Soechovo-Kobylin is een in Rusland gerespecteerd
dramaturg, wiens stukken nog regelmatig
op het repertoire staan van de grote theaters in
Moskou en St. Petersburg. Tot op zekere hoogte
is Kobylin te vergelijken met Gogol: hij drijft
de spot met de Russische ambtenaar. Er is een
verschil in gradatie: Gogol is vriendelijker, zijn
stukken zijn wat luchtiger en minder grotesk
dan die van Kobylin. Kobylin is bij ons vrijwel
onbekend; hij is moeilijk te vertalen.
Zijn waardering in literaire kringen leed onder
het feit dat hij ervan werd verdacht zijn maîtresse,
de Française Louise Simon Demanche
te hebben vermoord. Zijn leven lang heeft hij
geleden onder de gevolgen van de tegen hem
gevoerde strafzaak. Het strafproces liep van
1850 tot 1857: in die periode passeerde de zaak
alle gerechtelijke instanties tweemaal, voordat
er een definitieve uitspraak werd gedaan. De dader
werd niet gevonden. Soechovo-Kobylin
werd vrijgesproken en de met hem terechtstaande
lijfeigenen eveneens. Desondanks bleef
'men' hem van de moord verdenken, en die verdenking
is eigenlijk nooit opgeheven. Wie zich
wil verdiepen in de details, verwijs ik naar mijn
proefschrift dat in 1988 in Leiden werd verdedigd.1
Eveneens aan te bevelen is hoofdstuk XV
uit de Geschiedenis van de Russische Literatuur van
Karel van het Reve.2 Ik ben tot de slotsom
gekomen dat Soechovo- Kobylin de moord
niet heeft gepleegd, maar dat hij wel wist wie de schuldige was. Hij kende de toedracht, maar
kon daarover niet spreken, omdat zijn eer als
edelman hem dat verbood. Vast staat, dat het
uiteindelijke vonnis mede onder invloed van
externe factoren tot stand kwam. Relaties en
geld hebben een niet onbelangrijke rol gespeeld
in de diverse stadia van de procedure.
De trilogie Beelden uit het Verleden,3 geschreven
in de periode 1852-1868 heeft zijn ontstaan
in belangrijke mate te danken aan de tegen
Kobylins gevoerde strafzaak. Het is duidelijk
dat Kobylin bij het schrijven van zijn eerste
stuk De bruiloft van Kretsjinski niet direct
aan een trilogie dacht. De drie stukken worden
weliswaar onderling verbonden door enkele
hoofdpersonen die in elk stuk terugkomen,
maar in wezen hebben ze weinig met elkaar te
maken.
De beste scènes uit Kretsjinski schreef Kobylin
grotendeels in de periode mei-november 1854,
toen hij, zoals men het gemakshalve noemde 'in
de gevangenis zat'.
Vlak voor zijn vrijlating, op 4 november
1854, sloot Kobylin het werk aan Kretsjinski
af. Nog diezelfde maand bracht hij een bezoek
aan de Derde afdeling van de keizerlijke kanselarij;
de censor had aanmerkingen op de stijl
van het stuk en stelde wijzigingen voor. De bezoeken
herhalen zich en tenslotte hoort Kobylin
op 16 augustus dat zijn stuk is goedgekeurd. De repetities beginnen en op 28 november 1855
volgt de première in het Kleine Theater in Moskou.
In het meinummer (1856) van het tijdschrift
Sovremennik ('De tijdgenoot') wordt
het voor het eerst gepubliceerd.
De handeling van het stuk speelt zich af in
Moskou. De korte inhoud is als volgt: Kretsjinski,
een avonturier die al zijn bezittingen heeft
verspeeld, denkt een einde te maken aan zijn
chronisch geldgebrek door de dochter van een
vermogend man te trouwen. Hij maakt het meisje
het hof en heeft daarmee succes. Lidotsjka
wordt op hem verliefd en zij krijgt bovendien
de steun van haar tante. Kretsjinski wil een snelle
beslissing forceren, maar Lidotsjka's vader,
Pjotr Konstantinovitsj Moeromski, een brave
landeigenaar, staat nogal argwanend tegenover
de trouwplannen van de joviale vrijer. Hij wil
nog wat inlichtingen inwinnen alvorens zijn
toestemming tot het huwelijk te geven. Een gesprek
tussen Moeromski enerzijds en Kretsjinski
en zijn handlanger Raspljoejev anderzijds
geeft aardig weer hoe hun kennismaking verloopt.
