Michal Viewegh



Het bordeel





Michael Viewegh. Bron

Michael Viewegh is geboren in 1962. Zeer populair Tsjechisch schrijver. In het Nederlands verschenen onder meer (bij Wereldbibliotheek, Amsterdam) zijn romans Te gekke jaren (1995) en Het reisgezelschap (1999). Zie ook TSL 34.



de estafette van het menszijn

Die slanke brunette glimlachte nu wel breeduit naar Oskar als naar een goede bekende, maar Oskar had zoëven bij zijn binnenkomst goed gezien dat op haar knappe gezichtje eerst een haast dodelijke schrik was verschenen, waarna ze iets tegen haar collega fluisterde. Hij vond haar leuk, en dus beantwoordde hij haar glimlach. Ook kon hij niet loskomen van het gevoel dat hij haar ergens van kende, maar gezien de toestand waarin hij zich bevond, kon hij haar met de beste wil van de wereld nergens plaatsen. Dat geeft niet, herhaalde hij dronken bij zichzelf, het komt allemaal wel goed.

Hij begroette de wat oudere barkeepster, die juist dozen met pakken sap in een grote ingebouwde koelkast zette, en wipte enigszins uitgelaten op een van de hoge barkrukken; hij wankelde een beetje, maar hervond uiteindelijk zijn evenwicht. Het meisje negeerde hij voorlopig, want hij wist uit ervaring dat ze toch wel uit zichzelf naar hem toe zou komen – dat was in een bordeel simpel. In de zaal was het vertrouwd schemerig en het felle licht uit de geopende koelkast deed Oskar nu een beetje pijn aan de ogen. Hij draaide zich de andere kant op: in de tegenoverliggende hoek zat de enige andere klant van zijn drankje te nippen, een ongeveer zestigjarige Duits sprekende man met dun rossig haar. Hij droeg een donker pak, maar het overhemd stond tot op zijn buik open en zijn stropdas hing over een stoelleuning (het patroon, zag Oskar, viel volledig uit de toon bij de bekleding); rond hem zaten vier andere meisjes, van wie er op zijn minst twee jong en redelijk knap waren. Voor zo’n kleine stad was dat een onverwachte meevaller. Oskar draaide zich tevreden terug naar de barkeepster.

‘Het komt altijd allemaal wel goed, hè?’ zei hij tegen de barkeepster.

Tuurlijk! Dat is de juiste houding. Zo mag ik ’t horen,’ antwoordde ze snel en wierp tegelijkertijd een korte, onderzoekende blik op hem.

Zo ging het altijd: ook al was hij dronken, sommige dingen nam hij verrassend scherp waar. Aan de ene kant was dat een voordeel, aan de andere kant eerder een probleem.

Doe mij maar een Jameson met ijs en een spaatje,’ zei hij.

‘Komt voor elkaar!’ zei de barkeepster overijverig.

Pas nu wendde Oskar zijn blik weer naar het meisje dat nog steeds betekenisvol zat te glimlachen.

‘Waar spa is, daar is leven, hè?’ zei de barkeepster.

‘Zo is ’t maar net,’ zei Oskar, maar hij bleef het meisje met zijn ogen volgen.

Dat was ondertussen opgestaan en liep ietwat geaffecteerd over de verlaten dansvloer naar de bar, de weelderige, golvende haardos danste in het ritme van haar tred om haar hoofd. Ze droeg een kort wit gevalletje dat prachtig contrasteerde met haar bruinverbrande huid, ongetwijfeld opgedaan in een plaatselijk solarium.

‘Goeieavond, wat een verrassing,’ zei ze.

Haar stem was niet eens ordinair, integendeel. Haar voortanden waren mooi, maar vanaf de hoektanden zag de rest een beetje grauw. Van dichtbij zag ze er hoe dan ook ouder uit dan Oskar eerst had gemeend; hij schatte haar nu op drie-, vierentwintig. Ze ging op de kruk naast hem zitten terwijl haar blik hem niet losliet.

‘Hé, hallo! Hoe gaat ’t ermee?’ schalde hij. ‘Een oude kennis,’ informeerde hij de barkeepster.

‘Met mij goed, hoor,’ glimlachte het meisje. ‘Maar u herkent me vast niet, hè?’

‘Maar natuurlijk wel,’ sprak Oskar beledigd.

Hij bestudeerde haar gezicht.

