De meester en Margarita (Michail Boelgakov).
Toneelbewerking door Joeri Ljoebimov. Vertaling
Emmanuel Waegemans. Uitgeverij Scriptio, z.p.,
2008. 148 p.
Bij uitgeverij Scriptio is de vertaling van Master i
Margarita (De meester en Margarita) verschenen
van de hand van Emmanuel Waegemans. Het gaat
hier om een toneelbewerking van Joeri Ljoebimov,
de regisseur van het beroemde Taganka Theater.
De roman van Michail Boelgakov verscheen in
Rusland in 1966 en ondanks dat hij sterk gecensureerd
was, maakte hij meteen een verpletterende
indruk op het publiek. In 1973 verscheen een ongecensureerde
versie in de Sovjetunie, daarna volgden
vertalingen wereldwijd.
De meester en Margarita behoort tot de zogenaamde
cultboeken van de twintigste eeuw. Joeri
Ljoebimov, die in 1964 het Taganka Theater oprichtte,
wilde in 1974 ter gelegenheid van het tienjarig
bestaan van het theater een bewerking van De
meester en Margarita voor het theater maken. Het
Taganka Theater was inmiddels onder zijn bezielende
leiding wereldberoemd geworden, niet alleen
door de spectaculaire ensceneringen, maar ook door
de keuze van de stukken. Behalve spraakmakende
opvoeringen van Shakespeare (Hamlet), Molière,
Brecht en Tsjechov (De drie zusters), stond het
theater ook bekend om zijn scenische bewerkingen
van niet-dramatische teksten. Zo waren er dichterlijke
voorstellingen met teksten van Poesjkin,
Majakovski, Jesenin en Voznesenski, maar werden
ook belangrijke romans bewerkt, zoals Dokter
Zjivago en Misdaad en straf. Ljoebimov, die onder
andere door gesprekken met Nikolaj Erdman veel
over Boelgakovs treurige lot te weten was gekomen,
wilde de door hem bewonderde schrijver met een voorstelling eren. Ongetwijfeld lag hieraan nog
een andere reden ten grondslag. Zoals bekend was
het in de Brezjnev-periode afgelopen met de ‘Dooi’
en werden schrijvers die onwelwillend tegenover
het regime stonden, of in de emigratie gedwongen
of in een psychiatrische instelling opgeborgen.
Deze laatste situatie overkwam nu juist ook het
hoofdpersonage van Boelgakovs roman, de meester,
voor het feit dat hij een roman over Pontius
Pilatus en Jezus had geschreven. Fragmenten van
deze roman zijn dan ook steeds in het grote geheel
verweven, waardoor twee verschillende tijden en
ruimtes: het Moskou uit de jaren twintig en het
Jeruzalem aan het begin van de jaartelling door
elkaar heen spelen. De roman als bekend veronderstellend,
wil ik hier alleen nog aan toevoegen dat
de duivel, Woland, met zijn gevolg de stad met zijn
(zwarte) magie in een grote chaos verandert en zijn
bewoners en de leiders voortdurend ontmaskert.
Margarita, de geliefde van de meester, stemt er uiteindelijk
mee in om Woland op een satansbal bij te
staan. Als beloning worden zij en de meester weer
verenigd en voortaan ‘met rust gelaten’. De inhoud
van de roman is zeer complex en heeft talloze betekenislagen,
die hier verder buiten beschouwing
blijven.
