Vitali Sjentalinski



Jasjka Kosjelkov en Vladimir Lenin



Het lot bracht hen bij toeval met elkaar in bótsing, een paar minuten maar, op een koude en donkere, met sneeuw bedekte straat. Het was de vooravond van Kerstmis, Kerstavond, wanneer op aarde alle mogelijke wonderen gebeuren.

De een reed in een zwarte Rolls Royce de poorten van het Kremlin uit om zijn zieke vrouw op te zoeken die op doktersadvies buiten de stad woonde. De ander kwam, uit zijn dievenhol, de maag goed gevuld en met een flinke slok op, en ging met zijn makkers op weg naar de volgende klus.

Op de Sokolniki kruisten zich hun wegen.

'Wat is er aan de hand? Ik ben Lenin!' zei de eerste verontwaardigd, toen de tweede hem zonder plichtplegingen uit de auto de sneeuw in trok.

'Flikker op met je "Ik ben Lewin", ik ben Kosjelkov, 's nachts de baas van de stad!'

Wat een onwaarschijnlijk onderwerp! De vrucht der verbeelding van een wat al te vlotte schrijver? Een episode uit een spannende avonturenfilm?

Nee, het is de werkelijkheid, niets anders dan de waarheid, die fantastischer is dan welk verzinsel ook. Want dit onderwerp komt uit een dossier dat meer dan een halve eeuw begraven heeft gelegen in de bodemloze archieven van de Ljoebjanka en pas nu het licht heeft mogen zien.

'Dossier over de gewapende roofoverval op V.I. Lenin op 6 januari 1919'.

Drieentwintig omvangrijke delen met vergeelde bladzijden. Een spannende geschiedenis uit het leven van de Moskouse misdadigers, vol schilderachtige en hartverscheurende bijzonderheden, - rechtstreeks literatuur! In een van de mappen bevinden zich de aantekeningen van de Tsjekist Martynov, hoofd van de bijzondere afdeling ter bestrijding van het banditisme, waarin moedige ridders van de Tsjeka en weerzinwekkende straatrovers de belangrijkste helden zijn.

Op de meest onverwachte wijze is deze criminele en misdadige geschiedenis verbonden met de namen van coryfeeën uit onze literatuur: de manuscripten van Martynov, zoals blijkt uit het dossier, zijn literair bewerkt en persklaar gemaakt door ... Isaak Babel en Michail Boelgakov. Het dossier bleek als het ware een dubbele bodem te hebben. Je zoekt India - en je vindt Amerika! Onze jarenlange literaire zoektocht in de archieven van de Ljoebjanka heeft de namen aan het licht gebracht van Babel en Boelgakov in het strafrechtelijk dossier N-215 ...

We zeggen er meteen bij, dat het door de meesters gepolijste werk van de Tsjekist de lezer niet bereikt heeft.

Aan de nachtmerrieachtige gebeurtenis met Lenin is in dit werk een zeer bescheiden plaats toebedeeld, wat begrijpelijk is: de gebeurtenis op de Sokolniki strekte de leider volstrekt niet tot eer en paste slecht in zijn gecanoniseerde levensbeschrijving. De beroemde literaire bewerkers hebben natuurlijk niet het gehele dossier gezien, en daarom is het meest pikante onderwerp eruit niet in hun handen gevallen ... Jammer'

Nu echter mogen we de gelegenheid niet voorbij laten gaan om te vertellen over dit kerstnachtelijke duivelse avontuur, waarin het beroemdste personage van de twintigste eeuw terecht is gekomen. Hoe zat de zaak precies in elkaar? Dat jaar beleefde Vladimir Iljitsj allerlei wilde avonturen.

Eens reed zijn auto in een hinderlaag, waarbij hem de kogels om de oren floten. Als door een wonder werd hij gered door de Duitse communist Fritz Platten, die naast hem zat: deze duwde het kostbare hoofd bijtijds naar beneden en hield met zijn arm de schoten tegen. Een paar keer openden politieagenten het vuur in een poging de auto te doen stoppen, waarbij ze niet onmiddellijk door hadden wie er in zat. In augustus raakte een kogel lljitsj echt - over wie hem afvuurde twisten de historici nog steeds. Men arresteerde de sociaal-revolutionaire Fanni Kaplan en fusilleerde haar, zonder een verhoor af te nemen. In deze officiële versie geloven nu nog maar weinigen. Nieuw ontdekte documenten doen vermoeden dat de aanslag door verschillende personen werd gepleegd en dat hun spoor niet zomaar ergens heen leidt, maar naar de Tsjeka ... Wat Fanni Kaplan betreft, zij was gewoon een handig doelwit om wraak te kunnen nemen en de zaak te sluiten. Weer een mystificatie van de bolsjewieken, een episode in de strijd om de macht in het Kremlin? Het is een duistere geschiedenis, waarvan wij de volledige waarheid mogelijk nooit te weten zullen komen.

Het is paradoxaal, maar het gewond raken van Iljitsj had niet beter van pas kunnen komen. Zoals in dergelijke situaties wordt gezegd: als het niet was gebeurd hadden ze het moeten bedenken.

