Willem G. Weststeijn



Dichters met een K



De Russische literatuur is de afgelopen tien jaar enorm veranderd. Van een aan alle kanten gemuilkorfd instituut, dat ondanks die muilkorverij een groot aanzien genoot, is de literatuur een volledig vrij artistiek medium geworden, dat echter een aanzienlijk deel van haar vroegere waarde heeft verloren. Het klinkt nogal paradoxaal: juist nu de literatuur - voor het eerst in de geschiedenis van Rusland- aan geen enkele censuur onderworpen is en vrijuit kan zeggen wat ze wil, heeft ze aan belang ingeboet en is haar aantrekkingskracht duidelijk verminderd. Voor de vrijheid is een hoge prijs betaald.

De literatuur had in Rusland altijd een bijzondere functie. Anders dan in het Westen, waar de macht van koningen en keizers al eeuwen geleden aan banden werd gelegd, was er in Rusland een sterk autocratisch bewind. Eerst hadden de tsaren de alleenheerschappij. Na de revolutie werd hun rol overgenomen door de communistische partij. Een van de dingen die typerend zijn voor een autocratie is dat er naast de 'officiële' opvatting geen ruimte is voor andere, rivaliserende meningen, althans waar het problemen betreft die de staat en de staatsinstellingen raken. Meningen die niet overeenkomen met de officiële visie moeten worden geweerd, want die ondermijnen het autocratische gezag en zijn bedreigend voor het voortbestaan van dat gezag. Vandaar dat Katherina de Grote, in naam een verlicht vorstin, schrijvers gevangen liet zetten die in haar ogen al te negatief oordeelden over, bijvoorbeeld, de lijfeigenschap, een van de pilaren waar de Russische maatschappij op rustte. Vandaar ook dat tsaar Nikolaas I, uiterst benauwd voor westerse vrijdenkerij, bij zijn aantreden in 1825 tientallen 'progressieven' uit de vooraanstaande kringen naar Siberië stuurde, zich opwierp als de persoonlijke censor van Poesjkin en een eensuursysteem op touw zette dat zich uitstrekte tot alles wat er in Rusland werd gedrukt. Met hun censuursysteem, en de daarmee verbonden repressie, verzonnen de communisten niets nieuws; ze zetten slechts de traditie voort, maar waren aanzienlijk punctueler en wreder dan hun voorgangers in de tsaristische tijd. Het aantal schrijvers dat door de communisten in onze eeuw is gevangen gezet, verbannen of geëxecuteerd, loopt in de honderden. De negentiende eeuw was niet heilig, maar wel aanzienlijk beschaafder dan de twintigste (zoals trouwens bijna overal in Europa). Solzjenitsyn is op een gegeven moment het land uitgezet; het zou ondenkbaar zijn dat de tsaristische autoriteiten, in de toenmalige omstandigheden, een schrijver als Tolstoj hadden gedwongen te emigreren.

Tolstoj en Solzjenitsyn: twee schrijvers die een enorme invloed hebben gehad op het Russische maatschappelijke leven, twee schrijvers die typerend zijn voor de grote rol die juist schrijvers en hun werk in een autocratisch bestuurd land kunnen spelen. Die rol is natuurlijk: de andere, 'echte' waarheid onder woorden brengen die in de officiële visie wordt verzwegen.

Eeuwenlang heeft de literatuur in Rusland datgene gezegd wat de autoriteiten probeerden te verdonkeremanen of ronduit verboden. De literatuur was daartoe in staat omdat ze, anders dan bijvoorbeeld de journalistiek, de dingen op een indirecte manier kon zeggen, bijvoorbeeld via vergelijkingen en parabels, waar 'technisch' door de censuur niets op viel aan temerken, maar die voor de goede verstaander heel duidelijk waren. De Russische schrijvers werden meesters in het creëren van esopisch taalgebruik; de lezers achtten het vanzelfsprekend om tussen de regels door te lezen. Op deze manier bleef de waarheid toch toegankelijk. De literatuur werd de natuurlijke tegenstrever van de staat en kreeg daarmee een bijzonder aureool. Ze had nooit alleen maar een esthetische functie, maar speelde een rol in de politieke en maatschappelijke discussie, bij ethische, religieuze en filosofische kwesties. Het l'art pour l'art - principe is de Russische literatuur altijd vreemd geweest, ze was immers direct verbonden met het leven in al zijn facetten.

De communisten zagen in hoe groot de macht van het woord en in het bijzonder het woord van de schrijver was en hebben geprobeerd het hele gebied van de literatuur te annexeren. Ze deden dit niet alleen door repressieve maatregelen te nemen tegen de schrijvers die zich niet aan hun visie wilden conformeren, maar ook door diegenen te belonen die hun schrijverschap in dienst wilden stellen van de communistische ideologie. Het hele literaire leven werd strikt gereguleerd. Er kwam één Schrijversbond waarvan iedereen die wilde publiceren lid moest zijn en waarin de meest gezagsgetrouwe schrijvers de hoogste en tevens bestbetaalde functies hadden. Voor hen waren ook speciale privileges, van vakantieoorden en sanatoria tot edities van hun verzameld werk en - voor de allerbelangrijksten - een datsja in het schrijversdorp Peredelkino bij Moskou. De staat betaalde alles en had er veel voor over de schrijvers aan zijn kant te krijgen. Nergens ter wereld was de sociale positie van de - gezagsgetrouwe - schrijver zo hoog als in de SovjetUnie.

Dat het beroep als zodanig niet degradeerde in de ogen van de lezer kwam natuurlijk omdat niet alle schrijvers zich conformeerden of lieten inpalmen, maar trouw bleven aan wat zij als hun plicht beschouwden: de waarheid verkondigen. Juist omdat dat nagenoeg onmogelijk werd gemaakt en velen hun verzet tegen de officiële visie met gevangenschap of dood moesten bekopen, handhaafde de literatuur haar hoge status.

Het verdwijnen van het communisme bracht een radicale verandering van de positie van de schrijvers met zich mee. De staat trok zich volledig terug uit het culturele leven en liet dat letterlijk aan zijn lot over. De gevolgen waren catastrofaal voor nagenoeg alle door de staat bekostigde en in feite door staatsambtenaren gerunde instellingen, zoals uitgeverijen en dagbladen. Niet gewend marktgericht te denken gingen de meeste ervan vrij snel ter ziele in de economisch gezien keiharde, volstrekt kapitalistische samenleving waarin Rusland na de 'revolutie' van 1991 terecht kwam. De beroemde Pravda, het ideologische uithangbord van de Sovjet-Unie, dat in het hele land werd gelezen en een miljoenenoplage had, moest het veld ruimen.

Grote staatsuitgeverijen, zoals Naoeka, die wetenschappelijke uitgaven op de markt bracht, en Sovjetski pisatel, waar talloze Sovjetschrijvers onderdak hadden, schrompelden ineen, niet in staat om met hun logge apparaat in te spelen op de snel veranderende omstandigheden en de nieuwe wensen van de lezers, die, toen de censuur eenmaal was opgeheven, vrij tot uiting konden komen. Die wensen gingen niet bepaald in de richting van de zogenaamde 'secretarissenliteratuur', de 'grijze' literatuur van gezagsgetrouwe schrijvers en functionarissen die het literaire beeld in de periode van Brezjnev had bepaald. Deze verdween bijna van de ene dag op de andere van het toneel. Nadat er tijdens het begin van de perestrojka eerst een inhaalslag was geweest, waarbij alle ooit verboden Russische literatuur werd gedrukt (vooral in literaire tijdschriften, die in die periode, eind jaren tachtig, enorme oplagen haalden), ontdekte Rusland zijn massalezer. Er bleek een enorme behoefte te bestaan aan 'lichte' westerse lectuur, zoals Agatha Christie, Barbara Cartland en Angélique. Toen een paar jaar geleden de papierprijzen de pan uitrezen en tengevolge van de inflatie en de verslechterende economische situatie boeken min of meer een luxe-artikel werden, was deze literatuur de enige die lücratief- in grote oplagen - uitgegeven kon worden. De 'echte' literatuur kwam er nauwelijks meer aan te pas.

Velen hadden gehoopt en ook verwacht dat toen de censuur eenmaal verdwenen was en de Russische literatuur voor het eerst sinds eeuwen volledig vrij, deze direct tot grote bloei zou komen en er nieuwe schrijvers zouden opstaan van het kaliber van de grote negentiende-eeuwers. Alsof die er al niet waren (Solzjenitsyn, Brodsky- uit hun land verbannen weliswaar) en kunst alleen maar vrijheid nodig heeft om tot bloei te komen. De vrijheid is er, maar betekent voor velen eerder belemmering dan ontplooiing. Het valt niet mee om van het ene moment op het andere op een geheel nieuwe manierte gaan schrijven, zonder dat het noodzakelijk is te suggereren wat er niet letterlijk staat. Het valt ook niet mee om aan de nieuwe rol van de schrijver te wennen, dienietmeerdeenige is die de 'waarheid' in pacht heeft en wiens functie als verteller van de waarheid overbodig is geworden. Nu er absolute vrijheid van het woord is heeft de journalist en televisieverslaggever die functie overgenomen. Literatuur is geen noodzakelijke behoefte meer, maar, net als in het Westen, iets dat in de marge aanwezig is, een onderdeel van de cultuur weliswaar, maar een onderdeel zonder welke 'men' het heel goed kan stellen. De schrijver kan zonder gevaar schrijven wat hij wil en hem wordt geen stroobreed in de weg gelegd, maar zijn verheven rol is uitgespeeld. Meer dan ooit moet hij het uitsluitend hebben van zijn literaire talent en niet van zijn maatschappelijke bewogenheid of rechtlijnigheid.

