De Russische literatuur is de afgelopen tien jaar
enorm veranderd. Van een aan alle kanten gemuilkorfd
instituut, dat ondanks die muilkorverij
een groot aanzien genoot, is de literatuur
een volledig vrij artistiek medium geworden,
dat echter een aanzienlijk deel van haar
vroegere waarde heeft verloren. Het klinkt nogal
paradoxaal: juist nu de literatuur - voor het
eerst in de geschiedenis van Rusland- aan geen
enkele censuur onderworpen is en vrijuit kan
zeggen wat ze wil, heeft ze aan belang ingeboet
en is haar aantrekkingskracht duidelijk verminderd.
Voor de vrijheid is een hoge prijs betaald.
De literatuur had in Rusland altijd een bijzondere
functie. Anders dan in het Westen, waar
de macht van koningen en keizers al eeuwen
geleden aan banden werd gelegd, was er in Rusland
een sterk autocratisch bewind. Eerst hadden
de tsaren de alleenheerschappij. Na de revolutie
werd hun rol overgenomen door de communistische
partij. Een van de dingen die typerend
zijn voor een autocratie is dat er naast de
'officiële' opvatting geen ruimte is voor andere,
rivaliserende meningen, althans waar het problemen
betreft die de staat en de staatsinstellingen
raken. Meningen die niet overeenkomen
met de officiële visie moeten worden geweerd,
want die ondermijnen het autocratische
gezag en zijn bedreigend voor het voortbestaan
van dat gezag. Vandaar dat Katherina de Grote,
in naam een verlicht vorstin, schrijvers
gevangen liet zetten die in haar ogen al te negatief
oordeelden over, bijvoorbeeld, de lijfeigenschap,
een van de pilaren waar de Russische
maatschappij op rustte. Vandaar ook dat tsaar
Nikolaas I, uiterst benauwd voor westerse
vrijdenkerij, bij zijn aantreden in 1825 tientallen 'progressieven' uit de vooraanstaande kringen
naar Siberië stuurde, zich opwierp als de
persoonlijke censor van Poesjkin en een eensuursysteem
op touw zette dat zich uitstrekte tot
alles wat er in Rusland werd gedrukt. Met hun
censuursysteem, en de daarmee verbonden repressie,
verzonnen de communisten niets
nieuws; ze zetten slechts de traditie voort, maar
waren aanzienlijk punctueler en wreder dan hun
voorgangers in de tsaristische tijd. Het aantal
schrijvers dat door de communisten in onze
eeuw is gevangen gezet, verbannen of geëxecuteerd,
loopt in de honderden. De negentiende
eeuw was niet heilig, maar wel aanzienlijk
beschaafder dan de twintigste (zoals trouwens
bijna overal in Europa). Solzjenitsyn is op een
gegeven moment het land uitgezet; het zou ondenkbaar
zijn dat de tsaristische autoriteiten, in
de toenmalige omstandigheden, een schrijver
als Tolstoj hadden gedwongen te emigreren.
Tolstoj en Solzjenitsyn: twee schrijvers die
een enorme invloed hebben gehad op het Russische
maatschappelijke leven, twee schrijvers
die typerend zijn voor de grote rol die juist
schrijvers en hun werk in een autocratisch bestuurd
land kunnen spelen. Die rol is natuurlijk:
de andere, 'echte' waarheid onder woorden
brengen die in de officiële visie wordt verzwegen.
Eeuwenlang heeft de literatuur in Rusland
datgene gezegd wat de autoriteiten probeerden
te verdonkeremanen of ronduit verboden. De
literatuur was daartoe in staat omdat ze, anders
dan bijvoorbeeld de journalistiek, de dingen op
een indirecte manier kon zeggen, bijvoorbeeld
via vergelijkingen en parabels, waar 'technisch'
door de censuur niets op viel aan temerken,
maar die voor de goede verstaander heel
duidelijk waren. De Russische schrijvers werden meesters in het creëren van esopisch taalgebruik;
de lezers achtten het vanzelfsprekend om
tussen de regels door te lezen. Op deze manier
bleef de waarheid toch toegankelijk. De literatuur
werd de natuurlijke tegenstrever van de
staat en kreeg daarmee een bijzonder aureool.