‘Je ziet d’r nog steeds schitterend uit, je bent sindsdien geen spat veranderd. Je haar is alleen wat korter, hè?’ zich zelfs tot de barkeepster, alsof hij bevestiging bij haar zocht: ‘Zulk mooi haar kun je toch niet vergeten?’ Te laat besefte hij dat het met het haar van de barkeepster nogal armzalig gesteld was, maar wat kon hem dat schelen. ‘Zo is ’t,’ zei de barkeepster. ‘Dat van Simona is wérkelijk prachtig. Dik!’

‘Weet u echt nog dat ik een andere kleur had?’ wilde het meisje weten, maar ze gaf vervolgens zelf antwoord. ‘Nee dus. U zei maar wat, hè?’

‘Ik weet ’t nog wel,’ zei Oskar en weerstond de strakke blik van het meisje.

Hij wist nu hoe ze heette, maar echt helpen deed dat niet. Simona? Waarvan kon hij haar kennen? Heette zo niet toevallig die boekverkoopster die hem ’s nachts na een voorleesavond op de fiets (nota bene met een kinderzitje) in het hotel was komen opzoeken? Mijn god, waar was dat toen? Hij kon zich zelfs niet de naam van die stad herinneren. ‘Namen wervelend door het hoofd in de branding van verbrokkelde gezichten en lettergrepen.’ Citaten kon hij zich wel herinneren.

‘Maar zeg maar je en jij tegen me, Simona, alsjeblieft. Ik heet Oskar,’ zei hij. ‘Na alles wat we samen hebben beleefd, ga je nu toch geen u tegen me zeggen…’

‘Nou, zóveel hebben we nou ook weer niet beleefd…’ lachte ze. ‘Een paar keer heeft u, héb je, me alleen maar de klas uitgestuurd als ik onder de les te veel met Ivana Záb®enská zat te kletsen, maar van echt grote belevenissen weet ik niets.’

Het plotselinge inzicht trok als een elektrische ontlading door Oskars lichaam.

‘Zo, een meester dus?!’ riep de barkeepster. ‘Jouw meester?!’

Die onthulling deed haar zichtbaar vreugd; het leek alsof ze daar-door onmiddellijk een soort ondefinieerbaar overwicht over Oskar verwierf.

‘Ex,’ zei Oskar met afkeer. ‘Ex-meester.’

‘En wat zou ’t als ’t geen ex was,’ zei de barkeepster enigszins onlogisch. ‘Wat maakt dat uit? Rustig maar, hier kunt u zichzelf zijn.’

‘Ik ben volkomen rustig,’ zei Oskar. ‘Neem dat maar van mij aan.’

Hij boog achterover om zijn oud-leerlinge van een afstandje te kun-nen bekijken, als een museumbezoeker, te dicht op een groot schilderij staand. Nu herkende hij haar natuurlijk wel. Toen hij was begonnen op die school, zat ze al in de negende klas. Hij gaf haar Tsjechisch en (welk een ironie!) maatschappijleer. Dat is een goeie. Hij kon zich precies voor de geest halen waar ze had gezeten: aan het tweede tafeltje in de middelste rij, ja, naast Iva Záb®enská. Opeens zag hij die twee eeuwig baldadige gezichten heel levendig voor ogen, en daarop schoot hem ook haar achternaam te binnen. Novotná. Novotná – Zábřenská. Soms zaten ze vreselijk te klieren, maar voor Tsjechisch hadden ze meestal een zeven en ook voor de andere vakken haalden ze best goede cijfers.

‘Wat drink je, Simona?’ vroeg hij. ‘Neem d’r een van mij.’

‘Ik wil wel een cocktail, kan dat?’ zei ze koket.

‘Wat je maar wilt,’ zei Oskar en spreidde zijn armen ten teken van zijn gulheid.

‘Een flinke, alsjeblieft, Blanka. Op het grote weerzien…’ verzocht ze de barkeepster.

De barkeepster knikte.

‘En wat neemt de meester?’ vroeg ze.

Het klonk vals.

‘Niets. Ik heb nog,’ zei Oskar.

Dat mens begon hem op de zenuwen te werken, maar daar kon hij zich nu niet mee bezighouden. Hij moest zich op die ongedwongen, vanzelfsprekende uitdrukking concentreren waarmee hij zich tot Simona wendde, want hij was bang dat als zijn concentratie zelfs maar een ogenblik zou verslappen, het verkeerd kon aflopen.