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn geworden
dat deze roman, met de verschillende tijdsaspecten
en de magische trucs van Woland, waaronder
het door de lucht vliegen van Margarita, scenisch
gesproken wel heel ingewikkeld is. Ljoebimov
slaagde er echter in de prozatekst in een pakkende
dialoogvorm om te zetten, met behoud van de stem
van een auteur, die af en toe de zaken samenvat, het
verdere verloop kort weergeeft of een vraag stelt. In
principe bewaarde Ljoebimov op enige flashbacks
na de loop van de plot en goot het geheel in drie aktes. De autoriteiten vonden de enscenering niet
nodig en weigerden financiële steun. Pas na drie
jaar en met behulp van delen van decors van eerdere
voorstellingen was de voorstelling klaar om
opgevoerd te worden. Wolands variététheater en
het satansbal waarop Margarita ’s werelds grootste
zondaars ontvangt, vormden de hoogtepunten. Aan
het eind van de voorstelling werden portretten van
Boelgakov binnengebracht. Voor elk portret in de
reeks, van schooljongetje tot vlak voor zijn dood,
werd een kaars aangestoken.
Hoewel de toenmalige toeschouwers al heel
veel gewend waren in het Taganka Theater, sloeg
deze voorstelling alles en werd een kassucces.
Sommige critici zijn van mening dat het succes
van Ljoebimov hierna tanende was, mede omdat de
partij-elite zijn theater ontdekte als een trendy uitgaansgelegenheid
en steeds meer het gewone publiek
overschaduwde. Het Taganka Theater kreeg
zo de twijfelachtige reputatie van een officieel geautoriseerd
politiek theater. Anderen beschouwen
de dood van de steracteur/zanger Vysotski in 1981
als het moment waarop ‘de ziel’ uit het gezelschap
verdween. In 1983 emigreerde Ljoebimov naar het
Westen; tijdens de perestrojka keerde hij weer terug.
Vrij onlangs, 2005-2006, werd de roman tot een TV-serie bewerkt door Vladimir Bortko (deze
is ook op DVD verkrijgbaar), waaruit opnieuw
bleek dat dit meesterwerk het Russische publiek
enorm aanspreekt.
De vertaler Emmanuel Waegemans heeft er
goed aan gedaan om deze toneelbewerking onder
de aandacht van het Nederlandstalige publiek te
brengen. Hij leidt het werk mooi in met een heldere
samenvatting van de tekst, een korte introductie in
Boelgakovs werk en een schets van Ljoebimovs
werk. Een personenregister, waar je snel de talloze
personages kunt opzoeken, maakt het werk
zeer overzichtelijk. De uitstekende vertaling van
deze scenische bewerking laat duidelijk zien hoe
goed Ljoebimov erin geslaagd is alle facetten van
de roman te behouden en doet verlangen naar een
opvoering die hopelijk even spraakmakend zal
worden als toentertijd in de Sovjetunie.
Jenny Stelleman
Jevgeni Grisjkovets, God Zjzjizni (Een jaar uit een
leven). AST, Moskou 2008. 336 p.
(http://e-grishkovets.livejournal.com)
Op het RuNet, ofwel Russischtalige internet, komen
literatuurliefhebbers moeiteloos aan hun trekken.
Voor gratis literaire teksten – van Oorlog en
vrede tot de nieuwste Pelevin – surft de internetgebruiker
naar uitgebreide (al dan niet illegale) online
bibliotheken als www.lib.ru en www.lib.rus.ec.
Voor nieuwe literatuur en besprekingen bezoekt hij
of zij de ‘Zjoernalny zal’ ofwel ‘Tijdschriftenzaal’
(magazines.russ.ru), een site waar Ruslands belangrijkste
literaire tijdschriften zo goed als hun
volledige inhoud in digitale vorm aanbieden. En
voor wie dagelijks naar nieuw literair voer snakt,
is er de zogenaamde literaire weblog: een digitaal
‘dagboek’ waarin berichten in omgekeerd chronologische
volgorde verschijnen. Behalve teksten
kan een blogger ook afbeeldingen of audiovisueel
materiaal op zijn of haar weblog plaatsen. Lezers
worden uitgenodigd reacties onder een bericht te
plaatsen.
In de eenentwintigste Russische literatuur is de
populariteit van die laatste vorm van digitale literatuur
– online zelfpublicatie – nauwelijks te overschatten.
