Eerste gesprek
DE LERAAR. Is het waar, heb je iets gedaan?
DE LEERLING. Ja, meester, dat is de reden dat ik niet zo ijverig je lessen
volg.
DE LERAAR. Wat heb je gedaan? Vertel!
DE LEERLING. Zie je, het is een bekend feit dat de woorden aan het eind worden
verbogen volgens de naamval waarin ze staan – je moet het me maar niet
kwalijk nemen dat ik te midden van bedeesde jonge mensen voorbeelden
uit het Russisch neem, een taal die door ons niet erg geacht wordt. Maar is
dit niet saai?
DE LERAAR. Nee, nee, helemaal niet. Ga door.
DE LEERLING. Maar heb je wel eens gehoord van de interne woordverbuiging?
Van naamvallen binnen het woord? Als de genitivus antwoord geeft op de
vraag ‘waarvandaan’ en de accusativus en dativus op de vraag ‘waarheen’
en ‘waar’, dan moet de verbuiging van de stam volgens deze naamvallen
tegengestelde betekenissen geven aan de woorden die zo zijn ontstaan. Aldus
moeten verwante woorden sterk uiteenlopende betekenissen hebben. Dat
blijkt ook zo te zijn. Zo geven de woorden ‘bobr’ en ‘babr’, die respectievelijk een onschadelijk knaagdier [bever] en een verschrikkelijk roofdier
[tijger] aanduiden en die de accusativus en genitivus van de stam ‘bo’ zijn,
door hun structuur al aan dat je de ‘bobr’ moet achtervolgen, erop moet
jagen als op wild, maar de ‘babr’ moet je vrezen, aangezien hier de mens
zelf het voorwerp van de jacht kan worden van de kant van het dier. Hier
verandert een heel eenvoudig element door de verandering van zijn naamval
de betekenis van de woordstructuur. In het ene woord wordt bepaald dat de
gevechtshandeling gericht is tegen het dier (de accusativus – waarheen?), in
het andere wordt aangegeven dat de gevechtshandeling van het dier uitgaat
(de genitivus – waarvandaan?).
‘Beg’ [vlucht] wordt opgeroepen door vrees, maar ‘bog’ [God] is een
wezen op wie de vrees gericht moet zijn. Zo zijn ook de woorden ‘les’ [bos]
en ‘lysyj’ [kaal] of de nog meer op elkaar lijkende woorden ‘lysina’ [kale
plek] en ‘lesina’ [stamhout], die de aanwezigheid en afwezigheid van een bepaalde begroeiing aanduiden (je weet wat ‘lysaja gora’ [kale berg] betekent?
Kale bergen heten immers bergen of hoofden zonder bos) ontstaan via de
verandering van richting van het eenvoudige woord ‘la’ door de verbuiging
ervan in de genitivus (‘lysyj’) en dativus (‘les’). ‘Les’ is de dativus, ‘lysyj’ de
genitivus. Net als in andere gevallen zijn de ‘e’ en de ‘y’ het bewijs van het
bestaan van verschillende naamvallen van een en dezelfde stam. De plaats
waar het bos verdwenen is heet kale plek. Zo is ook ‘byk’ [stier] datgene
waarvan je een stoot moet verwachten, maar ‘bok’ [zij] de plek waarop de
stoot gericht moet worden.
DE LERAAR. Je maakt toch geen zinspeling op mijn kale kruin? Dat is een
wel heel belegen onderwerp.
DE LEERLING. Nee. De tijd waarin ‘les’ [bos] toenadering zoekt tot de hemel
en groeit, onbeweeglijk en dood in de winter, heet ‘leto’ [zomer]. Jij bent
lichtgeraakt, meester. Ik ben arrogant.
Als we nu het woordenpaar ‘vol’ [os] en ‘val’ [golf] nemen, dan is de
handeling van het leiden gericht op de tamme os, die door de mens wordt
voortgedreven, en gaat deze uit van de golf, die de mens en de boot over het
water voert. Hier heb je woorden met een tegengestelde betekenis: ‘ves’ [gewicht] en ‘vys’’ [hoogte] (het gewicht is nooit omhoog gericht) – ze hebben
dezelfde klanken ‘y’ en ‘e’ die verschillende betekenissen geven. Precies
zo beginnen de werkwoordsvormen ‘edu’ [ik rijd] en ‘idu’ [ik loop] met de
dativus en de genitivus van de stam ‘ja’; ‘e’ is de dativus, ‘i’ de genitivus.
