Uit naam van de toevallig met de Zweden begonnen
oorlog (zoals alles volgens Zotov wat Peter deed toevallig
was), had Peter, toevallig bij Njensjants terechtgekomen,
toevallig op het moeras van de delta
van de Neva op het eiland Enisar de Peter- en
Paul vesting opgericht, zonderook maarte denken aan
een paradijs. Dat was in het jaar 1703 - en pas tien
jaar later was hij begonnen met het bouwen vanSanktPiter-
Burch - en deed dit op dezelfde onmenselijke,
wilde. wrede manier als waarop hij alles deed.1
Aan het einde van het 'jaar van Peter de Grote',
is het misschien een goed moment om de alom
bejubelde tsaar eens vanuit een andere optiek te
bekijken, bijvoorbeeld vanuit die van de
Russische schrijver Boris Pilnjak (1894-1938).
Pilnjak was van mening dat Peter de Grote
Rusland op een volkomen verkeerd spoor heeft
gezet. Volgens hem is hij een pad ingeslagen
wat in strijd was met de aard van het land en zijn
cultuur. Peter (en het tastbare overblijfsel van
hem, de door hem gestichte stad Petersburg)
zijn voor Pilnjak dan ook symbolen van al wat
slecht was in Rusland. De Revolutie in 1917 zag
Pilnjak als de verlossing van het juk van Peter
en de terugkeer naar het echte Russische leven.
Over het algemeen wordt Peter de Grote geprezen
om alles wat hij voor Rusland heeft gedaan.
Vooral in het Westen zijn velen van mening
dat hij Rusland de oogkleppen heeft afgenomen
door zich af te keren van het barbaarse Azië en
zich te richten op de Europese beschaving. 'Peter
heeft een venster op het Westen geopend' is een
populaire opmerking in de literatuur, die duidelijk
een positieve lading in zich draagt.
Zonder twijfel was Peter een zeer bijzondere
persoon en is zijn beleid van grote invloed geweest
op de wereldgeschiedenis. Ambitieus en
leergierig als hij was, reisde hij als eerste
Russische vorst naar vele Europese landen om
daar in de leer te gaan bij vooraanstaande meesters
op verschillende vakgebieden.2 Peter zoog
zich vol met informatie en was van plan Rusland
onder zijn leiding te hervormen tot een groot,
modern Europees land, met nieuwe grenzen en
een nieuwe cultuur.
Hoe is er nu in de loop der jaren in de literatuur
tegen de eerste Russische 'keizer' en het
tastbare symbool voor zijn daden, SintPetersburg,
aangekeken? Aanvankelijk besteedden
de schrijvers geen aandacht aan de onrust
onder het volk en de geruchten en legendes
die in omloop waren, maar hielden ze zich uitsluitend
bezig met het ophemelen van de tsaar,
de nieuwe hoofdstad en de nieuwe, Westers georiënteerde,
cultuur.
De duistere volksvoorspellingen vonden
pas in de negentiende eeuw hun neerslag in de
literatuur, allereerst bij Aleksandr Poesjkin.
Zijn poëem De bronzen ruiter (Mednyj vsadnik)
(1833) (waarin de arme Jevgeni gek wordt
nadat hij zijn grote liefde verliest, tijdens een
van de vele overstromingen in Petersburg)
wordt door velen beschouwd als het begin van
de 'Petersburgse tekst'. Met deze term, in de literatuurwetenschap
geïntroduceerd door Joeri Lotman, wordt de meer abstracte, overkoepelende
tekst bedoeld waarin verschillende beelden,
verhaallijnen, manieren van vertellen en
uitbeelden samenkomen die betrekking hebben
op het thema Petersburg. Een belangrijk kenmerk
van de tekst is de dualiteit die erin tot uitdrukking
komt.
