Ljoedmila Sjtern



Gelooft u in wonderen?



De schrijfster Ljoedmila Sjtern is geboren in Leningrad. Van beroep is ze mijnbouwkundig ingenieur. Al in de Sovjetunie begon ze literaire activiteiten te ontplooien, maar van publicatie kon geen sprake zijn, daarvoor drukte haar werk teveel scepsis uit ten aanzien van de sovjetmaatschappij. Ze emigreerde in 1975 naar de Verenigde Staten. In 1980 werd een bundel verhalen van haar hand in New York in het Russisch gepubliceerd. Het lange verhaal 'De twaalf Colleges' uit deze bundel, werd in het Italiaans vertaald.1 Dit verhaal werd door de BBC in 1978 in de Sovjetunie uitgezonden (in korte vervolgafleveringen voorgelezen). Haar boek Pad znakom tsjetirjoch ('Onder het teken van de vier') bevat drie verhalen: 'De twaalf Colleges, 'Het korenblauwe veld' en 'Onder het teken van de vier'. Dit laatste verhaal verscheen kortgeleden in een Engelse vertaling bij de New England University Press. Sjtern publiceerde in de tijdschriften: Novoje Roeskoje Slovo ('Het Nieuwe Russische Woord'), Vremja i my ('De tijd en wij') en Tsjast retsji ('Rededeel'). Er is nooit eerder iets van haar werk in het Nederlands gepubliceerd.





Vijf jaar geleden overkwam mij in Leningrad iets verbazingwekkends. Een gebeurtenis zo raadselachtig en vreemd dat ik tot op de dag van vandaag er noch een redelijke noch een mystieke verklaring voor heb kunnen vinden.

Op het Vredesplein, niet ver van de Hooimarkt staat een rij donkergrijze huizen, die hun beste tijd hebben gehad. In een van deze mistroostige panden, weggemoffeld tussen een bakkerij en een stomerij, was een slagerij verborgen. Daarvan getuigt het opschrift VLEES EN VLEESPRODUKTEN. In het donker licht het uithangbord op met trillende robijnrode letters en biedt een steeds wisselende aanblik: ES en VLEE PRO UK EN, VL S VLEE ODUKT, of laconieker nog: VS V S ODK.

Honderden keren was ik er langs gehold, met een verstrooide blik op de saaie etalage, maar nooit eerder was het bij me opgekomen om naar binnen te kijken, zo onaantrekkelijk zag het winkeltje eruit. Maar op een dag, toen ik een vage hoop koesterde gehakt of een kippetje te kunnen bemachtigen, duwde ik de glazen deur open.

De winkel bleek piepklein te zijn. Op de marmeren vloer lagen zwarte plassen, hier en daar bestrooid met zaagsel. Op de rechter helft van de toonbank pronkte een piramide van vernuftig opgestapelde platte blikjes, met de afbeelding van een oude man met een ruige haardos, die dreigend een drietand in iemands richting priemt. De blikjes droegen de naam 'Geschenken van Neptunus'. Links ervan glansden wat slordige stukken vleesafval, bedekt met een dun blauwachtig vlies. Aan de muren bungelden, als vlaggen halfstok, werkinstructies waarop een afbeelding van de verschillende lichaamsdelen van de koe, vergezeld van hun diverse namen. Achter de toonbank stond met de armen over elkaar een zwaarlijvige verkoper in een onbeweeglijke houding tegen de muur geleund. Zijn uitdrukkingsloze gezicht was naar het raam gekeerd waarachter de nevelige omtrekken van de Hooimarkt vaag zichtbaar waren. Achter de kassa zat een deftig uitziende dame, een grijze haarknot achter op 't hoofd, verdiept in een boek. Klanten waren er niet in de winkel. Ik bewoog mijn voeten wat op en neer in het zaagsel, stampte in een plas, liep langzaam voor de toonbank langs, terwijl ik een monsterende blik wierp op datgene wat voor etenswaar moest doorgaan, waarna ik met een theatrale zucht op de deur afstevende. Op het moment dat ik de deurknop vastpak-te, weerklonk achter mijn rug een duidelijk gefluister:

'Djevoesjka,2 hé, djevoesjka ... ' Ik keerde me om: de cassière zat nog steeds te lezen, blind en doof voor haar omgeving, de verkoper h.ypnotiseerde als voorheen met zijn blik de natte daken. Ik trok mijn schouders op en draaide me weer om naar de deur.