De positie van de bolsjewieken was op dat moment kritiek, op de grens van hopeloos. Driekwart van het grondgebied waren ze al kwijtgeraakt. De dodelijke strop van de oorlog. En in het binnenland heerste hongersnood, sabotage, ontreddering.

Alleen de meest brute terreur kon het nieuwe bewind redden van de ondergang. De aanslag op de leider was een goede aanleiding. Reeds zes dagen erna werd het decreet uitgevaardigd over de rode terreur, dat de handen vrijmaakte voor ongehoord omvangrijke massa-executies. Op initiatief van Lenin werd op grote schaal de praktijk van gijzelneming ingevoerd, de klassieke methode die criminelen in de hele wereld hanteren.

Patriarch Tichon roept uit naam van alle gelovigen tegen het goddeloze bewind: 'Niemand voelt zich veilig, allen leven in voortdurende vrees voor huiszoeking, plundering, uithuiszetting, arrestatie, terechtstelling ... Door uw verordening zijn land, boerderijen, bedrijven, fabrieken, huizen en vee geplunderd of onteigend, zijn geld, goederen, meubels, kleding geroofd ... Ja, wij ondergaan het verschrikkelijke tijdperk van uw heerschappij, die lange tijd niet uitgewist zal worden uit de ziel van het volk, omdat daarin het beeld van God verduisterd is en het beeld van het Beest is ingeprent. . .'

De macht bleek in handen van een politieke mafia, van revolutionaire extremisten die gewelddaden begingen zonder zich aan enige wet te houden.

Op dat moment trad in de arena van de geschiedenis, uit de duistere krochten van de criminele onderwereld, de koning der Moskouse straatrovers, Jakov Kosjelkov, Lenin tegemoet.

En zo ontmoetten ze elkaar, de twee peetvaders, de twee 'bazen' van de stad. De groep bandieten bestond uit zes personen: Jakov Kosjelkov zelf (met als bijnamen Geldbuidel, Janka, en De Koning), Ivan Volkov (Het Paard), Vasili Zajtsev (De Haas), Aleksej Kirillov (De Schoenmaker), Fjodor Aleksejev (De Kikker) en Vasili Michajlov (De Zwarte). Allen waren onverbeterlijke misdadigers met een grote criminele staat van dienst.

'Na een flinke zuippartij ging de hele bende op roof uit. Niet ver van de Sokolnitsjeski Sovjet doemden autolichten op, en de straatrovers, die Vasjka de Haas als potentiële chauffeur hadden, besloten de auto in te pikken ... Zodra de auto dichterbij kwam sloten de bandieten de weg af; Kosjelkov stak zijn hand op en dwong de auto tot stoppen. De bandieten waren uitsluitend in de auto geïnteresseerd en begonnen alleen terloops de passagiers te fouilleren, op zoek naar wapens.

Kameraad Lenin dacht dat het een patrouille was en zei: 'Wat is er aan de hand? Ik ben Lenin.'

Kosjelkov gaf daarop als antwoord: 'Flikker op met je "Ik ben Lewin", ik ben Kosjelkov, 's nachts de baas van de stad! . .''

Zo beschrijftMartynov, hoofd van de bijzondere eenheid van de Tsjeka in de strijd tegen het banditisme, de gebeurtenissen, waarbij hij zich baseert op de verhoren van de later in hechtenis genomen bendeleden van Kosjelkov.



Vitali Sjentalinski. Bron

In het dossier bevinden zich ook de getuigenverklaringen van ooggetuigen, of, juister gezegd slachtoffers van de aanslag, die Lenin vergezelden op die noodlottige rit. De meest betrouwbare en uitvoerige getuigenverklaring is van Stepan Kazimirovitsj Gil, de vaste persoonlijke chauffeur en vertrouweling van Lenin, die hem reed vanaf de eerste dagen van de revolutie tot aan diens dood. In de getypte kopie van de getuigenverklaringen - het origineel is niet bewaard gebleven - luidt het naschrift: 'In verband met het taalkundig gezien gebrekkige verslag in het origineel zijn hier grammaticale, syntactische en kleine stilistische verbeteringen aangebracht.'

Het gevaar loerde voorde communistische leider direct bij het begin van zijn kerstreis over de besneeuwde straten van de hoofdstad, waar in de troebele tijden van de revolutie de misdaad welig tierde.

'Op 24 december belde Vladimir Iljitsj mij rond vier uur op, dat hij over een half uur een auto nodig had. Tegen half vijf reed ik de auto voor bij de toegangsdeur, ik had kameraad Tsjabanov als assistent meegenomen. Precies op de vastgestelde tijd komt Vladimir Iljitsj naar buiten met Maria Iljinitsjna.

'Kameraad Gil, we gaan naar Nadezjda Konstantinovna' zei Vladimir Iljitsj zacht tegen me.