Een van Kretsjinskis schuldeisers dreigt
nu de zaak te bederven door op betaling van zijn
speelschuld aan te dringen; betaalt hij niet terstond,
dan zal zijn naam in het speciale clubboek
worden genoteerd, waarmee hij tot eerloos
burger zal degraderen.
Nu bedenkt Kretsjinski een list: hij stuurt
Raspljoejev naar Lidotsjka, om haar te vragen
hem voor enige tijd een speld met een kostbare
diamant te lenen, in verband met een weddenschap.
Kretsjinski heeft zelf een identieke
speld, zij het dat de steen erin vals is. Met de
twee spelden gaat Kretsjinski vervolgens naar
een pandjesbaas, hij laat hem de echte diamant
zien en leent daarop een paar duizend roebel.
Hij staat erop dat de pandjesbaas de speld in een
doosje opbergt en het met lak verzegelt. Natuurlijk
heeft hij de beide spelden eerst verwisseld.
Alles lijkt nu in orde te komen. Kretsjinski
kan zijn schulden betalen en een gezellig avondje
voor zijn aanstaande schoonfamilie organiseren.
De speld kan hij op een geschikt moment
aan Lidotsjka teruggeven.
Als het avondje daar is komt er onverwacht
een rustverstoorder in de persoon van Nelkin,
een stille aanbidder van Lidotsjka. Nel kin heeft
Kretsjinski gevolgd naar de pandjesbaas en nu komt hij vertellen dat Kretsjinski de diamant
van Lidotsjka heeft beleend. Grote consternatie,
die eindigt in een triomf voor Kretsjinski als
hij de diamant te voorschijn haalt. Nelkin druipt
af.
Moeromski ziet nu geen reden meer om
Kretsjinski afte wijzen en de bruiloft wordt bepaald
voorde volgende dag. Op het laatste ogenblik
loopt alles toch nog mis. Nelkin is naar de
pandjesbaas gegaan, het bedrog wordt ontdekt
en hij keert terug in gezelschap van de pandjesbaas
en de politie. Kretsjinski is verloren.
Dan maakt Lidotsjka een edelmoedig gebaar:
zij geeft haar diamant aan de pandjesbaas. 'Het
was een vergissing' zegt ze, daarmee in het
midden latend of ze nu de verwisseling van de
speld bedoelt ofhaar verloving met Kretsjinski.
De bruiloft van Kretsjinski werd door het
publiek met veel enthousiasme ontvangen,
maar de pers en de literaire kritiek reageerden
nogal koeltjes. Het ligt voor de hand te veronderstellen
dat de reactie van de pers en de literaire
kritiek terug te voeren is op een gevoel van
onbehagen jegens de persoon van de schrijver,
wiens naam in verband gebracht werd met de
affaire Simon-Demanche, waarover het laatste
woord nog niet gesproken was.
Het verband tussen De bruiloft van Kretsjinski
en het proces tegen Soechovo-Kobylin
is alleen gelegen in de tijd. Hij schreef het stuk
terwijl de zaak nog onder de rechter was.
Heel anders is zijn tweede stuk, Delo (Het
dossier), geschreven in 1856-1861. Delo is een
vervolg op De bruiloft van Kretsjinski, dat wil
zeggen, we zien de hoofdpersonen uit dat stuk terug,
maar de plot van het verhaal heeft nauwelijks
iets met Kretsjinski te maken. Kobylin heeft
een stuk willen schrijven waarin hij zijn agressie
tegen de ambtenaren kon uiten en hij nam daarbij
een detail uit zijn eerste stuk als uitgangspunt.
Hij wilde aantonen dat uit niets een zaak kan worden
gedestilleerd. 'Delo is mijn vlees en bloed ...
ik heb het met gal geschreven', zegt Kobylin in
1895; 'Delo is mijn wraak. Ik heb me gewroken
op mijn vijanden! Ik haat de ambtenaren'.
Kobylin heeft in zijn stuk als geen ander het tsaristische
rechtssysteem belachelijk gemaakt. De
overheid wilde dan ook geen toestemming verlenen
voor de opvoering van zijn satires. Keer op
keer moest hij de tekst aanpassen en de karakters
veranderen of zelfs elimineren.