De vrijheid in Rusland heeft vooralsnog geen nieuwe grote talenten opgeleverd en heeft bovendien de literatuur van haar vroegere glans beroofd en op een zijspoor gezet. Maar tegelijkertijd levert die vrijheid een buitengewoon kleurrijk en veelzijdig beeld op, dat een verademing is na de eenvormigheid en eentonigheid tijdens het Sovjetbewind. Dat dubbele aspect van de Russische literatuur in vrijheid: minder relevant, maar kleurrijker, zien we het duidelijkst in de poëzie. Russen schatten hun dichters heel hoog en kunnen bijna zonder uitzondering gedichten citeren. Poesjkin uit het hoofd leren was ( en is!) op elke school verplicht. De Sovjet-Unie kende dan ook ettelijke duizenden officiële dichters (lid van de Schrijversbond), wier werk werd uitgegeven in tijdschriften en bundels. Daarnaast waren er tallozen die geen toegang hadden tot de officiële publicatiekanalen en hun toevlucht moesten nemen tot de ondergrondse pers, de samizdat.

Tussen de samizdat-uitgaven, in een oplage van vaak niet meer dan enkele stuks - de vermenigvuldiging vond plaats met schrijfmachine en carbonpapier - en de gedrukte bundels van officiële dichters met een minimumoplage van tienduizend exemplaren bestond natuurlijk een groot verschil, maar er was ook een overeenkomst: de gebrekkige en saaie vormgeving. De samizdat-dichters konden niet veel beginnen met alleen hun schrijfmachine, maar ook de officiële poëzieuitgaven boden een weinig verrassende aanblik. Het waren meestal bijna vierkante boekjes met een slappe kaft en onveranderlijk dezelfde typografie. Alsof alle uitgeverijen in Rusland slechts over één drukletter beschikten. Het uiterlijk van de bundels gaf eigenlijk al aan dat de poëzie die er in stond niet veel kon zijn en meestal klopte dat ook, ook al werden soms ook goede dichters op deze manier uitgegeven. Wellicht beseften de uitgevers het verschil niet eens.

Een van de goede dingen van de nieuwe vrijheid is, behalve natuurlijk dat alles gepubliceerd kan worden, dat aan de vroegere eenvormigheid van de uitgaven een drastisch en onherroepelijk einde is gekomen. Er wordt niet minder poëzie geproduceerd dan in de Sovjettijd en ook het gemiddelde peil is niet noemenswaard gestegen, maar het is verrassend te zien hoe verschillend de uitgaven zijn en met hoeveel smaak en zorg er soms wordt uitgegeven. Enkele jaren geleden ben ik begonnen met wat ik aan poëtische productie aantrof in de Moskouse boekwinkels te verzamelen. De variëteit is overweldigend. Er zijn boekjes die op de allergoedkoopste manier zijn uitgegeven, dat wil zeggen formaat een half A-4, dubbelgevouwen en met een nietje erdoor, papierkwaliteit 'type No. 2' (= krantenpapier), maar er zijn ook ingebonden uitgaven, met harde kaft, omslag en een lintje erin, gedrukt op goed papier en typografisch een lust voor het oog. Het interessantst zijn de bundels waarin het niet alleen gaat om de tekst, maar waarbij ook het visuele aspect een rol speelt. Dit kan zijn in de vorm van een heel specifieke typografie, enigszins in de trant van de futuristische uitgaven in het begin van deze eeuw, of door de vermenging van tekst en illustraties (vaak van de dichter zelf): tekeningen, foto's of fotomontages. In één geval heeft de dichter de hele oplage van zijn bundel (vijfhonderd exemplaren) niet alleen voorzien van een nummer, maar ook van een ingeplakte foto (in elk exemplaar een andere), zodat ieder boekje 'uniek' is.

Het grote verschil in de kwaliteit van de uitgaven, uiterlijke kwaliteit wel te verstaan, hangt hoogstwaarschijnlijk samen met de financiële draagkracht van de auteurs. De drang om, nu het eindelijk kan zonder censuur, het eigen werk op de markt te brengen is bijzonder groot (zo richtte ook zo ongeveer iedere intellectueel die ten tijde van Brezjnev naar het Westen emigreerde in de vrije wereld zijn eigen tijdschrift op), maar de lezers hebben er niet echt een boodschap aan.

Net als bij ons wordt poëzie nauwelijks gekocht en alleen echt bekende of populaire dichters - die dus optreden voor radio en televisie - kunnen rekenen op een behoorlijke oplage en op een uitgever die bereid is het financiële risico van de uitgave voor zijn rekening te nemen. De rest, en dat is de overgrote meerderheid, is afhankelijk van sponsors of eigen financiering. Veel uitgaven verschijnen in eigen beheer, eigenlijk een nieuwe vorm van samizdat, maar zonderde prikkeling van het verbodene. De oplagen overstijgen die van de vroegere samizdat soms ook nauwelijks. Belangrijke verboden literatuur werd vroeger vaak overgetikt (met een aantal doorslagen) door iemand die een exemplaar van een samizdat -uitgave in handen kreeg, wat een sneeuwbaleffect ten gevolge had. Tegenwoordigeuitgaven in eigen beheer worden soms geproduceerd in een oplage van honderd exemplaren, soms meer, soms minder. 'Normaal' is een oplage van vijfhonderd of duizend exemplaren, met soms een uitschieter naar vijf- of tienduizend. Dat is niet veel voor een land als Rusland, maar daarbij moet wel bedacht worden dat het distributiesysteem volledig verdwenen is, zodat een boek dat in Moskou wordt uitgegeven slechts uiterst zelden in Petersburg verkrijgbaar is en vice versa. Om over de provincie maar te zwijgen. Het boekhandelsverkeer tussen de Russische steden onderling is een kwestie van persoonlijk initiatief. Wie een kans wil maken om verkocht te worden dient zijn werk zelfbij de boekwinkels ( die daartoe bereid zijn) in consignatie te geven. Moskou, een stad van tien miljoen mensen, heeft een viertal van dergelijke boekwinkels, elk ter grootte van een flinke huiskamer. Hier moet je eigenlijk maandelijks naar toe om de nieuwe, vaak uiterst verrassende en bij verschijning al zeldzame, uitgaven op de kop te kunnen tikken. Mijn bezoekfrequentie van één keer per jaar is veel te weinig en levert slechts een flauwe afschaduwing op van wat er in Moskou, en zeker in heel Rusland, aan poëzie wordt geproduceerd.

De poëzie in Rusland lijkt, gezien de kleiné oplagen, nauwelijks meer een rol te spelen, maar barst tegelijkertijd van het leven. Het is een van de paradoxen die het beeld van de literatuur van nu zo boeiend maken. Op basis van mijn jaarlijkse reis naar Moskou heb ik waarschijnlijk maar een fractie bijeen kunnen brengen van de Russische poëtische productie, maar zelfs die fractie is onmogelijk in zijn geheel te bespreken. Ik heb sinds 1990 zo'n vijfhonderd verschillende bundels meegenomen, rijp en groen, bekende en onbekende dichters, gewoon alles waarop ik tijdens mijn schaarse bezoeken de hand kon leggen.1 Uit die hoeveelheid maak ik een volstrekt willekeurige selectie en neem alle dichters van wie de naam met een k begint.

Dit levert misschien toch wel een enigszins representatief beeld op van wat er in Rusland nu op poëziegebied aan de hand is, ook al is het duidelijk dat mijn selectie sterk Moskou-gekleurd is. Slechts een klein deel van wat ik heb verzameld is niet in Moskou uitgegeven. Petersburg, van oudsher een poëtisch bolwerk, is veel minder vertegenwoordigd. On derde Kontbreken in mijn verzameling bijvoorbeeld recente uitgaven van het werk van bekende dichters als Viktor Krivoelin en, ook in het Nederlands vertaald, Aleksander Koesjner.

Eerst wat statistische gegevens, voor wat ze waard zijn. Van de vijfhonderd recente bundels in mijn bezit zijn er ruim zeventig van dichters die beginnen met een k, een zevende deel dus, waarmee de k een populaire beginletter van Russische dichtersnamen blijkt te zijn (de enige rivaal is des). Van de, om precies te zijn tweeënzeventig, bundels zijn er vijfenvijftig uitgegeven in Moskou, bij enkele ontbreekt de plaatsaanduiding, Sint-Petersburg is aanwezig met acht uitgaven, de rest komt uit de provincie (Perm, Nizjni Novgorod, Jekaterinaburg).

