Een van de opmerkelijkste verschijnselen in het literaire landschap van het postcommunistische Rusland is de razendsnelle opkomst en de gigantische populariteit van de Russische detectiveroman. Des te opmerkelijker omdat het genre in de Russische literatuur tot dan toe vrijwel totaal ontbrak. Voor 1917 zijn er maar heel weinig echte detectives in Rusland geschreven. Natuurlijk, Dostojevski’s Misdaad en straf kan gezien worden als een geniale moordroman, maar het boek is daarnaast nog zoveel meer, dat we het in dit verband beter buiten beschouwing kunnen laten. En Tsjechovs briljante poging in dit genre, De Zweedse lucifer, is in de eerste plaats een parodie en het is veelzeggend dat het, hoe leuk het ook is, lang niet zijn bekendste werk is. In de tijd van het communisme werd literatuur als een middel ter lering gezien en niet ter vermaak, zodat genres met een hoog amusementsgehalte, zoals de speurdersroman, op zijn zachtst gezegd niet werden gestimuleerd. Dit ging zelfs zover dat ook westerse klassieken op dit gebied, zoals Agatha Christie, Dorothy Sayers en George Simenon, niet vertaald werden. In de film leken overigens andere regels te gelden, want de misdaadfilm was ook in Rusland populair. Voor de gedrukte media golden strengere eisen. Het enige wat er soms verscheen was de ‘sovjetdetective’, waarin een goede sovjetagent een slechte buitenlandse spion of een binnenlandse handlanger van een buitenlandse spion op het spoor was. Een politieroman over een rechercheur die een misdaad oploste, kon om ideologische redenen niet verschijnen. Moorden en bankovervallen waren immers misdaden die alleen in verloederde kapitalistische landen werden gepleegd, maar niet in de socialistische Sovjetunie. Deze voorgeschiedenis verklaart wellicht waarom het genre in Rusland nog steeds niet echt salonfähig is.
Als je in een gezelschap ontwikkelde Moskovieten verklaart dat je graag Marinina leest, kijkt iedereen je ontzet aan. Toch wordt haar werk en dat van haar collega’s gevreten, zij het in stilte. Een Moskouse boekhandelaar vertelde eens in een interview dat het op de afdeling spannende boeken in zijn winkel altijd zeer rustig was, in tegenstelling tot andere afdelingen, zoals letterkunde of psychologie, waar altijd mensen stonden te bladeren. Toch hadden de spannende boeken verreweg de hoogste omzet. Kennelijk beschouwt de gemiddelde Rus een detective nog steeds als een soort pornografie die hij snel meepakt en besmuikt afrekent.
Het verschijnen van twee ijzersterke romans – Het Rode Plein en Journalist voor Brezjnev – van het tot dan toe onbekende duo Topol en Neznanski, eind jaren zeventig van de twintigste eeuw, was in het licht van deze voorgeschiedenis dan ook bepaald een sensatie. Voor het eerst echte spannende boeken uit de Sovjetunie, al waren beide schrijvers geëmigreerd en moesten hun boeken in het buitenland verschijnen. Helaas hebben Topol en Neznanski hun samenwerking al spoedig gestaakt en zijn ze elk voor zich gaan schrijven, wat heeft geleid tot een lange reeks detectives en thrillers die echter zelden het niveau van hun gezamenlijke eerstelingen haalden. Toch moeten zij, samen en apart, erkend worden als de grondleggers van het genre van de Russische politieroman.
Toen in 1991 het sovjetregime viel en de censuur werd opgeheven, werd het land overspoeld door alles wat tot dan toe verboden was geweest. In de eerste plaats met westerse populaire cultuur: bouquetboekjes, erotische werkjes, thrillers, detectives, om ons tot de gedrukte media te beperken, allemaal van buitenlandse makelij in overhaast vervaardigde vertalingen. De overheersing van de westerse populaire lectuur heeft maar enige jaren geduurd. Al omstreeks 1995 begonnen Russische schrijvers het gat in de markt te zien en op te vullen met hun eigen productie en al spoedig puilden de kiosken uit van speurdersboeken van eigen bodem. Goedkope uitgaven op grauw papier met omslagen in de beste traditie van de pulp, dus met prominent aanwezige halfontklede dames wie het mes of het pistool op de keel wordt gezet, als haar welgevormde hals al niet reeds is doorgesneden. Boeken dus met een uiterlijk dat het ergste doet vrezen voor de inhoud, maar schijn bedriegt, want het gaat in de meeste gevallen om traditionele politieromans.