Sinds de blog zijn intrede deed in Rusland
in 2001, heeft een groot aantal Russische schrijvers
een weblog geopend. Vooral de blog-provider ‘Livejournal’ of ‘Zjivoj Zjoernal’, door insiders
liefkozend ‘ZjZj’ genoemd, is een geliefde digitale
thuisbasis voor Russische schrijvers en dichters.
Hoeveel literair georiënteerde blogs Rusland op dit
moment kent is moeilijk in te schatten (hoe definieer
je welke van de bijna 6,4 miljoen Russische
blogs die Rusland nu telt als ‘literair’ gelden?),
maar websites als www.blogs.yandex.ru vertellen
ons wel wat de populairste blogs van professionele
literaire auteurs zijn. De onbetwiste nummer een in
die categorie is al enige tijd de weblog van schrijver
en regisseur Jevgeni Grisjkovets. Tijd voor een
virtuele reis door e-grishkovets, zoals Grisjkovets’
blognaam luidt.
Jevgeni Grisjkovets: die naam zie je ook buiten
digitale sferen niet gemakkelijk over het hoofd.
Grisjkovets’ ‘hedendaagse verhalen over de grappige
en tragische kleinigheden waar ons leven uit
bestaat’ – zo vat Jan Sjenkman zijn werk mooi samen
in Nezavisimaja gazeta – zijn populair bij een
breed publiek. Hij is de auteur van de licht verteerbare
roman Roebasjka (Overhemd, 2004), die over één dag uit het leven van de Moskouse architect
en everyman Aleksander verhaalt; maar hij is vooral
bekend van een reeks toneelstukken, die hij geregeld
zelf regisseert of uitvoert. Zijn vermoedelijk
grootste succes, de monoloog Kak ja s’jel sobakoe
(Hoe ik een hond at, 1998), haalde ook Nederlandse
en Vlaamse podia. Met zijn band Bigoudi trekt
Grisjkovets daarnaast volle concertzalen.
Alsof die muzikale, theatrale en literaire activiteiten
hem niet genoeg waren, stortte Grisjkovets
zich twee jaar geleden met zichtbaar genoegen op
het fenomeen ‘weblog’. Vanaf zijn eerste bericht,
geplaatst op 4 juni 2007, doet hij zich gelden als
een enthousiast online schrijver. Zijn online dagboek
is prettig kalm vormgegeven, in blauwgrijze
pasteltinten. Grisjkovets heeft een voorkeur voor
lange berichten of ‘posts’, waarin hij de lezer direct
aanspreekt: zijn bijdragen doen aan als traditionele
brieven en openen en eindigen doorgaans
met ‘Gegroet!’ en ‘Uw Grisjkovets’. Tussen die
klassieke formules put hij zich uit in alledaagse observaties,
verslagen van reizen naar het buitenland
of overpeinzingen over nieuws dat hem raakt of
aan het denken zet. Soms zijn de berichten zakelijk
van aard (‘hier vindt u onze nieuwste videoclip…’),
soms ronduit poëtisch (‘Ach! wat een
fantastische volle maan vandaag! Ik verlang naar
iets! Ik zou wel grote vleugels willen aantrekken en
over de stad vliegen!’). Tekstuele elementen wisselen
regelmatig af met filmpjes en – niet altijd even
stijlvolle, maar steevast opgewekte en kleurrijke –
foto’s van de auteur.
Dat die auteur op meerdere terreinen een succesvolle
creatieve carrière doormaakt, daaraan
herinnert Grisjkovets de lezer graag: dit virtuele
dagboek komt soms wat zelfingenomen over. Niet
dat zijn publiek dat een probleem vindt: e-grishkovets
heeft tussen de 20.000 en 30.000 ‘frendy’
of ‘friends’ – vaste lezers, die gretig reageren op
nieuwe posts (‘Jevgenij! Indiase kleding staat u
geweldig!’). Volgens Grisjkovets zelf wordt zijn
weblog behalve door die vaste groep, waarvan elke
‘frend’ zelf ook een blog heeft, dagelijks gelezen
door nog eens een dikke 100.000 geïnteresseerden.