Ze geven aan dat de handeling van mij uitgaat (de genitivus – waarvandaan),
wanneer ik te voet ga, dan wel zich in mij bevindt (de dativus – waar), wanneer ik word voortbewogen door een andere kracht.
DE LERAAR. Zijn de eenvoudigste woorden in onze taal niet bewaard gebleven
in de voorzetsels?
DE LEERLING. Ja. Daarbij zag de eenvoudigste taal slechts een krachtenspel.
Misschien klonken voor het primitieve verstand de krachten gewoon als de
taal van de medeklinkers. Alleen de ontwikkeling van de wetenschap kan
de hele wijsheid van de taal ontraadselen, de taal die daarom wijs is omdat
ze zelf een deel van de natuur is.
DE LERAAR. Wat wilde je eigenlijk zeggen in het eerste deel van je verhaal?
DE LEERLING. Zie je, ik gaf aan dat het binnenste van een woord ook een
verbuiging volgens naamvallen kent. Als hij wordt verbogen dan geeft
een stomme stam soms verschillende richtingen aan zijn betekenis en doet
woorden ontstaan die wat betekenis betreft uiteenliggen en in klank overeenkomen.
DE LERAAR. Wat wil je nog meer zeggen?
DE LEERLING. Wil je dat weten? Luister: waar is de geheime oorzaak ingewikkelder en steviger verknoopt met het denkbeeldige toeval en de onnozelheid dan in de verspreiding van de steden over de korst, of de huid, van
de aarde?
DE LERAAR. Dat klinkt geweldig! Maar niet erg begrijpelijk.
DE LEERLING. Het is een verspreking. In deze woestijn van het verstand heeft
niemand een algemene wet en ordening ingevoerd. Maar kijk: ik richt hierop
de straal van de waarneming en geef de regel die ons in staat stelt de plaats te
vinden waar in woeste, onbevolkte landen hoofdsteden zullen ontstaan.
DE LERAAR. Het lijkt erop dat je voornaamste vondst is hoe je jezelf de hoogte
in kunt prijzen.
DE LEERLING. Dat gebeurt terloops. En waarom zou je niet voor anderen doen
wat ze uit achteloosheid of luiheid zelf niet doen?
Overigens, oordeel zelf: ik heb ontdekt dat steden ontstaan volgens de wet van een bepaalde onderlinge afstand, waarbij ze de meest eenvoudige
patronen vormen, zodat het alleen het gelijktijdige bestaan van verschillende
patronen is dat schijnbare verwarring en onduidelijkheid schept. Neem Kiev.
Dat is de hoofdstad van het oude Russische rijk. Uitgespreid op een pad
rondom Kiev liggen: 1) Byzantium, 2) Sofia, 3) Wenen, 4) Petersburg, 5)
Tsaritsyn. Als je deze steden via een lijn met elkaar verbindt dan lijkt Kiev
in het midden van een spinnenweb te zitten, met gelijke stralen naar de vier
hoofdsteden. Deze opmerkelijke afstand van de centrumstad tot de steden
aan de rand is gelijk aan de straal van de aarde gedeeld door 2π. Wenen ligt
op dezelfde afstand van Parijs, en Parijs van Madrid.
Met deze afstand (de hoofdstedenstap) vormen ook de Slavische hoofdsteden twee vierhoeken. Zo vormen de vroegere en huidige hoofdsteden Kiev
– Sint-Petersburg – Warschau – Sofia – Kiev een gelijkzijdige cel, en de
steden Sofia – Warschau – Christiania
1 – Praag – Sofia een andere Slavische
cel. De ontwerpen van deze twee grote ruiten zijn gesloten.
Op deze manier leefden en ontstonden de Bulgaren, de Tsjechen, de
Noren en de Polen, waarbij ze een zinnig patroon vormden van twee gelijkzijdige scheefhoekige cellen met één overeenkomstige kant. En aan de
basis van hun bestaan, hun leven, hun rijken, ligt toch een harmonieus ontwerp. Geen wilde overlevering, maar aardse krachten hebben deze steden
gebouwd, paleizen opgericht. Moeten we daarom niet nieuwe wetten vinden
om ze te begrijpen?
Op deze manier zullen hoofdsteden en steden ontstaan rondom een oude
stad, in een cirkelboog met een straal van R/2π waarbij R de straal van de aarde
is.
Deze precisie is niet eigen aan de menselijke orde, ze is het oog van
Lobatsjevski waardig. Hogere machten hebben deze steden in het leven
geroepen, waarbij ze uiteenwaaieren in een veelhoek van krachten.