Die opmerkelijke hoeveelheid verschillende uitgevers is niet alleen een teken van 'eigen beheer' -activiteit, maar weerspiegelt ook het enorme verloop in de Moskouse uitgeverswereld. Velen proberen zich een plaats te veroveren in deze weinig lucratieve, maar geestelijk en gevoelsmatig buitengewoon aantrekkelijke markt. Niet gehinderd door enige kennis van management en oog voor de werkelijke situatie leggen de meesten, ondanks hun enthousiasme, snel het loodje, soms nadat het hele bedrijfskapitaal aan het allereerste, verliesgevende project is opgegaan. Jaarlijks verschijnen en verdwijnen alleen in Moskou honderden uitgeverijen. Onder mijn dichters meteen k bevinden zich tweeënvijftig verschilende namen. Die kan ik hier natuurlijk niet allemaal presenteren en ik zal opnieuw een selectie moeten maken. Ik kies er een aantal op verschillende gronden: bekendheid of juist onbekendheid, onooglijke of verzorgde uitgaven, rammelende, redelijke of verrassende gedichten, traditioneel of hypermodern. De volgorde is strikt alfabetisch.




Vladimir Kalasjnikov



Vladimir Kalasjnikov. Kalasjnikov, een mooie, poëtische naam (er heet overigens nog een dichter zo, met de voornaam Gennadi ), is vertegenwoordigd met drie bundels, waarvan er twee in 1995 en een in 1996 zijn verschenen. De bundeltjes, klein, vierkant, krantenpapier, vallen in de categorie onooglijk en zijn uitgegeven in de fantastische oplage van vijfduizend exemplaren. Als uitgever fungeert het informatiebureau 'Marketing'; voor die hoge oplage zal dus wel een reden zijn. Van Kalasjnikov bezit ik geen nadere gegevens, behalve dat hij reeds van oudere leeftijd moet zijn, want in een van zijn bundeltjes zijn gedichten van 1950 tot 1990 bijeengebracht. In een voorwoord bij 'Blauw. Groen. Wit', een bundel uit 1995, schrijft de inleider dat 'de naam van de auteur van het boek dat de lezer thans in handen houdt hem hoogstwaarschijnlijk weinig zal zeggen' en hij vervolgt met de constatering dat de thema's en beelden van de gedichten van Vladimir Kalasjnikov genomen zijn uit onze dagelijkse werkelijkheid en vooral de oudere lezers zullen aanspreken. Uit de jaartallen onder de gedichten blijkt dat Kalasjnikovs dichtader vooral in de jaren negentig is gaan vloeien. Zijn gedichten zijn niet moeilijk en houden zich keurig aan metrum en rijm. Het is een raadsel waarom hij niet eerder heeft kunnen/mogen/durven publiceren.



Ik herinner me de eerste oorlogsdag
Zo lijkend nog op een dag van vrede.
Alsof plotseling een wolk een schaduw wierp
En er een regenbui viel terwijl de zon scheen.

Alleen was deze schaduw meteen heel donker
En kwam bij iedereen onder de ogen,
Ook al leefde ergens nog de hoop in het hart,
Dat we de vijand spoedig zouden verslaan.

De woorden 'front' en 'achterland' waren er nog niet
Op die blauwe, zonnige dag in de buitenwijken van Moskou.
En zo nu en dan leek het dat deze dag
Hier in het geheel niet bespat was met bloed.

En nog zongen ze ergens: als het morgen oorlog is,
Zal de valse vijand verslagen worden ...
En reeds stond het vaderland op
Voor de heilige, wrede strijd.


In dit gedicht, geschreven in 1984 gaat de dichter duidelijk terug in de tijd. Dikwijls echter richt hij zich op de actualiteit en komen aspecten van het leven van nu aan de orde, zoals in het volgende gedicht uit 1996 (uit de bundel 'Schreeuw'):



We leven in hoop,
als op een vulkaan,
dat deze slachting ons niet uiteendrijft,
dat we het overleven, dat het, misschien
gemakkelijker wordt.
Maar er gebeurt
precies het omgekeerde.

Een mallemolen
van ongeluk.
Explosies, gevangenschap,
opnieuw de dood.
En tot overmaat van ramp -
weer een truc
van de volstrekt onvoorspelbare
Tsjetsjenen.



Igor Kaloegin



Igor Kaloegin kreeg tijdelijk internationale bekendheid toen hij, een maand voordat Litouwen zich onafhankelijk verklaarde van de Sovjet-Unie een Russisch passagiersvliegtuig kaapte en dat dwong te landen in Litouwen. Hij werd na de landinggevangen genomen, maar enige tijd later, zonder proces, weer vrijgelaten. In 1983 publiceerde hij 'officieel' zijn eerste dichtbundel in Moskou. 'Een bonte roman' uit 1995 is zijn derde. Het is een flinke bundel van tegen de tweehonderd bladzijden, verschenen in een 'normale' oplage van vijhonderd exemplaren. Kaloegin zal tegen de vijftig zijn. Hij dicht graag over het dichterschap in niet al te opmerkelijke, traditionele verzen.




Ik herinner me de eerste oorlogsdag
Zo lijkend nog op een dag van vrede.
Alsof plotseling een wolk een schaduw wierp
En er een regenbui viel terwijl de zon scheen.

Alleen was deze schaduw meteen heel donker
En kwam bij iedereen onder de ogen,
Ook al leefde ergens nog de hoop in het hart,
Dat we de vijand spoedig zouden verslaan.

De woorden 'front' en 'achterland' waren er nog niet
Op die blauwe, zonnige dag in de buitenwijken van Moskou.
En zo nu en dan leek het dat deze dag
Hier in het geheel niet bespat was met bloed.

En nog zongen ze ergens: als het morgen oorlog is,
Zal de valse vijand verslagen worden ...
En reeds stond het vaderland op
Voor de heilige, wrede strijd.


In dit gedicht, geschreven in 1984 gaat de dichter duidelijk terug in de tijd. Dikwijls echter richt hij zich op de actualiteit en komen aspecten van het leven van nu aan de orde, zoals in het volgende gedicht uit 1996 (uit de bundel 'Schreeuw'):




We leven in hoop,
als op een vulkaan,
dat deze slachting ons niet uiteendrijft,
' dat we het overleven, dat het, misschien
gemakkelijker wordt.
Maar er gebeurt
precies het omgekeerde.

Een mallemolen
van ongeluk.
Explosies, gevangenschap,
opnieuw de dood.
En tot overmaat van ramp -
weer een truc
van de volstrekt onvoorspelbare
Tsjetsjenen.


Igor Kaloegin



Igor Kaloegin kreeg tijdelijk internationale bekendheid toen hij, een maand voordat Litouwen zich onafhankelijk verklaarde van de Sovjet-Unie een Russisch passagiersvliegtuig kaapte en dat dwong te landen in Litouwen. Hij werd na de landinggevangen genomen, maar enige tijd later, zonder proces, weer vrijgelaten. In 1983 publiceerde hij 'officieel' zijn eerste dichtbundel in Moskou. 'Een bonte roman' uit 1995 is zijn derde. Het is een flinke bundel van tegen de tweehonderd bladzijden, verschenen in een 'normale' oplage van vijhonderd exemplaren. Kaloegin zal tegen de vijftig zijn. Hij dicht graag over het dichterschap in niet al te opmerkelijke, traditionele verzen.



MIJN TIJD

Ik sluit mijn ogen - en de voorbijgegane jaren komen naar voren.
Ik neem deel aan gebeurtenissen die geen naam hebben.
Ik ben de dubbelganger van beroemdheden, de favoriet van de geheime vrijheid.
Voor mij steken ze het avondlicht aan boven de stad.
Ik ben geboren voor grillen, ik ben geboren voor slapeloos werk zonder te slapen.
En opnieuw, opnieuw vergeet ik dat het leven kort is.
Ik hoor in de pols van het vers de echo van de grote vrijheid
En zie de sterrenbeelden in de epische loop van het vers ...


Vitali Kalpidi



Met Vitali Kalpidi komen we voor het eerst buiten Moskou, in de Russische provincie. Zijn bundel 'Glinstering' (1995) is zijn vierde en is uitgegeven in de stad Perm door de uitgeverij van de plaatselijke universiteit. 'Glinstering' is de eerste uitgave in een nieuwe serie, 'Rotonde', waarin, met steun van onder anderen de burgemeester en vice-burgemeester van Perm, werk van hedendaagse dichters en schrijvers zal worden gepubliceerd. Drijvende kracht achter het geheel is de stichting Joerjatin, die ook het Permse computercentrum achter zich heeft weten te krijgen. Dit staat allemaal in het colofon, dat ook een e-mail nummer bevat (vva@uryatin.perm.su) via welke de uitgaven besteld kunnen worden.

Kalpidi is in zoverre origineel dat hij bij zijn gedichten uitvoerig commentaar levert.



Er is geen stem, noch wenkbrauwen,
noch knieën met zere plekken, noch drie soorten bloed,
noch zelfs moedervlekken, kleiner dan de zucht
die een mier slaakte.
In jou kun je zelfs niet geloven, aangezien
achter de rand van het geloof jouw hand
(of liever datgene wat ik een hand probeer
te noemen) mij uit de verte toezwaait.
Maar jij hebt jou mij op de hals kunnen halen
en veronderstelt te stromen
in mijn aderen, de kromme stroom van het bloed
rechtbuigend - tot directe rede.

Jij bent mijn dochter en vrouw, en moeder:
in een oogwenk volwassen wordend laat je teruggaan
je precieze, maar drievoudige leeftijd,
waarvan het geheim niet te begrijpen is ...