Weer werd er gefluisterd: 'Djevoesjka, komt u eens hier.' Ik keek nu behoedzaam om: de verkoper noch de cassière besteedden enige aandacht aan mij. Leed ik nu dan toch aan een hallucinatie als gevolg van een vleestekort? Vastbesloten liep ik op de kassa af.

'Kunt u een roebel wisselen?' vroeg ik, terwijl ik de dame fixeerde met een veelbetekenende blik. Met een zucht sloeg ze een bladzij om; achter het glas zag ik in een flits de titel van het boek -Choderlos de Laclos: Gevaarlijke betrekkingen. Toen griste ze met haar smalle vingers het haar toegestoken biljet weg en telde met een handig, professioneel gebaar tien munten van tien kopeken af.

'Heel hartelijk bedankt.'

De dame knikte verstrooid, zonder de ogen op te slaan. Nee, zij had mij zeker niet geroepen. De deur sloeg dicht en twee eenvoudig geklede vrouwen stoven de winkel binnen.

'Zijn er uien?' informeerde een van hen.

'De uien zijn op,' antwoordde de verkoper haar in dezelfde trant.

'En gehaktballetjes?'

'Komen vandaag niet binnen.'

De vrouwen liepen mopperend naar de deur, ik ging er snel achteraan. 'Djevoesjka, djevoesjka, niet weggaan,' lispelde iemand achter mijn rug. Als een panter stortte ik me op de toonbank.

'Riep ïi mij?' De verkoper verplaatste zijn ogen vanuit de diepte van zijn Nirwana naar mijn kin en sloot bevestigend de oogleden.

'Wat is er?'

Zijn opgeblazen, volle-uier gezicht plooide zich tot een glimlach. 'Waar droomt u vandaag van?' vroeg hij met een hoge zangerige stem. 'Wat voor vlees heeft u het liefst?'

'Het maakt mij niet uit...'

'Konijn, kalfslever, tong, gevogelte?' Ik schudde krampachtig het hoofd en slikte het speeksel in mijn mond door.

'Waarom zwijgt u zo bescheiden?' in zijn stem klonk een licht verwijt, 'er is toch niets eenvoudiger dan dat? Wandelt u een half uurtje, hap wat frisse lucht en komt u dan terug ... U zult er geen spijt van hebben.' En uitgeput door de lange monoloog, zakte hij langzaam tegen de muur en verstarde.

Weer op straat overwoog ik koortsachtig: wat is dit? Een loterij, een grap, een valstrik? Of de vrucht van een ziekelijke verbeelding? Moest ik me uit de voeten maken voor het te laat was of over een half uurtje terugkomen. En als ik terugkwam, waar moest ik dan het geld vandaan halen voor al deze geneugten?

Twee wijken van de markt af, woonde in de Plechanovstraat mijn oude vriend en vaste credietgever. Zonder veel hoop hem thuis aan te treffen, holde ik naar de vierde etage en belde aan. Als reactie hierop barstte er een veelstemmig hondenkoor los. Valeri's familie bestond uit de kreupele Fenka (Fernida), de hardhorende Panka (Pandora) en de éénogige Lasjka (Laokoon). Mijn vriend had de waakhonden alle drie van straat opgepikt tijdens een voor hen dramatische levensperiode. Een tijdlang gebeurde er niks. Uiteindelijk hoorde ik geschuifel van sloffen en Valeri verscheen op de drempel in een fluwelen kamerjas, met een gestreepte halsdoek om het middel.

'Waarom bel je als een idioot,' mopperde hij, terwijl hij met zijn been de honden opzijschoof, die mij als bezeten kwamen begroeten.

