Denis Davydov



Vul de glazen! Op ten strijde!






Denis Davydov. Litografie van K. Gampelna
(omstreeks 1830)

Denís Vasíljevitsj Davýdov (1784-1839) was vijftien jaar ouder dan Poesjkin en overleefde Ruslands grootste dichter twee jaar. Hij werd door Poesjkin en zijn tijdgenoten hooggeschat. Een groot deel van zijn leven diende hij in het Russische leger, eerst bij de garde, later als huzaar. In dat leger was hij de bekendste dichter, onder de dichters zonder meer de beroemdste vechtjas. Wein, Weib en Gesang zijn zijn hoofdthema’s en daarin is hij onovertroffen.

Davydov vocht in 1808 tegen de Zweden, in 1909 tegen de Turken. Zijn finest hour kwam in 1812, toen Napoleon Rusland binnenviel en Davydov de commandant werd van een partisanenleger dat achter de Franse linies opereerde. Zijn ‘Partisanendagboek 1812’ is een verrassend concreet en vaak spannend verslag van zijn activiteiten gedurende dat jaar, zijn verhandeling ‘Over de partisanenoorlog’ een bepaald niet verouderd betoog waaruit nog steeds veel te leren valt. In 1823 nam Davydov ontslag uit de dienst en vestigde zich op zijn landgoed in Simbirsk. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan: in 1826 nam hij, nu als luitenant-generaal, deel aan de veldtocht tegen Perzië, in 1831 tegen Polen.

Denis Davydov is door Tolstoj in Oorlog en vrede vereeuwigd als de huzaar Vaska Denisov. Die vereeuwiging door een ander had hij niet echt nodig, want met zijn heldere proza en aanstekelijke poëzie heeft hij zich zelf al een vaste plaats veroverd in de Gouden Eeuw van de Russische literatuur.




ГУСАРСКИЙ ПИР

Ради бога, трубку дай!
Ставь бутылки перед нами,
Всех наездников сзывай
С закрученными усами!
Чтобы хором здесь гремел
Эскадрон гусар летучих,
Чтоб до неба возлетел
Я на их руках могучих;
Чтобы стены от ура
И тряслись и трепетали!..
Лучше б в поле закричали...
Но другие горло драли:
«И до нас придет пора!»
Бурцов, брат, что за раздолье!
Пунш жестокий!.. Хор гремит!
Бурцов, пью твое здоровье:
Будь, гусар, век пьан и сыт!
Понтируй, как понтируешь,
Фланкируй, как фланкируешь;
В мирных днях не унывай
И в боях качай-валяй!
Жизнь летит: не осрамися,
Не проспи ее полет,
Пей, люби да веселися!
Вот мой дружеский совет.

1804

HUZARENFEEST

Geef een pijp in ’s hemelsnaam!
Zorg dat steeds ons glas gevuld is,
en roep alle ruiters saâm
met een snor die opgekruld is!
Schalle hier in koor ’t cohort
van de vliegende huzaren,
dat ik door hun knuisten word’
opgetild, ten hemel vare;
dat de muren schudden gaan
van hoera’s, en dat ze trillen!..
Beter was: te velde gillen,
maar daar schreeuwen toch al wilden:
‘Onze tijd breekt ook wel aan!’
Wat een vrijheid, Boertsov,1 broertje!
Straffe punch!.. ’t Koor dreunt als wat!
Op je welzijn drink ik, Boertsov,
wees huzaar, aan één stuk zat!
Gok, als altijd, bij het kaarten,
dek, als steeds, je flank met paarden;
somber niet in vredestijd
en brand los wanneer je strijdt!
’t Leven vliegt: beklad je nimmer,
en verslaap zijn ijlvlucht niet,
drink, bemin, wees vrolijk immer! –
Vriendenraad die ik je bied.

1804


wijsheid



Anacreontische2 ode

Cupido en ik – vanwege,
Liza, leed, ons aangedaan – ,
dronken elk een roemer leeg en
vroegen Wijsheid weg te gaan.
‘Kindertjes, pas op!’ – zo zeide
Wijsheid ons, ‘onthoud je maar –
Drinken hoeft niet, moet je mijden:
in dat sap schuilt groot gevaar’ –
‘Oudje!’ – sprak het stoute ventje,
jouw adviezen blijf ik trouw.
Een gehoorzaam knaapje ben ik,
Maar... een druppeltje voor jou, –
Drinken!’ – ’t oudje kwam niet tot het
afslaan van die frisse dronk.
Afslaan, hoe? Het mooie godje
Was zo vaardig met zijn tong.
Dronk het, en herhaalde dat wat
sloeg op matigheid bij wijn;
nóg wat drinkend, vroeg ze wat dat
op de bodem wel mocht zijn.
En het oudje slaat aan ’t wankelen,
vindt geen woorden meer tot slot;
struikelt, zwikt naar alle kanten,
steunend op de Liefdegod.

1807

lied



Ik bemin de bloedige strijd,
ben voor ’s tsaren dienst op aarde!
Sabel, drank, huzarenpaarden
gunnen ons een gouden tijd!

Ik bemin de bloedige strijd,
ben voor ’s tsaren dienst op aarde!

’k Ben verduiveld blij met jou,
Moeder Rusland, smetteloze!
Kwamen maar die rotfransozen
weer terug, ik lust ze rauw!