‘Hoe kom jij hier verzeild?’ vroeg ze hem. ‘Vertel op…’

‘Zullen we niet daar in die knusse stoelen gaan zitten?’ stelde hij voor.

Hij hoorde zelf dat zijn uitspraak niet geheel feilloos was.

‘Goed hoor,’ zei het meisje en knipoogde naar de barkeepster. ‘Een prima idee.’

‘Ga maar, ik breng ’t je zo wel,’ zei de barkeepster. Ze lachte: ‘Je zult wel heel wat te bepraten hebben met je meester…’

2

Oskar ging met zijn rug naar de muur zitten om de bar te kunnen zien en niet het overzicht te verliezen van wat er in de zaal gebeurde. Simona wachtte even of Oskar haar zou uitnodigen om naast hem te komen zitten, maar toen dat niet gebeurde, nam ze tegenover hem plaats en sloeg met aangeleerde elegantie haar benen over elkaar – Oskar ving een glimp op van de rand van haar kousen en witte jarretels. Hij had altijd gedacht dat dat kanten gedoe hem niets zou doen, maar nu besefte hij verrast dat het op zijn minst zijn aandacht trok.

‘Nou, hoe kom je hier verzeild?’ herhaalde Simona haar vraag. ‘Ach, je kent dat wel,’ zei Oskar en haalde met een glimlach de schouders op. ‘Voor een beetje liefde loop ik naar het einde van de wereld, met ontbloot hoofd en blootsvoets…’

Simona keek opzij en daarom stopte Oskar met zijn voordracht. Hij herinnerde zich hoe zij ooit gedichten had voorgedragen: zoals de meeste kinderen had ze zich een kwartslag van de klas gedraaid om niet te worden gestoord door de spotternij die een noodzakelijk onderdeel was van een voordracht op school. (‘Denk er niet aan voor wie je voordraagt en hoe je er daarbij uitziet; concentreer je louter op dat wat je met het gedicht wilt zeggen,’ had hij hun af en toe aangeraden.) Ze droeg toen haast uitsluitend spijkerbroeken met daarbij de meest verschillende slobbertruien of katoenen sweaters. Haar handen vouwde ze achter de rug, ze staarde naar buiten met haar blik gericht op een punt achter het raam en van pure nervositeit kromde ze continu haar tenen in de bruine ribfluwelen pantoffels. Die pantoffels zag Oskar nu zo duidelijk voor zich dat hij moest lachen.

‘Ik bedoel, hoe kom je in deze stad verzeild?’ zei ze.

‘Ik had een voorleesavond,’ zei Oskar naar waarheid. ‘In het Huis der Kunsten…’

Simona vond het echt amusant. ‘En van het Huis der Kunsten ben je rechtstreeks hierheen gegaan?

‘Nee,’ Oskar. ‘Daarvoor nog heeft de directrice van de bibliotheek hier me samen met vijf andere bibliothecaressen uitgenodigd voor een etentje in het restaurant De oude post…’

‘Ga weg!’ lachte ze. ‘En, hoe was ’t?’

‘Ik vond het heel lief van hen,’ vertelde Oskar. ‘Ik zat uiteraard aan het hoofd van de tafel. Behalve ons was er niemand anders in het restaurant, zodat we volledige privacy hadden. De hele avond hebben we kunnen praten over de begroting van de bibliotheek en over de dienstverlening en niemand heeft ons daarbij gestoord.’ De barkeepster bracht de cocktail. Oskar hield het glas met nog wat whisky voor de zekerheid even in zijn hand vast. ‘Pas op, Simoon,’ zei ze. ‘Hij is sterk.’

Simona bedankte haar.

‘Als je wilt, kunnen we ’t debat over de dienstverlening rustig voortzetten,’ zei ze luid. ‘Wij verlenen immers ook diensten… hè, Blanka?’

Oskar had voordien al gemerkt dat Simona in aanwezigheid van de barkeepster duidelijk anders sprak dan met hem. ‘Tuurlijk,’ zei de barkeepster. ‘Ik wed dat we onze meester hier strakjes ook van dienst kunnen zijn…’ ‘We zullen zien,’ zei Oskar afgemeten.