... De sneeuw in de straten was nog niet geruimd, en min of meer snel rijden kon alleen over de trambaan. Al snel werd het heel donker op straat, aangezien de stad absoluut niet verlicht werd. Wij vonden dat niet erg, omdat de verlichting van de auto uitstekend was. We reden met een snelheid van 40 tot 50 kilometer en passeerden snel het Loebjankaplein, de Mjasnitskaja, staken de Sadovaja over en kwamen in de buurt van het nachtasyl. Ik zag iedereen in het licht van de sterke autolampen en zelfs de voetgangers op het trottoir waren duidelijk zichtbaar. Ik merkte drie personen op, die in dezelfde richting als wij gingen. Plotseling rende een van hen op de auto toe, kwam op gelijke hoogte met ons en schreeuwde: 'Halt!' In zijn hand had hij een revolver. Ik had meteen door dat het geen patrouille was. Ik zie dat hij een overjas aanheeft, maar geen geweer heeft. Dat zag ik meteen, geen geweer, dus geen patrouille. Ik gaf snel gas, zonder er aandacht aan te schenken, dat we een scherpe bocht door moesten. Ik was ervan overtuigd, dat ik de auto in de hand zou houden. Ze schreeuwden ons iets achterna. Ik was ervan overtuigd dat het bandieten waren en dat ze niet zomaar zouden schieten. Dat bleek ook zo te zijn, ze zonden ons geen enkel schot achterna.

Vladimir lljitsj klopt tegen het ruitje en vraagt: 'Wat was dat, riepen ze iets naar ons? .. '

'Dat waren dronkenlappen', antwoord ik hem.

We passeerden het Nikolajevski-station. We rijden in de straat die op de Sokolniki uitkomt. Het is pikdonker, maar wij konden goed en ver vooruit zien. Vanwege Kerstavond is er veel volk op straat. Ik rijd tamelijk snel over de tramrails. Plotseling, nog voor de vroegere Kalinkinbrouwerij, doemen er vlak voor de auto drie met revolvers bewapende mannen op en schreeuwen: Halt!

Deze keer verminder ik vaart en zeg tegen Tsjabanov: 'Nou, Vanjka, nu hebben de bandieten ons.'

'Ja, zegt hij, een patrouille is het niet.'

Ik ben al heel dichtbij hen, ik keek naar alle kanten, er is flink wat volk op de been. Velen bleven stilstaan, zichtbaar geïnteresseerd in onze ontmoeting. Ik besloot niet te stoppen en snel langs hen heen te glippen. Op Bat moment, toen ik nog maar een paar meter van hen af was, gaf ik gas en reed recht op hen af. Net op tijd sprongen ze opzij.

'Halt! Halt! We schieten!' schreeuwden ze ons achterna.

Op die plek heeft de weg een helling. Ik drukte het gaspedaal in, maar daar klopt Vlamimir Iljitsj tegen het raampje. Ik doe alsof ik niets hoor en rijd door. Dan klopt Vladimir Iljitsj nog harder. Ik verminder vaart. Vladimir Iljitsj opent het deurtje en zegt: 'Kameraad Gil we moeten stoppen en informeren wat ze willen, misschien is het een patrouille?'

We rijden heel langzaam. Achter ons hoor ik ze rennen en doorgaan met schreeuwen: 'Halt! We schieten!'

'Zie je nu wel', zegt Vladimir Iljitsj, 'we moeten stoppen.'

Tegen mijn zin begon ik te remmen. Ik kijk vooruit en zie achter de spoorbrug een heldere lantaarn branden, en daar staat een wachtpost. Dat is de Districtssovjet, weet ik. De twijfel bekroop me, onwaarschijnlijk dat het bandieten zijn, waarschijnlijk is het een patrouille, zo dicht bij de Sovjet zullen bandieten niet snel een overval plegen, dacht ik en zei dat tegen kameraad Tsjabanov. Hij keek achterom en zei tegen me: 'Er komen er vier aanrennen, en ze zijn heel dichtbij.'

Op dat moment komen enkele personen op de auto afrennen, openen ruw het portier en schreeuwen: 'Eruit!'

'Wat is er aan de hand, kameraden?' vroeg Vladimir Iljitsj.

'Geen geklets! Eruit, zeg ik!'

En een van hen, de langste van allemaal, greep Vladimir lljitsj bij zijn mouw en trok hem krachtig naar zich toe de auto uit onder de grove woorden: 'Eruit, hondsvot!'

Zoals later bleek was dat de aanvoerder met de bijnaam Geldbuidel.

Vladimir lljitsj sleepten ze letterlijk aan zijn mouwen naar buiten. Hij deed drie stappen naar voren, bleef naast mij staan aan de andere kant van het portier en zei steeds maar:

'Wat wilt u? .. .'

Maria Iljinitsjna stapte snel uit achter Vladimir lljitsj aan en zegt, zich naar de bandieten wendend: 'Wat doet u, hoe durft u zich zo te gedragen?'

Aan haar besteden ze geen enkele aandacht, Tsjabanov sleurden ze ook aan zijn mouwen naar buiten terwijl ze 'Eruit!' schreeuwden.

Ik kijk naar Vladimir Iljitsj. Hij staat met zijn doorlatingspasje in zijn hand. Aan weerszijden van hem staan twee man en terwijl ze op zijn hoofd een wapen richten zeggen ze: 'Verroer je niet! .. '

'Ik ben Lenin. Hier zijn mijn papieren .. .'

