Benjamin Gijzel



Hanna Krall






Hanna Krall. Bron

Werd Hanna Krall aanvankelijk snel en gemakkelijk bestempeld als kroniekschrijfster van de lotgevallen van Poolse joden tijdens de Tweede Wereldoorlog, langzamerhand heeft haar horizon zich verbreed in tijd en geografische reikwijdte. Enerzijds gaat haar interesse verder terug in het verleden en beschrijft zij op fascinerend gedetailleerde wijze het dagelijkse leven in de verdwenen chassidisch-joodse wereld. Anderzijds lopen de biografieën die aan haar verhalen ten grondslag liggen, door tot in het heden. Ze spelen zich ver buiten de grenzen van Polen af, namelijk daar waar het lot die van oorsprong Poolse joden heeft gebracht.

Van meet af aan genoot Hanna Krall in Polen groot aanzien. Met haar collega journalist Ryszard Kapuściński, heeft zij ervoor gezorgd dat de reportage een apart genre in de literatuur werd, in Polen 'literatura faktu' geheten, letterlijk vertaald 'literatuur van het feit', anders gezegd 'literaire journalistiek'. De ontwikkeling van haar thematiek en haar schrijfstijl hebben het belang van haar werk aanmerkelijk doen stijgen en er in belangrijke mate toe bijgedragen dat Hanna Krall inmiddels wordt gezien als een van de belangrijkste vertegenwoordigsters van wat inmiddels wel de 'metafysische stroming' in de hedendaagse Poolse literatuur wordt genoemd.

Voor haar is herinneren een eerste levensbehoefte. Daaruit groeit de behoefte om te vertellen. Wie vertelt, fixeert de herinnering. Wie of wat herinnerd wordt, leeft voort. De wereld van de chassidische joden uit Polen is in de Tweede Wereldoorlog weggevaagd en dat geeft haar verhalen een bijzonder perspectief. Haar werk lijkt daardoor soms een elegie op een verloren wereld.

Zij fascineert de lezer echter om meer redenen. Haar interesse geldt niet in de eerste plaats het verdwijnen en de dood. Zij schrijft vooral over het leven dat eraan voorafgaat en in het bijzonder over die levens waarin de lezer iets ervaren kan van liefde, trouw, eer, angst, verraad en moed ... , zaken met een universele lading en eeuwigheidswaarde die de banaliteit van alledag ontstijgen. Zonder ooit uit te zijn op gemakkelijk sentiment, brengt Hanna Krall levens van vreemden zo dichtbij en maakt zij de lezer zo met hen vertrouwd, dat die als het ware wordt geconfronteerd met zijn eigen ongeschreven verhaal.

Daarvoor gaat zij zeer precies te werk. Zij werkt zonder taperecorder, zij luistert en maakt notities. Wat zij hoort, dikt zij in en maakt er een waarachtig geheel van. Aan elk verhaal ligt een basis van wederzijds vertrouwen en intimiteit ten grondslag. Haar zucht naar feiten kent geen grenzen en soms zijn haar vragen meedogenloos. Zij leeft intens mee, maar bewaart bij elke ontmoeting de nodige afstand, zonder welke hethaaronmogelijk zou zijn om vorm te kunnen geven aan wat zij hoort. Nooit onderwerpt zij zich aan haar protagonisten, nooit schuift zij zichzelf nadrukkelijk naar voren. De schrijfster zelfleert men kennen via het kader dat zij schept en de details die zij beschrijft.

In het begin zocht Hanna Krall zelf naar mensen in wier levens zij haar thema's herkende. Naarmate zij bekender werd, kwamen mensen en verhalen steeds meer als vanzelf naar haar toe. Tot besluit van iedere ontmoeting met haar lezers moedigt zij hun aan iets persoonlijks te vertellen. Dan blijkt de werkelijkheid keerop keer fantastischer te zijn dan een schrijver had kunnen bedenken. Hanna Krall wijst daarom op het paradoxale gegeven dat in de reportage zelfs meer geoorloofd is dan in fictie. Op zo'n moment wijst zij naar de Grote Scenarioschrijver achter haar en zegt, dat Hij de auteur is en dat zij slechts noteert.

Er is nog een paradox die opvalt, wanneer we kijken naar de perceptie van haar werk. In deze tijd neemt het publiek met fictie geen genoegen meer, men eist echtheid en de waarheid. Toch doet zich het merkwaardige feit voor dat literaire critici soms geneigd zijn om fictie eerder serieus te nemen dan documentair proza.

Het proza van Hanna Krall toont aan hoe onzinnig dat onderscheid geworden is. Wie haar verhalen leest, kan onmogelijk geringschattend opmerken dat zij het zich gemakkelijk maakt of dat er iets aan haar verbeelding schort. Met groot respect voorde feiten, componeert zij haar verhalen op dusdanig knappe wijze dat die feiten zelf metaforen worden. Zij schept de vorm die de lezer de samenhang doet doorzien van gebeurtenissen, feiten en lotgevallen die op dramatische wijze met elkaar botsen. Dat zij daarin zelf steeds meer iets herkent van de voorzienigheid, God, de Grote Regisseur, maakt haar zeker niet populairder bij de meeste critici. Toch gebruikt ze zelf zelden dergelijke grote woorden. Die komen ongemerkt met haar verhalen in de gedachten van de lezer, naarmate zij hem stap voor stap dichter bij de vragen brengt waarop een mens meestal geen antwoord heeft. En misschien is dat dan een derde paradox: die ervaring kan dankbaar stemmen en ondanks alles troostrijk zijn.

Met haar verhalen bereikt Hanna Krall vooral een jong publiek. Zij probeert niet belerend te zijn of respect af te dwingen, zij wil slechts dat de lezer zich iets voorstelt. In plaats van op te hemelen of het lijden uit te vergroten, beschrijft zij het in de kleinste details en met een minimum aan woorden, op associatieve wijze inhakend op de belevingswereld van vandaag. Daardoor spreken die verhalen uit het verleden niet minder tot de verbeelding dan wat speelt in het hier en nu. En zo ontstaat begrip. 'Daar is geen rivier meer' telt zestien verhalen, elk gekoppeld aan een plaatsnaam. In deze bundel zijn de Poolse verhalen in de minderheid. Hanna Krall weeft een net waarin Göteborg, Hamburg, Iowa City, Cape Cod, Toronto, New York en Warszawa even nauw met elkaar verbonden zijn als Tykocin, Otwock en Plebanki. De lijnen lopen via de mensen die zij daar toevallig ontmoet, haar hebben uitgenodigd, geëmigreerd zijn met het oog op een betere toekomst of juist op zoek gaan naar hun verleden. Net als met haar vorige bundels, wordt de lezer verrast en bevangen door heftige eigen emoties. De ene keer zal men verhaal na verhaal willen lezen en het boek niet kunnen neerleggen, de andere keer zal men niet verder kunnen of willen lezen. De meeste verhalen zijn kort, zelden meer dan tien, soms slechts vier pagina's. Soms refereert zij aan situaties en personen die de lezer zich misschien herinnert uit andere verhalen, uit eerdere bundels. Dat doet niets af aan de kracht van deze nieuwe bundel. Integendeel, haar verhalen grijpen in en verwijzen naar elkaar. Het zijn schakels in een eindeloze keten van geschiedenissen, die net als gelijkenissen keer op keer kunnen worden verteld. Telkens weer lichten ze een andere tip van de sluier die ligt over deze wereld en het leven.






<    

TSL 27

   >