De dichter begint zijn commentaar als volgt: 'Het sleutelgedicht van het boek. De Tataarse (?) vrouwennaam Alsoe, die toevallig werd genoemd in een persoonlijk gesprek door mijn vis-à-vis, gaf aan een ongewoon krachtige lyrische ruimte "in het gebied van het hart" de opdracht zich ogenblikkelijk te ontplooien, zij het zonder enige concrete beeldende belichaming. (Ik zei "in het gebied van het hart", omdat de lyrische ruimte zich ook kan ontwikkelen "in het gebied van de slaap", waarbij de mentale relaties overheersend zijn.) Een tijdje later kreeg het gedicht, dat zich nog in de toestand van "droom" bevond, de vorm van een zich richten van mij (de dichter) tot mijn nog niet geboren dochtertje. In deze toestand werd het "bevroren" ( ongeveer een maand lang) totdat het werd opgeschreven. (Overigens, de teksten die zijn "ingevroren" worden gedurende deze tijd gevoed door de eigen energetica van hun toekomstige auteur.) Toen ik het gedicht opschreef kon ik (ik voelde dat heel duidelijk) de eerste regel geen Schwung geven en ik koos de eenvoudigste variant: ik begon met de triviale waarheid, maar niet met een poging om de waarheid te grijpen; op deze manier bepaalde een gewone spreektaalzin het ritme van de tekst.'

Na dit commentaar op het scheppingsproces volgen er opmerkingen per regel of per strofe van vier regels. De dichter zelf is het niet helemaal duidelijk wat Alsoe voor hem betekent. Hij wijst op de mystieke leer van Sofia, het principe van het eeuwig vrouwelijke (van groot belang voor de Russische symbolistische poëzie rond de eeuwwisseling), maar weet niet zeker of hij dit wel bedoelt. Regel 8 ('boven de vloeibare spiegel van de leegte') noemt hij zelf abracadabra, maar wel abracadabra die zijn indrukken over het niet-zijnde min of meer adequaat weergeeft. Erg veel heb je niet aan zulk commentaar. Maar het procédé is interessant! Gedicht plus commentaar vormen de poëtische tekst en zijn niet los te zien van elkaar.

Nina Kan



Nina Kan. Van Nina Kan, de dichtersnaam van Nina Nikolajevna Kanisjtsjeva, bezit ik twee van haar tot nu toe verschenen vier bundels. Volgens gegevens uit een van die bundels is zij behalve dichteres ook vertaalster van, vooral, Duitse poëzie, onder andere 'Sonnetten aan Orpheus' van Rilke. Kan houdt zich niet bezig met actuele thema's, maar schrijft over liefde, tederheid, natuur en, waar de Russen verzot op zijn, de sterrenbeelden, waar ze een hele cyclus aan heeft gewijd. Uit 'Tuinen van de aarde' (1993) komt het gedicht 'Herfstromance':



De bladeren vallen, ritselend.
Er is geen droeviger tijd dan de herfst.
Waarom wordt de ziel niet ouder
en is blij met het vreselijke herfstweer?

Zo wordt met de jaren de wijn sterker,
in ons tederder, zowel treurigheid als geluk.
En onsterflijkheid is ons niet gegeven,
maar de volmaaktheid is open voor de ziel.

En licht in ons is altijd de hoop.
En de ramp is geen ramp, gelukkig,
als hij die gaat de weg aan kan.
Wij zijn op weg ... En de ster dooft niet.


Uit de andere bundel, 'Bloemen en vogels' (1995) een titelloos kort gedicht



Ik zeg niets. Ik zwijg
En de stilte staat om me heen
En de ziel zal, als hij de kaars aansteekt
Vol helder licht worden.

Het hart wordt als een warme bal samengedrukt
Als een slaperige vogel in de struiken
En ik sta in het donker - zwijgend
met alleen jouw naam op mijn lippen


Boris Kamjanov



Boris Kamjanov vertegenwoordigt een specifieke groep dichters in de hedendaagse Russische poëzie, namelijk zij die in de tijd van Brezjnev zijn geëmigreerd en nu, na het opheffen van de censuur, hun kans schoon zien en een bundel in hun vroegere vaderland laten drukken. Veel van die dichters zijn van joodse afkomst en zijn tijdens de grote emigratiegolf in de jaren zeventig naar Israël uitgeweken. Het emigratiejaar van Kamjanov, in 1945 geboren in Moskou, was 1976. In Israël, waar hij werkzaam is bij een literaire uitgeverij, publiceerde hij vier gedichtenbundels (in het Russisch). Een daarvan, de in 1982 verschenen 'Uitkomst van profetieën' heeft hij tien jaar later ook in Rusland uitgebracht in de serie 'Israëlische schrijvers in de Russische cultuur.' Kamjanov, die eerder in Rusland uitsluitend in de samizdat publiceerde is een traditioneel dichter. Veel van zijn gedichten gaan over Rusland en over het jood zijn.



RUSSISCH KERKHOF

Zwarte kleren
En verwarring van de zielen
Vreemde riten
Met kreten van de rouwzangers.

Angst. Onhandigheid. Begerigheid.
Gele doodkisten.
Het eeuwige niet bij elkaar passen
Van leven en lot.

Kruis. Doornenkroon.
Geruis van vleugels.
Wezen en weduwen
Bij de graven van hun verwanten.

Zuivere schaamteloosheid
Van onbedoelde tranen.
Dronkenschap.
Nieuwsgierigheid.
Drukdoenerij.
Christus.


Anatoli Kapitonov



De twee bundeltjes van Anatoli Kapitonov tonen twee niet oninteressante kanten van de manier waarop de poëzie in Rusland tegenwoordig wordt geproduceerd. Het eerste, 'Russische tanka's', vercheen in 1994 in een optimistische oplage van vierduizend exemplaren. Een jaar later bleek men meer marktbewust: 'Het was zo' heeft een reële oplage van negenhonderd. In die laatste bundel komt iets voor dat ik in nogal wat verschillende uitgaven heb aangetroffen en dat die uitgeven iets heel persoonlijks en tegelijk roerend amateuristisch geeft. Drukfouten in de tekst zijn met de hand verbeterd. In de Sovjettijd kwamen drukfouten niet of nauwelijks voor; er waren beroepscorrectoren die hun werk zeer nauwgezet verrichtten. En als er al na de correctie van de drukproeven fouten gevonden werden voordat het boek in de winkel verscheen werd er, net als bij ons, een lijstje errata aan toegevoegd. Professionele correctoren zijn voor de poëzieuitgevers van nu veel te duur en auteurs, hoe precies ook, zijn nooit de beste correctoren van eigen werk. Vandaar dat de tegenwoordige uitgaven technisch minder vlekkeloos zijn dan in de Sovjettijd. Maar dat men de hele oplage met de hand gaat zitten verbeteren is toch opmerkelijk. Zeker als dat, zoals soms het geval is, met een blauwe balpen gebeurt (Kapitonov gebruikt een zwarte). Net als van de meeste dichters in mijn verzameling weet ik van Kapitonov nauwelijks iets. Op grond van de twee getekende portretten in de bundels zal hij rond de zestig zijn. Verder heeft hij een voorkeur (de titel 'Russische tanka's' zegt het al - een tanka is een kort Japans lied; aanvankelijk las ik de Russische titel 'Roesskie tanki' als 'Russische tanks', maar dit bleek al snel een onjuiste vertaling te zijn) voor korte tot extreem korte gedichten.



Het bos
zegt heel veel.
Maar weet het
dat er steeds minder
mensen naar hem luisteren?


***

De maan is neergedaald in het bos,
Kruipt over de takken.
Je zou hem met een schreeuw moeten tegenhouden -
maar je wilt
de stilte niet verbreken.


***

Over de smerige straat
razen smerige,
zielloze auto's.
Maar wat als
daarin net zulke mensen zitten?


Sergej Karatov



Sergej Karatov is de eerste dichter in de reeks waarvan je zou kunnen zeggen dat hij tijdens het Sovjetbewind nooit gepubliceerd had kunnen worden. Zijn bundel 'Kom maar op' is eigenlijk geen verzameling gedichten, maar, zoals het boek vermeldt, 'een vrolijk poëem in de geest van het postimpressionisme.' De held ervan is een zekere Aleksej Boertsev, die in tien hoofdstukken (cerberiana 1 - 10) een reeks poëtische avonturen beleeft. Zijn lijfspreuk is 'nihil habeo, nihil euro' (ik heb niets, maak me geen zorgen) en hij wordt als volgt geïntroduceeerd:



De retro-jonge man Aleksej Boertsev kon schrijven, maar tot zijn spijt kon hij niet schilderen (zichzelf etaleren). Ze lieten hem niet tot de tijdschriften toe, maar lieten wel geruchten over hem los. Hij antwoordde met puntige epigrammen, maar deze troffen niemand: al het papier was in de handen van zijn vijanden. De TEGENWOORDIGE TIJD drukte hem naar buiten, als het water van de Dode Zee. Toen verklaarde Boertsev zichzelf tot NEGO-FUTURIST.