Hoewel er op het ogenblik talrijke schrijvers zijn die het genre beoefenen – of beter schrijfsters, want het zijn veelal vrouwen – is Aleksandra Marinina de eerste en tot op heden ook de productiefste en bekendste van hen. Haar werkkracht is ongekend, ze heeft in nog geen tien jaar dertig tamelijk dikke romans gepubliceerd. De totale oplage van haar werk bedraagt nu al 26 miljoen exemplaren, zodat ze onbedreigd de best verkopende schrijver van Rusland is.
Aleksandra Marinina is in 1957 geboren in Leningrad als Marina Aleksejeva. Op haar veertiende verhuisde ze met haar ouders naar Moskou waar ze rechten studeerde aan de MGU. Na haar afstuderen hield ze zich bezig met wat wij hier criminologie zouden noemen. Ze verdiepte zich onder meer in de psyche en de persoonlijkheid van de misdadiger. Haar dissertatie uit 1986 droeg de titel ‘De persoonlijkheid van wegens geweldsmisdrijven veroordeelden en het voorkomen van speciale recidive’. Ook heeft ze een monografie Crime and Crime Prevention in Moscow op haar naam staan. Na 1987 maakte ze als criminologe bij de Moskouse militie misdaadanalyses en was ze verbonden aan de Moskouse Hogere Militieschool. In 1998 nam ze haar ontslag en werd ze full time schrijfster.
Haar eerste verhaal schreef ze samen met een collega, Aleksander Gorkin. Het verscheen in 1991 en werd gepubliceerd in het tijdschrift Militia onder het pseudoniem Aleksandra Marinina, een combinatie van de voornamen van de beide auteurs. Haar tweede boek Een samenloop van omstandigheden, schreef ze het jaar daarop alleen, maar het pseudoniem bleef ze gebruiken. Het was het begin van een lange reeks.
Zoals Simenons detectives allemaal commissaris Maigret als hoofdpersoon hebben, zo hebben die van Marinina Anastasia Kamenskaja als heldin. Nastja – zoals ze meestal genoemd wordt – Kamenskaja heeft zoals dat een goede heldin betaamt vele kwaliteiten: ze kent acht talen, heeft wiskunde gestudeerd, weet alles van computers en is een workaholic, maar heeft desondanks een slecht betaalde – in de jaren negentig soms zelfs, vanwege maandenlange salarisachterstanden, niet betaalde – baan bij de Moskouse recherche waar ze deel uitmaakt van een kleine, maar hechte en vriendschappelijke onderzoeksgroep. Kamenskaja is natuurlijk in veel opzichten een portret van Marinina zelf: die heeft weliswaar geen wiskunde, maar rechten gestudeerd en of ze acht talen kent betwijfel ik, maar een workaholic is ze zeker en ook heeft ze als onderzoekster bij de recherche gewerkt waar ze net als Kamenskaja daderprofielen maakte en misdaadstatistieken analyseerde. In ieder geval hebben ze hun lievelingsdrankje, Martini al of niet in een cocktail verwerkt, gemeen.
Kamenskaja heeft nog meer eigenaardigheden. Ze is kettingrookster, drinkt liters sterke koffie, en ze heeft veertien jaar met haar geliefde samengewoond voor ze in het huwelijk is getreden. Met andere mannen heeft ze een puur zakelijke verhouding, flirten doet ze niet. Ze kan niet koken en heeft daar door haar onregelmatige werktijden ook geen tijd voor, het huishouden wordt voornamelijk door haar man gedaan. Kamenskaja wijkt met dit alles nogal af van de gemiddelde Russische vrouw. Die drinkt thee, flirt met alle mannen die enigszins in aanmerking komen, treedt in het huwelijk met iemand die ze veertien dagen kent, en legt haar man huishoudelijk in de watten. Kamenskaja besteedt, alweer in tegenstelling tot de gemiddelde Russische vrouw, nauwelijks aandacht aan haar uiterlijk, maar als ze het moet is ze wel degelijk in staat om als vrouw, compleet met chique jurk en bijbehorend parfum en make-up indruk op mannen te maken. Het personage Kamenskaja is kortom wat je een statement zou kunnen noemen: een vrouw die zich in een mannenwereld glansrijk staande weet te houden, die in haar werk niet alleen niet onderdoet voor mannen, maar dikwijls superieur aan hen is, die geen waarde hecht aan ‘vrouwelijkheid’, maar als het moet haar sekse in de strijd kan gooien.