Die felle kritiek van Soechovo-Kobylin
kwam voort uit persoonlijke ervaringen, opgedaan
in de zeven jaren dat zijn strafzaak liep.
De door hem geschetste scènes, hoewel overtrokken
en gepersifleerd, gaven toch een herkenbaar
beeld van de werkelijkheid; het ligt
voor de hand dat de censor dit niet kon laten
passeren.
In Delo zien we Moeromski terug, nu met
zijn dochter in St.Petersburg, waar zij pogingen
doen om bijstand te krijgen in een zaak waarin
Lidotsjka is verwikkeld geraakt, als uitvloeisel
van haar edelmoedige geste in de kwestie met
de valse diamant, nu zes jaar geleden.
De brief van Kretsjinski, gericht aan Moeromski
(zie verderop in dit nummer) is een belangrijk
onderdeel in het stuk. Hij komt al direct
ter sprake, in de eerste scène van de eerste
acte. De inhoud spreekt voor zichzelf.
Kijken we naar de lijst van de in Delo optredende
personen, dan valt meteen de ongewone
opbouw ervan op. Kobylin deelt hier de
personages in in categorieën, hij maakt een rangenstelsel.
Daarbij onderscheidt hij vijf rangen:
I. De autoriteiten; II. De machten; III.De ondergeschikten;
IV. De nietswaardigen of gewone
burgers; V. Een niemand. Het zou te ver voeren
de gehele lijst hier weer te geven. Duidelijk
is dat met de autoriteiten en de machten de hogere
ambtenaren werden bedoeld en met de ondergeschikten
de lagere.
De lijst doet een beetje denken aan bepaalde
figuren bij Gogol. Tsjibisov en Ibisov, lage
ambtenaren in Delo van Kobylin roepen associaties
op met Bobtsjinski en Dobtsjinski uit De
revisor. Voorts zijn de Duitse namen Herz,
Scherz en Schmerz (eveneens ambtenaren in
Delo) ook nogal Gogoliaans.
Het centrale thema in Delo is de corruptie
onder de ambtenaren, een thema dat in de Russische
literatuur van het midden van de vorige
eeuw overigens populair was. Moeromski is het
prototype van de brave Russische landeigenaar
die te gronde gaat aan een 'zaak' die in feite niet
bestaat. Hij wil zijn onschuld aantonen, maar
dat lukt hem niet. Steeds opnieuw moet hij deze
of gene betalen om te voorkomen dat zijn eigen
woorden worden verdraaid en tegen hem
gebruikt. Wanneer hem tenslotte een gigantisch
bedrag - 30.000 roebel - wordt gevraagd, herinnert
hij zich de brief van Kretsjinski, die hem voorspelde dat hij zou moeten betalen tot hij
niets meer bezat.
De scène waarin hij de hoge ambtenaar Varravin de gevraagde som heeft gegeven en dan
alsnog wordt bedrogen doet denken aan een autobiografisch
verhaal dat Kobylin zijn buurman
Rembelinski in 1895 vertelde: Toen de
zaak Simon-Demanche overging naar de
Senaat, reisde hij naar St. Petersburg om te zien
hoe hij er voor stond. Zijn zaak bleek in handen
te zijn van de indertijd bekende N.; doorslaggevend
was welke strekking de conclusie
had die N. de Senaat zou voorleggen. Met lege
handen moest je echter bij deze N. niet aankomen.
Kobylin nam de raad ter harte en stak een
'kasbiljet' aan toonder bij zich, ter waarde van
5000 roebel. De uiterst imponerende N. ontving
Kobylin in zijn kabinet en gaf hem de verzekering
dat hij schoon uit de zaak te voorschijn
zou komen.
Verheugd nam Kobylin afscheid van deze
procureur en terwijl hij hem de hand drukte, gaf
hij hem het kasbiljet, op de manier waarop je
een dokter zijn honorarium overhandigt. Kobylin
kwam vervolgens op de gedachte zich te
overtuigen van betrouwbaarheid van de procureur,
hij ging naar het betreffende departement
en kreeg tegen betaling van een honorarium inzage
in de stukken. Tot zijn grote schrik merkte
hij dat de conclusie van de procureur aanzienlijk
verschilde van hetgeen overeengekomen
was en wel zo dat de bewijzen tegen hem
zich nu opstapelden. Buiten zichzelf stormde
hij de kamer van N. binnen en begon hem dubbelhartigheid
te verwijten. N. was dit keer tamelijk
koel en vroeg hem te kalmeren en zachter
te praten ter te praten aangezien het hier een
officiële instelling was.