Ze had nooit alleen maar een esthetische functie,
maar speelde een rol in de politieke en maatschappelijke
discussie, bij ethische, religieuze
en filosofische kwesties. Het l'art pour l'art -
principe is de Russische literatuur altijd vreemd
geweest, ze was immers direct verbonden met
het leven in al zijn facetten.
De communisten zagen in hoe groot de
macht van het woord en in het bijzonder het
woord van de schrijver was en hebben geprobeerd
het hele gebied van de literatuur te annexeren.
Ze deden dit niet alleen door repressieve
maatregelen te nemen tegen de schrijvers die
zich niet aan hun visie wilden conformeren,
maar ook door diegenen te belonen die hun
schrijverschap in dienst wilden stellen van de
communistische ideologie. Het hele literaire leven
werd strikt gereguleerd. Er kwam één
Schrijversbond waarvan iedereen die wilde publiceren
lid moest zijn en waarin de meest gezagsgetrouwe
schrijvers de hoogste en tevens
bestbetaalde functies hadden. Voor hen waren
ook speciale privileges, van vakantieoorden en
sanatoria tot edities van hun verzameld werk en
- voor de allerbelangrijksten - een datsja in het
schrijversdorp Peredelkino bij Moskou. De
staat betaalde alles en had er veel voor over de
schrijvers aan zijn kant te krijgen. Nergens ter
wereld was de sociale positie van de - gezagsgetrouwe
- schrijver zo hoog als in de SovjetUnie.
Dat het beroep als zodanig niet degradeerde
in de ogen van de lezer kwam natuurlijk
omdat niet alle schrijvers zich conformeerden
of lieten inpalmen, maar trouw bleven aan wat
zij als hun plicht beschouwden: de waarheid
verkondigen. Juist omdat dat nagenoeg onmogelijk
werd gemaakt en velen hun verzet tegen
de officiële visie met gevangenschap of dood
moesten bekopen, handhaafde de literatuur
haar hoge status.
Het verdwijnen van het communisme bracht
een radicale verandering van de positie van de
schrijvers met zich mee. De staat trok zich volledig
terug uit het culturele leven en liet dat letterlijk
aan zijn lot over. De gevolgen waren catastrofaal voor nagenoeg alle door de staat bekostigde
en in feite door staatsambtenaren gerunde
instellingen, zoals uitgeverijen en dagbladen.
Niet gewend marktgericht te denken
gingen de meeste ervan vrij snel ter ziele in de
economisch gezien keiharde, volstrekt kapitalistische
samenleving waarin Rusland na de 'revolutie'
van 1991 terecht kwam. De beroemde
Pravda, het ideologische uithangbord van de
Sovjet-Unie, dat in het hele land werd gelezen
en een miljoenenoplage had, moest het veld ruimen.
Grote staatsuitgeverijen, zoals Naoeka,
die wetenschappelijke uitgaven op de markt
bracht, en Sovjetski pisatel, waar talloze Sovjetschrijvers
onderdak hadden, schrompelden ineen,
niet in staat om met hun logge apparaat in
te spelen op de snel veranderende omstandigheden
en de nieuwe wensen van de lezers, die,
toen de censuur eenmaal was opgeheven, vrij
tot uiting konden komen. Die wensen gingen
niet bepaald in de richting van de zogenaamde
'secretarissenliteratuur', de 'grijze' literatuur
van gezagsgetrouwe schrijvers en functionarissen
die het literaire beeld in de periode van
Brezjnev had bepaald. Deze verdween bijna van
de ene dag op de andere van het toneel. Nadat
er tijdens het begin van de perestrojka eerst een
inhaalslag was geweest, waarbij alle ooit verboden
Russische literatuur werd gedrukt (vooral
in literaire tijdschriften, die in die periode,
eind jaren tachtig, enorme oplagen haalden),
ontdekte Rusland zijn massalezer. Er bleek een
enorme behoefte te bestaan aan 'lichte' westerse
lectuur, zoals Agatha Christie, Barbara Cartland
en Angélique. Toen een paar jaar geleden
de papierprijzen de pan uitrezen en tengevolge
van de inflatie en de verslechterende economische
situatie boeken min of meer een luxe-artikel
werden, was deze literatuur de enige die lücratief-
in grote oplagen - uitgegeven kon worden.
