Werd Hanna Krall aanvankelijk snel en gemakkelijk
bestempeld als kroniekschrijfster
van de lotgevallen van Poolse joden tijdens de
Tweede Wereldoorlog, langzamerhand heeft
haar horizon zich verbreed in tijd en geografische
reikwijdte. Enerzijds gaat haar interesse
verder terug in het verleden en beschrijft zij op
fascinerend gedetailleerde wijze het dagelijkse
leven in de verdwenen chassidisch-joodse wereld.
Anderzijds lopen de biografieën die aan
haar verhalen ten grondslag liggen, door tot in
het heden. Ze spelen zich ver buiten de grenzen
van Polen af, namelijk daar waar het lot die van
oorsprong Poolse joden heeft gebracht.
Van meet af aan genoot Hanna Krall in
Polen groot aanzien. Met haar collega journalist
Ryszard Kapuściński, heeft zij ervoor gezorgd
dat de reportage een apart genre in de literatuur
werd, in Polen 'literatura faktu' geheten,
letterlijk vertaald 'literatuur van het feit',
anders gezegd 'literaire journalistiek'. De ontwikkeling
van haar thematiek en haar schrijfstijl
hebben het belang van haar werk aanmerkelijk
doen stijgen en er in belangrijke mate toe
bijgedragen dat Hanna Krall inmiddels wordt
gezien als een van de belangrijkste vertegenwoordigsters
van wat inmiddels wel de 'metafysische
stroming' in de hedendaagse Poolse literatuur
wordt genoemd.
Voor haar is herinneren een eerste levensbehoefte.
Daaruit groeit de behoefte om te vertellen.
Wie vertelt, fixeert de herinnering. Wie
of wat herinnerd wordt, leeft voort. De wereld
van de chassidische joden uit Polen is in de
Tweede Wereldoorlog weggevaagd en dat geeft
haar verhalen een bijzonder perspectief. Haar
werk lijkt daardoor soms een elegie op een verloren
wereld.
Zij fascineert de lezer echter om meer redenen.
Haar interesse geldt niet in de eerste plaats
het verdwijnen en de dood. Zij schrijft vooral
over het leven dat eraan voorafgaat en in het bijzonder
over die levens waarin de lezer iets ervaren
kan van liefde, trouw, eer, angst, verraad
en moed ... , zaken met een universele lading en
eeuwigheidswaarde die de banaliteit van alledag
ontstijgen. Zonder ooit uit te zijn op gemakkelijk
sentiment, brengt Hanna Krall levens
van vreemden zo dichtbij en maakt zij de
lezer zo met hen vertrouwd, dat die als het ware
wordt geconfronteerd met zijn eigen ongeschreven
verhaal.
Daarvoor gaat zij zeer precies te werk. Zij
werkt zonder taperecorder, zij luistert en maakt
notities. Wat zij hoort, dikt zij in en maakt er
een waarachtig geheel van. Aan elk verhaal ligt
een basis van wederzijds vertrouwen en intimiteit
ten grondslag. Haar zucht naar feiten kent
geen grenzen en soms zijn haar vragen meedogenloos.
Zij leeft intens mee, maar bewaart bij
elke ontmoeting de nodige afstand, zonder welke
hethaaronmogelijk zou zijn om vorm te kunnen
geven aan wat zij hoort. Nooit onderwerpt
zij zich aan haar protagonisten, nooit schuift zij
zichzelf nadrukkelijk naar voren. De schrijfster
zelfleert men kennen via het kader dat zij schept
en de details die zij beschrijft.
In het begin zocht Hanna Krall zelf naar
mensen in wier levens zij haar thema's herkende.