Detectives schrijven is lopendebandwerk, dat blijkt wel uit de overvloedige productie van niet alleen Marinina, maar van bijna alle andere bekende namen op dit gebied. Elders in dit blad kan met lezen dat uitgeverij Eksmo-Press die ook Marinina uitgeeft, het liefst auteurs heeft die minstens vier boeken per jaar schrijven. Het is dan ook geen wonder dat deze boeken nogal schematisch zijn opgezet en in opzet allemaal op elkaar lijken. De opzet van Marinina’s romans wijkt echter af van wat we in de meeste politieromans van andere schrijvers gewend zijn. Daar is meestal sprake van een misdaad,
een lijk, en een inspecteur die moet uitvinden wie de dader is. In een gemiddelde Marinina gaat dat anders, daar gaat de misdaad gelijk op met de recherche. Haar eerste echte boek, Een samenloop van omstandigheden begint zelfs met een – nog enigszins raadselachtig – portret van de toekomstige daders, Kamenskaja wordt pas in het tweede hoofdstuk geïntroduceerd. Zeer opmerkelijk in dit verband is bijvoorbeeld ‘Hinder de beul niet’ (niet in het Nederlands vertaald), waar Kamenskaja in het begin opdracht krijgt om degene die in het tweede deel van het boek de dader zal worden van een serie moorden die zij zal moeten oplossen, heelhuids uit een gevangenkamp naar Moskou te brengen. Honderd bladzijden lang zien wij de toekomstige dader – en er kan al meteen geen twijfel over bestaan dat hij dat is – en zijn rechercheur in een duet waarvan de implicaties natuurlijk pas naderhand duidelijk worden. Ook in het wel vertaalde De vierde dader wordt, nadat Kamenskaja kort is geïntroduceerd, de rest van het eerste hoofdstuk gewijd aan een kennismaking met de figuren die later de daders zullen worden. Net als de verhalen van Rokotov zijn ook die van Marinina dus geen echte whodunnits, aangezien de lezer van meet af aan sterke aanwijzingen krijgt toegespeeld wie de dader is (of wie de daders zijn, want vaak gaat het om een reeks moorden door een aantal daders). Het gaat om de manier waarop Kamenskaja – als enige natuurlijk – in staat is om de vele aanwijzingen en toespelingen op de juiste wijze te interpreteren en aldus de bewijslast rond te krijgen.
‘Gedurende de lange jaren waarin ik de misdaad heb bestuurd, ben ik tot de slotsom gekomen dat de misdaad zelf in het geheel niet interessant is. Daarom gaan mijn boeken niet over misdaden, ze gaan over mensen, over hun levens, innerlijk, gedachten, over de motieven waardoor ze worden geleid bij hun handelingen, zelfs als die handelingen misdaden zijn.’ Aldus Marinina op haar website. Maar dat is toch iets te fraai voorgesteld. Marinina’s boeken gaan wel degelijk over misdaden, en wel over de meest verschrikkelijke, maar ze gaan daarnaast inderdaad ook nog over allerlei andere dingen.
De wereld waarin Anastasija Kamenskaja leeft is een jungle met slechts enkele oases. Voor haar zijn dat er eigenlijk maar twee, maar die zijn dan ook allesbepalend. De eerste is haar flat en haar man, Ljosja, die professor in de wiskunde is (en dus intelligent), aan een half woord genoeg heeft, en volkomen accepteert dat zijn Nastja soms wekenlang geheel door haar werk in beslag wordt genomen. De andere oase is haar werk en haar directe collega’s. Op haar chef en de andere leden van haar recherchegroep kan ze blindelings vertrouwen. Maar daarbuiten is het niet pluis en dat begint al in de kantoren van de militia zelf. Een vast thema in bijna alle politieromans is de tegenwerking die de slimme speurders krijgen van andere afdelingen en van hoger geplaatsten die onmiddellijke resultaten willen. Ook bij Marinina is dat een vast gegeven. In Marinina’s boeken lopen de dienaren van de wet, politie en recherche, bovendien bij het uitoefenen van hun beroep voortdurend gevaar. Dikwijls is er sprake van zeer duistere organisaties met verreikende invloed. Zo speelt in De vierde dader een organisatie een rol die vanuit een bunker in de Aziatische woestijn werkt aan de ondergang van de westerse wereld. Het is een James Bond cliché, dat sinds enige tijd opeens weer heel actueel is geworden. In Uitwedstrijd gaat het om een groep die zich bezighoudt met het vervaardigen van pornofilms eindigend in een live opgenomen echte moord. En in ‘Hinder de beul niet’ hebben we te maken met een aantal KGB-ers die gespecialiseerd zijn in politieke moorden. Om dit misdaadgeweld te ontrafelen kunnen Kamenskaja en haar collega’s niet anders dan participerend te werk gaan. Ze moeten zich als een soort undercover incognito inlaten met de verdachte personen en brengen aldus hun persoonlijke veiligheid in het geding, wat uiteraard de spanning van het verhaal aanzienlijk verhoogt.
