'We kunnen verdergaan, heren ... ', sprak Andrej Ivanovitsj ietwat onzeker. Hij zag
nog steeds gouden vliegjes voor zijn ogen.
Het werd langzaam rustig. Hij zag ongelovige en vijandige gezichten voor zich.
Het deerde hem niet. En hij ging verder:
'Arsenjev - en laat ons niet te bescheiden doen - is een autobiografie, waarvoor
alweer geen gebeurtenissen moesten worden bedacht of levende wezens gecreëerd;
woorden volstonden. Uit het materiaal dat hij zijn leven lang heeft verzameld, had
de grote kunstenaar natuurlijk gemakkelijk een hele serie kunstwerken kunnen
scheppen, maar Boenin, die zoals de vijgeboom uit het Evangelie door onvruchtbaarheid
is getroffen en hierdoor te gronde wordt gericht, kopieert dat materiaal gewoon
in zijn boekje met koude, glad gelakte woorden. Zijn Arsenjev is de schamele Anabasis
van de kleine Xenophon uit Orjol, die er niet in geslaagd is om zijn beroemde
veldtocht tot een goed einde te brengen en daar nimmer in zal slagen: daarvoor is het
al te laat. Dit boek is het onmeedogend bewijs van armoede, niet alleen van Boenin
zelf, maar ook van die hele zielloze, verrotte, zinloze emigratie. (rumoer dat niet onmiddellijk
gaat liggen ...) Niet alleen zijn zonder uitzondering alle helden van dit
boek, maar ook de auteur ervan een soort "schaduwen van niet gerealiseerde creaties".
Het zijn allemaal "monsieurs uit de provincie met de overdreven maniertjes
van landheren, met verdacht vrijpostige gestrengheid en met een stem die zijn diepte
eerder aan de vodka dan aan adellijkheid ontleent." Boenin schildert zijn vader af
als een dronkaard en een verkwister die absoluut voor niets deugt, maar ondertussen
gaat hij er wel erg prat op dat hij zelf godzijdank niet van het soort is zonder
naam of faam, maar dat zijn stamboom eeuwen teruggaat - alsof, mijne heren, uw
en mijn stamboom ophoudt bij onze grootouders ... (een zware, oude man met een
gezicht waarvan de afkomst afdroop, stond op, maakte zich zo klein mogelijk en bewoog
zich in de richting van de uitgang ...) Misschien mag ik er prat op gaan dat in
mijn familie Lev Tolstoj als een lichtend voorbeeld geldt- Poesjkin drukte de wens
uit de moezjik Lomonosov1 als voorvader te hebben, - maar hoe kan men nu prat
gaan op een lange rij dronken monsieurs uit de provincie? .. Als hij het over Poesjkin
heeft, dan schrijft Boenin, volledig overtuigd, dat Poesjkin "helemaal van ons is -
dat wil zeggen van adel - dat hij tot dat bepaalde milieu behoort waartoe ook wij behoren".
Hij beschreef alleen het onze, voor ons, met onze gevoelens. "Fantastisch,
natuurlijk, maar hier wordt toch een klein detail vergeten, namelijk dat die "wij" hem
op alle mogelijke wijzen het leven zuur hebben gemaakt en dat ze hem gedood hebben toen hij op de drempel van zijn grote doorbraak stond. Het begrip "nationale
dichter" mag dan al verwarring stichten, maar toch betekent het in elk geval niet dat
Poesjkin er handig in slaagde om het de landheren naar hun zin te maken of dat hij
zich exclusief voor freules uitsloofde. Ik vraag me af met welke gevoelens de democratische
vrienden van Boenin uit het Laatste Nieuws2 al die provinciale onzin
lezen ...
Boenin zelf schetst in Arsenjev een reeks donkere portretten van precies die "wij"s
met hun rode uniformpetten".3 Zoals die ulaan, die zijn voorvaderlijk nest verkocht
om te kunnen drinken, en de volgende dag, om de koper een hak te zetten, het behang
van de muren van het huis trok en - wat een smeerlap - al zijn honden ophing.
Of zoals die vereniging van adellijke gymasisten, waar de plak werd gezwaaid door
Nalja R., voor 10 procent een gymasiste en voor 90 procent een publieke vrouw, die
op zestienjarige leeftijd reeds alle duistere watertjes van Orjol had doorzwommen.