'Kom maar op' staat vol woordgrappen en woordspelingen, vaak nogal flauwe en de meeste onvertaalbaar. Om het boek een bijzonder, 'futuristisch', aanzien te geven staan er allerlei tekeningen in en verandert de typografie voortdurend. Maar echt futuristisch, egofuturistisch of neofuturistisch wordt het allemaal niet. Een paar citaten. Onder de titel 'Het ontbijt van de nego-futurist (gebed voor de maaltijd)' wordt een rijtje woorden achter en onder elkaar gezet waarbij duidelijk verwezen wordt naar de futuristische 'bovenverstandelijke' taalexperimenten van de dichter Aleksej Kroetsjonych, een vriend van Majakovski en Chlebnikov. Karatov maakt er het volgende van:



dyr bul rnrak
was iz das
was iz dast
kitsj klitsj ditsj
heel dag bal
klif daif naif
dzjes kaz gan
goez kyz gol
ver mi sjel
fisj kop tisj


enzovoorts. Wat verderop staat het volgende gedicht:



Een hongerige tor zei tot een hongerige tor
'Laten we, broer, gaan eten bij een boer.
Altijd vindt men bij een eenvoudige boer
En een goed woord, en voedsel voor een tor.


Iets aardiger is:



Opschrift op de muur van het café van het Centrale Schrijvershuis in Moskou (duidelijk vrouwelijk handschrift)] ik ontbloot mijn natuur en betreedt de literatuur


Het lijkt me niet dat het nego-futurisme een belangrijke nieuwe stroming zal worden in de Russische poëzie. Ook de in het colofon vermelde onwaarschijnlijke oplage (40.000- een nego-futuristische grap?) zal daar weinig aan kunnen veranderen.



Vladimir Karpets



Vladimir Karpets heeft twintig jaar over zijn gedichten gedaan, een bundeltje van nog geen vijftig bladzijden. De titel ervan 'Bij de poorten van het onzichtbare Kremlin' zegt in zoverre iets over de inhoud van de gedichten dat ze veelal gaan over de stad Moskou, Rusland en het lot van de mens in de Russische geschiedenis. Karpets schrijft geen slechte poëzie, hij heeft een krachtige toon, soms goede beelden, soms ook net die geheimzinnigheid die je als lezer alert maakt.



De chauffeur zonder handen. De bus is overvol.
De wielen kneden het vuil. Op straat is het donker.
Zo'n duisternis is er alleen midden op de dag,
Als een verblindende straal wegloopt achter het raam.

De bus jakkert door de vierkante wijken,
Schaduwen verdringen zich op het spiegelglas,
Onder de wielen is het dooiwater bruin
Aangezien het in het licht over de rijweg stroomde.

De bus stort zich in het duister, doorsnijdt de stad,
Waar de haltes van te voren allemaal zijn geteld.
En van elke stroomt al uit de schaduwen achter de poort
een koele stroom van komende stilte.

De chauffeur remt. Heftig schudde
En ademde een ster uit het veeltalige dier.
En iemand wendde zich om in de deur ten afscheid,
Eén ogenblik, en de deur gaat open.

En voor een ieder is de minuut van de verwijdering verschrikkelijk.
Deze schaduw bijvoorbeeld, die over de streep heen is gegaan,
Komt bij op een tafel in een kraamafdeling,
en een kind begint te huilden, want ziet het duister.


Natalija Karpova



Natalija Karpova is op een wel buitengewoon trieste manier aan haar einde gekomen. Op weg naar de ochtendmis is ze beroofd en vermoord. De moord is nooit opgehelderd. Of hier, net als bij de bekende geestelijke Aleksander Men, die ook op weg naar de kerk op brute wijze is omgebracht, de KGB achter zit is niet duidelijk.

De bundel van Karpova, 'Verdriet en vreugde van scheidingen en ontmoetingen', is postuum en verscheen een jaar na haar gewelddadige dood in 1995. Het is een vrij omvangrijke keuze uit haar werk van de laatste twintig jaar, uitgebracht op instigatie van haar vrienden en Petersburgse mededichters, onder wie Aleksander Koesjner, wiens generatiegenoot zij is. Uit een aantal reacties op haar dood, die in de bundel zijn opgenomen, blijkt dat zij, in ieder geval als mens, zeer werd gewaardeerd. In een ervan staat de wat cryptische uitspraak: 'ze stierf niet als dichter, maar als christin, als een Russisch orthodoxe vrouw uit de intelligentsia'. Dat is misschien toch niet zo aardig om in een necrologie te zeggen over iemand die, getuige andere uitspraken in het boek, echt dichteres heeft willen zijn. Onder haar gedichten vond ik het volgende nogal opmerkelijk:



De toekomst is voorspeld en gecomputeriseerd.
De mens is de afnemer van zijn eigen koene ideeën.
Maar mijn leven zal eerder eindigen, het was geprojecteerd
Op de ellendige wereld van de gerepresseerde, van angst huiverende mensen.
De computerisering vindt plaats in een andere, parallelle wereld,
Naar het me voorkomt, zozeer ben ik daar niet klaar voor.
Maar de dood is al dichtbij, een halve mijl nog maar,
en spoedig zal mijn ziel de aantrekkingskracht van de aarde niet meer verdragen.


De stem van Karpova is rustig en bescheiden. Ze schrijft geen grootse poëzie, maar is wel oprecht en wars van ieder effectbejag.



De taal van de ogen -
Ik ben die taal ontwend.
Jouw blik verzengt,
De mijne brengt slechts treurigheid.
Met moeite lezen we
De hele betekenis.
Wat ik antwoord
Is altijd mis.


Sergej Kargasjin



Op de laatste pagina van de bundel van Sergej Kargasjin staat: 'De auteur schrijft teksten voor romances en schlagers', benevens het telefoonnummer in Moskou waaronder hij te bereiken is (901-76-52). De foto van de dichter injagerstenue, het dubbelloops geweer geknakt over de schouder, dat de omslag siert, past wel bij deze mededeling. Elders in de bundel, die als titel draagt 'Op een millimeter afstand van de pijn', staat dat Kargasjin een grote voorliefde heeft voor de dichter Jesenin, dat hij 29 jaar oud is (de bundel verscheen in 1995), eerder een dichtbundel heeft gepubliceerd en alle kans heeft op een, letterlijk vertaald, 'luide toekomst'. Ik acht de kans daarop eerlijk gezegd niet erg groot. De hemel, ziel, eenzaamheid, liefdespijn en andere schijnbaar noodzakelijk tot de poëzie behorende elementen zijn wat al te nadrukkelijk aanwezig in zijn gedichten.



Mijn geliefde, ik ben gewoon een mislukkeling.
Dat is me bij de geboorte blijkbaar al meegegeven.
Over naargeestige en sombere wegen
Moet ik de tijd dat ik op de aarde ben in mijn eentje rondzwerven.

Ik ga weg. Waarheen weet ik zelf niet.
Ik ben niet bij machte je nog langer te kwellen.
Mijn sporen in jouw lot verdwijnen langzaam.
God geve dat de lente jou opnieuw meevoert.

Mijn geliefde, vergeef me, als je kunt.
Ik heb je vertrouwen beschaamd.
Lieveling, je bent nodeloos verontrust -
Ook als ik in de aarde lig zal ik nog van je houden.


Aleksander Karvovski



Aleksander Karvovski behoort tot de zeldzame Russische dichters die niet uit de Sovjet- Unie naar het Westen zijn geëmigreerd, maar de omgekeerde weg hebben bewandeld. In 1933 in Parijs geboren verhuisde hij in 1955 naar de Sovjet-Unie, waar hij een opleiding volgde aan het Moskouse Instituut voor Architectuur. Architect werd hij echter niet, wel vertaler van Russische literatuur, moderne zowel als klassieke, in het Frans. In 1982 werd hij lid van de Schrijversbond.

Karvovski schrijft zijn eigen gedichten zowel in het Frans als in het Russisch. De Franse invloed zal er ongetwijfeld toe hebben bijgedragen dat zijn gedichten in het Russisch nauwelijks rijm en metrum hebben. Hij is een aanhanger van het vrije vers, dat in de hedendaagse West-Europese traditie standaard is, maar in Rusland veelal nog steeds niet wordt beschouwd als 'echte' poëzie.

Van Karvovski heb ik twee bundels. In de eerste, verschenen in 1992, zijn gedichten uit de jaren zeventig gepubliceerd, in de tweede, van 1993, gedichten uit de jaren negentig. In die tweede bundel zegt de dichter zelf in een voorwoord dat hij heel laat is begonnen poëzie te schrijven en dat er, na een eerste 'golf' in de jaren zeventig, een lange periode van onvruchtbaarheid is geweest. Twee golfjes poëzie - dat is niet veel voor een dichter van ruim zestig jaar oud. Heeft hij wel de echte poëtische drive? De lezer oordele zelf.



DE AUTO 'BROOD EN BANKET'

Een vochtige klap,
gepaard met gegil van angst en remmen
(en mogelijk ook niet).
Dat is van te voren.
Maar nu, de scherpe
geur
van koudgeworden brood - nu moetje wachten-, en
een plakkerige plas op het asfalt.
Gelei van rode bessen, die
door de wielen wordt geplet
steeds verder uitgesmeerd, in een hoeveelheid
die vermindert bij iedere onwenteling.
Spoedig zal er
niets
meer overblijven.


BEVOOROORDEELDE WEERLEGGING

Geen Le Corbusier - de architectuur verzoent de kasten niet
Geen Fjodor Michajlovitsj - de schoonheid redt de wereld niet
Geen Jean-Jacques Rousseau - de natuur verheft de zeden niet
Geen Lev Nikolajevitsj - U hebt niet gelijk (Wasja heeft gelijk)
Geen Volkswijsheid - de kleren maken de monnik en geld brengt vaak geluk
Geen Heilige Schrift - wie tranen zaait zal tranen oogsten
Geen Oeljanov - laat de keukenmeiden koken in de keuken
Geen Djoegasjvili - je bent een slager
Geen Kasjpirovski - ik slaap in van verveling
Geen - vroeg of laat brengt de zwaluw de lente

en van onder de leugen van het sneeuwdek
komen de smerigheden
aan het licht.