Toen Vladimir Iljitsj dat zei stond mijn hart stil. Ik dacht: 'Nu is Vladimir Iljitsj er geweest. . .'

'Mond dicht! Geen geklets!' schreeuwde de aanvoerder met grove stem tegen hem terwijl hij het pasje uit zijn hand rukte en het zonder te kijken in zijn zak stopte.Daarna greep hij Vladimir Iljitsj bij de revers van zijn jas en trok zo hard dat hij de knopen er bijna vanaf rukte. Hij stak zijn hand in de zak en haalde er een portefeuille en een Browning uit en steekt die zo in zijn eigen zak.

Maria Iljinitsjna blijft verontwaardigd protesteren, maar geen van de bandieten besteedt aandacht aan haar. '

Kameraad Tsjabanov wordt ook onder schot gehouden. Ik zie dat allemaal, het lijkt alsof ze mij vergeten zijn. Ik zit achter het stuur, de motor loopt. Ik heb mijn revolver in de hand en vanonder mijn linkerarm richt ik op de degene die het dichtstbij staat, dat wil zeggen juist op de aanvoerder. Het voorportier staat open, ik kan, niet missen Maar Vladimir Iljitsj staat onder schot van twee revolvers en ik krijg het benauwd Als een bliksemschicht flitst de gedachte door me heen: niet schieten ... niet schieten ... Want als ik nu schiet is Vladimir Iljitsj de eerste die ze omleggen. En ik besloot de auto uit te stappen, maar voor ik me kon bewegen kreeg ik van rechts een klap tegen mijn slaap met de loop van een revolver en snauwden ze tegen me:

'Eruit! Wat zit je hier nog?'

Ik stak snel mijn revolver onder de zitting van de bank, misschien vinden ze hem niet, dacht ik, en stond nog maar net op de treeplank toen de bandietenchauffeur op mijn plaats schoof. Vier gingen er achterin zitten, een ging op de treeplank staan, en met zijn revolver op ons gericht zette de chauffeur onder de woorden: 'Verroer je niet!', de auto in beweging, en weg waren ze .. .'

De andere metgezel van Lenin, zijn lijfwacht Ivan Vasiljevitsj Tsjabanov, ondersteunt over het algemeen het verhaal van Gil, hoewel hij er iets aan toevoegt dat hem duidelijk sterk heeft getroffen: 'Toen ze ons uit de auto zetten, stonden de mensen rustig toe te kijken.'

'Een minuut bleven we zwijgen', vervolgt Gil.

'Dat is me wat moois', zei Vladimir Iljitsj als eerste. 'Gewapende mannen, en ze geven de auto af. Omje te schamen!'

'Daar hebben we het later wel over, Vladimir Iljitsj, antwoordde ik hem, 'eerst moeten we naar de Sovjet, en wel zo snel mogelijk .. .'

En wij begaven ons naar de Districtssovjet.

Opnieuw een ramp. De schildwacht laat Vladimir Iljitsj niet binnen.

'Ik ben kameraad Lenin', zegt hij, 'hoewel ik u het bewijs daarvan nu niet kan leveren. Dit is mijn chauffeur, hij zal het bevestigen', zei Vladimir Iljitsj naar mij wijzend. 'We waren in de auto onderweg, ze hebben ons aangehouden, uit de auto gezet en de auto gestolen, en ze hebben ook nog mijn portefeuille met mijn papieren meegenomen en mijn pasje.'

De schildwacht aarzelde lang, maar liet ons tenslotte de Districtssovjet binnen ...

We gaan naar binnen. In de Sovjet is het toevallig een feestdag, er is geen levende ziel. Met moeite wist ik de dienstdoende telefonist te pakken te krijgen, ik leg hem de zaak uit. Hij gelooft me niet.

'Luister, kameraad, bel de voorzitter', zeg ik tenslotte tegen hem.

'Die is er niet, wie wilt u?'

'Wij staan voor alles in, het is een ernstige zaak ... '

De telefonist weifelt, weet niet hoe hij moet optreden. De zaak is hoogst ongebruikelijk. Uiteindelijk belt hij iemand.

Vladimir Iljitsj ijsbeert in gedachten verzonken door de kamer. Maria Iljinitsjna zit op de divan, en ik zie dat ze zich zeer ongerust maakt. Er komt niemand. Dan denk ik: 'Ik zal het zelf wel regelen, anders verstrijkt de tijd en kunnen de bandieten er vandoor gaan.' Ik loop naar de telefoon, de telefonist protesteert niet.

'Geef me de Tsjeka.'

Ze verbonden me door.

'Zegt u het maar', antwoordt kameraad Peters.

In het kort leg ik uit waar het om gaat. Vladimir Iljitsj komt naar de telefoon. Ik geef hem de hoorn en hij begint te praten met kameraad Peters, hij legt uit wat er aan de hand is en de hele toedracht van de zaak. Ik bel op een ander toestel en verzoek om assistentie van drie patrouillewagens Vladimir Iljitsj beëindigde zijn telefoongesprek en begon weer door de kamer te lopen. Wij waren inmiddels alleen.