Ja, ook de avonturen van de auteur zelf zijn niet echt voorbeeldig te noemen: onnodig
gedetailleerd beschrijft hij zijn zondeval met een piepjong boerenmeisje dat net
gehuwd was. Haar man kwam die rotstreek van monsieur te weten, bedreigde deze
met een knuppel, maar werd samen met zijn door monsieur onteerde Tonka afgescheept.
Veertig jaar later haalt monsieur zoete herinneringen op aan zijn daad, terwijl
hij belerend zucht in Grasse: "God heeft me gered!" Deze God van Boenin doet
belachelijk veel denken aan die God die onze "Romanovs" met eindeloze kerkdiensten
alsmaar aan hun kant probeerden te krijgen: als Boenin aan de knuppel van
die door hem vernederde moezjik is ontsnapt, dat moet men daarvoor de Schepper
danken. Als de broer van Boenin, die de adellijke vrijheden veracht, door de gendarmen
wordt gearresteerd op beschuldiging van socialisme en zijn arme moeder
daarom vast en bidt, dan schrijft de Bounine, reeds in Parijs, het volgende: "God was
haar niet alleen genadig, maar beloonde haar ook: een jaar later kwam mijn broer
vrij." Door aan boord te gaan voor een of andere cruise geeft Boenin zich uiteraard
"aan Gods wil" over, maar ondertussen laat hij zich de diensten van de kapitein natuurlijk
wel gevallen ... En beschrijft Boenin in dat boekje de Aja Sofia, het graf van
Lazarus, "het graf des Heren", "de plaats waar onze oervader huilde" nadat hij uit
het Paradijs was verdreven, dan voel je overal de aanwezigheid van vader Grigori
Petrov4, vader fietser, zoals Mensjikov5 hem noemde, en zie je duidelijk dat de kolossale
inspanningen die de mensen eeuwenlang geleverd hebben om de wortels van
het christendom te vinden en onze hersenen van het stof der eeuwen te vrijwaren,
voor Ivan de Bounine van nul en generlei waarde zijn: hij houdt het liever bij Drievuldigheidsblaadjes6 en klaagzangen die bij de lezer wellicht slechts een medelijdend
lachje opwekken ... (tumult...) "De meest wijze onder ons" - onze landjonker
weet van geen ophouden - "zijn Gods welgevallenen. Tot hen heeft God ooit het
woord gericht, aan hen heeft Hij zich geopenbaard, hen heeft Hij omwille van hun
beteugeling des vlezes, omdat ze zich het vleselijke in de wereld ontzeggen, tot het
einde toe onderricht, liefgehad, vertroosting gegeven in Zijn eeuwige en heilige
schoot." En na zich te goed gedaan te hebben aan deze heilige woordenkramerij,
haast monsieur zich met zijn gevolg en ene Galina7 - hierover heeft ons het blaadje
van Miljoekov koppig bericht - naar de Majestic,8 en vervolgens naar Kornilov9 -
duidelijk om zijn vlees te beteugelen, terwijl op hetzelfde moment onze broeder V.V.
Vodovozov,10 oud, blind, doof en hongerig zich onder een trein gooit, een week later
gevolgd door zijn oude vrouw. 0, onteerders van het woord! ... 0, die nieuwe bekeerlingen
van het antibolsjevisme !" (meer tumult...)