Nadat de barkeepster zich met een grijns had verwijderd, boog Simona een beetje voorover, strekte haar arm en streelde met haar vingertoppen de rug van Oskars hand.

‘En hoe is ’t afgelopen?’ vroeg ze zachtjes. ‘Met die bibliothecaressen?’

Oskar knikte zwijgend het hoofd.

‘Vertel,’ zei Simona. ‘Alsjeblieft.’

Oskar haalde adem.

‘Wel,’ zei hij, ‘ik heb je nog niet verteld hoe ’t was begonnen: voor de bijeenkomst zat ik bij hen in de bibliotheek – koffie, broodjes en zo. Alles in orde, maar toen ik vroeg of ik even naar achteren kon gaan, waren ze opeens allemaal in verlegenheid gebracht. Op de wc begreep ik waarom: daar aan de muur hing zo’n wandkleedje met zes zakken, waarop met de hand namen geborduurd waren: Zdenička, Jiřinka, Pavlínka enzovoort. Allemaal troetelnamen.’

Oskar laste een korte pauze in.

‘Uit elke zak stak een pak maandverband.’

‘O, wat mooi!’ riep Simona. ‘Dat vind ik leuk!’

‘Ja, hè,’ zei Oskar. ‘Jullie zouden hier ook wel iets dergelijks kunnen aanschaffen… Bijvoorbeeld voor condooms.’ Simona zei daar niets op, en dus zaten ze een tijdje zwijgend bij elkaar. Oskars geheugen liet een nieuwe schoolscène bovenkomen:

Simona zit met een paar andere meisjes ergens op het gras, in een licht zomerjurkje. De meisjes en zij gaan op in een vertrouwelijk gesprek en negeren volkomen de jongens die hen proberen uit te dagen. Waar was het? Op warme, zonnige dagen nam hij de kinderen soms mee naar buiten; de les vond dan plaats in het stadspark, in de laan met kersenbomen op de heuvel achter de school of juist beneden bij de rivier, het moest daar ergens geweest zijn.

‘En hoe liep het af… in dat restaurant?’ vroeg ze.

‘Hoe kon het aflopen? Na ongeveer anderhalf uur merkte Zdenička, de directrice, mijn lege glas op en vroeg of ik nog een glas wijn wilde. Zij hoefden niet meer, want anders zouden ze de volgende ochtend hoofdpijn hebben, maar ik kon, als ik dat wilde uiteraard, nog wel een glas nemen.’

‘En, nam je er nog een?’ lachte ze.

‘Nee. Ik wilde geen spelbreker zijn. Ik nam afscheid, ging naar het hotel en in de bar aldaar heb ik ongeveer een halve fles Jameson opgedronken.

‘Het is niet aan je te merken.’

‘Ah, wel hoor,’ zei Oskar. ‘Je moet niet jokken.’

‘Maar je hebt ’t perfect onder controle,’ zei Simona.

‘Simona?’ zei Oskar. ‘Laten we een ding afspreken: we gaan niet tegen elkaar jokken, oké?’

Simona keek hem peinzend aan.

‘Ik vind ’t belangrijk,’ zei Oskar.

‘Oké.’

‘Prima,’ zei Oskar en stak gedecideerd van wal: ‘Zo, hoe ben jij hier verzeild geraakt? In deze zaak?’

Simona nam zwijgend een slok en wendde nu al voor de tweede keer haar hoofd af. Hij moest toegeven dat hij aan de ene kant wel kon waarderen dat ze zijn vraag negeerde. Dat deed ze vroeger op school ook altijd. Toen hij haar een keer de klas uitstuurde en geïrriteerd haar iets op de gang vroeg, had ze ook geen antwoord gegeven. Net als nu bleef ze zwijgen en opzij kijken (en toen hij uiteindelijk uit pure machteloosheid tegen haar uitviel, begon ze te janken).

‘Of laat ik anders beginnen,’ zei Oskar. ‘Wat heb je na de basis-school gedaan?’

‘De verpleegstersopleiding.’

‘En die heb je niet afgemaakt.’

‘Jawel.’

‘Maar dan moet je dus eindexamen hebben gedaan?’ zei Oskar. Ze knikte en pakte opnieuw haar glas.

‘Heb je geprobeerd naar een hogeschool te gaan?’

‘Na de verpleegstersopleiding?’ zei ze hoofdschuddend.

Haar glas was al leeg.