DE LERAAR. Maar wat heb je verder nog ontdekt?
DE LEERLING. Zie je, ik denk na over de werking van de toekomst op het
verleden. Maar kun je, gegeven de enorme last aan boeken die er bij de
oude mensheid is, over zulke dingen denken? Nee, sterveling, sla je blik
deemoedig neer. Waar zijn de grote boekvernietigers? Over hun golven kun
je niet lopen, zoals over het vasteland van de onwetendheid!
DE LERAAR. Nog iets?
DE LEERLING. Nog meer? Zie je, ik wilde de lettertekens lezen die door het
lot zijn gegrift op de boekrol van de menselijke daden.
DE LERAAR. Wat betekent dat?
DE LEERLING. Ik keek niet naar het leven van afzonderlijke mensen; maar ik
wilde uit de verte het hele mensengeslacht zien, als een keten van wolken,
als een verre bergrug, en te weten komen of maat, ordening en harmonie
eigen zijn aan de golven van het leven ervan.
DE LERAAR. En wat heb je ontdekt?
de leerling. Ik heb een paar waarheden ontdekt.
DE LERAAR. Welke?
DE LEERLING. Ik heb naar de regel gezocht waaraan het lot van de volkeren
onderworpen is. En hierbij beweer ik dat de jaren tussen het ontstaan van
staten veelvouden van 413 zijn.
Dat er 1383 jaar tussen de ondergang van staten ligt, de teloorgang van
de vrijheden.
Dat er 951 jaar tussen grote veldtochten ligt, die door de vijand worden
afgeslagen. Dit zijn de voornaamste punten van mijn verhaal.
DE LERAAR. Hier hoor ik inderdaad belangrijke waarheden.
DE LEERLING. Dat is nog niet alles. Ik heb de algemene ontdekking gedaan dat
er een tijd z ligt tussen gelijksoortige gebeurtenissen, waarbij z = (365+48y)x,
en y zowel positief als negatief kan zijn.
Dit zijn de waarden van z die ik toepas:
x=1 |
y = – 4 |
|
| |
|
z = 173 |
x=1 |
y = – 1 |
|
| |
|
z = 317 |
x=1 |
y = 0 |
|
| |
|
z = 365 |
x=1 |
y = 1 |
|
| |
|
z = 413 |
x=3 |
y = 2 |
|
| |
|
z = 461 |
x=1 |
y = – 1 |
|
| |
|
z = 951 |
x=3 |
y = 2 |
|
| |
|
z = 1383 |
Een periode van 951 jaar verbindt de grote Mohammedaanse veldtochten
tegen Poitiers en Wenen, afgeslagen door de Frank Karel Martel en de Rus
Jan Sobieski. Deze veldtochten waren in 732 en 1683. Ook de vreselijke
aanvallen van de Hunse-Tataarse horden in het noordwesten, de aanvallen
van Attila en Tamerlane, afgeslagen en tegengegaan door Actius en Bayezid,
vonden plaats in 451 en 1402, 951 jaar van elkaar.
De veldtocht van Karel XII tegen Poltawa van 1709 was 951 jaar later dan
de mislukte aanval met de vloot door de Arabieren tegen China in 758.
Het is duidelijk dat 951 (317).3 is. In 1588 was er de Armada van Medina
Sidonia, de Spanjaard, gericht tegen de kusten van Engeland. In 1905 vond de
tocht van Rozjdestvenski
2 plaats. Daar ligt 317 jaar tussen, ofwel een derde
van de periode van de Mongools-Hunse en Turks-Arabische nederlagen.
317 jaar voor 1588 leed Lodewijk IX een nederlaag bij de kust van Tunis.
Betekent dat niet dat in 2222, 317 jaar na 1905, de schepen van een of ander
volk een nederlaag zullen lijden bij, misschien, het zwarte Madagaskar?
DE LERAAR. Was het getal 365 niet een heilig getal bij de Babyloniërs?
DE LEERLING. Ja.
DE LERAAR. Op welke gevallen heb je je wet nog meer toegepast?