'Hoezo zachter', schreeuwde Kobylin,
nu helemaal buiten zichzelf van woede,
'ik zal hier op het hele departement rondbazuinen
dat ik u een smeergeld heb betaald
van 5000 roebel, ik heb het nummer
van het kasbiljet genoteerd, als ze
zoeken vinden ze het biljet in uw zak, en
met die woorden greep Kobylin de klink
van de deur. Toen haalde N. met de
olympische grootheid hem eigen het opgevouwen
biljet uit zijn zak, stopte het
plechtig in zijn mond en slikte het door.
'Roep het departement', zei hij 'dan zal
ik u laten verwijderen. Vergeet niet dat
dit de hoogste ambtelijke instantie is van
het keizerrijk, 'zdes' zercalo'.
(Dit laatste is moeilijk te vertalen. Bedoeld
wordt: hier zetelt de rechterlijke macht. Zercalo
is het symbool van de rechtspraak in het oude
Rusland, zoals dat bij ons Vrouwe Justitia is.
Het embleem was aanwezig in alle rechtszalen:
een prisma, gekroond met de dubbelkoppige
adelaar. Op de drie vlakken van het prisma was
het decreet van Peter de Grote aangebracht, over
het in acht nemen van de wet).
Kobylin had zijn Delo inmiddels in 1861 laten
drukken in Leipzig, in een oplage van 25
stuks. In de zomer van 1861 ging hij ermee naar
de censor. Resultaat: publicatie en opvoering
verboden. In juni 1863 bracht hij het stuk bij het
Comité voor dramatische literatuur. Groot enthousiasme;
alle leden van het comité waren vol
lof, niet in het minst Krajevski, redacteur van
de 'Vaderlandse annalen'. Hij dacht dat het stuk
weldra doorgelaten zou worden, zeker nu op 30
augustus de wet op de openbare rechtspraak zou
worden ondertekend.
In het historisch archief in St. Petersburg bevindt
zich het dossier over Delo. Het stuk wordt
blijkens de begeleidende brief van de directie
van de keizerlijke theaters aangeboden op 18
juni 1863, aan de afdeling censuur van de Derde
afdeling.
De map bevat een korte samenvatting van
het stuk en het volgende commentaar van de
censor:
Het onderhavige stuk geeft weer hoe
door het gechicaneer van de politie- en
de rechterlijke macht uit de meest onbenullige
omstandigheid door een valse
verdraaiing van woorden (rechts)zaken
kunnen ontstaan die leiden tot de totale
ondergang van hele families. Kortzichtigheid
bij personen van de hoogste instanties,
en het niet begrijpen van hun
plichten, de omkoopbaarheid van de
ambtenaren van wie later de richting en
de beslissing van de zaken afhangt, de
onvolkomenheid van onze wetten (die
in het stuk worden vergeleken met klemmen),
de volslagen onverantwoordelijkheid van de rechters ten aanzien van meningen
en beslissingen - dat alles geeft
een buitengewoon treurig beeld en het
moet op de toeschouwers een uiterst
sombere indruk maken.
In 1868 - het derde toneelstuk, De dood van
Tarjelkin, was inmiddels ook klaar - lukte het
Kobylin de hele trilogie persklaar te maken. In
1869 verscheen het werk in Moskou, onder de
titel: 'Beelden uit het verleden', zonder toestemming
van de censuur.
Toch duurde het nog dertien jaar voor Delo
werd opgevoerd, zij het in gecastreerde vorm,
maar het had niets van zijn glans verloren. De
première in Moskou was op 4 april 1882 en in
St. Petersburg op 31 augustus 1882.
De dood van Tarjelkin is een vervolg op
Delo. Tarjelkin, in Delo de rechterhand van de
hoge ambtenaar Varravin heeft besloten zijn eigen
dood te ensceneren, om op die manier aan
zijn schuldeisers te ontkomen. Vervolgens wil
hij in een nieuwe identiteit wraak nemen op Varravin, die hem de helft van Moeromski's
smeergeld heeft onthouden. Hij heeft de correspondentie
over de zaak Moeromski uit Varravins
bureau gestolen en daarmee hoopt hij nu
chantage te kunnen plegen. Als Varravin hoort
dat Tarjelkin is gestorven, haast hij zich onmiddellijk
naar diens huis, in de hoop zijn papieren
te kunnen terughalen. Daar treft hij een
stinkende lijkkist aan (rotte vis) en hij ziet zich
genoodzaakt zelf voor de begrafenis te zorgen.