'Mooi dat je thuis bent, ik had het nauwelijks durven hopen ... '

'Watje mooi noemt. .. ik heb angina foniculaire.'

'Er bestaat folliculaire angina, verwar het niet met het woord funiculaire.'

'O, kom je me nou 's ochtends vroeg al een lesje geven?' Hij dacht na, bekeek zichzelf in de spiegel en knoop-te zijn ochtendjas los. 'Voel eens of ik niet wat afgevallen ben van dit gedoe.'

'Geen zier,' antwoordde ik vriendelijk, zijn vurige wens kennende om op een spriet te lijken, 'je bent een worst en je blijft een worst...'

Valeri fronste vol walging de wenkbrauwen:

'En wie zegt dat tegen mij? Kijk liever eens naar jezelf, Loekerja, open de ogen en huur een klaagvrouw.' -

We gingen de kamer binnen en ik plofte neer in de platgezeten fauteuil, die mijn vriend om de een of andere reden de 'Voltairestoel' noemde.

'Zal ikje voorlezen, wat ik van Dante vertaald heb?' Hij trok een vel uit de schrijfmachine en kuchte.

'Interesseert het je nog waarom ik zomaar binnenviel, zonder te bellen?'

'Voor geld natuurlijk, dat spreekt vanzelf, wat anders.'

Maar het verhaal maakte wel een diepe indruk op Valeri.

'Vermakelijk, vermakelijk,' bromde hij met een Conan Doy les tem en veegde zijn bril af aan de zoom van zijn kamerjas, 'ik persoonlijk zie hier twee verklaringen: hij wil je gewoon versieren, of hij heeft je aangezien voor een of andere hoge ... ' Hij stak een vinger in de lucht en draaide die veelbetekenend in het rond. 'Zie ik er soms uit als iemand, voor wie een slager op het eerste gezicht zal vallen?' Valeri trok zijn schouders op: 'Ik op het tweede gezicht ook niet, maar. .. mijn smaak verschilt misschien van die van een slager.'

Ik slikte zachtmoedig de belediging.

'En heb ik dan wel het uiterlijk van iemand die je voor een hoge piet zou verslijten?' 'Zonder meer. Je draagt een bontgevoerde jas, Italiaanse laarzen, je kijkt zelfverzekerd. Maar mijn hemel, waarom je daarover het hoofd breken, ga liever met gezwinde spoed dat vlees halen en dan natuurlijk ook voor ons.'

'Oké, geef me maar een vijfje.'

'Niet zo kleinzielig.' Valeri viste ergens uit zijn kamerjas tien roebel op. Maar daar schoot hem iets te binnen: 'Wacht even, laten we er samen op af gaan.'

'En je angina dan?'

'Die angina zal me een zorg zijn. Vlees is veel belangrijker en als schrijver interesseer ik me voor de essentie van de dingen ... Grieken!' brulde hij, 'wandelen"!

De honden storten zich in een wanordelijke kluwen naar de gang.

'Valerka, hang niet de gek uit! Als we die winkel binnenkomen met drie honden, kunnen we dat vlees wel vergeten ...'

'Geen paniek, we lassen een pauze in. Jij gaat eerst naar binnen als belanghebbende en ik kom even later, als verklikker.

Tien minuten later opende ik enigszins omzichtig de deur op een kier. De verkoper sloeg verheugd de handen ineen en hief ze boven zijn hoofd, waar hij ze energiek heen en weer schudde: zo jubelen de Cubanen als ze de gebroeders Fidel en Raoul in het oog krijgen.

'Blij u weer te zien, generaal,' blafte hij. Ik keek van opzij naar de cassière. Zij volgde in vervoering de Vicomte de Valmont langs de Parijse boulevards, haar dunne vingers om de slapen gevouwen.

'Noem me maar Nikolaj,' de verkoper strekte over de toonbank zijn ruwe knuist uit. Ik deed mijn mond al open om me voor te stellen, maar hij hield me met een handbeweging tegen.