‘Dus je bent meteen na je eindexamen hier begonnen,’ zei Oskar. ‘Nee. Eerst ben ik gaan eten in ’t restaurant De Oude Post…’ Ze wist dat ze een punt gescoord had en glimlachte tevreden.

‘Oké,’ sprak Oskar. ‘We hoeven ’t er niet over te hebben.’

‘Mag ik nog een cocktail?’

‘Natuurlijk,’ zei Oskar.

‘Om je de waarheid te zeggen,’ zei ze met een vluchtige glimlach die direct weer verdween, ‘cocktails zijn hier behoorlijk prijzig. Ze vormen namelijk een deel van onze onverdiende inkomsten.’

‘Neem er gerust nog maar een, hoor,’ zei Oskar. ‘En bestel een spaatje voor mij, alsjeblieft.’

‘Doe mij er nog eentje, Blanka. Zelfde recept, alsjeblieft,’ riep ze naar de barkeepster. ‘En een spaatje.’

‘Ja hoor, schat. Wordt aan gewerkt.’

‘Dank je!’

Ze draaide zich naar hem om en ze keken elkaar afwachtend aan.

‘Hoe was ik… als meester,’ vroeg Oskar.

Simona’s blik leek een jaar of acht in het verleden terug te keren. Ze glimlachte nu een tikkeltje stralender dan voordien. ‘Eerlijk zeggen,’ verzocht Oskar.

‘Snap je wel dat je vraagt naar de mening van een vijftienjarig meisje?’ wierp ze tegen. ‘Wat hoop je te weten te komen?’

‘Het oprechte gevoel van een vijftienjarig meisje.’

Terwijl ze zocht naar de juiste woorden verschenen wat lichte rimpeltjes op haar voorhoofd, en op slag zag ze er een stuk ouder uit. ‘Naar mijn smaak – maar vergeet niet dat ik toen vijftien was,’ voegde ze er direct aan toe, ‘nam je jezelf te serieus. Je droeg van die afgrijselijke stropdassen en overhemden… weet je nog? Geen enkele meester droeg een das. Je maakte ook overal een vreselijk drama van… of dat vond ik toen tenminste.’

Oskar had een wezenlijk gunstiger oordeel verwacht; hier was hij onaangenaam door getroffen.

‘Waar maakte ik een drama van?’ zei hij ogenschijnlijk onverschillig.

‘Ik weet niet… van literatuur, overhoringen, cijfers, ons gedrag… van alles gewoon.’

Oskar lachte gemaakt.

‘Je was zo enthousiast!’ zei ze. ‘Weet je nog wat je ons hebt verteld over de estafette van het menszijn?’

‘Ja, natuurlijk. De essentie van de roeping van een leraar is niet de leerlingen voorzetsels of oxydes te leren, maar hun iets te geven als de estafette van het menszijn. Het is enkel een metafoor.’

Ze knikte met voldoening.

‘Ik geef toe dat ’t wat pathetisch is, maar verder vind ik dat in wezen nog steeds,’ zei Oskar een beetje gereserveerd. Simona boog zich naar hem toe. Haar mondhoeken trilden.

‘Je hebt ons ook gezegd dat een leraar op de ene oever van de rivier staat, op de oever van volwassenheid, en de leerlingen op de andere oever, en dat de lessen niets anders zijn dan het roepen van hem om eindelijk de rivier over te steken.’

Tegen het einde van de zin hield ze het niet langer uit en begon te lachen; tegelijkertijd strekte ze echter haar hand uit en streelde Oskar over de onderarm om hem ervan te verzekeren dat het puur een plagerijtje was.

‘Ach, wat wil je… ’t was mijn eerste jaar als meester…’ zei hij bij wijze van excuus.

Hij slaakte een ontevreden zucht.

‘Nieuwe bezems. Je kent dat wel.’

‘Bij een heleboel meisjes was je best populair,’ stelde ze hem gerust. ‘Je was jong… Alleen heb ik altijd liever oudere meesters gehad. Meesters, geen juffen. Zo’n Malát bijvoorbeeld, die stond zo lekker boven alles. Hoe oud kon ie wezen? Vijfenvijftig?’

‘Ongeveer, ja.’

‘Oké, ze hadden ook wel van die buien… Weet je nog dat Vrbenský in ’t natuurkundelokaal die bakelieten tafellamp tegen ’t bord heeft stukgeslagen?’