De 'echte' literatuur kwam er nauwelijks
meer aan te pas.
Velen hadden gehoopt en ook verwacht dat
toen de censuur eenmaal verdwenen was en de
Russische literatuur voor het eerst sinds eeuwen
volledig vrij, deze direct tot grote bloei zou komen
en er nieuwe schrijvers zouden opstaan van
het kaliber van de grote negentiende-eeuwers.
Alsof die er al niet waren (Solzjenitsyn, Brodsky-
uit hun land verbannen weliswaar) en kunst
alleen maar vrijheid nodig heeft om tot bloei te komen. De vrijheid is er, maar betekent voor
velen eerder belemmering dan ontplooiing. Het
valt niet mee om van het ene moment op het andere
op een geheel nieuwe manierte gaan schrijven,
zonder dat het noodzakelijk is te suggereren
wat er niet letterlijk staat. Het valt ook
niet mee om aan de nieuwe rol van de schrijver
te wennen, dienietmeerdeenige is die de 'waarheid'
in pacht heeft en wiens functie als verteller
van de waarheid overbodig is geworden. Nu
er absolute vrijheid van het woord is heeft de
journalist en televisieverslaggever die functie
overgenomen. Literatuur is geen noodzakelijke
behoefte meer, maar, net als in het Westen, iets
dat in de marge aanwezig is, een onderdeel van
de cultuur weliswaar, maar een onderdeel zonder
welke 'men' het heel goed kan stellen. De
schrijver kan zonder gevaar schrijven wat hij
wil en hem wordt geen stroobreed in de weg gelegd,
maar zijn verheven rol is uitgespeeld.
Meer dan ooit moet hij het uitsluitend hebben
van zijn literaire talent en niet van zijn maatschappelijke
bewogenheid of rechtlijnigheid.
De vrijheid in Rusland heeft vooralsnog
geen nieuwe grote talenten opgeleverd en heeft
bovendien de literatuur van haar vroegere glans
beroofd en op een zijspoor gezet. Maar tegelijkertijd
levert die vrijheid een buitengewoon
kleurrijk en veelzijdig beeld op, dat een verademing
is na de eenvormigheid en eentonigheid
tijdens het Sovjetbewind. Dat dubbele aspect
van de Russische literatuur in vrijheid:
minder relevant, maar kleurrijker, zien we het
duidelijkst in de poëzie. Russen schatten hun
dichters heel hoog en kunnen bijna zonder uitzondering
gedichten citeren. Poesjkin uit het
hoofd leren was ( en is!) op elke school verplicht.
De Sovjet-Unie kende dan ook ettelijke duizenden
officiële dichters (lid van de Schrijversbond),
wier werk werd uitgegeven in tijdschriften
en bundels. Daarnaast waren er tallozen
die geen toegang hadden tot de officiële publicatiekanalen
en hun toevlucht moesten nemen
tot de ondergrondse pers, de samizdat.
Tussen de samizdat-uitgaven, in een oplage van
vaak niet meer dan enkele stuks - de vermenigvuldiging
vond plaats met schrijfmachine en
carbonpapier - en de gedrukte bundels van officiële
dichters met een minimumoplage van
tienduizend exemplaren bestond natuurlijk een
groot verschil, maar er was ook een overeenkomst:
de gebrekkige en saaie vormgeving. De
samizdat-dichters konden niet veel beginnen
met alleen hun schrijfmachine, maar ook de officiële
poëzieuitgaven boden een weinig verrassende
aanblik. Het waren meestal bijna vierkante
boekjes met een slappe kaft en onveranderlijk
dezelfde typografie. Alsof alle uitgeverijen
in Rusland slechts over één drukletter beschikten.
Het uiterlijk van de bundels gaf eigenlijk
al aan dat de poëzie die er in stond niet
veel kon zijn en meestal klopte dat ook, ook al
werden soms ook goede dichters op deze manier
uitgegeven. Wellicht beseften de uitgevers
het verschil niet eens.
Een van de goede dingen van de nieuwe vrijheid
is, behalve natuurlijk dat alles gepubliceerd
kan worden, dat aan de vroegere eenvormigheid
van de uitgaven een drastisch en onherroepelijk
einde is gekomen. Er wordt niet
minder poëzie geproduceerd dan in de Sovjettijd
en ook het gemiddelde peil is niet noemenswaard
gestegen, maar het is verrassend te
zien hoe verschillend de uitgaven zijn en met
hoeveel smaak en zorg er soms wordt uitgegeven.
