Ivan Nazjivin



Het schandaal



'We kunnen verdergaan, heren ... ', sprak Andrej Ivanovitsj ietwat onzeker. Hij zag nog steeds gouden vliegjes voor zijn ogen.

Het werd langzaam rustig. Hij zag ongelovige en vijandige gezichten voor zich. Het deerde hem niet. En hij ging verder:

'Arsenjev - en laat ons niet te bescheiden doen - is een autobiografie, waarvoor alweer geen gebeurtenissen moesten worden bedacht of levende wezens gecreëerd; woorden volstonden. Uit het materiaal dat hij zijn leven lang heeft verzameld, had de grote kunstenaar natuurlijk gemakkelijk een hele serie kunstwerken kunnen scheppen, maar Boenin, die zoals de vijgeboom uit het Evangelie door onvruchtbaarheid is getroffen en hierdoor te gronde wordt gericht, kopieert dat materiaal gewoon in zijn boekje met koude, glad gelakte woorden. Zijn Arsenjev is de schamele Anabasis van de kleine Xenophon uit Orjol, die er niet in geslaagd is om zijn beroemde veldtocht tot een goed einde te brengen en daar nimmer in zal slagen: daarvoor is het al te laat. Dit boek is het onmeedogend bewijs van armoede, niet alleen van Boenin zelf, maar ook van die hele zielloze, verrotte, zinloze emigratie. (rumoer dat niet onmiddellijk gaat liggen ...) Niet alleen zijn zonder uitzondering alle helden van dit boek, maar ook de auteur ervan een soort "schaduwen van niet gerealiseerde creaties".

Het zijn allemaal "monsieurs uit de provincie met de overdreven maniertjes van landheren, met verdacht vrijpostige gestrengheid en met een stem die zijn diepte eerder aan de vodka dan aan adellijkheid ontleent." Boenin schildert zijn vader af als een dronkaard en een verkwister die absoluut voor niets deugt, maar ondertussen gaat hij er wel erg prat op dat hij zelf godzijdank niet van het soort is zonder naam of faam, maar dat zijn stamboom eeuwen teruggaat - alsof, mijne heren, uw en mijn stamboom ophoudt bij onze grootouders ... (een zware, oude man met een gezicht waarvan de afkomst afdroop, stond op, maakte zich zo klein mogelijk en bewoog zich in de richting van de uitgang ...) Misschien mag ik er prat op gaan dat in mijn familie Lev Tolstoj als een lichtend voorbeeld geldt- Poesjkin drukte de wens uit de moezjik Lomonosov1 als voorvader te hebben, - maar hoe kan men nu prat gaan op een lange rij dronken monsieurs uit de provincie? .. Als hij het over Poesjkin heeft, dan schrijft Boenin, volledig overtuigd, dat Poesjkin "helemaal van ons is - dat wil zeggen van adel - dat hij tot dat bepaalde milieu behoort waartoe ook wij behoren".

Hij beschreef alleen het onze, voor ons, met onze gevoelens. "Fantastisch, natuurlijk, maar hier wordt toch een klein detail vergeten, namelijk dat die "wij" hem op alle mogelijke wijzen het leven zuur hebben gemaakt en dat ze hem gedood hebben toen hij op de drempel van zijn grote doorbraak stond. Het begrip "nationale dichter" mag dan al verwarring stichten, maar toch betekent het in elk geval niet dat Poesjkin er handig in slaagde om het de landheren naar hun zin te maken of dat hij zich exclusief voor freules uitsloofde. Ik vraag me af met welke gevoelens de democratische vrienden van Boenin uit het Laatste Nieuws2 al die provinciale onzin lezen ...