Dergelijke getallen kun je gemakkelijk achterhalen
via bezoekersstatistieken, en het is aannemelijk dat
Grisjkovets de waarheid spreekt: op zijn berichten
komen alleen al van vaste lezers honderden, en
soms meer dan duizend reacties binnen.
100.000 tot 150.000 dagelijkse lezers: die aantallen
stemmen optimistisch in een wereld die je overstelpt met nieuws over economische crisis en
ontlezing. Onderzoeken laten immers zien dat het
succes van populaire blogs zich niet tot de virtuele
sfeer beperkt. Technorati’s toonaangevende State
of the Blogosphere 2008 rapport (zie technorati.
com/blogging/state-of-the-blogosphere/) stelde onlangs
nog dat blogs een meetbaar positief effect
hebben op de sociale en economische status van
hun auteurs, ‘with bloggers receiving speaking or
publishing opportunities, career advancement, and
personal satisfaction.’
‘Career advancement’ bewerkstelligt Grisjkovets’
blog ongetwijfeld. ‘Personal satisfaction’
geeft het bloggen hem ook, te oordelen naar de
montere toon van zijn berichten. Samen met dat
levenslustige timbre maakt het gevoel deel uit te
maken van een (semi-)literair project dat zoveel
mensen plezier doet, het lezen van e-grishkovets –
ook voor wie geen fan is van de luchtig-zelfvoldane
stijl van de auteur – tot een opwekkende onderneming.
Wie het toch maar niks vindt, al dat gesurf en
geklik, heeft overigens een alternatief: het ‘blook’,
ofwel boek-gebaseerd-op-een-blog. Bij www.ozon.ru bestelt de lezer voor een paar Euro God Zjzjizni
(Een jaar uit een leven, let op de knipoog naar de
Livejournal-afkorting ‘Zjzj’), de printversie van de
posts van Grisjkovets’ eerste blogjaar. Daarin leest
hij of zij, volgens de uitgever, over ‘een jaar uit een
leven. Een normaal mensenleven met onrust, zorgen,
blijdschap en verdriet, films, muziek, verhuizingen.
… Net als bij U.’ En dat zonder ook maar
op een muis te hoeven klikken.
Ellen Rutten
Květa Legátová: De mensen van Želary. Vertaling
Edgar de Bruin. Wereldbibliotheek, Amsterdam
2007. 352 p.
Květa Legátová: De man uit Želary. Vertaling
Edgar de Bruin. Wereldbibliotheek, Amsterdam
2007. 162 p.
De Wereldbibliotheek (Amsterdam) heeft in 2007
twee boeken van Květa Legátová op de Nederlandse
markt gebracht, De mensen van Želary en De man
van Želary. De Tsjechische uitgeverij Paseka publiceerde
ze in 2001 en 2002. De laatste roman werd in
Tsjechië ook verfilmd. De naam van de schrijfster,
geboren in 1919, is een pseudoniem. Haar eigenlijke naam luidt Věra Hofmanová. Na haar studie als
onderwijzeres werd ze naar een dorpje in het ruige
Beskydy-gebergte gestuurd, vlakbij de Slowaakse
grens en vervolgens vaker overgeplaatst, omdat ze
door het toenmalige regime als politiek onbetrouwbaar
werd gezien. Pas na de politieke omwenteling
in 1989 kreeg ze – inmiddels tachtig jaar oud – de
kans deze romans te publiceren.
In het eerste boek laat de schrijfster/vertelster
scènes uit het leven van de bewoners van het (fictieve)
dorp Želary de revue passeren en dat zijn er
nogal wat. Beeldend beschrijft de auteur hun lief
en leed, hun talenten, gevoeligheden, maar ook hun
ruwheid en zwakke kanten. Het sociale verkeer
speelt zich meestal in de kroeg af en zaterdags verdrinken
de mannen daar hun loon en vinden daar
knokpartijen plaats en worden messen getrokken.
