Emmanuel Waegemans



Roestvrij staal, de klassieker van Nikolaj Ostrovski





Nikolaj Ostrovski

In mijn studententijd lazen we geen socialistisch realistische romans: ‘verloren moeite’ luidde de verklaring (indien die al gegeven werd). Van de in Sovjetrusland torenhoog geprezen klassiekers als Cement van Fjodor Gladkov, De Stille Don van Michail Sjolochov, De lijdensweg van Aleksej Tolstoj had men ten onzent geen hoge pet op. In diezelfde tijd leerde ik een Russische emigrant kennen. Alhoewel hij tijdens de Tweede Wereldoorlog uit de Sovjetunie gevlucht was en uitgesproken antisovjet en anticommunistisch was, vertelde hij toch met een zeker heimwee over de roman Hoe het staal gehard werd van Nikolaj Ostrovski.1 Uit overzichten van de sovjetliteratuur wist ik bij benadering waar de roman over ging, maar dat hij ook een gezworen vijand van het sovjetbewind kon boeien, sprak tot mijn verbeelding. Ik doorbrak het westerse taboe op het ‘socrealisme’ (de socialistisch realistische literatuur) en ploeterde me door de 350 pagina’s (soms taai) proza. Zoals de Russen zeggen: ‘s interesom i pol’zoj’ (ik heb het met belangstelling gelezen en er mijn voordeel mee gedaan.



Communistische Bildungsroman



Nikolaj Ostrovski (1904-36) publiceerde zijn roman Hoe het staal gehard werd tussen 1932 en 1934. Het is een grotendeels autobiografisch werk geworden. Hij was de zoon van een Oekraïense spoorwegarbeider, raakte in de burgeroorlog zwaar gewond en werd met de tijd blind. Toen hij in 1930 volledig blind en verlamd was geworden, dicteerde hij van op zijn ziekbed zijn communistische Bildungsroman.2 Het werd meteen een sovjetklassieker. De auteur kreeg van de dankbare sovjetregering een villa in Sotsji, dat een bedevaartsoord voor enthousiaste komsomollers en proletarische schrijvers werd. Zijn tweede roman In storm geboren (1936) – over de veldtocht van het Rode Leger tegen Polen in 1920 – bleef onvoltooid en kon op veel minder sympathie rekenen.3

De roman vertelt het verhaal van de Oekraiener Pavel Kortsjagin die uitgroeit van een apestreken uithalende snotneus tot een bewuste bolsjeviek, een actieve, begeesterde komsomoller die alle tegenslagen (ziekte, invaliditeit, blindheid) overwint om toch te kunnen meewerken aan de opbouw van zijn land na de verwoestingen van de revolutie en de burgeroorlog. Door zijn levensverhaal te dicteren wil hij een voorbeeld stellen voor de opgroeiende jeugd.

Als hij op het einde van het verhaal zijn roman naar een uitgeverij stuurt, raakt het manuscript verloren... De nooit versagende Kortsjagin begint opnieuw. Wanneer zijn boek ten lange leste toch verschijnt, is zijn ‘lang gekoesterde droom’ werkelijkheid geworden, namelijk ‘terug te keren naar het leven in de rijen van de bouwers van het nieuwe leven’.

De roman navertellen is niet zo gemakkelijk, omdat er tientallen episodes in uitgewerkt worden die eerder als los van elkaar staande scènes dan als een groot coherent geheel geserveerd worden. Het eerste deel gaat over de jonge Kortsjagin die geleidelijk aan zijn weg naar de bolsjewieken vindt – in de wirwar van de revolutie, burgeroorlog en oorlog tegen de Polen. Het tweede deel gaat over het vreedzame leven tijdens de wederopbouw en de strijd tegen de oppositie. Daardoor heeft de roman soms meer weg van een partijbrochure dan van een literair werk.



Held met menselijke trekken



Laat ik even proberen te achterhalen wat mijn Russische emigrantenvriend, in de jaren dertig zelf een jonge en enthousiaste communist, in dit werk zo kan hebben aangetrokken. Ten eerste is Ostrovski’s roman een ontwikkelingsroman waar de sovjetleiders op zaten te wachten. Hij schetst de overgang van de belhamel Kortsjagin tot de doorgewinterde en voor niets terugdeinzende bolsjewiek voor wie het hoogste geluk het welzijn van de Partij is (‘Partija – vysje vsego’: de partij staat boven alles). Hij is de harde werker en heeft de pest aan menselijke zwakheden, bijvoorbeeld kaartspelen (kaarters noemt hij ‘verdomde rotzakken’, ‘vijandige, vreemde elementen’). Hij koestert een dodelijke haat tegen de oude wereld, het tsaristische regime dat de mens onderdrukt.