Enkele jaren geleden ben ik begonnen met
wat ik aan poëtische productie aantrof in de
Moskouse boekwinkels te verzamelen. De variëteit
is overweldigend. Er zijn boekjes die op
de allergoedkoopste manier zijn uitgegeven,
dat wil zeggen formaat een half A-4, dubbelgevouwen
en met een nietje erdoor, papierkwaliteit
'type No. 2' (= krantenpapier), maar
er zijn ook ingebonden uitgaven, met harde kaft,
omslag en een lintje erin, gedrukt op goed papier
en typografisch een lust voor het oog. Het
interessantst zijn de bundels waarin het niet alleen
gaat om de tekst, maar waarbij ook het visuele
aspect een rol speelt. Dit kan zijn in de
vorm van een heel specifieke typografie, enigszins
in de trant van de futuristische uitgaven in
het begin van deze eeuw, of door de vermenging
van tekst en illustraties (vaak van de dichter
zelf): tekeningen, foto's of fotomontages. In
één geval heeft de dichter de hele oplage van
zijn bundel (vijfhonderd exemplaren) niet alleen
voorzien van een nummer, maar ook van
een ingeplakte foto (in elk exemplaar een andere),
zodat ieder boekje 'uniek' is.
Het grote verschil in de kwaliteit van de uitgaven,
uiterlijke kwaliteit wel te verstaan, hangt
hoogstwaarschijnlijk samen met de financiële draagkracht van de auteurs. De drang om, nu het
eindelijk kan zonder censuur, het eigen werk op
de markt te brengen is bijzonder groot (zo richtte
ook zo ongeveer iedere intellectueel die ten
tijde van Brezjnev naar het Westen emigreerde
in de vrije wereld zijn eigen tijdschrift op), maar
de lezers hebben er niet echt een boodschap aan.
Net als bij ons wordt poëzie nauwelijks gekocht
en alleen echt bekende of populaire dichters -
die dus optreden voor radio en televisie - kunnen
rekenen op een behoorlijke oplage en op een
uitgever die bereid is het financiële risico van
de uitgave voor zijn rekening te nemen. De rest,
en dat is de overgrote meerderheid, is afhankelijk
van sponsors of eigen financiering. Veel uitgaven
verschijnen in eigen beheer, eigenlijk een
nieuwe vorm van samizdat, maar zonderde prikkeling
van het verbodene. De oplagen overstijgen
die van de vroegere samizdat soms ook nauwelijks.
Belangrijke verboden literatuur werd
vroeger vaak overgetikt (met een aantal doorslagen)
door iemand die een exemplaar van een
samizdat -uitgave in handen kreeg, wat een
sneeuwbaleffect ten gevolge had. Tegenwoordigeuitgaven
in eigen beheer worden soms geproduceerd
in een oplage van honderd exemplaren,
soms meer, soms minder. 'Normaal' is
een oplage van vijfhonderd of duizend exemplaren,
met soms een uitschieter naar vijf- of
tienduizend. Dat is niet veel voor een land als
Rusland, maar daarbij moet wel bedacht worden
dat het distributiesysteem volledig verdwenen
is, zodat een boek dat in Moskou wordt uitgegeven
slechts uiterst zelden in Petersburg verkrijgbaar
is en vice versa. Om over de provincie
maar te zwijgen. Het boekhandelsverkeer
tussen de Russische steden onderling is een
kwestie van persoonlijk initiatief. Wie een kans
wil maken om verkocht te worden dient zijn
werk zelfbij de boekwinkels ( die daartoe bereid
zijn) in consignatie te geven. Moskou, een stad
van tien miljoen mensen, heeft een viertal van
dergelijke boekwinkels, elk ter grootte van een
flinke huiskamer. Hier moet je eigenlijk maandelijks
naar toe om de nieuwe, vaak uiterst verrassende
en bij verschijning al zeldzame, uitgaven
op de kop te kunnen tikken. Mijn bezoekfrequentie van één keer per jaar is veel te weinig
en levert slechts een flauwe afschaduwing
op van wat er in Moskou, en zeker in heel Rusland,
aan poëzie wordt geproduceerd.