'U zei, Vladimir Iljitsj, dat wij gewapend waren en toch de auto afgegeven hebben', richtte ik me tot hem.

'Ja, dat zei ik', antwoordde hij.

'Vladimir Iljitsj, er was geen andere uitweg, denkt u eens na, u stond onder schot, ik had kunnen schieten, ik had nog tijd, ze waren me een minuut of drie vergeten, maar wat was het resultaat geweest van mijn schot. Eén zou ik er waarschijnlijk omgelegd hebben, maar na mijn eerste schot hadden ze ook u ter plekke omgelegd, omdat ze hadden moeten schieten uit zelfverdediging, en dan was u als eerste gevallen. Dat is waarom ik niet begonnen ben met schieten. Daarbij had ik al begrepen, dat het hen om de auto te doen was en niet om ons .. .'

Ja, uit de bladzijden van dit dossier komt niet het meest vleiende beeld van Iljitsj naar voren. De plannenmaker, zwevend in grandioze utopieën, naïef-hulpeloos in een rechtstreekse botsing met het leven op straat. Hij was zelf in de val gelopen door de opdracht te geven de auto te stoppen, overtuigd van zijn eigen onschendbaarheid.

Bovendien bleek niemand, van de bandiet tot de schildwacht, de afgod van het volk zelfs maar te kennen. En toen ze hem midden in Moskou beroofden, temidden van het rechtschapen volk, bleven de mensen staan en keken toe. Ook de verhouding tussen de chauffeur en zijn hooggeplaatste passagier doet enigszins denken aan de neerbuigende bescherming van een Sancho Pancha. Als hij gehoorzaam was geweest aan een verstandig mens, was alles in orde geweest.

Maar de vreemde gebeurtenissen in de Districtssovjet van Sokolniki gingen verder. Daar verscheen de voorzitter zelf.

Tsjabanov: 'Toen richtte kameraad Lenin zich tot hem en verklaarde dat ze hem zijn auto hadden afgenomen. Deze antwoordde dat hun auto's nooit worden afgenomen, waarom hebben ze dan uw auto afgenomen? Kameraad Lenin antwoordde: 'U kennen ze, maar mij kennen ze niet en daarom hebben ze mij mijn auto afgenomen'.

Daarna verzocht kameraad Lenin te mogen bellen. Kameraad Peters komt aan de telefoon. Kameraad Lenin begon hem uit te leggen wat er gebeurd was, dat het geen politieke zaak was, maar een geval van straatroof... De kameraad van de Districtssovjet werd helemaal rood, hij voelde wel aan dat hij in een netelige positie terecht was gekomen. Kameraad Lenin was ontevreden over het hele voorval en wond zich heel erg op, met zijn hand onder zijn vest liep hij de kamer op en neer. De hele tijd ijsbeerde hij door de kamer. .. '

De geliefde pose van Lenin, bekend van duizenden afbeeldingen ... Ja, dan begin je je wel ongerust te maken: nu niet alleen een bandiet of een schildwacht, maar de Sovjetmacht zelf, in de persoon van haar officiële vertegenwoordiger, haar eigen leider niet herkent! Die pas als de plaatsvervangend voorzitter van de Tsjeka, kameraad Peters, op het het toneel verschijnt, begint te reageren ...

Gil vertelt hoe de gebeurtenissen zich verder ontrolden. Er ontstond een flinke opschudding. De kameraad van de Sovjet stoof weg. Daarna verscheen hij net zo snel weer om te melden dat onmiddellijk alle maatregelen genomen zullen worden voor een snelle achtervolging. '

'Dat is wel een beetje laat', zegt Vladimir Iljitsj glimlachend. 'Ik had nooit gedacht en het is zelfs nooit bij me opgekomen dat vlakbij de Sovjet zelf, onder de ogen van de wachtpost, zulke dingen kunnen gebeuren, openlijke beroving, waarbij de Sovjet totaal geen maatregelen neemt om burgers tegen geweld te beschermen. Zulke dingen komen bij jullie ongetwijfeld veel voor. Zijn er veel berovingen van burgers op straat, bij jullie in het district?' vraagt Vladimir Iljitsj en kijkt de kameraad strak aan.

'Ja, dat komt veel voor', zegt hij, in verlegenheid gebracht.

'Maar wat doet u er tegen?'

'We bestrijden dat zo goed we kunnen', zegt hij.

'Maar klaarblijkelijk niet zo energiek als nodig is', zegt Vladimir Iljitsj. 'Dat moeten jullie serieus aanpakken, kameraden', zegt Vladimir Iljitsj.

Op dat moment arriveerden de gepantserde auto's. Ik begeleid Vladimir Iljitsj naar een auto, wil achter het stuur gaan zitten, maar hij houdt me tegen.

'U, kameraad Gil', zegt hij glimlachtend, 'gaat op pad om de auto te zoeken, zonder auto hoeft u niet thuis te komen ... '

Zo begaflljitsj zich tenslotte naar zijn wachtende echtgenote. De auto werd nog diezelfde avond gevonden - achtergelaten in een berg sneeuw aan de oever van de Moskva. De jacht op de bandieten daarentegen duurde lang ...