Tussen de weelderige rozen van Grasse doet meneer de Bounine ons als volgt belerend
kond dat het gepeupel hem verontrust: "Zijn nietsdoen, luiheid, dromerigheid
en elk wangedrag verklaart de moezjik alleen maar vanuit het feit dat men niet bereid
was hem een overbodig lapje grond van de buurman-landeigenaar te geven, omdat
deze zonder dat stukje elk jaar verder zou verarmen." Maar waarom deed u, monsieur,
dan niets anders dan zuipen, ontucht bedrijven met Tonka's en over de velden
galloperen, terwijl zwangere vrouwen aan de akkergrens door hun benen gingen van
het overdreven zware werk? Waarom heeft u, slimmeriken, dan niet- in uw eigen
belang - de moezjik leren werken of alleen nog maar zich uit de slag leren trekken
met zijn derde hypotheek?11 Waarom bleef uw bekommernis over de agrarische
kwestie beperkt tot hysterisch-vrolijk gezucht aan het open graf van Stolypin?12
Waarom blijft u tot op vandaag liegen dat "de regeerperiode van Aleksander III een
tijd van Russische glorie en de grote erkenning daarvan was", terwijl die donkere,
dronken, idiote regeerperiode integendeel slechts de voorbode was van die verschrikkelijke
catastrofe die u van uw eigenhandig in brand gestoken familiegronden
verdreef naar de straten van Parijs en die de evenals u talentloze zoon van die dwaze
tsaar een verschrikkelijk einde bezorgde? ... (nog heftiger tumult, geroep). Nu
droomt u van zoete wraak, van dat "verheven gevoel, dat in de ziel van elk van u
leeft en dat eeuwig zal blijven bestaan, het gevoel van uw allerheiligste recht op vergelding,
van uw heiligste overtuiging dat uiteindelijk het Goede het Kwade zal overwinnen
en van de ongelimiteerde meedogenloosheid waarmee het Kwaad ten gepaste
tijde zal worden afgestraft. Dat gevoel is ongetwijfeld het verlangen naar God,
het geloof in Hem. Op het ogenblik van Zijn triomf en Zijn rechtvaardige straf zal
dat gevoel de mens in zoete ontzetting brengen en opwinden, en het zal gepaard gaan
met een storm van enthousiasme, zij het vol leedvermaak, dat in werkelijkheid een
uitbarsting van onze liefde voor God en onze naaste zal zijn." Als actief deelnemer
aan de "Witte" beweging kan ik getuigen dat van dergelijke heilige gevoelens in belangrijke
mate de heren officieren van de Wilde Divisie13 vervuld waren, wier meest
geliefde uitroep tijdens de burgeroorlog was: "opknopen!" (verschrikkelijk tumult
en langdurige commotie .. .) En nu nog ken ik in de emigratie vele engelen des Heren,
die slechts zitten te wachten op hun kans om met sabel en touw de Russische dorpen
te lijf te gaan. En hoe is het mogelijk dat een monsieur uit de provincie niet begrijpt dat indien zijn uitspraak over heilige wraak gerechtvaardigd is, dat dan het gekwelde,
verbitterde, door al die dronken monsieurs vernederde volk eigenlijk in volle
overeenstemming met Gods wil handelde door hen uiteindelijk allemaal uit Rusland
te zetten en naar de duivel te verwensen?! (luide kreten; vuisten gaan de lucht
in ; ook enig protest: 'Laat hem toch spreken ... Wij zijn vrij!' gefluit)
Het dwaze, vervelende, fantasieloze verhaal over zijn trieste jeugd besluit Ivan de
Bounine zonder duidelijke reden met twee zoetsappige herinneringen aan ontmoetingen
... met Lev Tolstoj, zal de lezer denken?, o nee, met die hoogedele hondenopzichter,
grootvorst Nikolaj Nikolajevitsj14 ... (luide kreten; iemand spoedt zich met
trillende handen naar de uitgang). In zijn armzalige, in de emigratie geschreven boekje
De Boom Gods wijdde hij weliswaar enkele bleke en ijle bladzijdjes aan de Reus
van Jasnaja Poljana, maar wat stellen die voor in vergelijking met zijn rijke woordenkramerij
over die hoogedele hoofdhondenopzichter! De eerste ontmoeting van
Ivan de Bounine met de toekomstige "Leider", die half Rusland en al zijn westelijke
forten aan de Duitsers gaf, vond plaats in Orjol. Ivan de Bounine raakte in vervoering
door de aanblik van de werkelijk zeer lange benen van de hoogedele hondenopzichter
en "de scherpte van zijn majestueuze blik". De majestueuze hondenopzichter
