Andrzej Szczypiorski behoort tot de grote namen
van de na-oorlogse Poolse literatuur.
Reeds sinds 1960 publiceert hij proza. Zijn talloze
boeken staan in de Poolse boekwinkels in
eenvormige, simpele harde kaften die per titel
van kleur verschillen. De systematisering van
de uitgaven duidt op de algemene acceptatie van
zijn werk. Het is een van de gevestigde bouwstenen
van het assortiment van elke boekhandel.
Zijn bekendste romans zijn Een mis voor
de stad Atrecht, waarvoor hij in 1972 een prijs
van de PEN-club ontving, en De mooie mevrouw
Seidenman, het boek dat in 1988 in een
klap Szczypiorski's naam internationaal vestigde
en dat hem de prestigieuze Oostenrijkse
staatsprijs voor Europese literatuur opleverde.
In Polen is niet alleen de schrijver Szczypiorski,
maar ook de persoon Szczypiorski een
instituut. Hij deed mee aan de heroïsche Opstand
van Warschau aan het einde van de Tweede
Wereldoorlog en belandde na afloop daarvan in
het concentratiekamp Sachsenhausen. In de
Solidariteit-tijd was hij lid van de vakbond en
werd hij geïnterneerd in het kamp Jaworze. Na
de omwentelingen van 1989 nam hij tot 1993 zitting
in de senaat. Zijn biografie leest als een leven
vol moreel loflijke keuzen. Mogelijk daarom
irriteert Szczypiorski veel Polen. Om hem
hangt de reuk van de charlatan, en, nog erger,
van een vriend van Duitsland ondanks zijn
kampverleden. De kritiek is dat hij te graag en
te vaak vertoeft in het buurland waar zijn boeken
mateloos populair zijn. Bovendien stelt hij
Duitsland en West-Europa veelvuldig ten voorbeeld
aan Polen. Niettemin hekelt hij ook West-Europa.
Dat Szczypiorski in de regel de juiste morele
keuzen maakt, laat hij gaarne aan zijn medeburgers weten. Genadeloos stelt hij de Poolse
mythen en misvattingen aan de kaak. Tweewekelijks
somt hij in een lange column in het
conservatieve weekblad Wprost het Poolse falen
op aan de hand van actuele zaken. Zowel
Poolse kopstukken als de Pool in de straat moeten
eraan geloven.
Andrzej Szczypiorski heeft zijn woning in de
gerieflijke villawijk waar bijvoorbeeld tevens de
voormalige partijleider Jaruzelski woont. Hij resideert
in een halve villa, bijgestaan door een
dienster op leeftijd die zich aan de dagelijkse beslommeringen
wijdt. Szczypiorski spreekt haar
aan in hoffelijke bewoordingen, zoals hij ook
verder buitengewoon hoffelijk is. Hij houdt zich
streng aan de etikette. Achter de charmante omgangsvormen
schuilt echter een oplettend man
die met zijn ogen elke beweging volgt en scherp
formuleert. Hij hoort zichzelf gaarne rake volzinnen
uitspreken, maar waardeert ze even goed
uit de mond van een ander.
Zijn werkkamer straalt een gedegen ouderwetsheid
uit. Veel hout, veel boeken, een ruim
bureau en een salontafel. Het raam kijkt uit op
de rustige tuin. Aan de muur hangen foto's van
Szczypiorski met de groten van de aarde. De
enige ordeverstoorder is een hond die vervaarlijk
gromt en blaft. De kamer lijkt een ideale
plek om te schrijven, maar tevens ook om te herinneren
en te mijmeren. Het is de kamer van een
heer van stand.
De herinnering speelt in het werk van
Szczypiorski een grote rol. Talloze passages wijzen
op een fascinatie van de schrijver voor de
verwerking van het verleden. In zijn roman De
mooie mevrouw Seidenman verwoordt hij zijn
eigen houding tegenover het fenomeen. Hij laat
in het boek rechter Romnicki leven terwille van zijn geheugen: 'Dat was Gods mooiste geschenk
en dat geschenk verdedigde hij har tstochtelijk
tegen elke poging tot bero ving. Hij had zijn hele
leven onthouden, tot in de kleinste detai ls.' En,
schrijft hij verder: 'Allang had hij hiern aar verlangd:
om zonodig met zijn leven van zijn geheugen,
zijn gedenken, te getuigen.'