De macht van de ordehandhavers en die van de criminelen was toen nauwelijks te vergelijken. Het is moeilijk te zeggen wie van deze concurrenten op het gebied van intimidatie van de bevolking het meest de baas was op straat. Het banditisme in Moskou was een volstrekte ramp geworden: hier opereerden tientallen roekeloze, goed georganiseerde en tot de tanden gewapende bendes en hielden de hele stad in de greep van de angst. De grootste van deze bendes - die van Kosjelkov - telde volgens de schatting van de Tsjeka meer dan honderd leden.

'Snel en onverbiddelijk maatregelen nemen in de strijd tegen het banditisme!' - verordende Iljitsj, nog maar nauwelijks tot zichzelf gekomen na de beklemmende ervaring op straat.

En maatregelen werden genomen natuurlijk.

Enkele dagen later verscheen in de kranten een dreigend bevel: 'De strijdkrachten en instellingen van de volksmilitie binnen de grenzen van de Moskouse ringspoorlijn dienen alle op de plaats van de misdaad betrapte en gearresteerde personen, die zich schuldig hebben gemaakt aan roof en geweld, ter plekke te executeren ... ' De stad werd op zijn kop gezet, volledig uitgekamd. De bewaking van Iljitsj werd krachtig versterkt, bij instellingen werden auto's geconfisqueerd voor patrouillering op straat. De stad werd in staat van oorlog gebracht.

Weldra rapporteerde Rozental, hoofd van de Centrale Recherche, aan Lenin: 'In het kader van het onderzoek naar de roofoverval op U, rijdend over de Sokolniki-straatweg, en tevens ten behoeve van het uitroeien van het banditisme, is door mij opdracht gegeven alle gemeubileerde particuliere kamers en woningen, waarin criminele elementen uit de stad Moskou kunnen onderduiken, langs te gaan en te inspecteren. Aan onmiddellijke arrestatie werden onderworpen alle personen die verdacht werden van medeplichtigheid aan de overval... Wij zijn er in geslaagd tegen de tweehonderd personen aan te houden en te arresteren ... '

Kosjelkov en zijn vrienden bevonden zich echter niet onder de arrestanten. De politie slaagde er duidelijk niet in de opdracht van Lenin uit de voeren. Daarop werd een speciale eenheid van de Tsjeka gevormd, met aan het hoofd de voormalig arbeider, toegewijd partijman en ervaren rechercheur Martynov.

Aan de spannende episodes van de jacht op Kosjelkov is dat gedeelte uit Martynovs manuscript gewijd, dat later ter bewerking bij de auteur van Verhalen uit Odessa, Isaak Babel, terecht is gekomen Voor de schrijver verscheen in al zijn angstwekkende luister, de Moskouse variant van de onsterfelijke Benja Krik.

Jasjka werd dag en nacht gezocht. Door de straten reden personenauto's en luxe huurrijtuigen als lokaas - commissarissen reden er achteraan. Tsjekisten doorzochten kroegen en gelegenheden waar de onderwereld bijeenkwam, ronselden daar verklikkers en wisten zichzelf in te dringen bij misdadigersbendes.

Een eerste succes van de Pinkertons van de Tsjeka was dat ze de bijnamen van drie leden van Kosjolkovs bende te weten kwamen: Het Paard, De Kikker en De Zwarte en hen vervolgens op het spoor kwamen.

Martynov beschrijft met smaak hoe dat in zijn werk ging. Nadat hij een van de hoerenkelders aan de Presjnja was binnengegaan, schoof hij aan bij een vrolijk gezelschap. 'Vooruit, schenk mij d'r ook eentje in! Wel jongens, is een van jullie De Kikker nog tegengekomen?'

Er werd achterdochtig gekeken.

'Waar heb je De Kikker voor nodig?'

'Hij krijgt nog geld van me.'

'Wat een nette kerel! Kunnen we dat samen niet opdrinken? .. '

Er moest heel wat drank op tafel komen voordat duidelijk werd dat De Kikker en zijn vrienden op weg waren naar het badhuis. Toen Martynov dat wist maakte hij zich snel uit de voeten, pikte onderweg zijn assistenten op en haastte zich naar de Prototsjnystraat. Nog maar nauwelijks waren ze ter plaatse of een luxe rijtuig stoof de steeg in met daarin drie bandieten. Het was net een Hollywoodfilm: 'Ik trok twee revolvers, een andere medewerker ook, en de derde speelde het klaar het paard aan de teugel tot staan te brengen. Geen van de bandieten had de tijd een revolver te trekken. We ontwapenden hen en voerden hen af... '

Het gerechtelijk onderzoek werd gevoerd op het allerhoogste niveau, Felix Derzjinski zelf nam aan de ondervragingen deel. De bandieten werden tegen de muur gezet en moesten het adres van Kosjelkov zeggen. Het adres werd, uiteraard, verkregen. En de bandieten werden, uiteraard, gefusilleerd. Twee dagen lagen ze in een woning op de loer. Op de derde dag verscheen een 'ongedwongen type, genaamd Lenka de Schoenlapper', die er, zoals bleek, in de hoedanigheid van lokaas op uit was gestuurd. Toen de Tsjekisten Lenka naar buiten brachten, liepen dezen op hun beurt in een hinderlaag van Kosjelkov. Er ontstond een gevecht, waarbij twee Tsjekisten omkwamen. Lenka de Schoenmaker ontkwam.