Deze dualiteit was nu juist de belangrijkste
vernieuwing van Poesjkin. In zijn werk schetst
hij een dubbelzinnig beeld van Peter de Grote
en Petersburg. Aan de ene kant beschouwde
Poesjkin Peter als een machtig en groot heerser
die belangrijke hervormingen had doorgevoerd,
aan de andere kant zag hij hem als een
wrede despoot die geen interesse had voor het
individu, maar uitsluitend voor het belang van
de staat.
Dit negatieve beeld werd overgenomen
door Gogo!, maar hij voegde er een nieuw element
aan toe, namelijk het fantastische. In
Gogols Petersburgse vertellingen heerst een
mystieke sfeer, die het misleidende, leugenachtige
karakter van de stad benadrukt, mede
dankzij de beschrijvingen van het mooie uiterlijk
ervan.
Halverwege de negentiende eeuw debuteerde
Fjodor Dostojevski. Zijn interpretatie
van Petersburg is gedurende lange tijd in
Rusland en in het Westen de enige gangbare geweest. Vooral in zijn grote romans heeft
Dostojevski van de stad, die hij als net zo ondoorgrondelijk
beschouwde als de mens, een
zeer indringend 'psychologisch' portret geschetst.
In de twintigste eeuw waren vooral het symbolisme
en het acmeïsme belangrijk voor het beeld
van Petersburg in de literatuur. De eerste stroming
zag de stad als iets negatiefs en vijandigs,
terwijl voor de acmeïsten de stad een thuis betekende
en zij zich met hun hele ziel met haar verwant
voelden. Zij refereerden dan ook vaak aan
de rijke historie van de stad en zagen zichzelf als
voortzetters van de literaire en culturele tradities.
Helaas kreeg de stad in de twintigste eeuw
veel tegenslagen te verduren en dit heeft ertoe
geleid dat het beeld van de stad ( en indirect ook
van Peter de Grote) opnieuw veranderde: vanaf
de jaren twintig ontstond onder invloed van
de acmeïsten (vooral Achmatova en Mandelstam)
het beeld in de literatuur van Petersburg
als martelaar.
Uit bovenstaand overzicht blijkt al dat de literatuur
niet louter lovende woorden over Peter
en Petersburg bevat, maar dat er door de eeuwen
heen ook een flinke dosis kritiek en scepsis aan
toe is gevoegd. Er is dus veelal sprake van een
dualistisch beeld binnen een tekst: enerzijds is er
bewondering voor de macht en de kracht van de tsaar en de schoonheid van Petersburg, anderzijds
komt er in de tekst een gevoel van haat jegens
de kille stad en de wrede daden van zijn
stichter naar voren.
Wat is er nu zo anders aan het beeld van Peter
de Grote dat Boris Pilnjak schetst? Het antwoord
op deze vraag is eenvoudig: het beeld is niet tweeledig,
maar absoluut eenzijdig en dan uitsluitend
negatief. Aan Peter en zijn stad heeft Pi 1 njak twee
aparte verhalen gewijd: Zijne Hoogheid Kneeb
Piter Komandor en Sankt-Piter Burch. Het eerste
verhaal, voor het eerst gepubliceerd in 1920,
gaat over het begin van de Petrinistische periode
(achttiende eeuw), het tweede, over het einde
ervan (na de Revolutie). In 1923 verschenen de
twee verhalen samen onder één titel: Het Peterburgse
verhaal, of de Heilige Steen Stad (Povest'
Peterburgskaja, ili Svjatoj Kamen' Gorod)
Het negatieve beeld dat Pilnjak in zijn twee
verhalen over Peter de Grote en Petersburg
schetst is binnen de literaire traditie dan wel niet
geheel nieuw, maar wel nogal extreem. Daarbij
is het belangrijk in te zien dat het Pilnjak niet louter
om Peter de Grote te doen is, maar dat hij in
hem het lot van Rusland bepaald ziet. Verleden,
heden en toekomst staan volgens hem alle in relatie
tot de daden van Peter. Een lijn die vanaf het
begin tot aan het einde in het werk van Pilnjak is
aan te wijzen, is zijn buitengewoon ontwikkelde
Russisch patriottisme. De liefde voor en de trouw
aan zijn vaderland, die diep in zijn hart geworteld
zaten, verschaften hem een duidelijke richtlijn
voor zijn werk. Hij vervloekte het tsarendom
en begroette de Oktoberrevolutie als een kentering
in de nationale geschiedenis en de strijd tussen
Rusland en Europa. Pilnjak haatte de stad der
Romanovs, omdat ze voor hem de ontkenning
betekende van alle tradities van het Russische leven
en de Russische geschiedenis. Het 'Venster
op het Westen' betekende voor hem het symbool
van Peters afwenden van het leven van zijn eigen
volk en de slaafse imitatie van het Westen,
een in de Finse moerassen van de Nevamonding
opgerichte voorstad van de gehate, andere, niet-Russische
wereld; dit moest de hoofdstad van het
Russische rijk zijn, zonder echter met het volk in
verbinding te staan.
