw Zdena Salivarová naar Canada, waar zij
zich in Toronto vestigden en de grootste exil-uitgeverij van Tsjechische literatuur SIXTY
EIGHT Publishers stichtten. Mede dankzij de publicatiemogelijkheid via deze uitgeverij
konden de dissidente schrijvers in zijn vaderland hun loopbaan (illegaal) voortzetten.
Daarnaast werkte Škvorecký regelmatig mee aan uitzendingen van de Voice of
America en doceerde hij aan de universiteit van Toronto literatuur en film. Zijn ervaringen
daar – zijn confrontatie met de cultureel en politiek naïeve jongere generatie uit diverse
windstreken – verwerkte hij in een magistrale roman De ingenieur van de menselijke
ziel (1977; Nederlandse vertaling 1989), de afsluitende roman over Danny Smířický.
Škvorecký’s geboeidheid door de confrontatie en wederzijdse beïnvloeding van culturen,
die zich ook talig manifesteren – of dit nu een Duits-Tsjechische was of een Tsjechisch-
Canadese – komt ook naar voren in zijn historische roman Scherzo capriccioso (1984;
Nederlandse vertaling 1990) die handelt over over het verblijf van de Tsjechische
componist Dvořák in Amerika, waar deze een ontmoeting had met Buffalo Bill.
Na de Fluwelen Revolutie ontving hij in 1990 uit handen van collega-schrijver
Václav Havel, die inmiddels president was geworden, de hoogste staatsonderscheiding,
de Orde van de Witte Leeuw.