'Doet u geen moeite ... wij zijn op de hoogte, ik verzoek u verder te komen.'

Hij tilde de houten toonbank op en duwde met zijn voet de achterdeur open. We kwamen terecht in een lage, zwak verlichte gang. Mijn neus werd getroffen door een vochtige, onheilspellende rottingsgeur. Langs de donkergroene muren, liep het water langzaam naar beneden. Met een smak belandde er iets bij mijn voeten dat met een flits naar opzij wegschoot. Ik slaakte een doordringende gil. Nikolaj greep me gedienstig bij de arm: 'Nog één stapje en we zijn er. Dat 'er' bleek een benauwde en ongelofelijk smerige werkruimte te zijn. In een hoek stond een fornuis, waarop een oude vrouw, dik ingepakt, al mompelend en zacht fluitend in een brouwsel stond te roeren. Langs de muur stond een lange tafel, bedekt met plaatijzer. Waarschijnlijk was hij bestemd voor het uitbenen van vlees. Op de tafel slingerden messen en een bijl. Daar tussenin twee jongemannen, die met gekruiste benen vol overgave zaten te kaarten. Toen ze ons in het oog kregen sprongen ze op de grond en maakten plechtig een buiging.

'Mijn assistenten: Mark, Lev en Darja Koezjminisjna.'

'Noem me maar Doesja, liefie,' kraste de oude vrouw. Plotseling klonk vanachter de deur kabaal en gegrom. Een vrouwenstem gilde met snerpend geluid. Nikolaj schoot er als een bliksemschicht vandoor.

'Wilt u onze spullen niet zien, ik bedoel de koelruimte,' vroeg de lange Mark met de gehavende boksersneus. Ik knikte verstrooid en probeerde me intussen voor te stellen wat Valeri met zijn gevolg in de winkel aan het uitrichten was. Mark schoof met een luide ruk een grendel opzij en opende een met ijzer beslagen deur op een kier. Een arctische kou kwam me tegemoet, maar ik stapte vermetel naar voren. Aan gietijzeren haken in het plafond hingen geslachte kalveren, schapen en varkens, met een dun, zilverdonsachtig laagje rijp bedekt. Roze koeienpoten stonden tegen de muur geleund. Vanaf de bovenste planken grijnsden varkenssmoelen met witte neerhangende wimpers, daaronder lagen geslachte konijnen opgestapeld en op de vloer was het een bonte wemeling van ongeplukte patrijzen en hazelhoenderen. Het gewone spul was nonchalant in een hoek op een hoop gegooid. Bij de ingang rezen manshoge manden op, volgestouwd met in cellofaan verpakte pakketten. Aan de manden bungelden bordjes met opschriften, waarvan het je ijskoud te moede werd: hersens, hart, lever. Ik begon me enigszins onpasselijk te voelen en keerde me om. Mark was verdwenen en de deur van de koelruimte was gesloten. Buiten zinnen van angst, begon ik er met mijn vuist op te roffelen. Ik gooide me er met mijn volle gewicht tegenaan en ... viel in de armen van Doesja. Kennelijk had ze me geobserveerd door het sleutelgat.

'En, waarop is uw keus gevallen?' informeerde Lev galant, hij was een langharige jongeman met een Beatle-uiterlijk. Ik stoof in de richting van het fornuis. Op dit moment knalde de deur open en Nikolaj viel de werkruimte binnen, zijn haar één grote warboel.

'Je reinste kolder,' verkondigde hij vrolijk. 'Een of andere gek was de winkel binnengedrongen met drie honden. Of we hem maar vlees wilden geven, Die verduvelde honden begonnen te vechten, al het zaagsel stoof in het rond. Ksenia Leonardovna viel van schrik bijna van haar stokje. Ik zette hem buiten de deur, tussen haakjes op een beleefde manier, en dat, sorry dat ik het zeg, gebrilde onderkruipsel ziet nog kans om tegen te sputteren ook.'