Boenin zelf schetst in Arsenjev een reeks donkere portretten van precies die "wij"s met hun rode uniformpetten".3 Zoals die ulaan, die zijn voorvaderlijk nest verkocht om te kunnen drinken, en de volgende dag, om de koper een hak te zetten, het behang van de muren van het huis trok en - wat een smeerlap - al zijn honden ophing. Of zoals die vereniging van adellijke gymasisten, waar de plak werd gezwaaid door Nalja R., voor 10 procent een gymasiste en voor 90 procent een publieke vrouw, die op zestienjarige leeftijd reeds alle duistere watertjes van Orjol had doorzwommen. Ja, ook de avonturen van de auteur zelf zijn niet echt voorbeeldig te noemen: onnodig gedetailleerd beschrijft hij zijn zondeval met een piepjong boerenmeisje dat net gehuwd was. Haar man kwam die rotstreek van monsieur te weten, bedreigde deze met een knuppel, maar werd samen met zijn door monsieur onteerde Tonka afgescheept. Veertig jaar later haalt monsieur zoete herinneringen op aan zijn daad, terwijl hij belerend zucht in Grasse: "God heeft me gered!" Deze God van Boenin doet belachelijk veel denken aan die God die onze "Romanovs" met eindeloze kerkdiensten alsmaar aan hun kant probeerden te krijgen: als Boenin aan de knuppel van die door hem vernederde moezjik is ontsnapt, dat moet men daarvoor de Schepper danken. Als de broer van Boenin, die de adellijke vrijheden veracht, door de gendarmen wordt gearresteerd op beschuldiging van socialisme en zijn arme moeder daarom vast en bidt, dan schrijft de Bounine, reeds in Parijs, het volgende: "God was haar niet alleen genadig, maar beloonde haar ook: een jaar later kwam mijn broer vrij." Door aan boord te gaan voor een of andere cruise geeft Boenin zich uiteraard "aan Gods wil" over, maar ondertussen laat hij zich de diensten van de kapitein natuurlijk wel gevallen ... En beschrijft Boenin in dat boekje de Aja Sofia, het graf van Lazarus, "het graf des Heren", "de plaats waar onze oervader huilde" nadat hij uit het Paradijs was verdreven, dan voel je overal de aanwezigheid van vader Grigori Petrov4, vader fietser, zoals Mensjikov5 hem noemde, en zie je duidelijk dat de kolossale inspanningen die de mensen eeuwenlang geleverd hebben om de wortels van het christendom te vinden en onze hersenen van het stof der eeuwen te vrijwaren, voor Ivan de Bounine van nul en generlei waarde zijn: hij houdt het liever bij Drievuldigheidsblaadjes6 en klaagzangen die bij de lezer wellicht slechts een medelijdend lachje opwekken ... (tumult...) "De meest wijze onder ons" - onze landjonker weet van geen ophouden - "zijn Gods welgevallenen. Tot hen heeft God ooit het woord gericht, aan hen heeft Hij zich geopenbaard, hen heeft Hij omwille van hun beteugeling des vlezes, omdat ze zich het vleselijke in de wereld ontzeggen, tot het einde toe onderricht, liefgehad, vertroosting gegeven in Zijn eeuwige en heilige schoot." En na zich te goed gedaan te hebben aan deze heilige woordenkramerij, haast monsieur zich met zijn gevolg en ene Galina7 - hierover heeft ons het blaadje van Miljoekov koppig bericht - naar de Majestic,8 en vervolgens naar Kornilov9 - duidelijk om zijn vlees te beteugelen, terwijl op hetzelfde moment onze broeder V.V. Vodovozov,10 oud, blind, doof en hongerig zich onder een trein gooit, een week later gevolgd door zijn oude vrouw. 0, onteerders van het woord! ... 0, die nieuwe bekeerlingen van het antibolsjevisme !" (meer tumult...)