Die spanning wordt aan de andere kant weer getemperd door enkele andere eigenaardigheden van Marinina’s boeken. Ten eerste is daar haar bijna naturalistische beschrijving van het recherchewerk. Dat verloopt uiteraard verre van rechtlijnig. Er zijn valse sporen, foute hypothesen, regelrechte blunders, en die worden allemaal beschreven, soms zo gedetailleerd dat de lezer door de bomen het bos niet meer kan zien. Net als de rechercheurs zelf overigens. Voorts heeft Nastja Kamenskaja voor ieder probleem minstens drie varianten en ook die worden de lezer niet onthouden.
Maar het meest opvallend in haar boeken zijn toch wat ik ‘de uitweidingen van de verteller’ zou willen noemen. Marinina treedt hier in een Russische traditie die teruggaat op Poesjkin en Gogol. Reeds in Jevgeni Onegin en Dode zielen wordt het literaire werk door de auteurs gebruikt om niet alleen een verhaal te vertellen, maar ook om zijn mening over van alles en nog wat te geven. Van vrouwenvoetjes tot de toestand van de Russische wegen, de verteller heeft er een mening over. Zo is het ook met Marinina.
Ook bij haar wordt het verhaal voortdurend onderbroken om de verteller gelegenheid te geven zijn of haar mening te geven over een vermeende wantoestand. Zo wordt in De stilist een uiteenzetting gegeven inhoudende dat homoseksualiteit geenszins verdorven is, maar heel normaal en dat in elke samenleving een bepaald percentage mensen hieraan ‘lijden’, en dat er verder niets mis is met deze mensen, in tegenstelling tot wat in Rusland meestal gedacht wordt, in de eerste plaats door de militia natuurlijk, voor wie een homo al qualitate qua verdacht, ja eigenlijk al zonder verder onderzoek tot dader kan worden aangemerkt. Gelukkig is Nastja Kamenskaja niet zo bekrompen, zij weet wel beter en kan de onschuld van de arme homo bewijzen. In datzelfde boek wordt ook een gedetailleerde uiteenzetting gegeven over de manieren waarop uitgevers hun auteurs belazeren, onder meer door met de oplagecijfers van hun boeken te sjoemelen.
In ‘Hinder de beul niet’ komt een bijfiguur voor die een wat gespannen relatie met zijn studerende dochter heeft. De jongedame ligt naar zijn smaak veel te lang in haar nest en is, hoewel studente, geen toonbeeld van ijver. En dan luidt het: ‘Zijn dochter is studente, maar tegenwoordig zijn de oude tijden voorbij, toen je gratis kon studeren maar je aan de andere kant wegens verzuim verschrikkelijk op je donder kreeg en zelfs je beurs kon kwijtraken. Nu is het bijna onmogelijk een plaats te krijgen op een gratis instelling voor hoger onderwijs, en op de commerciële instellingen let niemand op de discipline. Als je voor het semester hebt betaald, kun je doen wat je wilt, desnoods ga je helemaal niet naar college, niemand die het wat kan schelen, als je je tentamens maar doet.’ Etcetera. Dit terwijl de man zelf een ondergeschikte rol in het verhaal speelt en zijn dochter
eigenlijk geen enkele. Maar het was iets wat de schrijfster – die wij hier wel met de verteller gelijk mogen stellen – hoog zat en er even uit moest. Dit zijn maar twee voorbeelden, maar men vindt er in elk boek talrijke van.
Ook hier zet Marinina het werk van de negentiende-eeuwse literatoren voort. Evenals haar voorgangers wil zij niet alleen amusement bieden, maar ook de wereld verbeteren. Marinina streeft niet naar een revolutie in haar werk, integendeel, maar een klein beetje beschaving, een klein beetje ja echt normen en waarden wil zij haar halfwilde landgenoten toch wel bijbrengen. Haar boeken zijn daarom verplichte lectuur voor iedereen die geïnteresseerd is in de opvattingen die tegenwoordig in Rusland gemeengoed zijn. Het feit dat Marinina het noodzakelijk acht bijna een bladzijde aan de ‘normaliteit’ van homoseksuelen te wijden, bewijst natuurlijk al wel dat er in dat opzicht in Rusland nog iets grondig mis is. Bij alle kritiek op haar vaderland, kan haar werk overigens ook weer niet heel erg anti worden genoemd. In Rusland is weliswaar meer mis dan de auteur en haar lezers lief is, maar het land is toch weer wel zo beschaafd dat de zachte krachten, in de gedaante van Anastasia Kamenskaja en haar collega’s, op het eind altijd weer kunnen winnen.