De poëzie in Rusland lijkt, gezien de kleiné
oplagen, nauwelijks meer een rol te spelen,
maar barst tegelijkertijd van het leven. Het is
een van de paradoxen die het beeld van de literatuur
van nu zo boeiend maken. Op basis van
mijn jaarlijkse reis naar Moskou heb ik waarschijnlijk
maar een fractie bijeen kunnen brengen
van de Russische poëtische productie, maar
zelfs die fractie is onmogelijk in zijn geheel te
bespreken. Ik heb sinds 1990 zo'n vijfhonderd
verschillende bundels meegenomen, rijp en
groen, bekende en onbekende dichters, gewoon
alles waarop ik tijdens mijn schaarse bezoeken
de hand kon leggen.1 Uit die hoeveelheid maak
ik een volstrekt willekeurige selectie en neem
alle dichters van wie de naam met een k begint.
Dit levert misschien toch wel een enigszins representatief
beeld op van wat er in Rusland nu op poëziegebied aan de hand is, ook al is het
duidelijk dat mijn selectie sterk Moskou-gekleurd
is. Slechts een klein deel van wat ik heb
verzameld is niet in Moskou uitgegeven. Petersburg,
van oudsher een poëtisch bolwerk, is
veel minder vertegenwoordigd. On derde Kontbreken
in mijn verzameling bijvoorbeeld recente
uitgaven van het werk van bekende dichters
als Viktor Krivoelin en, ook in het Nederlands
vertaald, Aleksander Koesjner.
Eerst wat statistische gegevens, voor wat ze
waard zijn. Van de vijfhonderd recente bundels
in mijn bezit zijn er ruim zeventig van dichters
die beginnen met een k, een zevende deel dus,
waarmee de k een populaire beginletter van
Russische dichtersnamen blijkt te zijn (de enige
rivaal is des). Van de, om precies te zijn tweeënzeventig,
bundels zijn er vijfenvijftig uitgegeven
in Moskou, bij enkele ontbreekt de
plaatsaanduiding, Sint-Petersburg is aanwezig
met acht uitgaven, de rest komt uit de provincie
(Perm, Nizjni Novgorod, Jekaterinaburg).
Die opmerkelijke hoeveelheid verschillende uitgevers is niet alleen een teken van 'eigen beheer'
-activiteit, maar weerspiegelt ook het
enorme verloop in de Moskouse uitgeverswereld.
Velen proberen zich een plaats te veroveren
in deze weinig lucratieve, maar geestelijk
en gevoelsmatig buitengewoon aantrekkelijke
markt. Niet gehinderd door enige kennis van
management en oog voor de werkelijke situatie
leggen de meesten, ondanks hun enthousiasme,
snel het loodje, soms nadat het hele bedrijfskapitaal
aan het allereerste, verliesgevende project
is opgegaan. Jaarlijks verschijnen en verdwijnen
alleen in Moskou honderden uitgeverijen.
Onder mijn dichters meteen k bevinden zich
tweeënvijftig verschilende namen. Die kan ik
hier natuurlijk niet allemaal presenteren en ik
zal opnieuw een selectie moeten maken. Ik kies
er een aantal op verschillende gronden: bekendheid
of juist onbekendheid, onooglijke of
verzorgde uitgaven, rammelende, redelijke of
verrassende gedichten, traditioneel of hypermodern.
De volgorde is strikt alfabetisch.
Vladimir Kalasjnikov. Kalasjnikov, een mooie, poëtische naam (er heet overigens nog een dichter zo, met de voornaam Gennadi ), is vertegenwoordigd met drie bundels, waarvan er twee in 1995 en een in 1996 zijn verschenen. De bundeltjes, klein, vierkant, krantenpapier, vallen in de categorie onooglijk en zijn uitgegeven in de fantastische oplage van vijfduizend exemplaren. Als uitgever fungeert het informatiebureau 'Marketing'; voor die hoge oplage zal dus wel een reden zijn. Van Kalasjnikov bezit ik geen nadere gegevens, behalve dat hij reeds van oudere leeftijd moet zijn, want in een van zijn bundeltjes zijn gedichten van 1950 tot 1990 bijeengebracht. In een voorwoord bij 'Blauw. Groen. Wit', een bundel uit 1995, schrijft de inleider dat 'de naam van de auteur van het boek dat de lezer thans in handen houdt hem hoogstwaarschijnlijk weinig zal zeggen' en hij vervolgt met de constatering dat de thema's en beelden van de gedichten van Vladimir Kalasjnikov genomen zijn uit onze dagelijkse werkelijkheid en vooral de oudere lezers zullen aanspreken. Uit de jaartallen onder de gedichten blijkt dat Kalasjnikovs dichtader vooral in de jaren negentig is gaan vloeien. Zijn gedichten zijn niet moeilijk en houden zich keurig aan metrum en rijm. Het is een raadsel waarom hij niet eerder heeft kunnen/mogen/durven publiceren.
