Als we een beeld willen krijgen van de commercialisering van de Tsjechische literatuur na de omwenteling van 1989, hoeven we maar de professionele ontwikkeling van de schrijver Michal Viewegh (1962) onder de loep te nemen. Hij is namelijk de verpersoonlijking van de veranderingen binnen het literatuurbedrijf gedurende de afgelopen veertien jaar. Bovendien zijn drie van zijn boeken in Nederlandse vertaling beschikbaar, zodat iedereen ook de mogelijkheid heeft kennis te maken met het werk van deze auteur.
Afgelopen juli stonden de Tsjechische kranten er vol van: trouwfoto’s in kleur van Michal Viewegh en zijn bevallige bruid. Ik heb het dan niet eens over roddelbladen, maar over serieuze landelijke dagbladen. ‘Michal Viewegh, een van de populairste en best verkopende Tsjechische schrijvers, is na zeven ‘eenzame’ jaren hertrouwd, en wel met de 26-jarige Veronika Kodýtková,’ berichtte het dagblad MF-Dnes op de laatste pagina en vermeldde tevens dat het societyblad Instinkt de bruid 50.000 kronen (circa 1.700 euro) had aangeboden voor een exclusieve reportage van haar trouwdag: ‘De bruid heeft dit aanbod geaccepteerd.’
Toch wil Viewegh als schrijver serieus genomen worden en klaagt hij bijvoorbeeld in een interview met het literaire blad Host in mei
2002: ‘Het klopt wel dat wat ik er in een of ander blad uitflap, zich soms tegen me keert.1 Mijn werk – en soms zelfs mijn IQ – wordt dan beoordeeld op grond van een interview met2 een flutblaadje als ‘Een moment voor jou…’Dit gebeurt in het buitenland nooit. Daar beseffen ze gelukkig goed dat de nodige mediale promotie niets te maken heeft met de literatuur.’ Toch kan ik me niet herinneren ooit trouwfoto’s van iemand als Joost Zwagerman te hebben gezien. Of zou dat erop wijzen dat de literatuur voor Tsjechen zoveel betekent dat een schrijver – anders dan in Nederland – de status van een pop- of soapster kan verwerven?
Maar laten we bij het begin beginnen. Viewegh debuteerde meteen na de omwenteling met een detectiveachtig boek ‘Meningen over een moord’1 (1990), zijn echte doorbraak kwam twee jaar later met Te gekke jaren.2 De hierin beschreven lotgevallen van een gemiddeld, prettig gestoord gezin dat na de Russische inval van 1968 naar een klein stadje verhuist, in de hoop de moeilijke tijden daar beter dan in Praag te kunnen doorstaan, werden alom enthousiast ontvangen. Viewegh werd verwelkomd als een nieuw talent, een briljant verteller met typisch Tsjechische humor en ironie, en als iemand die ‘een weinig vrolijke tijd met een vrolijke blik beschouwt’. Zijn boek werd geprezen als een van de eerste (en ook nog geslaagde) pogingen de moeilijke, twintig jaar durende periode na de inval (de zogenaamde ‘normalisering’) literair in beeld te brengen.
Het bescheiden leven van de op dat moment dertigjarige leraar Tsjechisch te Zbraslav, onder de rook van Praag, een keurig getrouwd man en vader van een dochter, kreeg daarna snel een andere wending. Nog geen jaar later figureerde hij persoonlijk op de omslag van zijn volgende boek met bestek in de aanslag en met een boek op zijn bord. Het betreft hier literaire parodieen op bekende Tsjechische en buitenlandse schrijvers, genaamd ‘Ingevingen van een beste lezer’.3 Bij het verschijnen van zijn volgende boek, De opvoeding van Boheemse meisjes4 (1994), werkt Viewegh inmiddels in Praag als redacteur bij een grote uitgeverij. Zijn eerdere roman Te gekke jaren was al autobiografisch getint: net als de hoofdpersoon Kvido is ook Viewegh geboren in Praag, maar opgegroeid in het stadje Sázava, ongeveer veertig kilometer ten zuidoosten van Praag. Dat autobiografische kantje was echter minder opvallend omdat het boek in de derde persoon is geschreven en er toen ook nog minder bekend was van de privé-omstandigheden van de auteur.