Naarmate zij bekender werd, kwamen mensen en verhalen steeds meer als vanzelf naar
haar toe. Tot besluit van iedere ontmoeting met
haar lezers moedigt zij hun aan iets persoonlijks
te vertellen. Dan blijkt de werkelijkheid keerop
keer fantastischer te zijn dan een schrijver had
kunnen bedenken. Hanna Krall wijst daarom op
het paradoxale gegeven dat in de reportage zelfs
meer geoorloofd is dan in fictie. Op zo'n moment
wijst zij naar de Grote Scenarioschrijver
achter haar en zegt, dat Hij de auteur is en dat
zij slechts noteert.
Er is nog een paradox die opvalt, wanneer
we kijken naar de perceptie van haar werk. In
deze tijd neemt het publiek met fictie geen genoegen
meer, men eist echtheid en de waarheid.
Toch doet zich het merkwaardige feit voor dat
literaire critici soms geneigd zijn om fictie eerder
serieus te nemen dan documentair proza.
Het proza van Hanna Krall toont aan hoe onzinnig
dat onderscheid geworden is. Wie haar
verhalen leest, kan onmogelijk geringschattend
opmerken dat zij het zich gemakkelijk maakt
of dat er iets aan haar verbeelding schort. Met
groot respect voorde feiten, componeert zij haar
verhalen op dusdanig knappe wijze dat die feiten
zelf metaforen worden. Zij schept de vorm
die de lezer de samenhang doet doorzien van
gebeurtenissen, feiten en lotgevallen die op dramatische
wijze met elkaar botsen. Dat zij daarin
zelf steeds meer iets herkent van de voorzienigheid,
God, de Grote Regisseur, maakt haar
zeker niet populairder bij de meeste critici. Toch
gebruikt ze zelf zelden dergelijke grote woorden.
Die komen ongemerkt met haar verhalen
in de gedachten van de lezer, naarmate zij hem
stap voor stap dichter bij de vragen brengt waarop
een mens meestal geen antwoord heeft. En
misschien is dat dan een derde paradox: die ervaring
kan dankbaar stemmen en ondanks alles
troostrijk zijn.
Met haar verhalen bereikt Hanna Krall vooral
een jong publiek. Zij probeert niet belerend
te zijn of respect af te dwingen, zij wil slechts
dat de lezer zich iets voorstelt. In plaats van op
te hemelen of het lijden uit te vergroten, beschrijft
zij het in de kleinste details en met een
minimum aan woorden, op associatieve wijze
inhakend op de belevingswereld van vandaag.
Daardoor spreken die verhalen uit het verleden
niet minder tot de verbeelding dan wat speelt in
het hier en nu. En zo ontstaat begrip.
'Daar is geen rivier meer' telt zestien verhalen,
elk gekoppeld aan een plaatsnaam. In
deze bundel zijn de Poolse verhalen in de minderheid.
Hanna Krall weeft een net waarin
Göteborg, Hamburg, Iowa City, Cape Cod, Toronto,
New York en Warszawa even nauw met
elkaar verbonden zijn als Tykocin, Otwock en
Plebanki. De lijnen lopen via de mensen die zij
daar toevallig ontmoet, haar hebben uitgenodigd,
geëmigreerd zijn met het oog op een betere
toekomst of juist op zoek gaan naar hun
verleden. Net als met haar vorige bundels,
wordt de lezer verrast en bevangen door heftige
eigen emoties. De ene keer zal men verhaal
na verhaal willen lezen en het boek niet kunnen
neerleggen, de andere keer zal men niet
verder kunnen of willen lezen. De meeste verhalen
zijn kort, zelden meer dan tien, soms
slechts vier pagina's. Soms refereert zij aan situaties
en personen die de lezer zich misschien
herinnert uit andere verhalen, uit eerdere bundels.
Dat doet niets af aan de kracht van deze
nieuwe bundel. Integendeel, haar verhalen grijpen
in en verwijzen naar elkaar. Het zijn schakels
in een eindeloze keten van geschiedenissen,
die net als gelijkenissen keer op keer kunnen
worden verteld. Telkens weer lichten ze
een andere tip van de sluier die ligt over deze
wereld en het leven.