Michail Katkov



Op de omslag van de bundel van Michail Katkov staan een prikkeldraadversperring, een herdershond en een man in gevangeniskleren. Samen met de titel: 'De aarde wordt zwaar van tranen' levert dat niet een erg vrolijke indruk op. Katkov behoort tot de dichters die, niet gehinderd door enige poëtische traditie of kennis van literatuur, van mening is dat poëzie het medium bij uitstek is om aan de - dikwijls zeer grote - innerlijke bewogenheid uitdrukking te geven. Zijn poëzie gaat dus over de ziel, wanhoop en Rusland, elementen die worden vermengd met zon, mist, kosmos en andere grootschalige natuurfenomenen. Een van zijn typerende gedichten heet 'De ziel heeft poëzie nodig'.



De ziel heeft poëzie nodig,
Poëzie is de heelheid van de ziel...
En ik heb niet met magnesium of iets dergelijks
Maar met morfine mijn leven verwoest.

Ik ken alle mogelijke drugs
En God zij dank ben ik ze ontwend ...
Ik werd onherroepelijk naar huis getrokken.

Niet alleen stumpers hebben zo'n lot.
Als een zwerver dwaalde ik door Rusland,
Nergens kon ik een nest maken.
Wanhopig hoorde ik eens in het nabije blauw
De stem van een vogel: 'Leven! ...'

Sinds die tijd leef ik en verheug me met allen,
Ben samen met allen bedroefd.
Op momenten van bittere openbaringen
Komt de late zonsondergang naar me toe ...

Deze slooft zich af in de hele wijde wereld,
Mijn ellende delend in mijn takkenhut.
De ziel heeft poëzie nodig,
Poëzie heeft een ziel nodig.


Na deze fraaie slotregels ben je geneigd te vragen welke ziel deze poëzie, en omgekeerd, nodig heeft. Het beeld van de wanhopige, die geen nest kon bouwen, maar later blijkbaar toch een takkenhut heeft weten te construeren waarin hij bezoek krijgt van de zonsondergang, is natuurlijk wel heel bijzonder, maar ik vrees dat dit zelfs voor een poëzieredacteur in de Sovjettijd wat te veel van het goede was geweest.

Olga Kazakova



De bundel van Olga Kazakova, 'Zigeunerschrift' ( 1996), is verluchtigd met de zo bekende afbeeldingen van zigeunermeisjes, naar ik vermoed van de hand van de (jeugdige) dichteres zelf. De gedichten, veelal romances, waarvan een aantal zijn opgedragen aan zigeunerdanseressen/zangeressen, liggen op een iets hoger niveau dan de tekeningen en maken hier en daar een liedachtige indruk.



ZIGEUNERGELUK

Ik zocht jou verweg,
In het geritsel van het gras en het waaien van de wind
Droomde ik jou te vinden,
Maar mijn wagen ging stuk.

Het steppengras verdorde,
Mijn weg ging verloren,
De wind van de verre reizen ging liggen.
Ik zocht jou in het paleis van de tsaar.

Rinkelend met gouden munten
Verscheen jij 's nachts soms in mijn droom.
Mijn huis is verlaten,
Maar de munten zijn als de winterzon.

Ze glanzen goud, maar verwarmen niet -
Het is leeg in mijn ziel.
Het zigeunergeluk is verloren gegaan,
Is opgelost in de sombere hemel

Als een blauwe koude ster.
Wanneer en waarheen ben je verdwenen?
Het is achter de blauwe bergen ondergegaan
Als een gouden zigeuneroorbel.


Vladimir Kazakov





Vladimir Kazakov. Bron

Vladimir Kazakov is de eerste van de hier besproken dichters van wie je kunt zeggen dat hij als literator een zekere bekendheid geniet. Hij is opgenomen in het bekende lexicon van twintigste-eeuwse Russische auteurs van de Duitse slavist Wolfgang Kasack en is, al in de jaren zeventig, uitgebreid uitgegeven in Duitsland, zowel in het Russisch als in Duitse vertaling. Kazakov, geboren in 1938, kan gerekend worden tot het absurdisme en is duidelijk beïnvloed door het futurisme (Chlebnikov) en vooal de Oberioe-groep (Charms, Vvedenski en anderen). Kazakov is nooit geëmigreerd, hoewel zijn werk in Rusland niet officieel uitgegeven kon worden. Met de recente grote belangstelling in Rusland voor het werk van de Oberioe-groep heeft men daar ook pogingen ondernomen Kazakov onder de aandacht te brengen, maar ik heb niet de indruk dat hij erg is aangeslagen. Zou dat komen omdat hij zich - in 1972 - heeft laten dopen in de Russisch Orthodoxe kerk? Dat lijkt voor een absurdist toch een wat merkwaardige stap, hoewel je natuurlijk ook het omgekeerde zou kunnen beweren. Kazakov is overleden in 1988. De driedelige uitgave van zijn werk die in 1995 in Moskou is verschenen (proza, poëzie en drama) is fraai verzorgd. Kazakovs poëzie, zeker die van de jaren zeventig en tachtig, is minder absurdistisch dan zijn proza. Naast vrij vers zijn er ook heel wat gedichten die een meer of minder strakke vorm laten zien. Een echte dichter is hij in ieder geval wel.



De bomen naderen tot de nacht
er woei een noord-nachtelijke wind,
elk ogenblik was zorgeloos-precies,
omhoog vliegend als een blauwe vonk.

de lucht was jonger voor een ogenblik
dan ijzeren daken en koepels,
en de pas afgehakte schaduwen
kenden hun stammen niet

toen, opgewekt door een korte dood,
waar de brandende lijnen der sterren zijn,
mat hij met een langzame slag
de nachtelijke stralen van de hoogte.

en de bliksems die er niet zijn,
en het licht dat tevergeefs is.
het gebladerte met zijn heldere koelte -
temidden van de zachtjes bewegende jaren


DUEL

een willekeurige gedachte slaat tegen het glas, als een
vl inder die de droom invliegt, en de zwarte bloem zal
naar het strottenhoofd terugkeren, met een stomme eed is het vlas verblind.
met mijn laarzen aan stond ik en dacht en werd weer
spiegeld op datzelfde uur: onder de koele loop van
het pistool zag het spiegelende bos ons.
de open plek week terug, de stilte verstorend.
van woord tot woord ging een wolk voorbij en
de paarden hinnikten over ons, nauwelijks luisterend,
met de stilte van eeuwen ritselend tegen het paardentouw.
hier nam het lot afscheid van de dag,
rokend als een luidruchtig pistool, en in de hemel bleven
de kogels het onschuldige gelijkspel uitdelen.


Van Kalasjnikov tot Kazakov, dat zijn veertien dichters, maar ik ben, de alfabetische volgorde aanhoudend, nog steeds niet verder gekomen dan ka. Uit de rest van mijn dichters met een k maak ik een selectie op grond van kwaliteit en bekendheid.

Svetlana Kekova



Allereerst twee dichters die ik tot nu toe niet kende, maar van wie het werk me opviel omdat het duidelijk boven de middelmaat uitstak. Het zijn eigenlijk twee dichteressen, Svetlana Kekova en Ella Krylova. De bundel van Kekova, 'Zandlopers', (1995) is een gezamenlijke uitgave van een Moskouse en Petersburgse uitgeverij, wat misschien op zichzelf al iets zegt over haar poëtische talent en aspiraties. Anderzijds, Krylova's bundel, 'Afscheid van Petersburg', vermeldt noch een uitgever, noch plaats en jaar van uitgave (een zeldzaamheid ondanks de vele uitgaven 'op kosten van de auteur') en doet kwalitatief niet onder voor die van Kekova.

Zoals de meeste hedendaagse Russische dichters zijn ook Kekova en Krylova vormvast. Vooral Kekova vertoont een opmerkelijke beheersing van rijm en verschillende vormen van strofe-opbouw. Ze doet, ook inhoudelijk, enigszins denken aan Brodsky, die over het algemeen een zeer grote invloed heeft op de huidige Russische dichtersgeneratie.



De kosmos van het huis is bevolkt met goden.
Sommige goden bewegen hun hoorns,
anderen zwaaien met het gulden vlies,
weer anderen meten de kosmos met hun stappen,
lopen na te denken over één ding -
over dat gehoorzame en opstandige schepsel,
dat niets wil weten over een bijzondere gave
die hem eigen is. Het schepsel wil niet denken
maar is in de wereld als in een glazen
bal, en schenkt de grazende kudde schapen
licht, dat verborgen is in een lantaarn.

Wie gezondigd heeft wordt gestraft.
Als de lantaarn de vorm heeft van een bal,
dan verandert het licht de vorm van het duister.
Het groeit, als deeg waar gist in zit,
en het vlees brandt. Door de innerlijke gloed
open jij je droge ogen,
je maakt in de kachel vuur aan. De kleine huisgeesten,
zoals muizen of lastige
muggen, beveel je te gaan slapen,
je zegt: 'De lucht zal voor jullie dons zijn',
en een demon met een donkere moedervlek achter zijn oor
gaat zwijgend op jouw bed liggen.