Opnieuw was Kosjelkov spoorloos verdwenen.

Enkele dagen later lachte het lot de Tsjekisten opnieuw toe. Ze arresteerden een suikerspeculant, bij wie op dat moment totaal toevallig Kosjelkov op bezoek bleek te zijn. Toen hij het gevaar zag sprong hij door de achterdeur naar buiten de straat op en stuitte daar, van aangezicht tot aangezicht, op een tweetal medewerkers van de Tsjeka. Onmiddellijk nam Jasjka een andere rol aan en liep dreigend op hen af: 'Op wie wachten jullie? Van welke afdeling zijn jullie? Laatje papieren zien!' 'Maar wie bent u?' vroegen de Tsjekisten verbluft.

'Ik ben Peters', antwoordde Jasjka zonder aarzelen.

Lang, imponerend in zijn grijze jas en bontmuts, maakte hij op de Tsjekisten een hypnotiserende indruk: ze haalden onderdanig hun papieren tevoorschijn - en kregen als antwoord de kogel. Een was dood, de ander gewond, en ook deze keer slaagde Jasjka erin te ontkomen.

De rol van belangrijke Tsjekist was Kosjolkov duidelijk bevallen. Hij bemachtigde passende papieren en ging zelfs tot de aanval over: hij begon zich openlijk te vertonen met zijn gevolg. Hij amuseerde zich kostelijk. Hij verscheen aan de deur bij een medewerker van de Tsjeka, verlangde het adres van diens collega en maakte als afscheid de heer des huizes koelbloedig af. In fabrieken organiseerde hij huiszoekingen waarbij hij geld en goud in beslag nam - in vol ornaat, in aanwezigheid van de arbeiders en op uitnodiging van het bestuur en de vakbond. Op straat hield hij militairen aan en 'confisqueerde' hun wapens, waarbij hij zich uitgaf voor hoofd van de Tsjeka. Daarna verschenen deze goedgelovige ijzervreters gehoorzaam aan de poort van de Ljoebjanka om hun revolvers terug te vragen ...

Het werd een echt carnaval: de Tsjekisten deden alsof ze bandieten waren, de bandieten alsof ze Tsjekisten waren. Soms gingen ze zo op in hun rol dat ze daar geen afstand van wilden doen en overgingen naar het kamp van de tegenstander. Vaak zaten er onder de medewerkers van de Tsjeka en de politie misdadigers: moordenaars, dieven en zakkenrollers. Martynov schrijft: 'De medewerkers van de toenmalige recherche waren niet alleen voor het grootste deel anti-sovjet-elementen, maar onderhielden soms zelfs vriendschappelijke banden met de misdadigerswereld.'

De ontstelde burgers konden met moeite onderscheiden wie wie was. Zelfs de bolsjewieken zelf erkenden: 'Wat er nu gebeurt, is geen rode terreur, maar complete criminaliteit. . .' (Vetjsernie Izvestia, 3 februari 1919).

In juni 1919 boekte Martynov een buitengewoon succes: de 'verloofde' van Kosjelkov viel hem in handen, Olga Fjodorovna, een twintigjarige schoonheid die als secretaresse bij de ROST werkte. Na een passende bewerking in de Ljoebjanka, vertelde zij uitvoerig over haar 'verloofde' en bood zelfs aan te helpen hem te grijpen. Olga was ervan overtuigd dat Jasjka bij haar thuis zou verschijnen.

'Hij komt naar me toe ... hij is verliefd op me. Hij is een heel praktisch mens, correct en vriendelijk in de omgang, kent vreemde talen -hij spreekt Frans en een beetje Duits, kent Latijn, Tataars ... Hij is heel belezen.

'Je hebt het meiske blijkbaar goed de hersens gespoeld, vrijer!'

Maar Kosjelkov zelf, beroofd van zijn 'verloofde', werd razend.Hij verklaarde de Moskouse ordehandhavers definitief de oorlog op leven en dood. En gebruikte daarvoor een uiterst eenvoudig middel - het politiefluitje. 's Avonds ging hij er in de auto op uit; wanneer hij ter hoogte van een politiepost kwam floot hij luid, en wanneer de dienstdoende agent dichterbij kwam, klonk een schot of vloog een bom hem tegemoet.

Geleidelijk overlaadden de heldendaden van Kosjelkov hem met legendarische roem. Door een soort wonder slaagde hij erin ongedeerd uit welke netelige situatie dan ook, te ontsnappen. Maar toch brak de dag aan waarop de groep van Martynov hem te pakken kreeg.

Het gebeurde op de Bozjedornka, waar hij volgens de gegevens die de Tsjekisten hadden, in een van de huizen moest verschijnen. Er werd een dubbele hinderlaag gelegd: een deel van de Tsjekisten verschanste zich in het huis, de anderen in een huis er tegenover.