Ten tweede is het hoofdpersonage verre van statisch. Kortsjagin moet heel wat meemaken voor hij uitgroeit tot een held en voorbeeld. Vroeger was hij een ‘herrieschopper’, een ‘professionele vechtersbaas’, een ‘ondeugende, opstandige kerel’. Zoals in een goede hagiografie, waarin de Oudrussische literatuur uitblinkt, is onze jeugdige held behept met een paar zonden die hem als held acceptabeler maken (zo vloekt hij verschrikkelijk vulgair). Over deze man met visie getuigt iemand: ‘... deze jonge bolsjewiek die nooit de moed opgaf, vol levensvreugde stak, bruiste van energie, maar die zo vroeg zijn gezondheid verloren had’. Ook in zijn rijpere, bewustere leven moet Kortsjagin zwakheden overwinnen. Zo verzet hij zich tegen de gedachte aan zelfmoord: tegenover de vrijwillige dood stelt hij een leven dat van nut is voor de maatschappij. In een gesprek met zijn moeder zegt Pavel dat zijn levensdoel is niet achter de meisjes aan te lopen, maar tegen de bourgeois te vechten, als het moet hen tot in Amerika achterna te zitten.

Ten derde worden de positieve eigenschappen van het hoofdpersonage redelijk gedoseerd. In een gesprek met een vrouw stelt Kortsjagin het persoonlijke tegenover de algemene zaak: ‘Ik ben voor dat type revolutionair voor wie het persoonlijke niets is in vergelijking met het algemene’. Ondanks zijn verlamming blijft Pavel geloven in zijn bijdrage aan sociaal nuttig werk: hij citeert de woorden van ‘de Leider’ (Lenin) dat ‘er geen vestingen zijn die de bolsjewieken niet zouden kunnen innemen’. En het credo van de wereldverbeteraar ligt vervat in de volgende onsterfelijke woorden van Kortsjagin, die elke sovjetscholier je uit het hoofd kon opzeggen: ‘Het dierbaarste dat de mens heeft, is het leven. Het wordt hem maar één keer gegeven en hij moet het zo leven dat hij zich niet verschrikkelijk zou hoeven te schamen voor zijn gemeen en futiel verleden en om op zijn sterfbed te kunnen zeggen: heel mijn leven en al mijn krachten heb ik gegeven aan het allermooiste ter wereld – aan de strijd voor de bevrijding van de mensheid’.



Relatief eerlijk



Ook over de minder positieve eigenschappen van de held is de roman eerlijk. Wanneer Kortsjagin zich gaat aangeven bij een partij-uitgeverij, blijkt dat hij nauwelijks Russisch kent en ongelooflijk veel stilistische en spellingsfouten maakt. Ook de intellectuele vorming van de held laat de wensen over: naast De opstand van Foermanov leest hij de Russische Geschiedenis van de marxistische historicus Pokrovski, een boek over Garibaldi en een massa partij- en komsomol-leesvoer.

Opvallend is dat de nevenpersonages laconiek getekend worden. In plaats van de in de Russische literatuur ingeburgerde uitvoerige psychologische portretten (de traditie van Tolstoj), worden ze bij Ostrovski beschreven uitsluitend in functie van het gebeuren in de roman, als kameraden, partijgenoten en strijders voor de goede zaak. De lezer weet waar hij aan toe is! Zo worden niet-bolsjewieken als volgt gekarakteriseerd: ‘bandieten, avonturisten, vechtersbazen’; wie het niet eens is met de ‘generale lijn van de Partij’ wordt afgeschilderd als ‘koelakkendroesem’; de soldaten van de Oekraiense leider Petljoera zijn ‘plunderaars’, het streven naar onafhankelijkheid in de Oekraine heet ‘separatistisch chauvinisme’ (samostijny sjovinizm); natuurlijk zijn de SR (sociaal-revolutionairen) ‘de boosaardige vijanden van de arbeiders’ en het Poolse legioen dat tegen de jonge Sovjetrepubliek vecht, bestaat niet uit Polen (poljaki), maar uit ‘Witte Polakken’ (belopoljaki, in de Sovjetperiode een scheldwoord voor de niet-communistische Polen), kortom het zijn ‘door de parasieten van heel de wereld tegen ons opgestookte, bedrogen soldaten’.