'Waar,' zegt ie, 'heeft u uw vleeswaren?' Nikolaj gooide het hoofd in de nek en bracht een trompetachtig geschater voort: 'Dat kan zelf amper op zijn benen staan, als je zucht valt ie om en heeft oog capsones ook.'

'Nou, en wat hei je gedaan,' onderbrak Mark hem.

'Wat ik gedaan heb, ik heb P. geroepen ... Dat is onze dienstklopper,' wendde hij zich beleefd tot mij. 'P. heeft die meute naar het bureau gebracht, kan ie daar zijn vleeswaren krijgen ... die honden ook, 't ergste gebroed watje kan hebben, naar het abattoir ermee ... ze vragen erom.'

Mark en Lev begonnen goedkeurend te schaterlachen. Bij het fornuis stond Doesja te giechelen. Nikolaj keek bezorgd naar de klok en klapte in zijn handen. 'We zijn een beetje laat, laten we pauzeren. U eet natuurlijk bij ons?'

'Bij ons, bij ons,' echoden de assistenten.

'Dank u wel... een andere keer. .. graag ... ik heb nu geen tijd,' lispelde ik en deed een paar stappen in de richting van de 'Branduitgang'.

'Die deur is nu dicht... o, u hebt dus haast... ' mompelde de verkoper, 'nou niks aan te doen, we zullen u niet tegenhouden, maar jammer is het wel... Marik, wat sta je daar nou, zorg liever dat de generaal haar boodschappen krijgt.'

Mark verdween achter de beslagen deur en kwam in een oogwenk terug met een volgepropt boodschappennetje.

'Hoeveel ben ik u schuldig?'

'U - ons?' Nikolaj stond perplex, 'geld speelt hier geen rol. Eet op uw gezondheid en kom terug wanneer u maar wilt.'

De deur van de 'Branduitgang' kraakte en ging vanzelf open. Ik kwam op een rommelige binnenplaats terecht tussen natte kisten, vaten en planken. Het zware net trok aan mijn arm, van het dak vielen twee ijskoude druppels in mijn kraag ... Valeri deed me open met een uitdrukking van opperste walging op het gezicht. 'En, heb je als schrijver de essentie van de zaak kunnen achterhalen?' kon ik niet nalaten te zeggen.

'Ach, val dood jij ... Hebben ze je nog wat behoorlijks gegeven?'

'Geen flauw benul, maak zelf maar open.'

Het vleespanorama dat zich voor onze ogen ontvouwde, was ronduit verbijsterend. 'Mijn God ... ' fluisterde Valeri, en liet zich op de vloer zakken, 'en dat is allemaal van jou? Hoeveel kost dat wel niet?'

'Noppes.' Ik stak hem het opgevouwen tientje toe.

'Volgens mij is dit een episode uit onze communistische toekomst' sprak hij geschokt. 'Met enkele details uit ons middeleeuwse verleden' en ik vertelde hem over de evidente en onbetwistbare elementen van tovenarij. Valeri woof nonchalant met zijn hand:

'Allemaal verzinsels,je bent gewoon paranoïde. Waarschijnlijk zagen zeje aan voor eentje van de Keuringsdienst of van de OBGSS.'3

'Voor de CIA zagen ze me aan! Ik zeg je, er zit een luchtje aan die zaak, maar wat voor een, daar ben ik nog niet achter.' 'En probeer er maar niet achter te komen ook. Schiet er voor de Grieken en mij nog iets over?'

Broederlijk deelden we de buit en ik sleepte mijn netje naar huis. Die zelfde dag nog, deed, dankzij de krachtsinspanningen van Valeri, het nieuws over het vleesavontuur de ronde bij vrienden en kennisen. Er kwam een pelgrimage naar mijn huis op gang van mensen die persoonlijk de zult, leverpastei en tong in gelei in ogenschouw wilden nemen. Na twee dagen was de ijskast alweer griezelig leeg. Ik belde Valeri op: 'Wat vind je, moet ik er weer heen?'

'Ja, op een holletje zelfs,' zei hij zelfverzekerd.

