Marcin Świetlicki



Elf gedichten



¿ LE GUSTA ESTE JARDIN ...?

Als ik mijn zonnebril afzet
is deze wereld nog angstaanjagender.
Hij is echt. De juiste kleuren
kruipen op de juiste plaatsen.
Een slang glibbert over alles wat hij tegenkomt. Zo net
heeft hij ons aangeraakt.

Sneeuw zal gaan vallen en alles bedekken.
Maar voorlopig is de stad nog zichtbaar - een zwart
bot dat zo nu en dan helder wordt verlicht door de koplampen
van kleine autootjes, ik heb vanaf dit punt goed zicht
en kijk. Het is avond. Alle kermisattracties
zijn nu dicht.

Avond. Mannen keren huiswarts met hun buit.
Gulzige priesters zijn in staat
alleen zichzelf te verlossen. Een hond liep even
met ons mee en stonk. Mijn documenten
zijn vergaan. Alles wat ik liefhad
is vergaan. Ik ben gezond en ongedeerd.

Er staat niets over mij in de Grondwet.


CHAUFFEUR OP EEN NACHTELIJKE VRACHTWAGEN

De chauffeur op een nachtelijke vrachtwagen
heeft op zijn stuur de letters staan
van een dringend verzoek: GOD, LEID STASIEK!
De hele cabine is een minuscuul kapelletje.
Ik stap uit in het open veld van zwarte straten
in een kleine plaats en raak verdwaald,
geluidloos vloekend. En de stoep is een drijvende schots.


SLAGVELD

Ze ligt aan mijn zij. Doet alsof ze slaapt.
Wat zal er van deze vernielingen aan moois overblijven?
We hebben alles al gedood. Lichte motten
tikken aan beide kanten tegen de ruiten. Rust.
nog is het stil.

Honderdmaal heeft ze verklaard dat ze me niet moet.
Maar ik heb alle
mannelijke manieren geprobeerd. En nu ligt ze hier. Hier
aan mijn zij op een vreemde slaapbank.
Zij heeft verloren. Gewonnen. Ik heb gewonnen. Verloren.

Ze ligt. Aangekleed - ben ik verderop gaan zitten.
Ik kijk en rook een sigaret. Ik kijk.

twee omgevallen, gebarsten theeglazen. Een asbak, en daarin twee lange gedoofde sigaretten.
Als zij haar ogen opent - open ik het vuur.


MENSEN

Ze houden van elkaar en staan geregistreerd.
Al hun papieren zijn volkomen in orde.
Ze hebben hun ziektes, helpen elkaar
met medicijnen en literatuur.

Zij leven, en ik
schrijf over hen gedichten,
stuit op de achtereenvolgende blokken van hun geschiedenis.
Het is geen verraad, wanneer ik deze onthul.

De onbeminde pleegt geen overspel.
De onbeminde loopt
in zijn zak te rammelen
met een overbodige sleutel
.


ARBEIDSETHOS (24 MAART 1988)

Ik veeg de trappen die leiden naar
het Paleis van de Kunst. Dit is geen metafoor:
maar een ware gebeurtenis. Een bijverdienste.
Poëzie moet ergens van leven. Poëzie
moet eten.
Het is lente. De winter heeft troep nagelaten,
dat witte verandert zo gauw in iets nats,
donkers en klefs. Een hele massa
peuken, papiertjes, vogelpoep, hondendrollen waarvan
een waarschijnlijk afkomstig van een mens.
Dit is heus geen metafoor, maar een ware gebeurtenis.
Mijn taal bracht mij
op deze plek. Het is bewolkt.
De regen zal niet alles wegspoelen.


OLIFANT

Ik zag licht branden
vandaar dat ik ben gekomen.
Ik belde aan
en jij deed open.
Ik ben niet gekomen om te praten,
ik ben niet gekomen om ruzie te maken,
ik ben niet gekomen om
eeuwig strijd te voeren. Ik
ben gekomen om lief te hebben
ben gekomen om lief te hebben.