In De opvoeding van Boheemse meisjes gaat Viewegh nog een stap verder. Hij schrijft nu in de ik-vorm, zijn verteller is leraar Tsjechisch te Zbraslav, een keurig getrouwd man en vader van een dochter, maar vooral laat hij op de achterflap zetten:
Het boek zelf draait trouwens om een slippertje van de verteller. Achteraf vindt Viewegh deze achterflaptekst geen gelukkige zet, want sindsdien worden zijn boeken bijna uitsluitend als zijn persoonlijke ontboezemingen gelezen en dat niet alleen door de ‘gewone’ lezers, maar ook door sommige critici. Zijn opmerkingen dat een literair personage, hoe autobiografisch ook, slechts ‘de schrijver vermomd als schrijver’ is, of dat zijn verhalen voor driekwart op fantasie berusten, hebben geen effect. Hij wordt regelmatig persoonlijk afgerekend op het gedrag of de denkbeelden van zijn personages.
Met het verschijnen van De opvoeding is de basis gelegd voor de huidige positie van Viewegh: die als publiek persoon. Hij en zijn vrouw scheidden van elkaar, hij verhuisde naar Praag en ging van zijn pen leven. Zijn ster rees. Hij mag een vaste rubriek, genaamd ‘Uit het dagboek van de schrijver’ in Literární noviny (Literaire krant, een gerespecteerd cultureel blad) verzorgen. Verder is hij een vaakgeziene gast op party’s, waardoor zijn foto’s op de societypagina’s van verschillende bladen verschijnen. Een interview slaat hij nooit af en hij schokt de intellectuelen door te verklaren dat deze party’s niet per se oppervlakkig en dom hoeven te zijn en dat hij het bovendien prettig vindt om zich na een eenzame dag gewijd aan het schrijven op deze manier te ontspannen. Hij zegt hardop wat zijn doelstelling is: een beroemd schrijver worden.
De toon van de recensies van De opvoeding is vaak bijzonder fel en scherp en is ongetwijfeld voor een deel te wijten aan dit soort provocerende uitspraken. Berucht is de bespreking van Petr Fidelius in Literární noviny, waarbij Viewegh op een bijzonder hautaine, betuttelende manier wordt bejegend: hij wordt aangesproken als ‘beste auteur…’ en getutoyeerd. Ook elders verschijnen kritieken die niet zozeer over de literaire kwaliteiten van het boek gaan als wel tot doel hebben de schrijver als persoon de grond in te boren. Zo beleeft Viewegh aan de ene kant groot succes bij het brede lezerspubliek, worden zijn boeken in verschillende talen vertaald en gaat hij vaak op reis om zijn werk te promoten (in Kroatië schijnt hij heel populair te zijn). Zijn roman Te gekke jaren wordt door een befaamd toneelgezelschap in Brno (Husa na provázku – Gans aan een touwtje) voor het toneel bewerkt en het boek wordt ook verfilmd (net als De opvoeding), maar aan de andere kant lijkt het of hij zijn krediet als schrijver in de toonaangevende literaire kringen heeft verspeeld.
Een deel van de literaire kringen wordt gevormd door mensen die vroeger tot de Tsjechische underground behoorden, een alternatieve beweging voornamelijk onder de jongeren die zich tijdens de ‘normalisering’ tegen het totalitaire regime keerde. De brave provinciale jongen Viewegh verklapte in een interview dat hij in Sázava zo geïsoleerd en beschermd opgroeide dat hij pas op zijn twintigste van zijn tante hoorde van het bestaan van de mensenrechtenbeweging Charta 77, dat is vijf jaar na de oprichting. Dit is nauwelijks te geloven als we bedenken dat de publicatie van het Charta-manifest destijds een hysterische reactie van de communistische media teweegbracht en dat de bevolking gedwongen werd massaal protestbrieven te ondertekenen, ook al mocht men het manifest zelf niet lezen. Maar het geeft aan dat Viewegh absoluut geen undergroundfiguur was.
Het feit dat hij in zijn boeken met begrip
en sympathie over de ‘grijze massa’ schrijft, dus juist de mensen die door de radicale undergroundjongeren, maar ook door een deel van de dissidenten als de passieve, zwijgende steun van het regime werden beschouwd (en om die reden geminacht), wekt irritatie bij de recensenten met een undergroundverleden. Zo reageerde bijvoorbeeld Tereza Pokorná in Revolver Revue, een cultureel magazine, dat uit die underground was voortgekomen, op de toneelbewerking van Vieweghs roman Te gekke jaren met het stukje getiteld ‘Zo waren wij niet’, een parafrase op de titel van de Amerikaanse film uit 1973 met Redford en Streisand over de linkse beweging in de jaren vijftig: The way we were.