’k Ben verduiveld blij met jou,
Moeder Rusland, smetteloze!

Broeders, eeuwig leven wij,
warmpjes in een hut van takken;
’s daags op jongelui in hakken,
’s avonds – borreltje erbij!

Broeders, eeuwig leven wij,
warmpjes in een hut van takken!

0, wat vreselijk als heer
in een bed het eind verbeiden,
in een hemelbed verscheiden
en te sterven keer op keer!

0, wat vreselijk als heer
in een bed het eind verbeiden!

Beter is: naar ’t slagveld gaan,
enkel over roem daar dromen,
aan doods klauwen niet ontkomen,
maar daar denk je zo niet aan!

Beter is: naar ’t slagveld gaan,
enkel over roem daar dromen!

Ik bemin de bloedige strijd,
ben voor ’s tsaren dienst op aarde!
Sabel, drank, huzarenpaarden
gunnen ons een gouden tijd!

Ik bemin de bloedige strijd,
ben voor ’s tsaren dienst op aarde!

1815

vrouwe poëzie



Wat is zij? – Een vlaag, beroering,
kilte, met een neiging tot
tegenstand, alsook vervoering,
lach en tranen, Satan, God,
fraai als een orkaan en heet als
zomerzonlicht in de noen,
droom, – daar raakt nu zo’n poëet als
ik, halfgek, van uit zijn doen!
Vriendschap met ’r – een sensatie...
Toch, bewaar me, Schepper, maar
voor een innige relatie,
een geheime band met haar!
Vurig is zij en ze hunkert,
en ik sta er echt voor in,
dat ze aan je kleeft, afgunstig,
als een wettige echtvriendin!

1816

een beslissende avond



Vandaag, vanavond laat, ontmoeten wij elkander,
vandaag, vanavond valt voor mij ’t beslissend lot,
vandaag krijg ik wat ik begeerde van de ander –

of abschied, rust tot slot!

Maar morgen – nondeju! – zal ik me flink bezatten,
per koene trojka vlieg ik als een pijl zo rap;
tot Tver in slaap, zal ik in Tver me weer benatten,
en, zat in Petersburg, ren ik naar dronkenschap!

Maar zou het lot ook mij geluk deelachtig maken,
een man die levenslang geluk niet heeft gekend,
dan... o, ook dan zal ik gelijk een beest ’m raken,
van vreugd verzuip ik ’t reisgeld tot de laatste cent!

1818(?)

huzaar



U denkt misschien, maar onterecht,
dat de huzaar, voor roem geboren,
de liefde gans heeft afgezworen,
slechts houdt van ’t bloedige gevecht.
Nee, Amor speelt niet dag en nacht
voor herdertje, een fluit in handen:
vaak gaat hij, stevig aan de vracht,
de sabel bij zich, aan de wandel;
vaak weet hij ’t vuurtje van de moed
met liefde’s vlam te doen ontbranden –
en des te meer doet hij ons goed!
Hij mengt met dreigend tromgeroffel
de klank vaak van het woordje ‘min’;
hij boezemt onder onze klofjes
naast dierlijkheid ook liefde in.
Ons hart wil echt iets meer ervaren
dan kreunen, dan het zien van strijd...
Ach, dikwijls zucht ook de huzaar, en
een duifje vlecht in lentetijd
een nest in zijn sjako als ’t ware...

1822

aan de generaals, dansend op een bal
bij mijn vertrek naar de oorlog in 1826



Samen dragen wij de lasten;
maar een ander lot heb ik:
u blijft lekker bij uw kaste,
voor de slacht bestemd ben ik.

1826

* * *



Ik heb u lief, u bent u minnen waardig:
in weerwil van het lot en roddels in de stad,
in weerwil van uzelf, misschien, omdat
ik word gekweld door u, van god los en wreedaardig.
Ik heb u lief – en hierom niet alleen,
dat u de mooiste bent, en van figuur gekmakend,
uw mond één weelde is, uw blik als ’t oosten blakend,
dat u de poëzie verbeeldt van top tot teen!
Ik heb u lief, bemin u zonder vreze
voor Moskou, Penza,3 aarde of ’s hemels firmament, –
ik had u lief zelfs als ik doof of blind zou wezen...
ik heb u lief, daar u, daar u het bent!
Voor ’t recht van u te zijn liet ik mijn pas verlopen
tot nuffen, uitgedroogd van nijd, en afgedankt:
ik smeekte hun eerbiediglijk allang
me niet meer te zien staan en naar de hel te lopen!

1834


toost tijdens de maaltijd der donkozakken



Vreugde, Donkozakkenleven,
stroom al fonkelend uit de nor!
Liefde: wil mijn zwarte snor
thans een witte schuimrand geven!
’k Leeg als vriend van dit zo wakker
volk mijn glas met brede voet
in één teug op eer en moed
van het heir der Donkozakken!

Op uw gezondheid, ferme kerels, broeders-hetmannen!

1826


Vertaling Kees Jiskoot






1 Boertsov: regimentsmaatje van Davydov. In 1813 gesneuveld.
2 Anacreontisch: in de trant van Anacreon, Grieks dichter, ongeveer 540 v.Chr., die wijn en liefde bezong.
3 Penza is een stad ongeveer 700 kilometer ten zuidoosten van Moskou.



<   

TSL 53

   >