DE LEERLING. Zo meteen. Ik wil alleen maar zeggen dat als je de orthodoxe
staten neemt – Bulgarije, Servië, Rusland – en nagaat hoeveel jaar ze bestonden voor het eerste verlies van hun vrijheid, dan blijkt het aantal jaren
gelijk aan het bestaan van Byzantium. Byzantium van 395 tot 1453 = 1058;
Rusland van 862 tot 1237 = 375; Bulgarije van 679 tot 1018 = 339; Servië
van 1050 tot 1389 = 339. 375 + 339 + 339 = 1053. Dit is in overeenstemming met de wet van het behoud van kracht. Rijken gaan ten onder wanneer de kracht van de oudere rijken is uitgeput. Daarentegen: Spanje van
412–711, Frankrijk van 486–1421, Engeland van 449–1066, de Vandalen
van 430–534, de Oostgoten van 493–555 en de Longobarden van 568–774
bestonden 299 + 935 + 617 + 104 + 62 + 206 = net zoveel jaren als Rome
en Byzantium samen.
DE LERAAR. Maar je hebt me nog een paar ontdekkingen beloofd.
DE LEERLING. Als y = –4 dan z = (365 – 48.4).1 = 173. Het is opmerkelijk dat
er (173).14 jaar ligt tussen de ondergang van de keizerlijke macht in Rome,
510 v.Chr., en van die in China, 1912. Maar dit terzijde.
Wanneer y = +1 dan z = (365 + 48).1 = 413.
Elke 413 jaar komen de golftoppen op van de eenwording van volkeren.
Zo maakte Egbert in 827 Engeland tot één natie; 413 jaar later, in 1240,
verenigden de Duitse steden zich in de Hanza, en weer 413 jaar later, in
1653, werden door de inspanningen van Chmelnitski Klein- en Grootrusland
samengevoegd. Wat zal er in 2066 gebeuren, als deze reeks golven van
eenwording niet wordt onderbroken?
In 1110 kwamen de Russen bijeen op een congres in Vititsjev, en 413
jaar later, in 1523, werd het laatste district opgenomen.
Rusland. In 1380 verenigden de Russische gebieden zich voor de slag
bij Koelikovo, 413 jaar later, in 1793, werd Polen ingelijfd.
Maar al eerder is opgemerkt dat de tijd die het ontstaan van staten van
elkaar scheidt een veelvoud is van 413. Wisselend in duur van 413 tot 4130
jaar verhouden zich deze tijden tot elkaar als gewone gehele getallen 1, 2, 3 .
. . 7, 8, 9, 10. De tijd van 1239 jaar die ligt tussen het ontstaan van Frankrijk,
in 468, en het ontstaan van Rome, in 753 [v.Chr.], is (413).3.
Tussen het ontstaan van Frankrijk en dat van Normandië, in 899, verstreken (413).1 jaren. Tussen het ontstaan van Rome, in 753, en het ontstaan van
Egypte, in 3643, liggen 2890, ofwel (413).7 jaren. Het jaar van het begin van
Egypte is zo betrouwbaar dat het in de woordenboeken wordt aangegeven
(zie het woordenboek van Pavlenko).
3
Tekening (1910) van Chlebnikov gemaakt door
Vladimir Tatlin.
Frankrijk en Egypte worden gescheiden door (413).10 jaar.
Tussen het ontstaan van Oostenrijk, in 976, en dat van het Gotische rijk,
in 150, liggen twee maal 413 jaar.
(413).1 jaar scheiden Hellas, 776, van het rijk van de Bosporus, 363;
Duitsland, 843, en het rijk van de Vandalen, 430; Rusland, 862, en Engeland,
449. Bij Parker4 wordt een kroniekschrijver opgevoerd die 2852 geeft als
het jaar van de grondlegging van China. Opgemerkt dient te worden dat er
tussen het jaar 2855 en het ontstaan van Engeland 3304 jaren liggen, ofwel
(413).8, en het ontstaan van Rusland 3717 jaren: (413).9.
Wat de landen betreft die via een opstand zijn ontstaan uit oudere staten:
de tijd z die ze van elkaar scheidt is (365 + 2.48).1 = 461. Dit is de tijdsspanne die ligt tussen de twee federatieve staten Zwitserland en Amerika.
De eerste wierp de heerschappij van Oostenrijk van zich af in 1315, de
tweede de heerschappij van Engeland in 1776. Op dezelfde manier bevrijdde
Bulgarije zich van Byzantium in 679, en Portugal van Spanje in 1140. Japan
– 660, Korea – 1121.
Tussen de oorsprong van het West-Romeinse keizerrijk in 800 en die
van het Oost-Romeinse keizerrijk in 1261 liggen 461 jaar.
In 1591 maakte Holland zich vrij, in 2052 is dus de opstand van een jong
grensgebied mogelijk.
DE LERAAR. Wil je geen overzicht maken van wat er gaat gebeuren in de
komende 1000 jaar?