Tussen de weelderige rozen van Grasse doet meneer de Bounine ons als volgt belerend kond dat het gepeupel hem verontrust: "Zijn nietsdoen, luiheid, dromerigheid en elk wangedrag verklaart de moezjik alleen maar vanuit het feit dat men niet bereid was hem een overbodig lapje grond van de buurman-landeigenaar te geven, omdat deze zonder dat stukje elk jaar verder zou verarmen." Maar waarom deed u, monsieur, dan niets anders dan zuipen, ontucht bedrijven met Tonka's en over de velden galloperen, terwijl zwangere vrouwen aan de akkergrens door hun benen gingen van het overdreven zware werk? Waarom heeft u, slimmeriken, dan niet- in uw eigen belang - de moezjik leren werken of alleen nog maar zich uit de slag leren trekken met zijn derde hypotheek?11 Waarom bleef uw bekommernis over de agrarische kwestie beperkt tot hysterisch-vrolijk gezucht aan het open graf van Stolypin?12 Waarom blijft u tot op vandaag liegen dat "de regeerperiode van Aleksander III een tijd van Russische glorie en de grote erkenning daarvan was", terwijl die donkere, dronken, idiote regeerperiode integendeel slechts de voorbode was van die verschrikkelijke catastrofe die u van uw eigenhandig in brand gestoken familiegronden verdreef naar de straten van Parijs en die de evenals u talentloze zoon van die dwaze tsaar een verschrikkelijk einde bezorgde? ... (nog heftiger tumult, geroep). Nu droomt u van zoete wraak, van dat "verheven gevoel, dat in de ziel van elk van u leeft en dat eeuwig zal blijven bestaan, het gevoel van uw allerheiligste recht op vergelding, van uw heiligste overtuiging dat uiteindelijk het Goede het Kwade zal overwinnen en van de ongelimiteerde meedogenloosheid waarmee het Kwaad ten gepaste tijde zal worden afgestraft. Dat gevoel is ongetwijfeld het verlangen naar God, het geloof in Hem. Op het ogenblik van Zijn triomf en Zijn rechtvaardige straf zal dat gevoel de mens in zoete ontzetting brengen en opwinden, en het zal gepaard gaan met een storm van enthousiasme, zij het vol leedvermaak, dat in werkelijkheid een uitbarsting van onze liefde voor God en onze naaste zal zijn." Als actief deelnemer aan de "Witte" beweging kan ik getuigen dat van dergelijke heilige gevoelens in belangrijke mate de heren officieren van de Wilde Divisie13 vervuld waren, wier meest geliefde uitroep tijdens de burgeroorlog was: "opknopen!" (verschrikkelijk tumult en langdurige commotie .. .) En nu nog ken ik in de emigratie vele engelen des Heren, die slechts zitten te wachten op hun kans om met sabel en touw de Russische dorpen te lijf te gaan. En hoe is het mogelijk dat een monsieur uit de provincie niet begrijpt dat indien zijn uitspraak over heilige wraak gerechtvaardigd is, dat dan het gekwelde, verbitterde, door al die dronken monsieurs vernederde volk eigenlijk in volle overeenstemming met Gods wil handelde door hen uiteindelijk allemaal uit Rusland te zetten en naar de duivel te verwensen?! (luide kreten; vuisten gaan de lucht in ; ook enig protest: 'Laat hem toch spreken ... Wij zijn vrij!' gefluit)