Ook de oude wereld, het tsaristische regime, moet het zwaar ontgelden. De pope in de school van Pavel is onmogelijk streng en hardvochtig. Zijn moeder moet ‘zich afsloven voor allerlei uitschot’. Arbeiders moeten zich aan hun bazen ‘verkopen’ om er te kunnen blijven werken. Het krioelt er van de dakloze, hongerige en voortvluchtige mensen. De krantenverkoper van de kiosk waar Pavel gewoonlijk een krant gaat halen, is opgepakt door de gendarmes ‘omdat hij aan politiek had gedaan’. Op de vraag wat dat dan wel betekent, krijgt Pavel te horen ‘jezjeli kto protiv tsarja idjot’ (wanneer iemand het opneemt tegen de tsaar).

De titel van het boek wordt twee keer expliciet vermeld. De woorden ‘hoe het staal gehard werd’ worden voor het eerst gebruikt met betrekking tot komsomollers, waaronder onze held Kortsjagin, die een spoorverbinding moeten aanleggen om hout aan te voeren en dit in afschuwelijke omstandigheden: in het hartje van de winter, slapen in barakken, nauwelijks te eten, bedreigd door antibolsjewistische bandieten die dreigen hen te zullen neerschieten als ze doorgaan met werken voor de communisten. Over deze heroïsche daad zegt de auteur laconiek: ‘vot gde stal' zakaljajetsja’ (dat is waar het staal gehard wordt). De tweede keer komt de titel voor in een zuiver politiek-ideologische context, namelijk in de strijd tegen de oppositie: ‘In de strijd tegen de kleinburgerlijke stromingen werden de bolsjewistische partij en komsomol gehard’.



Onbaatzuchtig en blind



In zijn roman is Ostrovski – althans in de ogen van zijn tijdgenoten – erin geslaagd het portret te tekenen van een jonge idealist die een evolutie doormaakt van politiek-niet-bewust tot voorvechter. Toegegeven – de ‘openbaring’ (de bekering tot de Partij) wordt nauwelijks gemotiveerd, maar ja, is ook de Oktoberrevolutie niet uit de lucht komen vallen? In sterk autobiografisch getint proza toont Ostrovski de fysieke en geestelijke kracht van een onbaatzuchtig idealist, voor wie de inzet voor de medemens het hoogste goed is. Hij breekt met zijn vriendin Tonja uit de periode van voor de bekering, zet zich af tegen haar ‘goedkoop individualisme’ en argumenteert de breuk: ‘Ik ben nu niet meer die Pavloesja [dat Polleke] die ik vroeger was. En ik zou als man niet deugen voor jou, indien jij vindt dat ik eerst jou moet toebehoren en daarna de partij, want ik ben in de eerste plaats van de partij en dan pas van jou en andere naasten’. Menig auteur van een priester- of missionarisroman zou Ostrovski benijden om deze consequente inzet in woord en daad van een jonge neofiet. Voor de jonge sovjetse tijdgenoot die zich in zijn idealisme afjakkerde voor de goede zaak (‘onze levensgezellen kunnen we pas ontzien als we het socialisme opgebouwd hebben’), was de figuur van Kortsjagin een hart onder de riem. Hoe het staal gehard werd zal de twintigste eeuw overleven als een tijdsdocument dat miljoenen mensen heeft geïnspireerd.

Het boek kan weinig westerse lezers aantrekken of overtuigen, het is schematisch en primitief, de taal heeft geen charme. Anderzijds: mag je van literatuur meer verwachten dan dat het miljoenen mensen aanspreekt? Dit laatste argument heb ik ook wel eens gehoord van Russische emigranten: ze lazen de sovjetliteratuur niet of tenminste ze beweerden dat ze haar niet lazen, maar heimelijk stonden ze soms in bewondering voor de magie die ervan uitging.