Buiten de deels autobiogra fis che rechter
Romnicki geven ook andere personages hun visie
op het geheugen. Zo schrijft hij over de mooie
mevro uw Seidenman uit de gelijknamige roman:
'Opeens bedacht ze dat het leven alleen dat was,
wat voorbij was. Er was geen ander leven dan de
herinnering.( ... ) Het leven was dat wat was volbracht, wat we ons herinnerden, wat was gebeurd
en voorbijgegaan zou voortbestaan als herinnering.
De toekomst kon het leven niet zijn, dacht
Irma Seidenman, want in de toekomst ben ik niet,
daar onderga ik honger noch dorst, koude noch hitte. ( ... ) Niets bestaat buiten het geheugen.'
Tegenover deze opvatting staat hoofd persoon
Antoni Rudowski uit de recentere roman Dag,
nacht en dag, die tegen een Westerling uitspreekt:
' ... de wereld van mijn ervaringen bestaat
niet meer, ik verloochen haar immers zelf,
wil haar zelf vergeten, ik ver-lang er naar uw wereld
ingesluisd te worden, in uw wereld te duiken,
laat ik daar maar met mijn vervloekte geheugen
in verdrinken...'
Szczypiorski zet zich aan zijn salontafel. Hij
dankt zijn dienster voor de koffie.
Zijn de manier waarop Irma Seidenman en
Antoni Rudowski met het herinneren om gaan
typisch voor de tijden waarin de hoofdpersonen
zich bevinden: voor en na 1989?
Nee. Het is een innerlijke overtuiging. Het verleden bestaat alleen in de subjectieve herinnering
van het verleden. Men vergeet wat ongemakkelijk
is. Wij bewaren alleen wat wij willen
bewaren. Dat is een onbewuste beslissing.
Mijn eigen herinnering is mijn enige drijfveer
om te schrijven. Het is niet alleen mijn eigen
herinnering, maar de herinnering van een hele
generatie in Polen en ook buiten Polen.
Daarmee is de herinnering er een van het ervaren
van het totalitarisme. Dat is de enige motivatie
voor mijn literaire werk. Dat wat ik niet
ben vergeten, beschrijf ik. Dat wat ik beschrijven
wil, kan en moet, vormt mijn eigen verleden.
Dit verleden is meer werkelijkheid als mijn
eigen leven. Alleen de herinnering is wat we
meegemaakt hebben. Dat is het menselijke lot.
Wat we vergeten zijn, wat we ons herinneren.
Bestaan volgens u concrete individuen?
Natuurlijk bestaan individuen. Wat ik wil zeggen
is dat het individuele verleden niet bestaat.
In uw boeken vormt het thema van het herinneren
een continuïteit. Is deze continuïteit geconstrueerd?
Ja. Ik zou zeggen, ja. Het is een geconstrueerde
continuïteit. Na Mevrouw Seidenman heb ik
tegen mezelf gezegd, heel bewust, dat ik nu deze
manier van beschrijven moet voortzetten.
Dat is een continuïteit van dezelfde schrijfwijze
die ik was begonnen. Maar ik beschouw als
mijn belangrijkste boek: Een mis voor de stad
Atrecht. Dit stamt uit 1970. Van daaruit is er
geen continuïteit. Als het gaat om de manier van
representie, dan wil ik wijzen op Amerikaanse
Whiskey. Hoewel ik de verhalen op verschillende
tijdstippen heb geschreven, heb ik ze bewust
chronologisch geordend. Het was een
chronologische constructie. Het eerste verhaal
begint voor de oorlog. En het eindigt bij de staat
van oorlog (uitgeroepen op 13 december 1981
door generaal Jaruzelski).