Het dwaze, vervelende, fantasieloze verhaal over zijn trieste jeugd besluit Ivan de Bounine zonder duidelijke reden met twee zoetsappige herinneringen aan ontmoetingen ... met Lev Tolstoj, zal de lezer denken?, o nee, met die hoogedele hondenopzichter, grootvorst Nikolaj Nikolajevitsj14 ... (luide kreten; iemand spoedt zich met trillende handen naar de uitgang). In zijn armzalige, in de emigratie geschreven boekje De Boom Gods wijdde hij weliswaar enkele bleke en ijle bladzijdjes aan de Reus van Jasnaja Poljana, maar wat stellen die voor in vergelijking met zijn rijke woordenkramerij over die hoogedele hoofdhondenopzichter! De eerste ontmoeting van Ivan de Bounine met de toekomstige "Leider", die half Rusland en al zijn westelijke forten aan de Duitsers gaf, vond plaats in Orjol. Ivan de Bounine raakte in vervoering door de aanblik van de werkelijk zeer lange benen van de hoogedele hondenopzichter en "de scherpte van zijn majestueuze blik". De majestueuze hondenopzichter en wereldkampioen vloeken - op dit vlak doet Ivan de Bounine nauwelijks voor hem onder- begeleidde in die tijd de doodskist van zijn vader van de Krim naar Petersburg. Deze had lange tijd liggen creperen op de Krim ten gevolge van syfilis en had op dergelijke schaal voor schandalen gezorgd, dat Aleksandr III professor P.I. Kovalevski15 alle volmachten gaf om over hem te waken. Kovalevski, de zeer bekende syfilis-specialist, rector van de universiteit van Charkov en lid van tal van buitenlandse wetenschappelijk instellingen, overleed onlangs op zeer bejaarde leeftijd als een armoedzaaier in de emigratie. De oude geleerde, een vurig nationalist, placht deze hondenopzichter, van wie hij een grote afkeer had, "een dronkaard, een dwaas en een beest" te noemen. (woedende kreten). De tweede ontmoeting van Ivan de Bounine met de "Leider", die half Rusland aan de Duitsers afstond en die zo onbeschaamd was om hier de arme vluchtelingen hun laatste centen af te troggelen met de valse belofte dat ze de volgende lente de onmogelijke marsen op Moskou zouden ondernemen ( de Miljoekov-adepten zeiden stilletjes, dat deze "schatkist van de grootvorst" bedoeld was om in zijn kasteel centrale verwarming te installeren ... ); die tweede ontmoeting dus had plaats in Zuid-Frankrijk, toen de grootvorst al in zijn kist lag, ademloos en gelukkig ook sprakeloos. De monsieur haastte zich natuurlijk om de stoffelijke resten van de grote hoofdhondenopzichter en naïeveling te begroeten; hij liet natuurlijk naar gewoonte zijn tranen de vrije loop en deed in de pers "urbi et orbi" kond van zijn gevoelens. En dan te weten dat er een tijd geweest is, dat de Bounine - toen nog gewoon Boen in, zonder de, - met diezelfde hand het volgende schreef:

Vrede zij u, gij die allang vergeten zijt! .. Wie kent
Hun eenvoudige namen? Ze leefden in angst,
In onwetendheid ... Stierven ze. Soms
Werden in het dorp kettingen gesmeed, werd er afgeranseld,
verbannen. Maar het eentonige
Gehuil der vrouwen viel stil en opnieuw
Gingen de dagen van arbeid, onderdanigheid en angst voorbij.
Vrede zij u, ongewrokenen!. .. De getuige
Van het grote én het lage, de machteloze
Getuige van wreedheden, executies, martelingen, straffen.
Ik, wiens voorhoofd voor eeuwig draagt
Het teken van slavernij, horigheid, lijfeigenschap,
Ik zeg de gestorvenen: slaap, slaap ...
Niet alleen jullie hebben geleden: de kleinkinderen
Van jullie heren, machtigen hebben niet minder dan jullie
De bittere kelk van de slavernij moeten drinken ...16

Deze prachtige verzen die nu bespat zijn door het gekots van een dronken landheer, herinneren er ons aan dat er twee Boenins zijn, of liever, waren: de ene die nu dood is en wie niets menselijks vreemd was, en de andere, de Boenin van de Majestic die zich inbeeldt dat zijn handtekening om het even welke wisselbrief het nodige gewicht verleent. Het is niet onze schuld dat de nieuwe Boenin de oude verraden heeft en verkocht voor dertig zilverlingen van het onwelriekende emigrantenmoeras (tumult ...)

Met deze lijkzang over de zoetsappige hondenopzichter (rumoer) eindigt dit zinloze en fantasieloze boek, de meest genadeloze veroordeling van zowel meneer de Bounine als van de emigratie die het opgehemeld heeft, en van heel dat "bepaalde milieu" dat in zijn on welriekendheid de Bounine heeft voortgebracht- en hierin ligt precies de grote verdienste van dit boek voor het Nieuwe Rusland ... Maar waarom voortdurend dat kabaal over een lege doos? Er is in de emigratie een prinses die, zodra ze in het gezelschap van vreemdelingen terecht komt, begint te vertellen over haar eindeloze, "maagdelijke" bossen in Perm. Op een keer vroeg ik haar, waarvoor ze die "onmaagdelijke" legendes nu eigenlijk nodig had. "Maar wat bent u toch naïef!", antwoordde ze lachend: 'Zonder die maagdelijke bossen zullen ze mij op een moeilijk moment misschien twintig frank geven; maar met die bossen, en dan nog wel maagdelijke, wie zou het wagen mij minder dan duizend frank toe te stoppen? Op dezelfde manier heeft de Bounine, met zijn aanzien van een generaal, er iedereen van weten te overtuigen, dat hij voor Oorlog en Vrede, De gebroeders Karamazov en de beroemde Joeri Miloslavski - niet die van Zagoskin, maar een andere17 -staat, terwijl hij in werkelijkheid slechts voor de "maagdelijke bossen" van Perm en de "schaduwen van niet gerealiseerde creaties" staat.



