Halina Poświatowska



Gedichten





Halina Poświatowska. Bron

Halina Poświatowska ( 1935-1967) werd in Czestochowa geboren, waar zij woonde tot 1958. Een ernstige hartafwijking (het gevolg van een ziekte die zij als tienjarige doorstond) belette haar een normaal leven te leiden. Zij verbleef langdurig in ziekenhuizen en sanatoria. In een van die sanatoria leerde zij haar man kennen die ook hartpatiënt was. Hij overleed twee jaar na hun huwelijk. Toen Poświatowska in 1956 als dichteres debuteerde, was zij 22 jaar oud en weduwe. In de jaren 1958-1961 verbleef zij in de Verenigde Staten, waar zij in 1958 een hartoperatie onderging die haar leven negen jaar verlengde. (De operatie werd betaald door een Amerikaans televisiestation dat de operatie rechtstreeks mocht uitzenden.) Dankzij een beurs was zij in staat twee jaar aan het Smith College filosofie te studeren. Na haar terugkomst in Polen zette zij haar studie in Krakau voort. Vanaf 1963 werkte zij als wetenschappelijk medewerkster.

Poświatowska's eerste bundel 'Een afgodische hymne' werd in 1958 uitgegeven. Daarna publiceerde zij nog 'De huidige dag' (1963) en 'Ode aan de handen' (1966). In 1967, een paar maanden voor haar dood, verscheen de autobiografische prozabundel 'Verhaal voor een vriend'. Zij stierf in Warschau kort na haar tweede operatie. Postuum verschenen in 1968 niet eerder gepubliceerde gedichten in de bundel 'Nog een herinnering'.



* * *

je moet dichtbij mij zijn
want alleen dan
heb ik het niet koud

koelte waait uit de ruimte

als ik denk
hoe groot die is
en hoe klein ik

dan heb ik
jouw gesloten armen nodig
twee stralen van het heelal


* * *

gisteren scheef ik gedichten
zoals ik vandaag kussen schenk
mijn kussen worden goedkoper
mijn gedichten schaarser

gedichten schrijf ik nu alleen nog maar
als de kleur van een bloem mij pijn doet
of als een vleermuis
in zijn nachtelijke vlucht
mijn wang aanraakt

ik kus in elk jaargetijde
ik kus toevallig ontmoete
studenten artsen dichters

die schrijven er dan gedichten over
zoals ik mijn kussen schenk
kwistig
onbezonnen
haastig


* * *

mijn God ontferm u over mij
waarom hebt U mij geschapen
niet gelijk aan harde stenen

ik ben vol van uw geheimen
water verander ik in wijn van verlangen
wijn verander ik in een vlam van bloed

God van mijn pijn
vul met uw satijnen adem
het lege nest van mijn hart

zacht - om zijn vleugels niet te kreuken
leg er de vogel neer
met een stem zilver van tederheid


* * *

soms komt er dat scherpe bewustzijn
van de noodzakelijkheid
van de verkruimelde aarde
ik weet niet waarheen de kleinste deeltjes gaan
na de dood
ik kan ze geen paradijs beloven
interstellaire reizen zijn niet voor hen
gehoorzaam aan de zwaartekracht
vallen ze vallen


* * *

men leeft een ogenblik
en tijd is
een doorzichtige parel
gevuld met adem

en de meubels zijn kantig
en het lichaam - kwetsbaar
en de aarde - overal plat
en de hemel - onbereikbaar

liefde is een woord
hersenen - een metalen kist
elke dag opgewonden
met een zilveren sleutel van illusie

van nieuwsgierigheid om te weten
van verlangen om te kennen

van begeren om te schitteren
van hardnekkigheid om te bestaan

en medelijden is een tere bloem
een zachte bloem
die soms in dromen opbloeit

Vertaling E. Wicha-Wauben




<    

TSL 23

   >