en wereldkampioen vloeken - op dit vlak doet Ivan de Bounine nauwelijks
voor hem onder- begeleidde in die tijd de doodskist van zijn vader van de Krim
naar Petersburg. Deze had lange tijd liggen creperen op de Krim ten gevolge van syfilis
en had op dergelijke schaal voor schandalen gezorgd, dat Aleksandr III professor
P.I. Kovalevski15 alle volmachten gaf om over hem te waken. Kovalevski, de
zeer bekende syfilis-specialist, rector van de universiteit van Charkov en lid van tal
van buitenlandse wetenschappelijk instellingen, overleed onlangs op zeer bejaarde
leeftijd als een armoedzaaier in de emigratie. De oude geleerde, een vurig nationalist,
placht deze hondenopzichter, van wie hij een grote afkeer had, "een dronkaard,
een dwaas en een beest" te noemen. (woedende kreten). De tweede ontmoeting van
Ivan de Bounine met de "Leider", die half Rusland aan de Duitsers afstond en die zo
onbeschaamd was om hier de arme vluchtelingen hun laatste centen af te troggelen
met de valse belofte dat ze de volgende lente de onmogelijke marsen op Moskou
zouden ondernemen ( de Miljoekov-adepten zeiden stilletjes, dat deze "schatkist van
de grootvorst" bedoeld was om in zijn kasteel centrale verwarming te installeren ... );
die tweede ontmoeting dus had plaats in Zuid-Frankrijk, toen de grootvorst al in zijn
kist lag, ademloos en gelukkig ook sprakeloos. De monsieur haastte zich natuurlijk
om de stoffelijke resten van de grote hoofdhondenopzichter en naïeveling te begroeten;
hij liet natuurlijk naar gewoonte zijn tranen de vrije loop en deed in de pers "urbi
et orbi" kond van zijn gevoelens. En dan te weten dat er een tijd geweest is, dat
de Bounine - toen nog gewoon Boen in, zonder de, - met diezelfde hand het volgende
schreef:
Vrede zij u, gij die allang vergeten zijt! .. Wie kent
Hun eenvoudige namen? Ze leefden in angst,
In onwetendheid ... Stierven ze. Soms
Werden in het dorp kettingen gesmeed, werd er afgeranseld,
verbannen. Maar het eentonige
Gehuil der vrouwen viel stil en opnieuw
Gingen de dagen van arbeid, onderdanigheid en angst voorbij.
Vrede zij u, ongewrokenen!. .. De getuige
Van het grote én het lage, de machteloze
Getuige van wreedheden, executies, martelingen, straffen.
Ik, wiens voorhoofd voor eeuwig draagt
Het teken van slavernij, horigheid, lijfeigenschap,
Ik zeg de gestorvenen: slaap, slaap ...
Niet alleen jullie hebben geleden: de kleinkinderen
Van jullie heren, machtigen hebben niet minder dan jullie
De bittere kelk van de slavernij moeten drinken ...16
Deze prachtige verzen die nu bespat zijn door het gekots van een dronken landheer,
herinneren er ons aan dat er twee Boenins zijn, of liever, waren: de ene die nu dood
is en wie niets menselijks vreemd was, en de andere, de Boenin van de Majestic die
zich inbeeldt dat zijn handtekening om het even welke wisselbrief het nodige gewicht
verleent. Het is niet onze schuld dat de nieuwe Boenin de oude verraden heeft
en verkocht voor dertig zilverlingen van het onwelriekende emigrantenmoeras (tumult
...)
Met deze lijkzang over de zoetsappige hondenopzichter (rumoer) eindigt dit zinloze
en fantasieloze boek, de meest genadeloze veroordeling van zowel meneer de
Bounine als van de emigratie die het opgehemeld heeft, en van heel dat "bepaalde
milieu" dat in zijn on welriekendheid de Bounine heeft voortgebracht- en hierin ligt
precies de grote verdienste van dit boek voor het Nieuwe Rusland ... Maar waarom
voortdurend dat kabaal over een lege doos? Er is in de emigratie een prinses die, zodra
ze in het gezelschap van vreemdelingen terecht komt, begint te vertellen over
haar eindeloze, "maagdelijke" bossen in Perm. Op een keer vroeg ik haar, waarvoor
ze die "onmaagdelijke" legendes nu eigenlijk nodig had. "Maar wat bent u toch
naïef!", antwoordde ze lachend: 'Zonder die maagdelijke bossen zullen ze mij op een
moeilijk moment misschien twintig frank geven; maar met die bossen, en dan nog
wel maagdelijke, wie zou het wagen mij minder dan duizend frank toe te stoppen?