Legátová laat zich inspireren door het oorspronkelijke,
authentieke dorpsleven en heeft oog
voor al de individuele karakters. Het zou geen
Tsjechische roman zijn als ook hier niet het lot van
de mensen door de gruwelijke en tragische historische
gebeurtenissen, de Duitse bezetting en de
bevrijding door de Russen bepaald zou zijn.
Je zou kunnen denken dat een roman over
een verloren bergdorpje wat ouderwets, gezapig
en weinig boeiend zou zijn. Niets is minder waar.
Het dorpje Želary is geen ingeslapen gehucht, de
halfgeletterde bewoners kennen een leven vol heftige
emoties. ‘Ik trof er schrikbarende achterlijkheid
aan, pervers egoïsme, onzinnige gierigheid en
aan de andere kant engelachtige deemoed, geduld,
moed en liefde’, zo karakteriseert de stadse Eliška
het dorp. De lezer raakt gevoelsmatig nauw betrokken
bij elk personage en volgt geïnteresseerd zijn/
haar lotgevallen.
In de rijke caleidoscoop van dorpsbewoners is
bijvoorbeeld het kruidenvrouwtje Lucka Vojnič een
markante persoonlijkheid. In de huidige terminologie
zou je haar als wijkverpleegster betitelen. Ze
biedt de zieke mensen in het dorp of mensen die een
ongeval hadden eerste hulp, assisteert bij moeilijke
bevallingen (vandaar dat ze door iedereen petemoei
genoemd wordt) en als wijze vrouw verstrekt ze zo
nodig een goede raad. Ze geniet respect van alle
bewoners en ofschoon ze een overtuigde atheïste
is, staat ze op goede voet met de wijze dorpspastoor
en voert ze lange gesprekken met hem. Ze kan het
zich veroorloven iedereen ongezouten de waarheid
te vertellen en weet zelfs ruzies tussen de (meestal
dronken) mannen te beslechten. Ze gaat regelmatig naar de kroeg om daar van een glaasje slivovitsj
te genieten. Het is echter de kroeg die vooral door
mannen wordt bezocht. Het dorpsmeisje Žeňa is
zeer aan haar gehecht. Lucka is voor haar de belichaming
van menselijke volmaaktheid. Zo stapt de
vertelster vloeiend van de ene personages over op
de andere en kan ze later haar/zijn verdere ontwikkeling
weer oppakken.
Naast de zeer realistische en vooral ook liefdevolle
schildering van de personages zijn er ook
heel poëtische en ontroerende beschrijvingen van
de natuur, de gevoelens van de mensen en de filosofische
overpeinzingen.
‘De wind bedaarde, het werd donker. Met
het naderen van de nacht veranderde het
landschap in een vervliegend visioen dat
wegzonk in het donker. […] De lucht werd
bitterder, de hemel zwol op en barstte uiteen,
door de kieren perste zich een grauwe
schijnsel, je kon er niet naar kijken.’
Wie zou in dit dorp wijsheden of diepere gedachten
verwachten? Toch vinden we ze door de hele tekst.
‘Het is redelijk makkelijk om als soldaat heldhaftig
te sterven. Moeilijker is het om heldhaftig te leven
[…] Er bestaan geen roemrijke veldslagen en geen roemrijke overwinningen. Er bestaat geen heldendom
in de oorlog. Er bestaat slechts de opgeblazen
domheid van commandanten.’
En elders: ‘Een geweten betekent lijden. […]
Schuld is een weerwolf die van mensenvlees leeft,
lichamelijk lijden is niets vergeleken met geestelijk
lijden... God heeft u vergeven, eerwaarde,’ probeerde
het kind hem gerust te stellen. ‘God wel, Žeňa.