Haar lach was aanstekelijk zodat hij zich toch wat meer voelde ontspannen.

‘Soms was ie echt een neuroot!’

Ze kreeg tranen in haar ogen van het lachen. Ze hield haar boezem vast en haalde hortend adem.

‘Oef. Maar toch mocht ik ’m wel. Oude meesters zijn cool.’

De barkeepster kwam met de cocktail en het mineraalwater.

‘En een oude hooiberg brandt het best,’ zei ze joviaal. ‘Hè, Simoon?’

Simona lachte, maar het was een andere lach dan die haar herinnering aan Vrbenský had begeleid. Met een schuin oog verzekerde ze zich ervan dat de barkeepster zich weer verwijderde, tilde haar glas op en keek Oskar in de ogen.

‘Wel, op ons ongevraagd weerzien…’ zei ze. ‘We blijven nog steeds eerlijk tegenover elkaar, toch?’ vroeg ze bevestigend.

Oskar beaamde dat en zij klonk tegen zijn glas. Ze leek ergens over na te denken. Oskar draaide zich om: de Duitser was reeds met een van de vier meisjes naar een kamertje vertrokken; de overige drie waren op hun plaats blijven zitten. Ze hadden alledrie hun handen op de stoelleuning gelegd. Eén zong zachtjes met de radio mee; de overige twee zwegen; de blondine had haar ogen gesloten, maar de brunette zond een glimlach naar Oskar. Oskar beantwoordde haar glimlach en keek daarbij op zijn horloge.

‘Zal ik haar roepen?’ zei Simona zonder een spoor van verwijt. ‘Ze is Oekraïense, maar wel goed.’

‘Nee.’

‘Echt niet? Voel je tot niets verplicht tegenover mij, hoor…’

Ze ging op de rand van de sofa zitten en ze steunde zelfs al op haar handen om duidelijk te maken dat ze echt klaar was om weg te gaan; daarbij gingen echter haar knieën uit elkaar en Oskar werd wederom een blik gegund op haar witte kant. Hij zou er wat om verwed hebben dat ze het bewust deed.

‘Nee.’

‘Zul je geen trauma aan mij overhouden?’ vroeg ze pesterig. ‘Met een leerlinge?’

‘Kom hier, Novotná,’ zei hij gespeeld streng. ‘Hou op met kletsen en kom naast me zitten.’

‘Ja, meester.’

Glimlachend stond ze op, pakte haar glas, met haar vrije hand streek ze haar gevalletje glad en kwam naar Oskar toe; toen ze ging zitten, wiegde ze parodiërend met haar kontje en hij gaf er een tik tegen.

3

Ze vertelden elkaar diverse schoolverhalen; het ontging Oskar, die alleen nog maar mineraalwater dronk en langzaam nuchter werd, daarbij niet dat hoe luidruchtiger de uitbarstingen van Simona’s gelach werden en hoe dichter ze zich tegen hem aan drukte, hoe somberder de barkeepster werd. Een nieuwe cocktail zette ze zonder een woord te zeggen op tafel en ze knikte zelfs niet toen Simona haar bedankte. ‘Wat heeft zij?’ vroeg Oskar, maar Simona legde snel haar vinger op zijn lippen, dus vroeg hij niet verder; de opmerkelijke veranderingen van humeur van oudere dames hoorden per slot van rekening niet tot de raadsels die naar zijn gevoel opgelost moesten worden. Hij kon zich echter geen enkel ander verhaal meer herinneren. Simona liet haar hoofd op zijn schouder rusten en hij sloeg een arm om haar heen.

‘Na mijn eindexamen heb ik anderhalf jaar in ’t streekziekenhuis gewerkt,’ zei ze.

‘O ja?’

‘Je verwacht zeker dat ik je ga vertellen hoe ik volle ondersteken van oude opoes moest wegbrengen en hoe ik voortdurend iemand zag sterven…’

‘En, heb je geen ondersteken weggebracht?’

‘Jawel. En ik heb patiënten zien overlijden. Maar ik heb ontslag genomen toen ik d’r al min of meer aan gewend was.’

Oskar gaf er geen commentaar op en Simona nam een slok. Ze begon dronken te worden.

‘De wáárheid is, meester, dat ik hier voornamelijk vanwege de poen ben terechtgekomen.’

Hij knikte alleen maar.