U laat uw personages vergelijkingen maken tussen
de schijnbaar meest onvergelijkbare zaken,
zoals tussen het concentratiekamp en de liefde.
Waarbij u de liefdespijn zelfs gelijk stelt aan de
pijn van het kamp. Uw personage Kamil zegt in
Zelfportret met vrouw: 'Hebt u weleens in de
avondschemer in een slecht verlichte straat gestaan
en gekeken naar dat ene raam, enig op de
wereld, waarachter juist het licht is uitgegaan?
Terwijl u wist waarom dat Jicht uitging en waar
dat duister toe diende ... Als u een dergelijke ervaring
achter de rug hebt, dan hebt u er vijf jaar
Kolyma opzitten of vijf jam· Buchenwald. En
als u ooit een nacht hebt doorgemaakt van vreselijke
beproeving, zoals God die de mens kan
zenden, een nacht in afwachting van een geliefde
vrouw die u heeft vernederd of laten zitten
of uitgelachen of die niet meer van u houdt,
dan bent u al op het schavot geweest waar
Robespierre is onthoofd, en dan bent u daar geweest
wam· mensen uit verzetsbewegingen zijn
doodgegaan en tenslotte daar waar onschuldige
voorbijgangers in de straten van Warschau
zijn omgekomen. Hoewel het klinkt als ketterij,
zeg ik toch wat ik denk. In elk, zelfs het meest
gezellige huis weerin twee mensen wonen, kun
je op een bepaald tijdstip de drempel naar de
gaskamer overschrijden.' Kunt u dergelijke
passages schrijven door uw opvatting van het
geheugen?
Ja. Dat is alleen mogelijk vanwege deze methode.
Als men de werkelijkheid ziet als volledig
gedeeld dan is zo schrijven niet mogelijk.
Dat is alleen mogelijk wanneer men een continuïteit
ziet.
Is er voor u een verschil in de manier waarop u
schreef voor 1989 en nu?
Ik ben daar niet zo zeker van. Als het al zo is,
dan is dat niet het gevolg van de revolutie, maar
vanwege mijn leeftijd. Mijn totale gevoeligheid
is veranderd. Dat kan men niet terugvoeren op
iets in de werkelijkheid.
Is er voor u geen verband tussen de werkelijkheid
en de gevoeligheid?
De gevoeligheid is een resultaat van de werkelijkheid.
Mijn gevoeligheid in Sachsenhausen
was totaal anders als nu. Toen had ik de gevoeligheid
van een nijlpaard of misschien een engel,
ik weet het niet. Misschien is mijn gevoeligheid
nu lichamelijker als vroeger. Anders. De
wind ervoer ik toen anders als nu. Zo'n koude,
honende wind ervaar ik nu meer als toen.
Misschien ervoer ik 'rn toen als catastrofe. Ik
was zeer hongerig en die wind was voor mij misschien
een soort van dood. Daarin is mijn gevoeligheid
nu lichamelijker. Ik kon toen ook
niet van de hemel genieten, dat was een dak. Ik
had ook niet de mogelijkheid te denken over de
wolken, de sterren. Een mooie zonsondergang.
Die heeft alleen een verzadigd mens. Een halfdode
gevangene die hongersnood lijdt en die
veertien uur als een oud paard gewerkt heeft,
die droomt alleen maar van slapen. Voor hem
is er alleen het bed en de droom. Nou ja, bed.
Laten we het het bed noemen. Kortom, de lichamelijke
gevoeligheid, de werkelijkheid
heeft er een levensgrote invloed op. Die beïnvloedt
de zintuigen.
Kent u het werk van Varlam Sjalamov?
Ja, natuurlijk. Een geniaal Russisch schrijver.
Kent u Gustav Herling? Die zat in dezelfde tijd
in het kamp. Maar zijn beschrijving van de werkelijkheid
is volledig anders. Dat hangt van het
menselijke karakter af. Van de menselijke natuur.
De verschrikkelijkste werkelijkheid brengt
in ons een soort van dierlijke gevoeligheid. Het
ruiken. Ik rook precies waar de aardappelen waren.