Al dit soort spanningen verwerkt Viewegh
weer in zijn boeken. Zo is de roman Het reisgezelschap5 (1996) ook een grote afrekening met de critici en recensenten. Ze staan er allemaal met naam en toenaam in en met karakteristieke fragmenten erbij. De alternatieve ‘undergroundtypen’ worden in zijn interpretatie humorloze, geflipte karikaturen. Viewegh kiest consequent de kant van de doorsnee Tsjech. Zelfs de meest zielige figuur, zoals de vader in zijn Notities van vaderliefde6 (1998), een zwakke, laffe en dommige beroepsofficier (in de Tsjechische context had vroeger alleen een smeris een nog lager aanzien dan een ‘groen brein’), kan op zijn sympathie en ‘menselijke benadering’ rekenen. Zijn carrière in het communistische leger wordt na de omwenteling vergeven en vergeten, hij wordt door de NAVO omgeschoold en krijgt zelfs een Amerikaanse vriendin die hem uiteraard ook zonder enige vooroordelen of verwijten benadert. Viewegh projecteert in hem de pijn, die hij zelf als gescheiden vader ondervindt.
Behalve in zijn onmiskenbaar aantrekkelijke schrijfstijl ligt zonder twijfel ook hier de sleutel tot zijn populariteit. Zijn boeken zijn een balsem voor de ziel van de gemiddelde burger, die zich geen held betoonde in de decennia van politieke repressie, maar daarom toch niet minder aardig en gezellig is. Voor Vieweghs hoofdpersonages, nu alleenstaande dertigers en bekende schrijvers, is een periode aangebroken van stappen in de betere Praagse etablissementen, van kortstondige relaties met liefst jonge meisjes, regelmatig bezoek aan fitnesscentra (met af en toe een bordeel ertussendoor) en veel zorg voor smaakvolle kleding en interieur. Het is een levensstijl eigen aan een hele groep jonge, succesvolle, goed verdienende Tsjechen. Uiterlijk vertoon en nastreven van een zekere luxe zijn bij Viewegh belangrijke voorwaarden om het tijdens het communisme verloren gevoel van eigenwaarde terug te winnen.
Deze houding kwam al in Te gekke jaren naar voren, waar de vader een totaal ander mens wordt puur door het feit dat hij tijdens zijn zakenreis naar het Westen naar de kapper gaat. Een vlot ‘westers’ kapsel doet bij hem wonderen. Elders beschrijft Viewegh een busreisje met zijn vrouw naar Wenen vlak na de omwenteling, door de verschillen tussen Tsjechische en Oostenrijkse levensstandaard destijds een nogal armoedige en vernederende bedoening (boterhammen en thermosfles met koffie mee). Hij beschrijft als zijn grote persoonlijke overwinning hoe hij een paar jaar later als schrijver naar Wenen komt om voor te lezen en met zijn riante honorarium zonder problemen in een luxe café kan zitten met zijn Amerikaanse agente en vriendin. Juist deze details geven mensen het gevoel bij de ‘beschaafde’ wereld te horen. Ze hebben er genoeg van als armoedige oosterlingen te worden gezien. Zich status ontlenen aan consumptie, omdat we het ons nu wel kunnen veroorloven, klinkt als muziek in de oren van de doorsnee Tsjech.
Daarnaast werkt Viewegh – in samenwerking met zijn uitgever en vriend Martin Pluháček – bewust verder aan de marketing van zijn schrijversproduct. Zo werd de publicatie van zijn ‘Damesroman’7 in 2001 (een poging om binnen de grenzen van dit verguisde genre een goed boek te schrijven) voorafgegaan door een uitgekiende campagne: al weken van tevoren verschenen in de Praagse metro geheimzinnige fragmenten uit brieven. Toen de nieuwsgierigheid van de metroreizigers en media was gewekt, bleek dat deze teksten uit het nieuwe boek van Viewegh afkomstig waren, dat – oh, wat toevallig – net bij de boekwinkel lag.