Op dezelfde manier heeft de Bounine, met zijn aanzien van een generaal, er iedereen
van weten te overtuigen, dat hij voor Oorlog en Vrede, De gebroeders Karamazov
en de beroemde Joeri Miloslavski - niet die van Zagoskin, maar een andere17 -staat,
terwijl hij in werkelijkheid slechts voor de "maagdelijke bossen" van Perm en de
"schaduwen van niet gerealiseerde creaties" staat.
Ivan de Bounine, die in deze valse bewieroking elk gevoel van maat verloren heeft,
vond deze trouwhartige tranen evenwel onvoldoende. En zie, het Laatse Nieuws kondigde
met aplomb aan, dat "morgen bij ons een feuilleton van onze Nobelprijswinnaar
en jarenlange medewerker zal worden afgedrukt"18: van de nieuwbakken beroemdheid
kan men zelf ook profijt hebben. Ik heb dat verschrikkelijk lege en talentloze
Einde gelezen. Dat is werkelijk het EINDE. Het is de laatste dank mis voor het Rusland
waar "tegenwoordig het gepeupel van het laagste allooi het voor het zeggen heeft"
(Bravo!), althans volgens de Bounine; ik denk echter dat het grote Rusland er niet
aan denkt te eindigen zoals de Bounine, de gewezen schrijver, gewezen mens en nu
rasechte edelman het zich voorstelt: doorheen zijn grote lijden zal het opnieuw tot
leven komen. Dat lijden heeft het te danken aan die verloedering en onwetendheid
waarin de majestueuze onvolwassenen met hun scherpe blikken en zweep in de hand
het hielden ... (heftig tumult) Rusland heeft niet afgedaan, maar alleen de heerschappij
van het "gepeupel van het laagste allooi" met hun adellijke uniformpetten. Boenin
heeft afgedaan, Boenin is dood. Ik heb u verteld van dat gesprek waarin hij van iemand
geld eiste om grote werken op te zetten. Het lot, die dief, lachte hem toe en gaf
hem niet weinig geld. Maar precies nu zal hij absoluut niets meer doen. Vroeger
dwong de noodzaak hem er toe om iets in de trant van schrijven te doen, door stukjes
uit oude aantekenboekjes te scheuren en ze te publiceren. Nu is het probleem van
het levensonderhoud evenwel volledig van de baan en tien trieste, weinig omvangrijke
deeltjes zullen de laatste, trieste getuigen van dat zielige, volstrekt verrotte leven
zijn."
In het Laatste Nieuws verscheen een gedetailleerd verslag over hoe Ivan de Bounine
at en dronk in Stockholm, een verslag waarvan iedereen misselijk werd: het waren
de uitspattingen van zielige nouveau riche temidden van de openlijke armoede van
de emigratie. Zodra hij met zijn gevolg in de wagon had plaatsgenomen - Miljoekovs
chroniquer onderstreepte om een of andere reden alweer met nadruk de aanwezigheid
van Galina- bekende Ivan de Bounine aan zijn "privé"-secretaris (zoals bekend
bestaan er ook niet-privé-secretarissen ... ) Jakov Moisejevitsj de Tsvibak,19 dat hij
in Stockholm voortdurend bang was om tegen de koning in plaats van "Votre Majesté"
"Votre Majestic" te zeggen.
"Wel dat komt er van als je een hele maand in de 'Majestic' logeert!", beliefde het
de bekroonde monsieur verheven te grappen. De enige manier voor Ivan de Bounine
om een dergelijke flater in de omgang met bekende koningen te vermijden, is naar
een ander hotel verhuizen. Want zelfs als men in staat is in plaats van "Votre Majesté"
"Votre Majestic" te zeggen, dan is het zelfs met van ouderdom verweekte hersenen
onmogelijk om een vriend en koning met "Votre Grand Hotel" of "Votre Continental"
om de oren te slaan. Met deze uitstekende grap van monsieur eindigden zijn Stockholmse
perikelen en ... de carrière van de ooit interessante en noodzakelijke tweederangsschrijver
Ivan Boenin. "Over de doden niets dan goed", leert ons de geschiedenis.