Het boek kon in elk geval rekenen op de sympathie van de Vlaamse Rusland-reiziger en fellow-traveller Johan Daisne. In zijn in 1948, nog in volle euforie over de overwinning van de Sovjetunie in de Tweede Wereldoorlog, verschenen boek over de Russische literatuur4 is onze Vlaamse sovjetofiel lyrisch over deze ‘jonge oud-roodgardist’; zijn roman noemt hij ‘klinkend van de eerste tot de laatste bladzijde, zoals zijn titel, naar het staal van sabel en hamer, een daverende freske uit de tijd van de Revolutie in Oekraina’ en ‘Het is zeker niet gedurfd te beweren dat, door en in de geest van Kortsjagin, Ostrovski, zoveel jaar na zijn dood, thans weer in het vuur heeft gestaan, als een der bezielers en winnaars van Stalingrad en de andere Soviëtzeges’. Zijn roman noemt Daisne ‘voortreffelijk’ socialistisch realisme ‘dat men tot op een zekere hoogte – maar dan in de beste betekenis van deze term – “melodramatisch” zou kunnen noemen. Want het wonder van Ostrovski’s boek is wel, dat, hoewel geschematiseerd en vrij opzettelijk, zijn helden nooit hun menselijkheid bij deze politieke symbolisering inboeten, evenmin als de soms kinematografisch geabregeerde handeling ergens de waarheid ondienst doet’. Ook de niet-communistische Nederlandse vertaler van vlak na de oorlog was te spreken over Hoe het staal gehard werd: ‘Het is daarom goed het Nederlandsche volk een roman aan te bieden die een helder inzicht in de bolsjewistische psyche geeft en die, naar mijn meening, ook grote literaire kwaliteiten bezit: haar sterk beeldend vermogen, haar lapidairen stijl. Eens te meer trof mij de universaliteit der menschelijke aandoeningen’.5



Toch een meesterwerk?



Gedurende de gehele sovjetperiode werd Ostrovski’s roman opgeklopt tot meesterwerk en verplichte schoollectuur van elk sovjetkind. Ik ben eens gaan kijken of met het instorten van het sovjetimperium de houding tegenover deze klassieker overeind is gebleven. In het in 1998 verschenen bio-bibliografisch woordenboek van 20e-eeuwse schrijvers6 vernemen we dat de roman oorspronkelijk opgezet was als autobiografisch werk, maar geleidelijk aan ‘de autonome artistieke inhoud kreeg die er het buitengewoon literair fenomeen van de twintigste eeuw van heeft gemaakt’. Volgens de schrijver van het lemma ‘Ostrovski’ in het woordenboek7 beschikte Ostrovski over een ‘zeldzaam artistiek fingerspitzengefühl’ en zette hij zich af tegen inmenging in zijn werk van allerlei ‘literaire corrigeerders’.

Groznova verklaart de impact van dit boek niet alleen door de biografie van de schrijver, maar ook door de artistieke kwaliteiten van zijn roman; daarbij citeert ze natuurlijk Andrej Platonov die zich positief over de roman heeft uitgelaten.8 Als artistieke basis van de roman ziet zij de eenvoud van stijl en de nobele emoties en betreurt alleen dat de roman te veel opgeklopt werd in bloemlezingen.

Na de publicatie van zijn roman stond Ostrovski in het middelpunt van de belangstelling: er kwamen duizenden reacties op zijn boek en lezersbrieven binnen, bij alle mogelijke gelegenheden werd Ostrovski opgevoerd, waarbij het steeds draaide rond het thema ‘de opvoeding van de jeugd’. Terwijl hij aan zijn tweede roman (In de storm) schreef, werkte de auteur verder aan zijn hoofdwerk, dat ook verfilmd en voor theater bewerkt werd. In augustus 1936 kreeg hij bezoek van de Franse fellow-traveller André Gide, die later over hem schreef in zijn boek Retour de l’URSS.

Kortom, een waardeloos artikel dat evengoed in de jaren 1970 geschreven had kunnen worden. Kritischer is de bijdrage in het in 2000 verschenen biografische woordenboek Russische schrijvers van de twintigste eeuw.9 De auteur Kondakov wijst op de jeugdlectuur van Ostrovski die bestond uit werken die revolutionaire thematiek verbonden met romantisch pathos en uit avonturenromans (van bijvoorbeeld Jules Verne, Stevenson, Conan Doyle, Edgar Allen Poe en Alexandre Dumas père). Toen Ostrovski het manuscript voor de tweede keer naar een uitgeverij stuurde (het eerste exemplaar raakte zoek), kwam er eerst geen antwoord, vervolgens werd het toch aangenomen, maar zwaar bewerkt en herschreven door literaire redacteurs in opdracht van het centraal comité van de Komsomol. Willens nillens moest Ostrovski deze redactie aanvaarden, maar niet zonder een lange, taaie strijd. De door Ostrovski voorgestelde titel wilden de redacteuren niet behouden (wellicht dachten ze dat de lezer zou kunnen denken dat het om een handboek staalgieten ging). Er werden allerlei argumenten aangevoerd tegen bepaalde episodes en namen van nevenpersonages, en ze stelden als titel Pavel Kortsjagin voor.