DE LEERLING. Het in de toekomst kijken wordt niet onmogelijk gemaakt door
deze leer. Achter deze getallen is duidelijk het lot te zien, als een lichaam in
de plooien van een natte doek.
DE LERAAR. Ken je nog andere toepassingen van je regels?
DE LEERLING. Zeker, er zijn er nog meer. Als y = 0, dan z = 365 + 48.0 =
365; als x = 8, dan z = 2920. Dit is de periode die ligt tussen het ontstaan van
Egypte in 3643 en de ondergang van Israël in 723, en ook tussen de bevrijding
van Egypte van de heerschappij van de Hyksos in 1683 en de verovering
van Rusland door de Mongolen in 1237, dat wil zeggen gebeurtenissen met
een omgekeerde betekenis.
Als Byzantium zich van Rome bevrijdde in het jaar 393, dan vond de
bevrijding van Amerika (365 + 48.3).3 = 1383 jaar later plaats, in 1776.
O lot! Is jouw macht over het mensengeslacht niet verzwakt omdat ik de
geheime verzameling wetten heb gestolen waarmee jij heerst, en wat voor
rots wacht me?
de leraar. Zinloze opschepperij. Het getal 365 is me duidelijk; het is het
quotiënt van de tijden van het jaar en de dagen. 48 snap ik niet. Hoe verklaar
je de aanwezigheid van dit getal in de aardse zaken? Het lijkt alsof ze niets
met elkaar te maken hebben. Maar toch geloof ik dat jouw wet helemaal
geen onzin is.
de leerling. De omlooptijden moeten wel invloed hebben op de krachten,
en wij zijn de kinderen van deze krachten.
DE LERAAR. Heel mooi.
DE LEERLING. Dat ontken ik niet. De hoogste aardse bron biedt zelf een voorbeeld van nauwkeurigheid. De wetenschap van de aarde wordt een hoofdstuk
van de wetenschap van de hemel. Maar als y = 2 en x = 3, dan z = (365 +
48.2).3 = 1383. Dit is de tijd die er ligt tussen de ondergang van rijken.
Spanje |
711 |
Egypte |
372 |
Rusland |
1237 |
Carthago |
146 |
Babylon |
587 |
de Avaren |
796 |
Jeruzalem |
70 |
Byzantium |
1453 |
Samaria |
6 na Chr. |
Servië |
1389 |
India |
317 |
Engeland |
1066 |
Israël |
723 |
Korea |
660 |
Rome |
476 |
India |
1858 |
De Hunnen |
142 |
India |
1526 |
Egypte |
1517 |
Korea |
134 |
Perzië |
226 |
Korea |
16095 |
De onderwerping van Novgorod en Vjatka, in 1479 en 1489, komen
overeen met de veldtochten in Dacia, in 96 tot 106.
De verovering van Egypte in 1250 komt overeen met de val van het
koninkrijk van Pergamum in het jaar 133.
De Polovtsen veroverden de Russische steppen in 1093, 1383 jaar na de
val van Samnium in 290.
Maar in 534 werd het rijk van de Vandalen bedwongen; moeten we niet
in 1917 de ondergang van een rijk verwachten?
DE LERAAR. Dat is allemaal heel prachtig. Hoe ben je erop gekomen?
DE LEERLING. De heldere sterren van het Zuiden hebben in mij de Chaldeeër
doen ontwaken. Op de dag van Sint-Jan vond ik mijn varenplant – de wet
van de ondergang van rijken. Ik ken het verstand van het vasteland, dat zo
volstrekt niet lijkt op het verstand van eilandbewoners. Een zoon van het
trotse Azië kan geen genoegen nemen met het schiereilandverstand van de
Europeanen.
DE LERAAR. Je praat als een kind. Wat heb je nu weer bedacht?
DE LEERLING. Ik heb bedacht dat het Russische kunstwoord noch Morana
noch Vesna dient. Herinner je je de namen van deze Slavische godinnen?
Kijk, hier heb ik de blaadjes waarop ik mijn vluchtige gedachten heb
genoteerd.
‘Er is verschrikking in ons leven’. I
‘Er is schoonheid in ons leven’. II
BEWIJZEN |
I |
II |
Artsybasjev |
+ |
|
Merezjkovski |
+ |
|
Andrejev |
+ |
|
Koeprin |
+ |
|
Remizov (insect) |
+ |
|
Sologoeb |
+ |
|
Volksliederen |
|
+ |
De schrijvers zijn het er dus over eens dat het Russische leven een verschrikking is. Maar waarom is het volkslied het niet met hen eens?