Tarjelkin heeft de identiteitspapieren van
een zekere Kopylov, een man die kort tevoren
is gestorven, en hij doet zich nu voor als de buurman
van wijlen Tarjelkin.
Alles zou goed gegaan zijn als Tarjelkin
zich niet door onzorgvuldigheid had verraden.
Varravin krijgt achterdocht als hij op zoek naar
zijn papieren in een la een pruik aantreft en een
vals gebit, benevens de identiteitsbewijzen van
Kopylov. Hij komt op het idee Tarjelkin ervan
te beschuldigen dat hij een vampier is en hij laat
hem opsluiten. Raspljoejev, die we ook al in De
bruiloft van Kretsjinski tegenkwamen, krijgt nu
de functie van opsporingsambtenaar van politie
en in die kwaliteit moet hij verschillende' getuigen'
verhoren. Het gaat er om 'bewijzen' te
verzamelen tegen de vampier. Dat lukt en uiteindelijk
'bekent' de pseudo-Kopylov. Hij erkent
Tarjelkin te zijn en hij geeft Varravin de
gevraagde papieren in ruil voor de identiteitsbewijzen
van Kopylov. Dan kan hij gaan.
In Delo was het centrale thema de omkoopbaarheid
van de ambtenaren bij Justitie, in De dood
van Tarjelkin worden ontoelaatbare praktijken
van de politie belicht. Kennelijk stond Kobylins
weergave van het politieoptreden zo dicht
bij de werkelijkheid dat de overheid er niet om
kon lachen en het stuk verbood. Het was met
name de manier waarop een 'getuige' tot een
bekentenis werd gebracht - hij werd opgesloten
in een donkere kamer, men gaf hem niets te
drinken en de opsporingsambtenaar kon elk
antwoord krijgen dat hij nodig had om zijn eigen voorstelling van 'het misdrijf' gestalte te
kunnen geven.
In 1892 schreef Kobylin aan de 'Persdienst' een
verzoekschrift, waarin hij nogmaals vroeg om
Tarjelkin vrij te geven voor het toneel. Enig resultaat
had het niet. 'De dienst voor de pers heeft
mij aangaande mijn stuk in kennis gesteld van
het hardvochtige veto van de minister van binnenlandse
zaken. Wat een bureaucratisch gedoe
- 75 jaar te worden en er niet in te slagen drie
stukken gespeeld te krijgen. Wat afschuwelijk:
iemand levenslang te muilkorven aan wie het
vermogen tot spreken is gegeven!'
Op 4 september 1900 kreeg het stuk tenslotte
goedkeuring van de censuur, voor opvoering
in het Literaire Kunsttheater; de première vond
plaats op 15 september 1900 in St. Petersburg.
Noch uit de inhoud van het stuk, noch uit de
tekst als zodanig, kan worden verklaard waarom
de overheid zo lang de opvoering verbood.
Goed, het politieapparaat werd belachelijk gemaakt,
maar dat gebeurde op zo'n overdreven
manier dat het nauwelijks voorstelbaar is dat iemand
dat serieus zou nemen.
In hoeverre Kobylin in Tarjelkin zijn persoonlijke
ervaringen met de politie heeft verwoord,
is moeilijk te zeggen. Met de lagere politieambtenaren
heeft hij zelf niet zoveel te maken
gehad, hij kon volstaan met een schriftelijke
verklaring; gemarteld of in een donkere kamer
opgesloten werd hij niet, dat zijn dingen die
zijn lijfeigenen overkwamen.
In Tarjelkin is evenveel terug te vinden uit
het verleden van Kobylin, als in De revisor uit
het verleden van Gogol.
Kobylin stierf in 1903 in Beaulieu sur Mer.
In 1905 werd Delo opnieuw verboden op grond
van het feit dat een van de hoogste staatsinstellingen
er een kwalijke rol in speelde en omdat
het stuk 'rebelse' waarheid bevatte. Ongeveer
te zelfder tijd werd Tarjelkin verboden, aangezien
ook daarin de overheid in diskrediet werd
gebracht. Pas nu mag dat in Rusland.