'We zagen hem, hij verscheen,' schrijft Martynov. 'Hij kwam met een van zijn handlangers ... Er was geen ruimte voor overpeinzingen. We hoefden niet te proberen hem levend in handen te krijgen. Als we hem maar, op welke manier dan ook, te pakken kregen! We sprongen tevoorschijn en begonnen te schieten. Met het eerste schot troffen we Jasjka's handlanger in het hoofd. Hij draaide om zijn as door de kracht van de klap,viel tegen de deur en was buiten gevecht gesteld.

Jasjka ging over tot zijn gebruikelijke methodé- met twee handen tegelijk liet hij het tegen letterlijk alle ramen van het huis kogels regenen. Door een karabijnschot werd Kosjelkov dodelijk getroffen. Jas ja viel neer. .. Maar liggend, half verblind door bloed, bleef hij mechanisch de trekker overhalen en in de lucht schieten. Wij liepen op hem toe en een van de medewerkers riep: 'Kosjelkov, hou op! Je kunt jezelf als dood beschouwen! .. '

Jas ja verslapte, begon te rochelen en stierf...'

Zo eindigde het leven van Jasja Kosjelkov, de koning van de Moskouse bandieten. In zijn zakken werden vele interessante zaken gevonden: enkele persoonsbewijzen van de Tsjeka, een stapeltje geld, doorboord door een kogel, de Browning van Iljitsj en een boekje met aantekeningen. De inhoud ervan is bewaard gebleven in dossier N-215. Dit is de hartekreet van Kosjelkov, gericht aan zijn 'verloofde' Olga: 'Kindje, mijn kruimeltje, mijn arm geitje. Wat een onzalig lot hangt me boven het hoofd. Ik heb geen geluk. Mijn kindje, mijn liefste, waartoe dient dit alles? Oh, mijn God, wat hebben ze met je gedaan. Ik zal wraak nemen, eindeloos en eindeloos. Ik zal alleen nog leven om me te wreken.Want jij bent mijn hart,jij bent mijn vreugde, jij bent mijn alles, alles, voor wie het waard is om te leven. Kindje, is alles dan werkelijk afgelopen? 0, het lijkt alsof ik niet in staat ben om dit uit te houden en te overleven, God, wat voel ik me slecht, fysiek en moreel. Mijn ziel doet pijn. Ik ben nu in staat iedereen te ranselen en te roosteren. 0, wat ben ik nu jaloers, jaloers op het geluk van de mensen. Ze jagen op me als op een dier: niemand wordt ontzien. Wat willen ze toch van mij, ik heb Lenin het leven geschonken. Kindje, lief kleintje, hou je goed. Heb lak aan alles, pas op je gezondheid ... '

Vladimir Iljitsj Lenin liet ook een literaire herinnering na aan de ontmoeting met Jasjka Kosjelkov in de Kerstnacht. Hij zou geen groot man zijn geweest als hij zelfs deze gebeurtenis niet ten nutte had gemaakt.

'Stelt u zich voor, - schrijft hij in zijn boek De kinderziekte van het 'radicalisme' in het communisme, - dat gewapende bandieten uw auto aanhouden. U geeft hen uw geld, paspoort, revolver en uw auto. U op uw beurt wordt van de aangename nabijheid van de bandieten verlost. Zonder twijfel een compromis. 'Do ut des' ('ik geef' jou mijn geld, wapens, auto, 'opdat jij' mij de mogelijkheid 'geeft' heelhuids weg te komen). Maar het is moeilijk iemand te vinden die zonder krankzinnig te zijn een dergelijk compromis 'principieel onaanvaardbaar' zou noemen ... Ons compromis met de bandieten van het Duitse imperialisme leek op een dergelijk compromis ... '

Een naaste medewerker van Lenin, Bontsj-Broejevitsj, vertelt dat, toen Lenin hoorde van de dood van de bandiet die zijn pad had gekruist, het volgende had beschikt: 'De zaak opbergen in het archief!' Wat ook gebeurde. En pas nu is Lenins laatste wil geschonden - de zaak is aan het licht gebracht.

De geschiedenis kent geen varianten: wat zou er gebeurd zijn als ... Maar steeds weer rijst de vraag: wat zou er gebeurd zijn als ze Lenin toch hadden omgebracht? Het was geen doorsnee dief die Lenins pad had gekruist, maar een meester op zijn gebied. Kosjelkov spaarde niemand, schoot links en rechts en rechtuit. Hij was een bandiet van huis uit, de zoon van een beruchte dief, een dwangarbeider die aan de galg aan zijn einde was gekomen, - de 'dienstlijst' van de achtentwintigjarige misdadiger omvatte enige boekdelen.

Door een gril van het toeval lag het lot van het land en de hele wereldrevolutie een moment lang in de handen van een crimineel...

Natuurlijk zou er een andere machinist voor de locomotief van de revolutie gevonden zijn. Maar het is duidelijk: onze geschiedenis had over geheel andere rails kunnen lopen. Wie weet of het Sovjetbewind wel overeind was gebleven op dat cruciale historische moment - zonder haar geniale leider.

Vertaling en bewerking Toppie Jagtenberg




<   

TSL 23

   >