Ook zijn laatste boek wekte opschudding nog lang voor het was verschenen. Het is een vervolg op Te gekke jaren en heeft als titel ‘Te gekke jaren met Klaus’.8 Václav Klaus is een bekende, maar vanwege zijn arrogantie en egotripperij ook omstreden ex-premier (nu de opvolger van Havel als president) die door zijn liberale economische hervormingen de jaren negentig in Tsjechië heeft bepaald. Voordat het boek uitkwam vertelde Viewegh in een interview dat hij door de politie was gewaarschuwd voor een bedreiging van de kant van de Klaus-aanhangers (of zelfs van ‘kringen rondom Klaus’). De reacties op het interview waren verdeeld: zou het weer zo’n reclamestunt van Viewegh zijn? Maar Viewegh zelf toonde zich diep gekwetst door elk teken van wantrouwen.
Een paar weken na het interview verschenen in het dagblad Lidové noviny (Volkskrant) enkele hoofdstukken uit het boek als voorpublicatie. Daaruit blijkt dat het helemaal geen aanklacht tegen Klaus is: het gaat voornamelijk over de verdere verwikkelingen in het leven van het ons bekende gezin, waarbij opa een fan blijkt te zijn van Klaus, terwijl Kvido en zijn broer een hekel aan hem hebben. Ze citeren dan ook regelmatig uit Klaus’ boek met de veelzeggende titel ‘Nadoraz’ (wellicht vrij te vertalen als ‘Op je tandvlees’). Toch ontstond er naar aanleiding van de voorpublicatie, dus nog steeds voordat het boek goed en wel op de markt was, een felle discussie tussen de fans van Viewegh en zijn tegenstanders en tussen de fans van Klaus en diens tegenstanders. Op de chatpagina van het dagblad MF-Dnes verschenen bijvoorbeeld zeer hatelijke, smakeloze opmerkingen over de ‘niet Tsjechische’ achternaam van Viewegh, ja, zelfs openlijke uitingen van antisemitisme. De literaire kritiek reageerde echter koeltjes: echte aanvallen zijn in deze sfeer niet meer nodig om de auteur en het boek af te kraken. Slechts een enkeling wees erop dat Viewegh duidelijk een plaats heeft in de huidige Tsjechische literatuur en dat zijn boeken een goed beeld geven van een bepaalde periode. Als iemand later nieuwsgierig is naar het leven in het Tsjechië van de jaren negentig, kan hij veel beter bij Viewegh terecht dan bij een van de hooggewaardeerde, ‘niet-commerciële’ auteurs als Jáchym Topol of Miloš Urban.
Een goed tijdsbeeld, dat zou ook voor Nederlandse lezers interessant kunnen zijn. Hoe zit het dus met de ontvangst van de Nederlandse vertalingen van zijn werk? Te gekke jaren en De opvoeding van Boheemse meisjes verkochten moeizaam en zijn inmiddels verramsjt, terwijl de vertaling van Notities van vaderliefde al ruim twee jaar bij de uitgeverij ligt, maar niet wordt uitgebracht wegens te geringe belangstelling van de boekhandel. Toch valt op dat als een Nederlands publiek met deze boeken tijdens literaire avonden wordt geconfronteerd, de humor goed aanslaat en men over het algemeen heel
enthousiast reageert. Jammer dat het duo Viewegh-Pluháček met hun gevoel voor de markt niet ook in Nederland de promotie ter hand kan nemen.
In welk opzicht is de houding van het publiek tegenover sterschrijvers in Tsjechië anders dan in Nederland? In beide landen is er sprake van een haat-liefderelatie ten opzichte van succesvolle schrijvers. Wat Nederland betreft: denk maar aan de lichte spot waarmee een schrijfster als Connie Palmen voortdurend wordt bejegend. De haat en nijd jegens Viewegh gaat echter veel verder. De kloof tussen de officiële en niet-officiële structuren is in het Tsjechoslowakije van de jaren zeventig en tachtig erg diep geweest. Veel schrijvers, bekend uit de ‘dooi’-periode van de jaren zestig, kregen na de Russische inval van 1968 een publicatieverbod opgelegd; jongere schrijvers probeerden vaak niet eens hun werk aan een staatsuitgeverij aan te bieden en publiceerden ondergronds. Zo niet Viewegh: die probeerde wel zijn werk officieel uitgegeven te krijgen, maar het is hem nooit gelukt, omdat de censuur telkens te veel inhoudelijke aanmerkingen had. Een ondergrondse uitgave was voor hem geen optie, omdat hij daarmee de mogelijkheid om officieel te publiceren definitief zou verspelen. De omwenteling van 1989 heeft voor Viewegh dit dilemma opgelost. Hoe dan ook, het feit dat een schrijver tijdens de ‘normalisering’ bij officiële uitgeverijen publiceerde of wilde publiceren, had moreel gezien een vieze bijsmaak. Dat speelt kennelijk nog steeds een rol: diep in hun hart associëren mensen het mediale optreden van Viewegh met schrijvers die zich vroeger aan het totalitaire regime conformeerden.
