Ljoedmila Chodynskaja



Mijn vriend Aleksej Parsjtsjikov


Aleksej Parsjtsjikov (1954-2009) was een belangrijke figuur in de hedendaagse Russische poëzie en zonder twijfel een begenadigd en bijzonder dichter. Ik wil de nadruk leggen op het bijzondere, ik zou zelfs willen zeggen het geniale van zijn poëtische visie. Zijn gedichten zijn sterk metaforisch, de beelden over het algemeen visueel, elk gedicht getuigt van een opmerkelijk inzicht, dat op een hoogst originele manier wordt uitgedrukt.

Nacht. De hoogte is veeleisend. De triestheid bijtend.
Dan is de gestalte van de intuïtie opvallender:
ze loopt alleen, maar van beide kanten van de brug.
(‘Geld’)

We leerden elkaar kennen in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw toen we allebei studeerden. Het Moskouse Gorki-Instituut voor wereldliteratuur waar we toen een schrijversopleiding volgden, betekende voor de een een plek voor grandioze en gewaagde vernieuwing, voor de ander slechts een plaats waar je leerde de traditionele stilistische middelen beter te gebruiken en aan te scherpen. Aleksej Parsjtsjikov behoorde duidelijk tot de eerste categorie. Hij zat al in zijn laatste jaar op het instituut, op de afdeling poëzie, toen ik daar nog maar net begon. Over zaken die de poëzie betroffen begrepen we elkaar onmiddellijk. We sloten vriendschap en hebben sinds die tijd, bijna dertig jaar lang, samengewerkt. We traden samen op, hebben samen deelgenomen aan allerlei poëtische projecten. Mijn eerste bundel (2008) verscheen met een voorwoord van hem.

In mijn gesprekken met Aleksej over poëzie citeerde ik vaak zijn eigen gedichten. Ik wilde graag van hemzelf iets horen over zijn fenomenale poëtische inzicht.

de ontwrichting van een panorama,
zwaar als een leeggelopen bal...
(‘Lagune’)

Maar Aleksej legde, afgezien van een korte, bescheiden opmerking als: ‘Nou ja, zo zie ik het gewoon, het is, zou je kunnen zeggen, een specifieke draaiing van de ooglens...’, niet veel uit. En intussen liet hij in zijn gedichten door middel van een briljante selectie van woorden de door hem waargenomen en verbeelde dingen samenkomen in een geheel eigen poëtische werkelijkheid.

bij de tegenstander is de aura op zijn strakst samengesnoerd,
hij lijkt op een inklapbare parapluie
(‘Schakers’)

Aleksej heeft, ondanks alles, toch eens zijn positie omschreven met de term ‘metarealisme’ (de term is geïntroduceerd door de filosoof en culturoloog Michail Epstein, die sinds de jaren zeventig bevriend was met Parsjtsjikov). Dat was de poëtische richting waarbinnen hij werkte. Hij legde de term uit als ‘pluraliteit van werkelijkheden’, te vergelijken met het principe van de waaier of de matrjosjka: een aantal stroken of lagen, die van elkaar verschillen, maar toch bij elkaar horen. Zijn manifest van het metarealisme maakte hij wereldkundig tijdens een optreden met twee andere dichters van de ‘groep’, Aleksander Jerjomenko en Ivan Zjdanov.

Parsjtsjikov zag deze pluraliteit van werkelijkheden duidelijk, werkte er mee en wist wat hij zag te verwoorden. Het specifieke van zijn ‘draaiing van de ooglens’ stelde hem in staat zeer uitvoerige metaforiek in zijn poëzie te introduceren. Zo’n overvloed aan beelden, die zijn werk naar het metafysische doen neigen, vind je zelden bij dichters. Het effect op de lezer, die inzicht krijgt in verschillende werkelijkheden tegelijk, kan heel intens zijn.

Handelaren, die leek het wel meer snelheid kregen, hosten op de plaats, flink in het nauw, en twee moleculaire dubbele spiralen speelden mensen in de buurt. (‘Aardbeving in de Tse-baai’)

In het algemeen kun je zeggen dat de poëzie van Parsjtsjikov een intellectualistische inslag heeft. Dat maakt zijn gedichten echter niet zwakker, maar juist levendiger en dynamischer, misschien ook mede dank zij het lexicon. De woorden die Parsjtsjikov kiest maken het vaak mogelijk je een beeld te vormen van de dichter zelf in de tijd en het milieu waarin hij verkeerde.

Er wordt soms kritiek op Parsjtsjikov geleverd vanwege de ingewikkeldheid, de zwaarte van de versregel, waardoor zijn gedichten moeilijk te lezen zouden zijn; sommigen hebben ook bezwaren tegen de overmaat aan metaforiek. Naar mijn mening zorgen de ongebruikelijke opbouw van de versregels en het persoonlijke woordgebruik van de dichter er juist voor dat hij ver boven de middelmaat uitsteekt. De rijkdom aan beelden in zijn gedichten is moeilijk na te bootsen; hij is in feite met niemand te vergelijken.