Ja, maar dan alleen over diegenen die een roemruchte dood stierven. De dood
van Boenin echter is een onbeduidende en schandelijke dood en over zijn overbodige
graf zal in der eeuwen nimmer een goed woord kunnen worden gezegd ... '
Na een korte aarzeling brak in de zaal een enorm tumult los. Zonder er acht op te
slaan, maakte Andrej lvanovitsj zich uit de voeten. Tevreden over het 'schandaal'
en de inkomsten die hij ontving 'om de kosten te dekken', vermande Boerlakov zich
en riep:
'De volgende lezing van onze achtbare - hij waagde het niet edelachtbare te zeggen
- Andrej lvanovitsj Boelanovski zal ten gevolge van de vakantie al in het begin
van de herfst plaatsvinden ... '
'Naar de duivel!' ... stemmen ontploften als ongecontroleerd vuurwerk. 'Wij hebben
genoeg van uw oplichterslezingen !. .. En dan zeggen dat uzelf van adel is ... Wat
moeten we dan van het gepeupel verwachten? ...'
'Ik zei het al: dit is een provocatie .. .', herhaalde de handelaar in levende goederen20
vastberaden.
'Indien u mij toestaat, heren .. .' sprak een oude man van gemiddelde lengte met
een lief, stil gezicht zacht. 'Indien u mij toestaat ... De spreker heeft gelijk ... Zelfs indien
men er van uitgaat dat "van adel" iets betekent- en excuseer, maar ik ben zelf
een zogenaamde Rjoerikide21 - op welke "adellijke afkomst" gaat meneer Boenin
dan zo nadrukkelijk prat? ... Hij is helemaal niet van adel...'
'Excuseert u mij, maar wie bent u?'
'Ik ben prins Nikolaj Leonidovitsj Obolenski,22 antwoordde de oude man: 'de buurman
van meneer Boenin ... Maar ...'
'Maar... , dat is natuurlijk de schoonzoon van meneer Lev Tolstoj?!'
'Ja ...', glimlachte de prins: 'maar wat ...'
'We hebben ons part al gekregen in uw Jasnaja Poljana! Mijne heren, hij gaf zijn
grond aan de boeren, voor niets ... En uw Tolstoj, hij weze vervloekt, de eerste bolsjeviek
en een klootzak - ik ben meteen bereid om u genoegdoening te schenken, uwe
doorluchtigheid. Wordt het geen tijd: wat hebbende Rjoerikiden niet uitgespookt! ... '
'Maar wat heeft u tegen hen? Voor Miljoekov werken Vjazemski, Barjatinski,23
ook een Obolenski,24 Volkonski,25 die oude gek ... Misschien heeft de spreker op dat
punt ook gelijk: wij zijn levende lijken, heren .. .'
'Maar ik zeg u: riskeer het niet!', werd er in de andere hoek gejankt: 'riskeer het
niet... Smeerlap! .. .'
Een stoel vloog aan stukken, er klonken verschrikte en woedende kreten, er brak
een flink gevecht uit...
'Neen, deze mensen zijn absoluut ongecultiveerd ... ', vond een of andere jood beslist.
'Wat is dit? Wat is er aan de hand? Hebben we dan hier, in deze vrije republiek,
dan geen recht van spreken?'
'Jij vuile jodensmoel!' ... Pats ...
'Ik roep de politie ... ' schreeuwde Boerlakov in paniek en greep naar zijn goedkope
hoedje: 'Ik ga de politie halen .. .'
Hij loog: hij was bang dat hij voor de vernielingen zou moeten opdraaien en wou
zijn ontvangsten 'om de kosten te dekken' in veiligheid brengen. Hij kwam niet meer
terug. Dat zou trouwens zinloos zijn geweest: iedereen maakte zich zo snel mogelijk
uit de voeten. Enkelen veegden stiekem hun bebloede bekken af... Boerlakov
vloog met zijn inkomsten naar een publiek huis, waar hij zich bedronk en keet begon
te schoppen. Hij eistte dat men hem onderdanigheid zou betonen, omdat hij een
vertegenwoordiger van de 'Russische pers' was, een ancient-combattant, enzovoort
Uiteindelijk werd hij afgetroefd en buitengegooid ...
Vertaling en commentaar Wim Coudenys