'Ik vind er toch iets unheimisch aan. Dadelijk wordt het bedrog ontdekt en gooien ze me op straat net als eh die literator, je weet wel.'

'Welk bedrog? Je hebt toch niet te maken met het Centraal Comité van de Partij of met de Ministerraad. Afgezien van enkele schendingen van onze constitutie, heeft een sovjetmens toch nog wel zóveel vrijheid, dat hij een slagerij kan binnenlopen.' 'In jouw geval was dat al heel duidelijk, ja ... '

Ter voorbereiding van het nieuwe bezoek deed ik mijn haar, manicuurde me en maakte me op volgens programma no. 1 'voor bijzonder plechtige gelegenheden.'

Bij 'Vleesprodukten' had een volledige verandering van decor plaatsgevonden. In plaats van de verfijnde Ksenia Leonardovna troonde er achter de kassa een meisje met brede jukbeenderen en een ogenschijnlijk net zo breed achterwerk. Ze was met bankbiljetten aan het ritselen, daarbij haar vingers nat makend met speeksel. In plaats van de pompeuze Nikolaj was een sterk loensende, roodharige jongeman druk in de weer om conservenblikjes die 'Vet van varkensingewanden' bevatten met een lap af te vegen. Toen hij me zag, verstijfde hij en kreeg een kleur. 'Neemt u me alstublieft niet kwalijk, ik had u niet direct opgemerkt, komt u alstublieft verder.'

In de werkruimte zag ik vol opluchting mijn oude kennissen terug. Halfliggend op de stalen tafel als Romeinen aan de dis, waren Mark en Lev blackgammon aan het spelen. Midden op een gepolitoerde plank blonk een fles Armeense cognac, waaruit ze na iedere zet een flinke slok namen. Doesja zat op een ongemakkelijk plaatsje bij het fornuis een vuurrode shawl te breien.

'En waar is Nikolaj?' vroeg ik zo ongedwongen mogelijk. Ze keken elkaar verbaasd aan: 'Nikolaj? Welke Nikolaj?'

'De verkoper Kolja ... '

'U moet u vergissen,' zei de roodharige vriendelijk, 'er heeft hier nooit en te nimmer een Nikolaj gewerkt.'

'En Ksenia Leonardovna, de cassière?'

'Daar vraagje me wat, liefje,' verbaasde Doesja zich,' zo'n wonderlijke naam.'

Verlangend keek ik naar de branduitgang. Kon ik die maar halen ... De roodharige verkoper scheen mijn gedachten te raden:

'Ik ben bang dat wij uw tijd in beslag nemen ... wilt u liever zelf vlees uitzoeken of vertrouwt u onze smaak?'

'Ik laat het aan u over. .. ' ik voelde me een complete idioot. Toen Lev met het volgestouwde netje verscheen, greep ik vastbesloten naar mijn portemonnaie:

'Hoeveel krijgt u van me?'

'Wat bedoelt u?' riep de verkoper, 'geld, daar praten we niet over.'

Ik sjouwde het vlees naar de flat van Valeri en barstte in snikken uit. De honden staken enthousiast hun snuit in de zoom van mijn jas, Valeri telde wat druppels valeriaan af.

'Wat nou, wat wind je je nou op? Het is toch gewoon vlees en geen ballistische raket of marihuana ...

'Waarom geven ze me dat... En waar zijn Nikolaj en de cassière?'

'Waar, waar. .. onder voorarrest. Die hebben al te veel gejat en hun collega's hebben hen van de lijst van overlevenden geschrapt. Je kunt moeilijk verwachten dat ze een plaquette met hun namen aan de muur hangen!'

'Valeri, moeten we het niet bij de politie melden?'

'Wat melden? Dat ze je in een slagerij vlees geven? 't Zou een reden zijn om je naar het psychodroom af te voeren! Nee, lieve, bega geen domheden. Het geluk lacht je nu even toe, neem dat vlees aan als een realiteit, die wij kunnen gewaarworden en deel deze gewaarwording met mij en de Grieken.'