Ik heb al één mes in mijn rug
en er is daar geen plaats
voor nog meer.
Ik ben gekomen om lief te hebben.
Vervalt het dilemma:
koffie - thee. Ik
ben gekomen om lief te hebben
ben gekomen om lief te hebben.

Ik zag licht branden, vandaar dat ik ben gekomen. Ik belde aan en jij deed open.

Ik ben niet gekomen om te praten,
ik ben niet gekomen om te overreden,
ik ben niet gekomen om handtekeningen te verzamelen,
ik ben niet gekomen om wodka te drinken.
Ik
ben gekomen om lief te hebben,
ben gekomen
om lief te hebben.



BESPOGEN (44)

Op een dag zal deze stad
van mij ZIJn.
Voorlopig loop ik.
Voorlopig kijk ik.
Voorlopig scherp ik mijn mes.
Ik doe mijn boksbeugel aan, en weer af.

Bespogen. Bespogen.
Ze hebben me op mijn rug gespogen.
Ik weet nergens van - loop door de stad.
Ik Joop door de stad:
Planty,
Szewskastraat,
Marktplein.
Ik loop door de stad: Marktplein-Szewskastraat-Planty.
Bespogen.
Bespogen.
BESPOGENBESPOGENBESPOGENBESPOGENBESPOGEN ...

Op een dag zal deze stad
van mIJ ZIJn.
Voorlopig loop ik, kijk ik.
Voorlopig            niks.

Op een dag zal
over de rivier de Wisła
een piratenschip
aankomen,
met vijf masten,
twintig kanonnen.
En zij zullen vragen:
'Wie van jullie is die Świetlicki?'
En dan zal ik
midden op het Marktplein gaan staan
en zal ik aanwijzen:
'Hem. Hem. Hem.
Hem opruimen.
Haar daar koud maken.
Hem. Haar daar. ALLEMAAL!'

Kraków en Nowa Huta
Sodom en Gomorra.
Van Sodom naar Gomorra
ga je met de tram.


Ik loop door de stad.
Ik loop door de stad.
Bespogen.
Bespogen.
Bespogen ...


EEN MOOI GEDICHT

In huis is het snikheet.
Op alle glas zit een laagje dauw.
Niets is nog bruikbaar.
Alles is bedekt met dauw.

Zij die ik liefheb zijn weg.

Mijn vingers smaken naar tabak.
Ik heb warm eten gemaakt.
Dat eten we morgen.

Door de jaloezieën komen witte streepjes licht.


* * *

Voor het eerst ontwaakte ik in alle rust
en zonder weerzin.
Gisteren heeft hij me ... , dit is zijn bed.
Steeds die afkeer in dit soort situaties,
voortdurend de behoefte om te douchen,
tanden te poetsen, ervan door te gaan.
Vandaag een onbegrijpelijke rust. Heb de deken teruggeslagen
en kijk. En dat heeft niet eens met hem te maken.

En,
oh, zou ik soms dood zijn?


M -TUSSEN TWEEÈNTWINTIG EN VIER UUR 'S OCHTENDS

En dat alles is
precies even duurzaam
als een telefoonnummer
op een luciferdoosje.


Maar, ja natuurlijk, het gebeurt wel eens
- bijvoorbeeld in 'The Long Goodbye', wanneer
Linda Loring toch blijft slapen, of het telefoontje
helemaal op het einde van 'Playback' - dat is nog in staat
me te ontroeren, maar dat gebeurt niet echt. Ik vraag me af
of het niet goed zou zijn als ik opstond en gewoon de huistelefoon uitzette,
misschien dat ik op die manier deze
schitterende geschiedenis, die ik zojuist heb verzonnen, zou kunnen redden.
Maar ik sta niet op, wacht af en slaap in.
'Ik wil je niet kwijt', zeg ik in mijn slaap, alsof
ik enige macht heb over deze guillotine.


EEN SPECIFIEK TYPE LITERATUUR VOOR DE JEUGD

Het lijkt hier wel een Augiasstal!
in plaats van
Wat een gore bende!

Natuurlijk: je kunt ook
in een kathedraal gaan wonen
met een kookplaatje,
een matras, ergens
in een hoekje.

Vertaling Karol Lesman



<    

TSL 23

   >