Mark Strand



Etc etera, etc etera…



Zeker, je zou kunnen zeggen, zelfs hier, dat wat
Overblijft van de mens (man),
Zich afrolt tot een verdwijnend licht en
Dunner wordt, als stof, en wegvliegt
Naar een plaats, waar kennis en het niets versmelten
In elkaar, er dwars doorheen;
Dat het zich afrollend beweegt, tot voorbij de grens
Waar de heldere hemelkoepel eindigt,
En verder – naar een plaats, die nooit
Zal zijn te vinden, waar het onzegbare zich
Ten slotte nog eens afgrenst, maar licht,
En snel, zoals een zomerbuitje,
Dat in de slaap voorbijkomt, dat, naar
Het schijnt, voorbijkomt in de slaap.
Dat wat overblijft van de mens (man),
Rolt zich af en rolt zich af, want
Er is geen enkele grens – geen
Niets vormloos, tussen ons,
Niets, dat ligt tussen jouw lichaam en
Jouw stem. Joseph,
Lieve Joseph, iedere plotselinge gedachte (herinnering)
Aan wat je was – de plaatsen
En momenten, waarvan het meest belangrijk was, het leven
Dat jij hun gaf – zij verschijnen hier,
Nu volgend in jouw spoor als spoken. Dat wat
Overblijft van de mens (man), rolt zich af
Buiten onze grens, waar tijd – is
Slechts de maat van intervallen,
En toekomst niet meer is dan etc etera, etc etera, maar dat
Wel snel en voor altijd.



<   

TSL 32

   >