Maar Ostrovski gaf (terecht) niet toe en haalde zijn slag thuis. Ondanks de talrijke getuigenissen en brieven is het onmogelijk te achterhalen wat precies het aandeel van de redacteuren is geweest. Heel waarschijnlijk hebben ze vooral in ideologische zin aan dit toekomstig ‘evangelie van de sovjetjeugd’ geknoeid. Kondakov erkent het ‘verpletterend effect’ dat het boek oproept over die heldhaftige tijd. In opdracht van de partij werd de mythe over Ostrovski als bolsjewiek, strijder, organisator van de communistische jeugdbeweging en als schrijver doelbewust uitgebouwd: Ostrovski werd omgeven door een nimbus van heiligheid, samen met Tsjapajev, Pavlik Morozov, Stachanov, Gorki en Majakovski. Hij citeert de woorden van de Russische emigrant Gleb Struve in diens schitterende studie over de sovjetliteratuur10 dat het succes van Ostrovski’s ontwikkelingsroman bij het sovjetvolk spontaan was, maar tegelijkertijd ook het resultaat van georkestreerde mythevorming. Ostrovski’s roman werd het meest gelezen werk van de sovjetliteratuur (tijdens zijn leven verschenen er 41 drukken), het werd vertaald in tientallen talen binnen en buiten de Sovjetunie. De kern van het succes lag natuurlijk in de figuur van Pavel Kortsjagin, het eerste voorbeeld van een positieve held met zijn moreel rigorisme, compromisloos maximalisme en quasi-religieus revolutionair ascetisme. Het is merkwaardig dat de naamgenoot van Ostrovski’s superheld Pavel Kortsjagin in de roman Er leefden eens twee kameraden11 van Boris Levin totaal niet opgemerkt werd door de tijdgenoten. Tot het succes van de roman heeft natuurlijk ook zijn metaforische titel bijgedragen. In de jaren 1930 ging de roman niet over de productie of over de spoorwegen (zoals het geval in het bijna gelijkluidende werk Het staal werd gehard12 van A. Boesygin), maar over de politieke realiteit van het ogenblik. ‘Staal’ bij Ostrovski is het symbool van de revolutie, van het bolsjewisme, van de onbuigzame sovjetgeest, die willens nillens geassocieerd wordt met de naam van Stalin (die overigens in de roman niet genoemd wordt). In oktober 1935 werd Ostrovski gelauwerd, hij kreeg een villa aan de Zwarte Zee, woonde in een straat die zijn naam droeg, sprak voor de radio, ontving talloze delegaties journalisten en jonge mensen, kortom werd een levende klassieker van de sovjetliteratuur die Gorki en Majakovski bijna overschaduwde.

De cultus rond Ostrovski nam geen einde met de dood van Stalin. Onder Brezjnev werd hij opnieuw uit de kast gehaald en ingepast in de campagne ‘terug naar de jaren twintig!’. In 1966 kende het centraal comité van de Communistische Jeugdbond (VLKSM) hem de prijs van de Lenin-Komsomol toe voor zijn ‘onsterfelijke’ boeken. Zelfs tijdens de perestrojka werd geprobeerd de mythe nieuw leven in te blazen, maar het sloeg niet meer aan: alle nog niet gesneuvelde symbolen van het totalitaire tijdperk werden in de laten jaren tachtig ten grave gedragen. In de in 1999 voor schoolkinderen uitgegeven encyclopedie over de Russische literatuur van de 20e eeuw13 wordt Ostrovski’s ‘onsterfelijke’ hagiografie niet alleen niet opgehemeld, maar zelfs niet vermeld. In vier recent verschenen studies over de Russische literatuur van de 20e eeuw komt Ostrovski er bekaaid van af.14 Sic transit gloria mundi sovietici.