Maar nu, ik ruik de aardappelen niet.
Heeft u vanwege uw manier van schrijven een
andere taal nodig dan de bestaande?
Nee, nee. Ik geloof van niet. Het is dezelfde taal.
Natuurlijk is het woordenboek hetzelfde. Ik
schrijf met dezelfde woorden nu als veertig jaar
geleden. De architectuur, de melodie is misschien
anders. De gehele stilistiek ontstaat in
samenhang met het thema. Voor het concentratiekamp
heb ik een andere stilistiek nodig als
bijvoorbeeld voor ons gesprek. Ik wil bij delezer
een ander gevoel overbrengen, afhankelijk
van het onderwerp. Dat doe ik niet alleen met
de woorden, maar ook met de melodie.
Is dat afhankelijk van de tijd waarin de vertelling
speelt?
Nee. Dat is geen probleem van de tijdsgeschiedenis.
Het is slechts mijn eigen beslissing welke
gevoelens ik bij de lezer wi I oproepen. Of ik
schilder met aquarel of ik schilder met olieverf.
Dat hangt af van het thema. Over het concentratiekamp
schilder ik in olieverf. Niet altijd,
maar laten we dat zo zeggen. Dit gesprek zou
ik in aquarel schilderen. Dat is de vorm van het
schrijven, niet de inhoud.
Zijn metaforen voor u van belang?
In De mooie Mevrouw Seidenman zijn de metaforen volledig afwezig. In Een mis voor de stad
Atrecht zijn er veel. Ik gebruik ze wanneer ik ze
moet gebruiken, wanneer het thema erom vraagt.
Vindt u daarom Een mis voor de stad Atrecht
uw belangrijkste boek?
Vanwege het gebruik van metaforen? Nee, het
gaan niet om de metaforen. In dit boek heb ik
meer metaforen nodig gehad dan in een ander
boek. Dat komt door de thema's. Voor mij gaat
'Een mis' over het Derde Rijk en over de
Stalinistische tijd. In een esopisch taalgebruik
heb ik daar mijn ervaringen met de communistische
macht beschreven. Ik gebruikte de vorm
van een parabel, omdat ik het niet direct kon opschrijven.
Daarom heb ik gekozen voor een
esopisch taalgebruik. Tussen de regels was te
vinden wat ik bedoelde. De lezers wisten dat en
konden dat begrijpen. Dat werkte goed. Maar
toen kwam 1989. Dat is een groot verlies. Het
esopische taalgebruik was niet meer nodig. Dat
is een groot verlies voor de literatuur. Voor de
literaire werkplaats. Ik kan nu alles volledig direct
zeggen; alles openlijk zeggen. De plicht om
metaforen te zoeken bestaat niet meer. Dat is een
verarming. Maar de verarming is niet zo groot,
niet zo dramatisch. Omdat op de eerste plaats de
literatuur een soort strijd is. Ik heb altijd tegen
het communisme gevochten. Nu vecht ik tegen
mijn eigen luiheid. Ik moet ook vechten tegen
de slechte smaak van de lezer. Die is door de televisie
en de elektronische media volledig vervlakt.
Alles is zo dom, zo eenduidig. Alles is van
alle symbolen en metaforen beroofd. De peer is
gewoon een peer. Het vliegtuig een vliegtuig. Ik
zie nu nieuwe metaforen.
Zijn er zulke nieuwe metaforen nog mogelijk?
Ja, natuurlijk. De menselijke geest is zeer rijk.
Die was rijk onder de communisten, en is ook
rijk in de democratie. We hebben de metaforen
niet meer nodig voor de politiek. We hebben ze
nodig voor de menselijk diepere gevoelens. De
liefde, de haat. Wij zijn er achter gekomen dat
de politiek niet het belangrijkste is. Het gaat om
zaken als God, vrijheid, maar niet in politieke
zin. Bijvoorbeeld het vrij zijn van liefde, de liefde
is een vorm van slavernij. We moeten niet
alleen de communistische macht aanpakken,
maar ook de zwakte van de mens. De duivels
die ons belagen.