Dit verschijnsel kan nogal confronterende vormen aannemen, zoals bij een actie in 1999, toen een paar studenten tijdens een signeersessie in de Praagse boekwinkel Fišer een spandoek ontvouwden met de vraag: Wat is het nut van Viewegh? Ten aanzien van jongere schrijvers zijn de scherpe kantjes er echter af. Zo hingen afgelopen zomer in de boekwinkels grote posters van de uitgeverij Argo met het nieuwste boekenaanbod, maar vooral met een portret van Argo’s stokpaardje (én redacteur) Miloš Urban, die kort daarvoor in een live tv-uitzending met veel pracht en praal de nieuw ingevoerde prijs Magnesia Litera (Magnesia is een mineraalwatermerk) voor zijn ecologische roman Waterman in ontvangst had genomen. Onder de genomineerden was ook een andere cult-auteur, afkomstig uit de Tsjechische underground: Jáchym Topol.
Een ander belangrijk aspect is de economische situatie in Tsjechië, zeker voor schrijvers en vertalers. Mensen die hun brood met schrijven proberen te verdienen, hebben het bijzonder moeilijk. Honoraria zijn – als ze al worden uitbetaald – erg laag (ook voor Tsjechische begrippen). Van sommige bladen (bijvoorbeeld het belangrijke literaire tijdschrift Tvar (Vorm)) is het algemeen bekend dat het alleen kan blijven voortbestaan dankzij het feit dat auteurs hun bijdragen gratis leveren. Zelfs schrijvers met een baan in het literaire bedrijf voelen zich soms gedwongen hun principes te verloochenen en lucratieve klusjes aan te nemen, zoals anoniem een boeketreeksachtig boekje produceren of een soortgelijk romannetje voor Readers Digest vertalen. Zo gezien is het contrast tussen Viewegh, die openlijk aan zijn carrière timmert en van zijn schrijven heel aardig boert, en zijn niet-commerciële collega’s (die ook een gezin te onderhouden hebben), in werkelijkheid minder scherp dan het zou lijken. Het is ook tekenend dat op het persoonlijke vlak er niet veel te merken is van spanningen tussen beide groeperingen. Menig bohémien (zoals de criticus Jiří Peňás of de schrijver Jáchym Topol) gaat zonder problemen om met de kleinburgerlijke ster Viewegh.
De tijd zal uitwijzen welke plaats Viewegh met zijn werk binnen de Tsjechische literatuur inneemt. Hij is in ieder geval de eerste schrijver die in de nieuwe maatschappelijke situatie na 1989 de markt probeerde af te tasten en te bespelen. Dat heeft hem materieel gezien welzijn gebracht, maar of hij tot de Grote Literatuur zal worden toegelaten, is onzeker.
Michal Viewegh, geboren 1962 te Praag, getogen in Sázava. Gymnasium te Benešov, studie aan de Hoge economische school in Praag na twee jaar afgebroken, hij werkte o.a. als nachtwaker. Later studeerde hij af aan de letterenfaculteit van de Praagse Karelsuniversiteit (Tsjechische taal en pedagogische wetenschappen). Na zijn dienstplicht werkte hij enkele jaren als leraar aan de Vladislav Vančura-school te Zbraslav en daarna als redacteur van de Praagse uitgeverij Český spisovatel. Sinds 1995 woont hij in Praag en is beroepsschrijver. Zijn boeken worden geregeld herdrukt (uitgeverij Petrov te Brno), zijn inmiddels vertaald in vijftien talen en worden bewerkt voor toneel en film. Voor zijn boek Te gekke jaren kreeg Viewegh de Jiří Orten-prijs voor beginnende jonge schrijvers.
Zie de site PLUH.org voor meer recentere details over vertalingen.