Ivan Boenin ontvangt Nobelprijs in 1933.
Bron

Ivan de Bounine, die in deze valse bewieroking elk gevoel van maat verloren heeft, vond deze trouwhartige tranen evenwel onvoldoende. En zie, het Laatse Nieuws kondigde met aplomb aan, dat "morgen bij ons een feuilleton van onze Nobelprijswinnaar en jarenlange medewerker zal worden afgedrukt"18: van de nieuwbakken beroemdheid kan men zelf ook profijt hebben. Ik heb dat verschrikkelijk lege en talentloze Einde gelezen. Dat is werkelijk het EINDE. Het is de laatste dank mis voor het Rusland waar "tegenwoordig het gepeupel van het laagste allooi het voor het zeggen heeft" (Bravo!), althans volgens de Bounine; ik denk echter dat het grote Rusland er niet aan denkt te eindigen zoals de Bounine, de gewezen schrijver, gewezen mens en nu rasechte edelman het zich voorstelt: doorheen zijn grote lijden zal het opnieuw tot leven komen. Dat lijden heeft het te danken aan die verloedering en onwetendheid waarin de majestueuze onvolwassenen met hun scherpe blikken en zweep in de hand het hielden ... (heftig tumult) Rusland heeft niet afgedaan, maar alleen de heerschappij van het "gepeupel van het laagste allooi" met hun adellijke uniformpetten. Boenin heeft afgedaan, Boenin is dood. Ik heb u verteld van dat gesprek waarin hij van iemand geld eiste om grote werken op te zetten. Het lot, die dief, lachte hem toe en gaf hem niet weinig geld. Maar precies nu zal hij absoluut niets meer doen. Vroeger dwong de noodzaak hem er toe om iets in de trant van schrijven te doen, door stukjes uit oude aantekenboekjes te scheuren en ze te publiceren. Nu is het probleem van het levensonderhoud evenwel volledig van de baan en tien trieste, weinig omvangrijke deeltjes zullen de laatste, trieste getuigen van dat zielige, volstrekt verrotte leven zijn."

In het Laatste Nieuws verscheen een gedetailleerd verslag over hoe Ivan de Bounine at en dronk in Stockholm, een verslag waarvan iedereen misselijk werd: het waren de uitspattingen van zielige nouveau riche temidden van de openlijke armoede van de emigratie. Zodra hij met zijn gevolg in de wagon had plaatsgenomen - Miljoekovs chroniquer onderstreepte om een of andere reden alweer met nadruk de aanwezigheid van Galina- bekende Ivan de Bounine aan zijn "privé"-secretaris (zoals bekend bestaan er ook niet-privé-secretarissen ... ) Jakov Moisejevitsj de Tsvibak,19 dat hij in Stockholm voortdurend bang was om tegen de koning in plaats van "Votre Majesté" "Votre Majestic" te zeggen.