1 De Nederlandstalige lezer beschikt over twee vertalingen. De eerste: Nikolaj Ostrowski, Hoe het staal gehard werd. Roman in twee delen verscheen in 1936 bij de communistische uitgeverijen Nieuwe Cultuur en Pegasus, met een herdruk in 1955 bij Pegasus in de vertaling van Frenny de Graaff. De tweede vertaling: N. Ostrovski, En het staal werd gehard... verscheen vlak na de oorlog bij uitgeverij De Suijckermoolen in Amsterdam, in de vertaling van A. Bloemendaal.
2 Karel van het Reve schrijft met het hem eigen flegma: ‘Op zijn ziekbed schreef hij wat wij zouden noemen enige jongensboeken over de burgeroorlog’ (Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur. Gent 1970, deel VI, p. 314, lemma 'Ostrovski').
3 N.A. Ostrowski, In storm geboren. Roman. Nieuwe Cultuur-Pegasus, Amsterdam 1938 en 1948.
4 Johan Daisne, Van nitsjevo tot chorosjo! Een geïllustreerde en van bio-bibliografische aantekeningen voorziene anthologie der Russische literatuur sinds haar aanvang tot heden. Brussel 1948, p. 292-304.
5 A. Bloemendaal in N. Ostrovski, En het staal werd gehard.., p. 5.
6 Roesskië pisateli. XX vek. Biobibliografitsjeski slovar'. Moskva 1998, deel 2, p. 153-155.
7 N.A. Groznova, zelf auteur van een boek over onze schrijver met de veelzeggende titel Stsjastje bortsa: O romane N.A. Ostrovskogo «Kak zakaljalas' stal'». Kniga dlja oetsjitelja [Het geluk van de strijder. Over N.A. Ostrovski's roman «Hoe het staal gehard werd»]. Moskva 1988, 2e editie.
8 Andrej Platonov, Razmysjlenia tsjitatelja. Moskva 1980, p. 71 schrijft: ‘We kennen niet nog alles wat in ons menselijk wezen opgesloten ligt en Kortsjagin heeft ons het geheim van onze kracht geopenbaard’.
9 Roesskië pisateli. XX vek. Biobibliografitsjeski slovar'. Moskva 1998, deel 2, p. 153-155.
10 Gleb Struve, Soviet Literature. Oklahoma 1951, p. 271. Struve heeft geluk: eindelijk wordt zijn voortreffelijke studie over de sovjetliteratuur ook in Rusland geciteerd; nog niet doorgedrongen tot de Russische bibliografie is het interessante artikel van Elena Tolstaja-Segal, ‘K literatoernomoe fonoe knigi Kak zakaljalas' stal' ’, in Cahiers du Monde russe et soviétique, XXII (4), 1981, p. 375-399.
11 Boris Levin, Zjili dva tovarisjtsja (1930).
12 A. Boesygin, Zakaljalas' stal' (1931).
13 Entsiklopedia dlja detej. Tom 9. Roesskaja literatura. Tsjast' vtoraja. XX vek. Moskva 1999
14 In het voor studenten van de Moskouse Staatsuniversiteit bestemde handboek Istoria roesskoj literatury XX veka (20-90-e gody) (Moskva 1988) is hij onbestaande. Idem in L. Sjnejberg & I. Kondakov, Ot Gorkogo do Solzjenitsyna (Moskva 1995). Boeslakova rekent hem niet tot het ‘leerminimum’ van de Russische abituriënt (T. Boeslakova, Roesskaja literatoera XX veka. Oetsjebnyj minimoem dlja abitoeriënta. Moskva 1999) en voor V. Bajevski, Istoria roesskoj literatoery XX veka. Kompendium (Moskva 1999) is Ostrovski slechts een voetnoot. V. Akimov (Sto let roesskoj literatoery. Ot serebrjanogo veka do nasjich dnej. Sankt-Peterburg 1995) stelt dat ‘beroemde werken’ zoals Ostrovski's roman of Makarenko's Pedagogisch poëem [Nederlandse vertaling: De weg naar het leven], ‘die vaak noch van talent noch van oprechtheid gespeend waren, hun tijd niet overleefd hebben’ en hij noemt deze werken ‘een duidelijk document van de maatschappelijke en persoonlijke illusies en bedrogen verwachtingen’ (p. 178).



<   

TSL 29

   >