In Zijne Hoogheid Piter Komandor en Sankt Piter-
Burch komen Pilnjaks houding ten opzichte
van de Russische tradities en zijn eigen ideeën
over de toekomst en het verleden van het land naar voren in een zeer brede thematiek, waarvan
de meeste 'elementen' te herleiden zijn tot één
belangrijke tegenstelling die door zijn hele werk
loopt: natuur versus civilisatie (non-natuur).
Een voorbeeld is de tegenstelling plattelandstad,
die weer een onderdeel is van de grotere
vraag wat het lot van Rusland is, welke kant het
land op moet. Dit houdt weer verband met de
vraag of Rusland zich in de toekomst op het
Oosten of op het Westen moet oriënteren, of dat
Rusland zelf een derde centrum kan zijn, zonder
invloeden van Oost of West. Deze laatste kwestie
staat natuurlijk ook weer direct in verband met
het thema van Peter, omdat hij het was die
Rusland in de richting van het Westen heeft geduwd.
Het thema van Peter roept dus diverse andere
belangrijke thema's uit het werk van Pilnjak
op, die allemaal verband met elkaar houden.
Peter en Petersburg fungeren als het voorbeeld
van wat volgens Pilnjak niet de juiste weg is voor
Rusland. In Zijne Hoogheid Kneeb Piter
Komandor wordt duidelijk wat dat wel is, namelijk
de manier van leven op het Russische platteland.
Pilnjak beschrijft dit als bijna ideaal, belangrijker
nog, als zuiver, echt en natuurlijk.
Zodra garde-officier Zotov de stad achter zich
heeft gelaten, voelt hij dat hij in het 'ware'
Rusland is beland. Het leven in de stad verontrust
hem en hij houdt dan ook een dagboek bij
over de gruwelijkheden die er plaatsvinden. Op
het platteland, in de provincie heerst de natuurlijke
orde, daar is de lente voelbaar en lijken mens
en natuur met elkaar in harmonie te leven. Pilnjak
stond onverschillig tegenover het geloof, maar
was zich wel bewust van de belangrijke rol die
de kerk en het geloof in de geschiedenis en cultuur
van Rusland hebben gespeeld. In Zijne
Hoogheid Kneeb Piter Komandor moeten de
oud-gelovigen die daar optreden dan ook gezien
worden als vertegenwoordigers van het echte oude
Rusland, als tegenpool van Peter de Grote, de
Antichrist.
In Ego Veličestvo Kneeb Piter Komandor wordt
een geestelijke en lichamelijke karikatuur van
tsaar Peter gepresenteerd waaruit maar één conclusie
kan worden getrokken: Peter was geen
mens maar een beest. Pilnjak beschrijft een grotesk
monster, een gek op de troon.
Dit was zijn persoonlijke afrekening met de
dynastie der Romanovs en de hele tsaristische
periode in de Russische geschiedenis.