'Eet-dat vlees zelf maar op! Ik neem er geen hap van.'

'Dat is nergens voor nodig, mijn beste! Vanwaar die pietluttigheid, dat is toch niks voor ons. Of het nou vlees is of iets anders, en of je het nou krijgt of dat je het geeft. .. Jouw morele kwellingen zijn ongefundeerd ... die gaan wel weer over.'

Valeri had een vooruitziende blik. Twee maanden lang liep ik met een boog om het Vredesplein heen. Maar geleidelijk aan verdween de angst en er kwam nieuwsgierigheid voor in de plaats. En op een lichte maartse ochtend belandde ik weer bij de betoverde winkel. VLEES EN VLEESPRODUKTEN waren verdwenen. Wel waren er nog de stomerij en bakkerij. Aan de overkant stond de blauwe bierkraam. Op het trottoir stak in het dunne ijslaagje van een plas, de papieren verpakking van een eskimoijsje. Maar de twee bekende ramen schitterden verblindend. Erachter lagen trommels, trompetten en violoncelli opgestapeld. Op een trapleer stond een arbeider de laatste letter I van het opschrift MUZIEKBENODIGDHEDEN vast te spijkeren. Aan de deur wapperde zachtjes een schriftblaadje met de woorden: 'Voorzichtig, geverfd!'

Ik wierp een blik naar binnen. De accordeons blonken met hun parelmoeren knoppen. Aan de muren hingen in grillige wanorde violen en altviolen. Er blonken saxofoons en in een hoek troonde stevig een contrabas. Binnen was geen levende ziel te bekennen. Mijn moed bij elkaar rapend, stapte ik over de drempel, liep op mijn tenen naar een van de harpen toe en raakte de snaren aan.

'Wat is er van uw dienst?' klonk achter me een rustige stem. Als gestoken sprong ik opzij. Voor mij stond een wat oudere man in een tweed colbertje, met een bril met rookkleurige glazen op.

'Wij zijn nog niet in bedrijf, we gaan overmorgen open,' zei hij zacht en voegde er plotseling aan toe, na me doordringend te hebben aangekeken:

'Wacht u even, gaat u nog niet weg alstublieft.' Hij verdween door de bekende deur en kwam een ogenblik later weer te voorschijn met een lang voorwerp in een foudraal.

'Wat is dat?' vroeg ik achteruitdeinzend, 'van wie?'

'Dat is een gitaar, een prachtig exemplaar dat je in deze omgeving zelden tegenkomt,' antwoordde hij met een lichte buiging 'en alstublieft, komt u langs als het u uitkomt.'

'Dit is een gitaar,' sprak ik op de toon van een verdoemde, en smeet het geval voor Valeri's neus op tafel. Enthousiast klakte hij met zijn tong en streek met zijn vinger over de kast.

'Je blijft bij je opvatting van de Keuringsdienst?'

'Misschien heeft hij je voor Edita Pjecha4 aangezien,' zei Valeri dromerig, onderwijl het instrument stemmend.

'Voor Edith Piaf of voor Aznavour! Ik hou het gewoon niet meer uit in zo'n geheimzinnige atmosfeer à la Boelgakov'

'Of bedrog in de trant van Gogo!?' vroeg Valeri geïnteresseerd, op zakelijke toon - hij sloeg een paar accoorden aan - de gitaar klonk goddelijk.

'Luister, stel dat er nu eens een overkoepelende organisatie voor vlees en muziek wordt opgericht, in de geest van de VTSSPS?5 En ze willen jou als voorzitter benoemen?'

'Valeri, is er van jou nou geen enkel medeleven te verwachten?'

'Is er van jou soms medeleven te verwachten met degenen die niet over de magische gave beschikken om geschenken toegeworpen te krijgen. En als jij dan toch niet meer verbeeldingskracht hebt dan een specht en er geen enkele fantasie op na houdt, blijf dan thuis zitten en slenter niet langs de winkels. En die gitaar hou Ik wel, met het oog op jouw gebrek aan musicaliteit.'