"Wel dat komt er van als je een hele maand in de 'Majestic' logeert!", beliefde het de bekroonde monsieur verheven te grappen. De enige manier voor Ivan de Bounine om een dergelijke flater in de omgang met bekende koningen te vermijden, is naar een ander hotel verhuizen. Want zelfs als men in staat is in plaats van "Votre Majesté" "Votre Majestic" te zeggen, dan is het zelfs met van ouderdom verweekte hersenen onmogelijk om een vriend en koning met "Votre Grand Hotel" of "Votre Continental" om de oren te slaan. Met deze uitstekende grap van monsieur eindigden zijn Stockholmse perikelen en ... de carrière van de ooit interessante en noodzakelijke tweederangsschrijver Ivan Boenin. "Over de doden niets dan goed", leert ons de geschiedenis. Ja, maar dan alleen over diegenen die een roemruchte dood stierven. De dood van Boenin echter is een onbeduidende en schandelijke dood en over zijn overbodige graf zal in der eeuwen nimmer een goed woord kunnen worden gezegd ... ' Na een korte aarzeling brak in de zaal een enorm tumult los. Zonder er acht op te slaan, maakte Andrej lvanovitsj zich uit de voeten. Tevreden over het 'schandaal' en de inkomsten die hij ontving 'om de kosten te dekken', vermande Boerlakov zich en riep:

'De volgende lezing van onze achtbare - hij waagde het niet edelachtbare te zeggen - Andrej lvanovitsj Boelanovski zal ten gevolge van de vakantie al in het begin van de herfst plaatsvinden ... '

'Naar de duivel!' ... stemmen ontploften als ongecontroleerd vuurwerk. 'Wij hebben genoeg van uw oplichterslezingen !. .. En dan zeggen dat uzelf van adel is ... Wat moeten we dan van het gepeupel verwachten? ...'

'Ik zei het al: dit is een provocatie .. .', herhaalde de handelaar in levende goederen20 vastberaden.

'Indien u mij toestaat, heren .. .' sprak een oude man van gemiddelde lengte met een lief, stil gezicht zacht. 'Indien u mij toestaat ... De spreker heeft gelijk ... Zelfs indien men er van uitgaat dat "van adel" iets betekent- en excuseer, maar ik ben zelf een zogenaamde Rjoerikide21 - op welke "adellijke afkomst" gaat meneer Boenin dan zo nadrukkelijk prat? ... Hij is helemaal niet van adel...'

'Excuseert u mij, maar wie bent u?'

'Ik ben prins Nikolaj Leonidovitsj Obolenski,22 antwoordde de oude man: 'de buurman van meneer Boenin ... Maar ...'

'Maar... , dat is natuurlijk de schoonzoon van meneer Lev Tolstoj?!'

'Ja ...', glimlachte de prins: 'maar wat ...'

'We hebben ons part al gekregen in uw Jasnaja Poljana! Mijne heren, hij gaf zijn grond aan de boeren, voor niets ... En uw Tolstoj, hij weze vervloekt, de eerste bolsjeviek en een klootzak - ik ben meteen bereid om u genoegdoening te schenken, uwe doorluchtigheid. Wordt het geen tijd: wat hebbende Rjoerikiden niet uitgespookt! ... '

'Maar wat heeft u tegen hen? Voor Miljoekov werken Vjazemski, Barjatinski,23 ook een Obolenski,24 Volkonski,25 die oude gek ... Misschien heeft de spreker op dat punt ook gelijk: wij zijn levende lijken, heren .. .'

'Maar ik zeg u: riskeer het niet!', werd er in de andere hoek gejankt: 'riskeer het niet... Smeerlap! .. .'

Een stoel vloog aan stukken, er klonken verschrikte en woedende kreten, er brak een flink gevecht uit...

'Neen, deze mensen zijn absoluut ongecultiveerd ... ', vond een of andere jood beslist.

'Wat is dit? Wat is er aan de hand? Hebben we dan hier, in deze vrije republiek, dan geen recht van spreken?'

'Jij vuile jodensmoel!' ... Pats ...

'Ik roep de politie ... ' schreeuwde Boerlakov in paniek en greep naar zijn goedkope hoedje: 'Ik ga de politie halen .. .'