Tegen het einde van de jaren tachtig kreeg Parsjtsjikov een zekere bekendheid. In Moskou begon men hem als een van de belangrijke eigentijdse dichters te zien en hij kreeg geregeld uitnodigingen om op te treden. Hij kreeg ook navolgers. Zelf liet hij zich aanvankelijk inspireren door Nikolaj Zabolotski, later door Velimir Chlebnikov. Bekendheid kreeg hij ook in het buitenland. Parsjtsjikov is met de aantrekkelijke, ‘magnetische’ manier waarop hij zijn poëzie voordroeg, veelvuldig opgetreden in Noord-Amerika en WestEuropa. In Amsterdam nam hij deel aan mijn project ‘Nederlands-Russische poëziesalons’, in het Europese centrum voor kunst, cultuur en wetenschap Felix Meritis (2000); twee jaar eerder was hij aanwezig op het Rotterdamse festival Poetry International. Een aantal gedichten van hem zijn in het Nederlands vertaald; twee daarvan zijn opgenomen in de Spiegel van de Russsiche poëzie (2000).

Parsjtsjikov was een echte bohemien, zoals alleen een dichter dat kan zijn. Dat maakte het dagelijks leven voor hem vaak nogal problematisch, maar verbond hem gemakkelijk met de Muze. En juist het feit dat hij een bohemien was zorgde ervoor dat hij altijd een grote groep creatieve mensen om zich heen had, waarvan hij, met zijn gemakkelijke manier om met iedereen om te gaan, de spil was.

In wetenschappelijke artikelen over hedendaagse Russische poëzie worden gedichten van Parsjtsjikov vaak geciteerd; vrienden van Parsjtsjikov en kenners van zijn werk kennen allerlei gedichten van hem uit hun hoofd. Niet alle gedichten van hem zijn volmaakt, maar dat geldt voor de poëzie van alle dichters, de grootsten onder hen niet uitgezonderd. Parsjtsjikovs beste gedichten, die zich mogen verheugen in een grote populariteit zowel bij andere contemporaine dichters als bij de lezers, garanderen hem een plaats op de toekomstige Olympus van de Poëzie.

De belangrijkste feiten van de biografie van Aleksej Parsjtsjikov: hij is geboren in Primorje (Aziatisch Rusland, toen nog SovjetUnie). Vanaf het midden van de jaren zeventig woonde hij in Moskou; in 1981 studeerde hij daar af aan het Gorki-Instituut. Tijdens zijn leven publiceerde hij vijf dichtbundels en drie boeken met essays. Zijn gedichten zijn in veel talen vertaald; aparte bundels zijn verschenen in het Engels en het Deens. Parsjtsjikov won twee literaire prijzen, de Andrej Bjelyprijs. (1987) en de Russische legendeprijs (2005). Na 1991 woonde hij enkele jaren in Amerika (San Francisco). In 1993 haalde hij zijn Master of Arts diploma bij de afdeling slavistiek van de Universiteit van Stanford. Van 1995 tot aan zijn dood woonde hij in Keulen.

o, tuin van mijn vrienden


O, tuin van mijn vrienden, waar ik sta met een ratel
en om de aandacht af te leiden fluit naar opzij,
verzilver nu de ingewanden met bitterkoude wodka,
hoera voor het inwendige, dat flonkert van dichtbij!

Want onze namen zijn geen veelvoud, maar wel deelbaar
door omgeploegde grond, zijn vossensluwheid
en driehoekig verstand eisen met veel misbaar
lawaai en zwijgzaamheid, lawaai en zwijgzaamheid.

lagune


We zwerven eindeloos en zonder om te kijken door de modder die tot onze knieën reikt,
het slik zuigt stevig aan ons, levend is zijn dodelijke greep.

Trekken van grenzen kan hier niet, zakloopwedstrijden zijn vermakelijk,
als de trompetten van het Laatste Oordeel, vermenigvuldigd met de blub ber van de bomkraters.

Net als vroeger, mijn engel, was je sombere ruisen vertrouwd, voor een ingewijde,
en net als vroeger zal ik je brengen huiden en heide.

Dit alles is slechts een gril, bedacht door de lange lagune,
’s morgens van goud, ’s nachts als een herdersfluit, van hout.

In een fluwelen stroom stralen libellen en breekbare twijgen,
geen weg op de aarde, noch in de hemel, alleen maar een kruispunt.

In dit gecrepeerde water dat heen en weer gaat als een brancard,
is er geen kruis te vinden, geen brug, geen splitsing, geen ster.

Slechts een steen die lijkt op een wolkje, en ze lijken allebei
op een willekeurig punt in de wereld, overbekend nog daarbij.

Slechts de ontwrichting van een panorama, zwaar als een leeggelopen bal,
slechts een gat in de grond, of gewoon, het ontbreken van een gat.

Vertaling Willem G. Weststeijn





<   

TSL 56

   >