Voorbij vloog de regenachtige zomer en er brak een zonnige, warme septembermaand aan. Mystieke gebeurtenissen deden zich in die tijd niet voor, als we buiten beschouwing laten dat ik zonder zichtbare aanleiding uit de organisatie voor de verspreiding van politieke en wetenschappelijke kennis werd gegooid. Maar op een dag belde Valeri op en ratelde achter elkaar met een hoge falsetstem: 'Schokkend nieuws! Raad eens wat er gekomen is in de plaats van de muziekbenodigdheden?' 'Ik wil het helemaal niet horen!' geschrokken gooide ik de haak erop. Na twee dagen kwam er een brief van Valeri:



'Geliefde, er is daar nu een spaarbank. Ik wil je gevoelens niet traumatiseren en ik bedoel er niets mee, maar het is toch wel bij de wilde spinnen af als je bij mij een drietje komt lenen tot aan betaaldag, terwijl daar...
Altijd de jouwe, V.

P.S. Als je ertoe besluit, zal ik met de Grieken wachtlopen bij de ingang en garanderen we je een veilige aftocht.'


's Avonds kwam hij bij me langs met zijn gevolg: 'Nou, waag eens een experimentje, zo simpel als wat! En als God ons barmhartig is, zal jouw leven en ook het mijne naar ik hoop, geur, kleur en smaak verwerven.' 'En als God niet barmhartig is?'

'So what? Dan blijven we de arme drommels, die we zijn.' Valeri had me ten onrechte beschuldigd van gebrek aan verbeeldingskracht: Het netje, boordevol met geld had zich stevig in mijn koortsachtig werkend brein verankerd.

Na een week maakte ik een verkenningstocht: ik kocht radijs op de markt en vatte post op een veilige afstand van de behekste plaats. Tussen de bakkerij en de stomerij hing een mistroostig, groen uithangbord



SPAARBANK NO 26 - OKTJABRSKIJ DISTICT.



's Nachts werd ik gekweld door kleurrijke nachtmerries: ik vloog in een hondenslee over de Hermitage, Ksenia Leonardovna kwam me in een poppenwagen op twee wielen tegemoet, ze was gehuld in een laken en speelde op een fluit. Onder ons kroop over het asfalt een zwerm dolfijnen met de snuiten hoog opgeheven en in hun open bekken stond als water in een verstopte wasbak, groene olieverf, waaruit een verfkwast omhoog stak.

De volgende dag belde ik Valeri op. We besloten dat hij me bij de ingang dekking zou bieden.

De honden beten elkaar niet, trokken ook niet aan de lijn en zo naderden we als een ordentelijk gezin het Vredesplein.

'Zit,' zei Valeri rustig en de Grieken lieten zich eensgezind met hun achterste op het asfalt zakken.

'Nou, vooruit...' hij gaf me een licht duwtje in de rug. Ik ging de hoek om, op een paar benen die afwisselend van hout en van watten leken te zijn en keek omhoog: Er was geen spaarbank. Er was geen stomerij, noch een bakkerij, zelfs geen bierkraam. De drie huizen kregen een grote opknapbeurt. Ingepakt in hout, keken ze me aan met de lege oogholten van hun ramen. Ik kwam dichterbij. Langs het trottoir strekte zich een houten tunnel uit, die de veiligheid van de burgers moest verzekeren. Boven mijn hoofd wiebelde een plankier, waarop een kuip met groene verf stond en een somber uitziende arbeider bezig was met een schilderskwast op zijn gemak de verf te mengen.


Voorwoord en vertaling Tineke Kars-Lachovetsky





1 De Nederlandse vertaling van Tineke Kars-Lachovestsky wacht op een uitgever.
2 Djevoesjka: meisje.
3 OBGSS: Afdeling voor de bestrijding van diefstal van het socialistisch eigendom en van speculatie.
4 Edita Pjecha: een bekend varietézangeres.
5 VTSSPS: Centrale overkoepelende raad van vakbonden.



<   

TSL 28

   >