‘De school heeft me kennelijk geen andere, hogere waarden kunnen bijbrengen,’ lachte ze. ‘Dus ’t is eigenlijk jouw schuld.’

Oskar bekeek haar met onvergeeflijke sympathie.

‘Soms is d’r niet zoveel verschil… ik bedoel tussen hier en ’t ziekenhuis. Ik werk ’s nachts, maar dat deed ik daar ook. Een paar verschillen zijn d’r natuurlijk wel. Daar bracht ik de plasjes van ouwe opaatjes weg, en hier willen opaatjes voor de verandering dat ik op hen plas… Ik breng u toevallig toch niet in verlegenheid, meester?’

Hij streelde haar haar, maar tegelijkertijd zag hij haar wijdbeens boven het naakte verlepte lichaam van een oude vent staan. Het was een verontrustend beeld.

‘Nee, ga door.’

‘Ik kwam d’r ook achter, nee, ik klets, ik wíst ’t al op ’t moment dat ik hier ging werken dat ik dit leuk zou vinden. Soms is ’t weliswaar een beetje walgelijk, maar soms vind ik ’t best leuk. Ik, meester, doe het namelijk graag.’

‘Nou, dat is geweldig toch,’ zei Oskar zo lichtvaardig mogelijk. ‘D’r gaat niets boven om van je werk je hobby te maken.’

‘Precies,’ zei ze en haar ogen lieten hem niet los. ‘Zullen we naar boven gaan?’

Hij had dat nog niet verwacht; hij voelde zich opeens te veel ontnuchterd.

‘Ja,’ zei hij en probeerde het zo zelfverzekerd mogelijk te laten klinken. ‘Maar bestel eerst nog een Jameson voor me.’

4

Het was een hoekkamer, verrassend groot; in het roodachtige schemerlicht hing een aangename, ofschoon vanzelfsprekend kunstmatige bloemengeur. De linkerhelft werd gedomineerd door een enorm rond tweepersoonsbed; aan de wand daarachter hing de gebruikelijke spiegel. Het luxe bubbelbad in de hoek en de grote witte handdoeken over de verchroomde stangen in het tegenoverliggende deel van de kamer gaven tenminste een beetje een verklaring voor de som die Oskar even daarvoor bij de barkeepster had moeten neertellen.

‘Bevalt het?’ vroeg Simona.

Ze probeerde het achteloos te zeggen, maar toch klonk in haar stem een soort weerbarstige trots door.

‘Het ziet er knus uit,’ zei Oskar.

Ze grijnsde, deed energiek de deur op slot, maar bleef toen besluiteloos staan. Ze trok haar witte pumps uit en schopte ze opzij; zonder schoenen was ze een kop kleiner dan hij.

‘Wel,’ zei ze. ‘Je kent de regels vast wel. We moeten eerst in bad.’

‘Wie controleert dat? Die aardige barkeepster? Moet ik haar ook nog een nachtkus geven?’

Ze lachte, maar desondanks leek ze nerveuzer te zijn dan hij. Hij keek haar in de ogen.

‘Het zou een zonde zijn…’ zei hij ernstig en pauzeerde. Vragend keek ze hem aan.

‘… om geen bad te nemen in zo’n badkuip.’

‘Laat je het vollopen?’ lachte ze naarstig.

Ze liep naar het nachtkastje, bukte zich en haalde er een opgevouwen laken uit dat ze handig over het bed uitspreidde. Terwijl ze zich over bed boog, zat Oskar op de rand van het bad, zijn hand hield hij onder de machtige stroom warm water en hij keek naar haar gladde huid boven de witte rand van de kousen en het kleine stevige kontje in het hoog opgesneden broekje. Ze wist dat hij keek – hij zag dat aan haar bewegingen. Hij draaide zijn hoofd om naar de roze tegeltjes, drukte een paar maal op het pompje van de plastic fles met badschuim en in gedachten verzonken begon hij met vlakke hand in het water te roeren.

Simona ging op twee passen afstand van hem staan, wachtte tot hij zijn blik weer op haar zou richten, en trok daarna in één beweging de jurk over haar hoofd uit; ze had prachtig gewelfde borsten en een strakke, slanke buik, maar Oskars blik gleed eroverheen helemaal naar beneden, naar haar kleine tenen die continu in de witte kousen bewogen.



Vertaling Edgar de Bruijn



<   

TSL 35

   >