En kijk, de lamp is gevuld met olie
en de geesten is de slaap gezonden,
maar de demon van het vlees slaapt nog niet,
en met iets vochtigs, iets donkerroods -
niet bloed, maar jouw vergeefse wijn,
besprenkelt hij de verwilderde ruimte.
En, zwijgend liggend op jouw bed,
dringt hij spleten en scheuren binnen
en steelt het bloed, als een roofzuchtige dief,
maar zijn werk bereikt zijn doel niet want
het bloed, dat in het lichaam is geconcentreerd,
keert plotseling weer terug.


Ella Krylova



Ella Krylova heeft een breed referentiekader, waarin niet alleen het huidige Moskou en Petersburg, maar ook allerlei aspecten van de Europese cultuur en de Klassieke Oudheid fungeren.



AFLOOP

Geen stevig huis, berekend op een heel leven,
maar een broze tempel, gericht op de eeuwigheid,
heeft men hier opgericht, zoals de Hellenen hun
betoverende gedichten, en het leek
alsof hij uit zichzelf opgroeide,
uit een zoet, eenzaam zaadje
dat kleur en uiterlijk in zich draagt,
terwijl iedere steen werd opgetild
door handen die niet bij machte zijn zichzelf omhoog te tillen
uit de afgrond van ontkenning en angst
naar het niveau van het vertrouwelijke gebed,
en iedere steen was een hoeksteen,
en, gewond door een bloedrode traan,
werd hij een regelmatig kristal,
levend, op de gereedgemaakte plaats,
doorzichtig, zodat je niet bedrogen werd,
zodat de prachtige, waardevolle wereld
fonkelde vanuit de diepte van de pupillen, als in een montuur,
zoals de alfa door de omega heendringt,
en de geest en de ziel onder één naam
klinken in één overvloedig zwijgen.
Die twee bouwmeesters wisten wat ze maakten,
en kenden meer muziek dan ze kenden:
hij en zij - maar dat is slechts de bodem,
broer en zus - maar dat zijn slechts vleugels.
Als zij een snelle,
in een afgrond stortende rivier het bevel gaven:
stop! -

zou die meteen gehoorzamen.

Maar de lokbloemen der verleidingen zijn uitgedroogd
en het lichaam van de pseudo-mens is vergaan,
de tijd is verdroogd, en boven de as
vlogen reeds engelen heen en weer, als bijen
en verzamelden de zwarte honing van de smart
in zondagse versierde bekers.
En Hij Die de Alfa en Omega is,
zag zichzelf in het zich in een meer van as
openbarende veelzijdige gelaat van de Mens,
als in een heldere spiegel.



Timoer Kibirov en Konstantin Kedrov



Twee dichters noem ik kort omdat ik ze behandeld zou hebben als ze al niet eerder in TSL aan de orde waren gekomen. Dit zijn Timoer Kibirov en Konstantin Kedrov. Kibirov (zie TSL 12, mei 1992) is een van Ruslands populairste hedendaagse dichters. Hij steelt de show met zijn bundel 'Gedichten over de liefde' (1993), uitgevoerd als een soort album/plakboek met gedichten, familiefoto's, afbeeldingen van treinkaartjes, wijn- en wodkaetiketten, tekeningen enzovoorts. Dit alles op groot formaat en met een dikke kartonnen omslag. Nostalgie naar de Sovjettijd. Ook 'Toen Lenin nog klein was' (1995) is een pareltje onder de bundels.

Aan Konstantin Kedrov, oprichter van de Moskouse DOOS-groep, is een stuk gewijd in TSL 20 (april 1996). Kedrov is buitengewoon actief als uitgever van zijn eigen werk en dat van DOOS. Ik bezit een tiental bundels van hem, waarvan sommige in een uiterst kleine oplage (twintig tot vijftig) zijn verschenen. Kedrov werkt veel samen met zijn vrouw, de dichteres Jelena Katsjoeba, die eveneens deel uitmaakt van de DOOS-groep. Van Katsjoeba heb ik geen aparte bundel, wel bundels waaraan ze heeft meegewerkt. Maar ook zij is besproken in TSL 20.

Bachyt Kenzjejev



Bachyt Kenzjejev behoorde in de jaren zeventig tot de dichtersgroep 'Moskouse tijd'. Het was een groep die niet naar buiten trad of aan de weg timmerde, maar een soort bezonken 'kamerpoëzie' bedreef, waarin tragiek, treurigheid en romantisch verlangen de boventoon voerden. Sovjetdichters waren het overduidelijk niet en officiële acceptatie en publicatie bleef dan ook uit. Kenzjejev emigreerde en kwam in Canada terecht, waar hij nog steeds woont. In 1995 verscheen een fraai uitgevoerde verzamelbundel van hem met gedichten uit verschillende perioden. Gezien de hierboven gegeven korte karakterisering van de dichtersgroep waaruit Kenzjejev afkomstig is, zal het geen verwondering wekken dat hij een traditioneel, fijngevoelig dichter is.



Het duel is uitgesteld. Van overrijpe kersen
zit er rood sap op mijn vingers. Toen gaven ze me
zonder probleem tijd te leen - maar, weg, de jaren zijn verstreken,
betalen of vluchten. Dan moet je wel weten waarheen ...

Mijn schulden, verplichtingen, verliezen en kosten
van dienstreizen, verklaringen, de donkere droom
over een wit schip op de blauwe-blauwe zee,
waar ik uitgegooid ben, en overgebracht naar de werkelijkheid.

Daar is misdadig gerochel, een beroofde zomer -
en een heldere zee. En de zeilboot is witter
dan de rekeningen, betaald met hetzelfde geld
als het vroegere verlies van mijn leraren.


Joeri Koeblanovski



Joeri Koeblanovski is door Brodsky genoemd als de dichter in Rusland die na Boris Pasternak het rijkste vocabulaire heeft. Koeblanovski, geboren in 1947, heeft zich altijd nauw betrokken gevoeld bij de Russisch Orthodoxe kerk, wat zowel in zijn leven als in zijn werk duidelijk te bespeuren is. In de jaren zeventig werkte hij als gids in kerken en kloosters. Problemen met de autoriteiten kreeg hij toen hij zich in een open brief tot hen wendde naar aanleiding van de verbanning van Solzjenitsyn, een schrijver die Koeblanovski bijzonder hoogacht. Werken, en zeker publiceren, werd hem vervolgens onmogelijk gemaakt en hij leidde een tijdlang een armzalig bestaan als hulp bij de kerkelijke eredienst. Gedichten van hem verschenen in de samizdat en tevens in emigrantentijdschriften. In 1982 werd hij gedwongen te emigreren; hij kwam in Parijs terecht, waar hij een actief medewerker werd van de emigrantenkrant 'De Russische gedachte'. Zodra dat na de perestrojka mogelijk was keerde hij weer terug naar Rusland. Zijn poëzie verschijnt regelmatig in tijdschriften en hij is een vaste, veel publicerende medewerker van onder andere het bekende literaire tijdschriftNovy' mir('De Nieuwe Wereld'). Aleksander Solzjenitsyn gaf de volgende karakterisering van zijn werk: 'De poëzie van Koeblanovski wordt gekenmerkt door de soepelheid van de versregel, opmerkelijke metaforen, een bijzonder levendig gevoel voorde Russische taal, een intense verbondenheid met de geschiedenis en een permanent idee van de aanwezigheid van God boven ons'.

De bundel 'Getal' (1994) is een van de meest professionele uit mijn verzameling. Hij is fraai uitgegeven - glanspapier, harde kaft met omslag, ingebonden - en bevat op zijn vierhonderd bladzijden een ruime selectie uit Koeblanovski's gedichten van de afgelopen dertig jaar.



EEN STEM UIT HET KOOR Ze vragen ons honderd keer:
dood, waar is je prikkel?
De hemel boven de hele hoofdstad
is als melk weggelopen.

Alleen de gouden schaduwen
van de herfst - Gods handtekening
op de uitdovende oecumene
van het tot de ondergang gedoemde Sovjetlichaam.

Tussen de afgevallen bladeren in het bos
en de vlokken van zijn coulissen
kun je de over het trottoir rennende
rat niet vermijden.

Onze angsten smeulen
rillend in de blokgetto's
ook de vliegende hartstochten
eisen belastingslachtoffers.

Wij zijn allen stieren en maagden,
rammen en schorpioenen,
drinken om ons te warmen
bij de blinde muren van de zone,

voor de tweede zondvloed
nu met een ijzeren staf
voorvoel ik dat we als massa gejaagd worden
naar een nieuwe eon boven de afgrond.

Op zwarte dagen, op de tast
gekend vanaf nu,
slachtofferachtiger en eenvoudiger
dan een aalmoes - aan het Heiligdom.