Maar we vinden pas rust als we onszelf kunnen vergeven.’
In het drukke, vaak jachtige leven van ons
stadsbewoners komen de omschrijvingen van de
kalmte en rust van de dorpsbewoners weldadig
over en ze sluiten goed aan bij onze onbewuste
verlangens. ‘Hij liep in de richting van de rivier.
Boven aan de helling was een bron waar hij kon
uitrusten. Daar zou hij onder de takken van een
vlierstruik verdwijnen, zou hij zich op het droge
gras uitstrekken en naar boven kijken, naar de door
bewegende bladeren beschaduwde blauwe hemel,
langdurig, de hele ochtend.’
De lezer spreekt ook ‘het primitieve’ aan. Het
is fijn om bij het lezen van het boek, al was het
maar voor eventjes, op te gaan in het allersimpelste
leven in een verloren dorpje en zich in de mensen
daar in te leven. Dat is een vorm van tijdelijke regressie
tot de oersituatie.
Ook al zijn de meeste dorpsbewoners maar
halfgeletterd, toch hebben ze hun orale cultuur, die
zijn eigen charme en kracht heeft. Zo luistert Eliška
geboeid naar de sprookjes die Joza haar vertelt, zij
merkt dat hij ze niet als zomaar een verhaaltje vertelt,
maar dat hij dat met heel zijn hart doet, alsof
hij een van de betrokken acteurs is. Hier en daar
duikt in de tekst ook een liedje op over het dorp of
de natuur.
Legátová duidt de gevoelens van haar personages
niet psychologisch, maar gebruikt vaak een
vergelijking met de natuur. Ze laat het over aan de
fantasie en het invoelingsvermogen van de lezer
om de schoonheid en diepte van de beschrijving
zelf te oordelen. ‘Lenka’s tranen spoelden zijn ziel
schoon, zoals de regen de rotsen van Želary schoon
spoelde, ze vielen op aarde, zwarter dan een antracietader,
een ruige en hongerige aarde die door
geen offer te redden was van het lot van onvruchtbare
grond, maar die er eveneens naar verlangde
met rozen bedekt te worden.’
In het tweede boek van Legátová wordt een
opmerkelijk verhaal verteld. Eliška, een arts in het
ziekenhuis van Brno, de hoofdstad van Moravië,
moet onderduiken, want de Gestapo heeft een lid
van de verzetsgroep voor welke ze hand- en spandiensten
verrichtte, gearresteerd en er bestaat groot gevaar dat ze ook haar oppakken. De groep levert
haar een nieuwe identiteit en pro forma huwt ze
een patiënt met wie ze naar zijn bergdorp vertrekt.
Aanvankelijk vindt ze Joza niet mooi en eigenlijk
primitief, snel echter begint ze hem te waarderen
en leven ze samen als man en vrouw. Later gaat ze
zelfs echt van hem houden en kiest ze met overgave
voorgoed voor het dorpsleven ‘Zolang de wereld
bestaat, kruipt de mens voor zijn schoonheid weg en
is er geen domheid waar hij voor terug zou schrikken.
Ik had de schoonheid van mijn man ontdekt.’
Ze deelt de pijn van de tragische ‘bevrijding’
van het dorp met de andere dorpelingen, waarbij ook
haar Joza sneuvelt. Tsjechen kennen een ironisch gezegde:
wij zouden waarschijnlijk ook een derde wereldoorlog
overleven, maar niet nog een bevrijding.
Eliška keert terug naar het ziekenhuis, maar,
zoals alle (oorlogs)slachtoffers kan ze zich niet
losmaken van de beleefde tragiek. Geheel in haar
mooie schrijftrant besluit de auteur haar tweede
boek met de woorden: ‘Ik marcheer als een soldaat
voor wie de maat wordt getrommeld. Mijn ziel
heeft me verlaten. Die zwerft langs de berghellingen
en waakt over nodeloze graven.’
Mirek Kabela