Hij loog: hij was bang dat hij voor de vernielingen zou moeten opdraaien en wou zijn ontvangsten 'om de kosten te dekken' in veiligheid brengen. Hij kwam niet meer terug. Dat zou trouwens zinloos zijn geweest: iedereen maakte zich zo snel mogelijk uit de voeten. Enkelen veegden stiekem hun bebloede bekken af... Boerlakov vloog met zijn inkomsten naar een publiek huis, waar hij zich bedronk en keet begon te schoppen. Hij eistte dat men hem onderdanigheid zou betonen, omdat hij een vertegenwoordiger van de 'Russische pers' was, een ancient-combattant, enzovoort Uiteindelijk werd hij afgetroefd en buitengegooid ...

Vertaling en commentaar Wim Coudenys




1 Michail Lomonosov ( 1711-1765) wordt wel gezien als de grondlegger van de Russische 1iteratuurwetenschap.
2 Zowat de belangrijkste krant in de emigratie, links liberaal van strekking en geleid door de politicus en historicus Pavel Miljoekov ( 1859-1943).
3 Tsaristische uniformpetten hadden een rode band.
4 Grigori Petrov (1867-?): Petersburgse pope die omwille van zijn politieke activiteiten (hij zetelde voor de Constitutioneel-Democraten in de Tweede Doema) in 1907 moest uittreden.
5 M.O. Mensjikov ( 1859-1918): in zijn tijd beruchte journalist van de rechtse krant Nieuwe Tijd.
6 Moralistische publicaties voor het gewone volk die vanaf 1880 in Moskou werden uitgegeven.
7 Galina Koeznetsova ( 1900-1976), dichteres en maîtresse van Boenin.
8 Hotel waar Boenin tijdens zijn verblijf in Stockholm logeerde.
9 Boenin had in november 1933 bij F.D. Kornilov Gustave Nobel leren kennen.
10 Jurist, economist en publicist (1864-1933) die in Praag zelfmoord pleegde.
11 De kostprijs voor de afschaffing van de lijfeigenschap (1861) was volledig op de boeren afgewenteld.
12 Pjotr Stolypin (1862-1911) was als eerste minister verantwoordelijk voor de landbouwhervorming van 1906, waarbij de boeren beter beschermd werden. Kort na de invoering van de maatregelen (1910) werd hij vermoord.
13 Oneerbiedige benaming voor de Witte Divisie van Denikin. 'Denikiri' en 'dikij' (wild) lijken op elkaar.
14 Grootvorst Nikolaj Nikolajevitsj (1856-1929) was bij herhaling opperbevelhebber van het Russische leger voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de emigratie gold hij min of meer als de erfgenaam van de Russische troon en 'Leider' van de Russische emigratie. Het relaas van deze ontmoetingen verscheen onder de titel 'Sneeuwklokje' in De Boom Gods.
15 Pavel Kovalevski (1849-1931) emigreerde naar België en was Nazjivins huisarts.
16 Onvolledig citaat van 'Woestenij' (1907).
17 Van Zagoskins historische roman (1829) verscheen minstens één bewerking (1887, 36 blz.) in een volksuitgave.
18Het verhaal verscheen op 19 december 1933.
19Pseudoniem van de journalist en schrijver Andrej Sedych (1902-1994).
20 Een impressario die zich voor zijn diensten door actrices in natura liet betalen en aan die praktijken 'handelaar in levende goederen' had overgehouden.
21 Vóór de Romanovs in 1613 op de troon kwamen, werd Rusland geregeerd door zogenaamd afstammelingen van Rjoerik. Een groot deel van de 'oude' adel ging prat op zijn Rjoerikafkomst en keek neer op de latere 'dienstadel'
22 Nikolaj Obolenski (1872-1934) was met Tolstojs lievelingsdochter Marja gehuwd. Obolenski, die de eerste jaren na de revolutie Jasnaja Poljana beheerde, emigreerde en vond in 1928 een onderkomen in een benedictijnerklooster in de buurt van Brugge. Nazjivin correspondeerde met hem, o.a. over Boenin.
23 Vladimir Barjatinski (1874-1941), journalist van het Laatste Nieuws.
24 Vladimir Obolenski (1869-1950), journalist van het Laatste Nieuws.
25 Sergej Volkonski (1860-1937) was bekend als dramaturg en criticus.



<    

TSL 25

   >