Of zijn zij die boeken schrijven en zij die volksliederen zingen twee
verschillende volken?
Schrijvers bewijzen de schuld van: de adel I; militairen II; ambtenaren
III; kooplieden IV; boeren V; jonge schoenmakers VI; schrijvers VII.
Al. Tolstoj |
I |
|
|
|
|
|
|
Koeprin |
|
II |
|
|
|
|
|
Sjtsjedrin |
|
|
III |
|
|
|
|
Ostrovski |
|
|
|
IV |
|
|
|
Boenin |
|
|
|
|
V |
|
|
Aleksej Remizov |
|
|
|
|
|
VI |
|
Volksliederen |
|
|
|
|
|
|
VII |
Het volkslied bewijst dus dat de Russische schrijvers een of andere misdaad hebben begaan.
Waar betrapt het ze op? Op een leugen? Dat ze sombere leugenaars
zijn?
Ze beginnen te preken. Maar wat preken ze?
|
LEVEN |
DOOD |
Sologoeb (grafdelver) |
|
+ |
Artsybasjev |
|
+ |
Andrejev |
|
+ |
Sergejev-Tsenski |
|
+ |
Volkslied |
+ |
|
Waar houden de Russische schrijvers zich mee bezig?
|
HEDEN |
VERVLOEKEN
TOEKOMST |
VERLEDEN |
Brjoesov |
+ |
|
|
Andrejev |
|
+ |
|
Artsybasjev |
|
+ |
|
Merezjkovski |
|
|
+ |
Op de vraag dus waar de Russische schrijvers zich mee bezighouden dient
men te antwoorden: ze vervloeken! Het verleden, het heden en de toekomst!
DE MAAT VAN DE DINGEN
|
Rusland |
Het laatste boekje |
Niet Rusland |
Schrijvers |
|
+ |
+ |
Volksliederen |
+ |
|
|
Is hier niet de bron van de vervloekingen?
Merezjkovski nam de verplichtingen van de raaf op zich en voorspelde
Ruslands echec; hoe voelt hij zich?
Op de vraag wat er gedaan moet worden antwoorden zowel het lied van
de dorpen als de Russische schrijvers.
Maar welke raad geven ze?
|
LEVEN |
DOOD |
Artsybasjev |
|
+ |
Sologoeb |
|
+ |
Andrejev |
|
+ |
Volkslied |
+ |
|
De wetenschap beschikt over ruime middelen voor zelfmoord; luister naar
onze raad: het leven is niet de moeite waard om geleefd te worden. Waarom
laten de ‘schrijvers’ geen voorbeeld zien?
Dat zou een interessant gezicht zijn.
I. Ze roemen de heldendaad en de oorlog.
II. Ze keuren de heldendaad af en zien de oorlog als een zinloze slachting.
|
I |
II |
Tolstoj (L.N.) |
|
+ |
Merezjkovski |
|
+ |
Koeprin |
|
+ |
Andrejev |
|
+ |
Veresajev |
|
+ |
Volksliederen |
+ |
|
Waarom blijken het Russische boek en het Russische lied zich in verschillende kampen te bevinden?
Is het conflict van de Russische schrijvers en het lied niet hetzelfde als
het conflict van Morana en Vesna?
Bezingt de onzelfzuchtige zanger Vesna, en de Russische schrijver
Morana, de godin van de dood?
Ik wil niet dat de Russische kunst aan het hoofd loopt van een menigte
zelfmoordenaars!
DE LERAAR. Maar wat heb je daar voor boek op je knieën liggen?
DE LEERLING. Križanić.
6 Ik houd ervan om met de doden te praten.
Vertaling Willem G. Weststeijn
1 Het huidige Oslo. Chlebnikov nam de stad op in zijn ‘Slavische ruit’ omdat de
eerste Russische vorsten afkomstig waren uit de Scandinavische landen.
2 De admiraal onder wiens leiding de Russische vloot naar Japan voer en bij
Tsjoesjima werd verslagen.
3 Encyclopedisch woordenboek in één deel (Sint-Petersburg 1899).
4 Edward Parker (1849-1926), Engels Sinoloog. Een boek van hem verscheen in
1903 in een Russische vertaling.
5 Bij Babylon, India, Israël, Egypte, Perzië, Carthago en Judea moet er ‘v. Chr.’
bijgedacht worden.
6 Juraj Križanić (1618-1683). Kroatische ideoloog van het panslavisme; bracht vele
jaren in Rusland door.