Vjatsjeslav Koeprijanov



Vjatsjeslav Koeprijanov heb ik mede gekozen omdat hij voor het Nederlandse publiek niet helemaal een onbekende is. In 1988 was hij in Rotterdam bij Poetry International en in datzelfde jaar verscheen een klein bundeltje van zijn gedichten bij uitgeverij De Lantaarn in een vertaling van Miriam Van hee. Koeprijanov (geboren in 1939) is een van de zeldzame hedendaagse Russische dichters die zich hoofzakelijk van vrij vers bedienen. Zijn stijl is nogal lapidair, weinig poëtisch; de versvorm die hij kiest past goed bij de 'waarheden' die hij wil uitdrukken. Uit zijn bundel 'Spiegel' (1994) komen de twee volgende gedichten:



ZANGLES 1

De mens
heeft de kooi uitgevonden
eerder dan
vleugels

In kooien
zingen gevleugelden
over de vrijheid
van het vliegen

Voor de kooien
zingen vleugellozen
over de rechtvaardigheid
van kooien


* * *

Op dit vreemde kerkhof
waren zulke vreemde bultige
graven, en ik vroeg de bewaker
wie hier begraven lag, en hij
antwoordde me dat hier bultenaars
begraven lagen, die een bochel hadden gekregen
omdat ze leefden, of liever stierven
tijdens een plotselinge wending van de geschiedenis.
Ik vroeg of het graf hen niet had
recht gemaakt, maar de bewaker gaf me hierop
geen antwoord en draaide me zijn
rug toe, en ik kon zien
dat ook hij een bochel had.


Ilja Koetik



De laatste dichter die ik in dit tamelijk willekeurige, maar naar ik hoop toch ook wel enigszins representatieve overzicht wil voorstellen is Ilja Koetik die, als ik me niet vergis, ook eens gast van Poetry International is geweest. Zijn bundel 'De boog van Odysseus' (Koetiks derde) uit 1993 is grotendeels geschreven in Zweden, wat valt op te maken uit de gegevens over plaats en tijd van ontstaan die de dichter onder de gedichten heeft gezet. Behalve gedichten staat er in 'De boog van Odysseus' ook een afdeling waarin de dichter, in korte prozastukjes, ingaat op bepaalde aspecten van het poëtische handwerk en uitspraken doet over metrum, ritme, metafoor, genre, rijm, beeld en andere met poëzie verband houdende begrippen. Het zijn persoonlijke uitspraken, die getuigen van een goed inzicht in wat hij als dichter doet. In het hoofdstukje 'Taal en spraak' merkt hij bijvoorbeeld op:



Vanuit de metafoor gezien zitten er evenveel paardenkrachten in een automotor als in de belletjes van badschuim. Daarom zoek ik naar gelijkstellingen en niet naar analogieën. Ik vergelijk niet, maar zet een 'gelijkheidsteken'.


Dat lijkt me een juiste benadering van de poëtische metafoor, die zich in de praktijk inderdaad weinig aantrekt van de feitelijke overeenkomst tussen de beide leden van de metafoor, maar deze gewoon aan elkaar gelijk stelt en op één lijn plaatst.



DE ROOS VAN DE SLAAP, VAN HET ONTWAKEN

Oranje op lila
lila op donkerblauw
donkerblauw op grijsgroen,
de vorm:


wat ik zag toen ik mijn ogen had gesloten

2
Hoe laat hij volgens Mattheus
wakker werd dat de wereld eruit zag
matter en donkerder
en de lucht als het ware doorwaaid
en alsof in het kuuroord
in de bergen alleen oude mannen waren
met gezichten van kwarts Hoe laat
hij wakker werd volgens Lucas
dat de heldergroene wereld
als waterplanten door de
stroom liep Hoe laat hij volgens Marcus wakker werd dat het koraal
brandde als een vastgekoekte wond
en alsof er een lantaarn in het
voorportaal hing Volgens Johannes
werd hij hoe laat wakker
dat de tijd o roos van slapeloosheid
verdubbelde boven en beneden
als een vlek op de zon zonder zon
of vanwege een vuiltje in het oog



Tot slot twee opmerkingen. Ik heb alleen hele bundels genomen en niet naar literaire tijdschriften gekeken, die natuurlijk ook poëzie publiceren. Het aantal dichters zou dan vele malen groter zijn geworden. Van mijn circa vijfhonderd bundels is een kwart geschreven door dichteressen. Diezelfde verhouding kan ook in mijn deeloverzicht worden vastgesteld.


Kalašnikov, Vladimir: Goluboe. Zelenoe. Beloe. ('Blauw. Groen. Wit'). IVC 'Marketing', Moskva 1995.
Kalašnikov, Vladimir: Razdum'ja. Liričeskij dnevnik ('Overpeinzingen. Lyrisch dagboek'). IVC 'Marketing', Moskva 1995.
Kalašnikov, Vladimir: Krik. 1950-1990. 'Schreeuw. 1950-1990). IVC 'Marketing', Moskva 1996.
Kal'pidi, Vitalij: Mercanie ('Glinstering'). Izdat. Perm'skogo universiteta. Perm' 1995.
Kalugin, Igor': Pestryj roman ('Bonte roman'). Vest', Moskva 1995.
Kamjanov, Boris: Ispolnenie proročestv ('Vervulling van profetieën'). Inform.-izdat. agenstvo 'Ma Nisrna', Moskva 1992.
Kan, Nina: Sady zemli ('De tuinen van de aarde'). Kèndi, Moskva 1993.
Kan, Nina: Svety i pticy ('Bloemen en vogels'). MIPK, Moskva 1995.
Kapitonov, Anatolij: Russkie tanki ('Russische tanka's'). Moskva 1994.
Kapitonov, Anatolij: Bylo tak ('Het was zo'). Put', Moskva 1995.
Karatov, Sergej: Za-dam-s ('Kom-maar-op'). Mužestvo, Moskva 1992.
Karpec, Vladimir: U vrat nezrimogo Kremlja ('Bij de poorten van het onzichtbare Kremlin'). Vest', Moskva 1995.
Karpova, Natalija: Razluk i vstreč pečal' i radost' .... ('Verdriet en vreugde van scheidingen en ontmoetingen'). Žurnal 'Neva', Sankt-Peterburg 1996.
Kargasin, Sergej: Na millimetr ot boli ('Op een millimeter afstand van de pijn'). Trib, Moskva 1995.
Karvovskij, Aleksandr: Proby putešestvije i drugoe ('Proeven van een reis en andere zaken') Prometej, Moskva 1992.
Karvovskij, Aleksandr: α - ω i obratno ('α - ω en omgekeerd'). Prometej, Moskva 1993.
Katkov, Michail: Zemlja tjaželeet ot slëz('De aarde wordt zwaar van tranen'). Prometej, Moskva 1990.
Kazakov, Vladimir: Izbrannye sočinenije 3. Stichotverenija ('Keuze uit het werk 3. Poëzie'). Gileja, Moskva 1995.
Kazakova, Ol'ga: Cyganskaja tetrad' ('Zigeunerschrift'). Kèndi, Moskva 1996.
Kekova, Svetlana: Pesočnye časy ('Zandlopers'). Atheneum/Feniks, Moskva/S.-Peterburg 1995.
Kenzeev, Bachyt: Stichotvorenija poslednich let ('Gedichten van de laatste jaren'). z.p. 1992.
Kenzeev, Bachyt: Stichotvorenija ('Gedichten'). Pan, Moskva 1995.
Kibirov, Timur: Stichi o ljubvi ('Gedichten over de liefde'). Cikady, Moskva 1993.
Kibirov, Timur: Santimenty ('Sentimenten'). Risk, Belgograd 1994.
Kibirov, Timur: Kogda by/ Lenin malen 'kim ('Toen Lenin klein was'). Izdat. Ivana Limbacha, Sankt-Peterburg 1995.
Krylova, Ella: Proščenie s Peterburgom (' Afscheid van Petersburg'). z.p. z.j.
Kublanovskij, Jurij: Čislo ('Getal'). Izdat. Moskovskogo kluba, Moskva 1994.
Kublanovskij, Jurij: Golos iz chora ('Een stem uit het koor'). Tret'ja volna, Moskva 1995.
Kuprijanov, Vjačeslav: Stichi ('Gedichten'). Zerkalo, Moskva.
Kutik, Il'ja: Luk Odisseja ('De boog van Odysseus'). Sovetskij pi sa tel', Sankt-Peterburg 1993.




1 Dit lijkt heel wat, maar is in werkelijkheid hoogstwaarschijnlijk echt maar een fractie van het totaal. Ter vergelijking: volgens de Times Literary Supplement van 7 februari van dit jaar verschenen er in Engeland alleen al in 1995 2.311 dichtbundels. In de Sovjettijd werden er in Rusland meer boeken uitgegeven dan Engeland. Vanaf 1990 zouden er dus, bij ongewijzigde omstandigheden en ervan uitgaande dat het percentage poëzieuitgaven niet verschilt van dat van Engeland, ruim 15.000 poëziebundels verschenen moeten zijn. Zelfs als we rekening houden met een drastisch ingekrompen boekenmarkt in Rusland is duidelijk dat500 uitgaven over zeven jaar niet veel is. Ook Nederland komt daar ruim boven. In het aan poëzie gewijde 'Profiel' van donderdag 12 juni jongstleden meldde NRC Handelsblad dat de Nederlandse uitgevers gezamenlijk ruim 1.300 poëziebundels in hun bestand hebben; per jaar komen er zo'n 250-300 bij. Helaas is het tegenwoordig niet meer mogelijk na te gaan wat er allemaal in Rusland wordt uitgegeven. In de Sovjettijd was daar een wekelijks bulletin voor waar, dank zij de centralistische aanpak, alles van alle uitgeverijen in werd vermeld. Dit bulletin bestaat niet meer.



TSL 23

   >