In dit gedicht, geschreven in 1984 gaat de dichter duidelijk terug in de tijd. Dikwijls echter richt hij zich op de actualiteit en komen aspecten van het leven van nu aan de orde, zoals in het volgende gedicht uit 1996 (uit de bundel 'Schreeuw'):
Igor Kaloegin kreeg tijdelijk internationale bekendheid toen hij, een maand voordat Litouwen zich onafhankelijk verklaarde van de Sovjet-Unie een Russisch passagiersvliegtuig kaapte en dat dwong te landen in Litouwen. Hij werd na de landinggevangen genomen, maar enige tijd later, zonder proces, weer vrijgelaten. In 1983 publiceerde hij 'officieel' zijn eerste dichtbundel in Moskou. 'Een bonte roman' uit 1995 is zijn derde. Het is een flinke bundel van tegen de tweehonderd bladzijden, verschenen in een 'normale' oplage van vijhonderd exemplaren. Kaloegin zal tegen de vijftig zijn. Hij dicht graag over het dichterschap in niet al te opmerkelijke, traditionele verzen.
In dit gedicht, geschreven in 1984 gaat de dichter duidelijk terug in de tijd. Dikwijls echter richt hij zich op de actualiteit en komen aspecten van het leven van nu aan de orde, zoals in het volgende gedicht uit 1996 (uit de bundel 'Schreeuw'):
Igor Kaloegin kreeg tijdelijk internationale bekendheid toen hij, een maand voordat
Litouwen zich onafhankelijk verklaarde van de Sovjet-Unie een Russisch passagiersvliegtuig
kaapte en dat dwong te landen in Litouwen. Hij werd na de landinggevangen
genomen, maar enige tijd later, zonder proces, weer vrijgelaten. In 1983 publiceerde
hij 'officieel' zijn eerste dichtbundel in Moskou. 'Een bonte roman' uit 1995
is zijn derde. Het is een flinke bundel van tegen de tweehonderd bladzijden, verschenen
in een 'normale' oplage van vijhonderd exemplaren. Kaloegin zal tegen de
vijftig zijn. Hij dicht graag over het dichterschap in niet al te opmerkelijke, traditionele
verzen.
Met Vitali Kalpidi komen we voor het eerst buiten Moskou, in de Russische provincie.
Zijn bundel 'Glinstering' (1995) is zijn vierde en is uitgegeven in de stad Perm
door de uitgeverij van de plaatselijke universiteit. 'Glinstering' is de eerste uitgave
in een nieuwe serie, 'Rotonde', waarin, met steun van onder anderen de burgemeester
en vice-burgemeester van Perm, werk van hedendaagse dichters en schrijvers zal
worden gepubliceerd. Drijvende kracht achter het geheel is de stichting Joerjatin, die
ook het Permse computercentrum achter zich heeft weten te krijgen. Dit staat allemaal
in het colofon, dat ook een e-mail nummer bevat (vva@uryatin.perm.su) via
welke de uitgaven besteld kunnen worden.
Kalpidi is in zoverre origineel dat hij bij zijn gedichten uitvoerig commentaar levert.
De dichter begint zijn commentaar als volgt: 'Het sleutelgedicht van het boek. De Tataarse
(?) vrouwennaam Alsoe, die toevallig werd genoemd in een persoonlijk gesprek
door mijn vis-à-vis, gaf aan een ongewoon krachtige lyrische ruimte "in het gebied
van het hart" de opdracht zich ogenblikkelijk te ontplooien, zij het zonder enige
concrete beeldende belichaming. (Ik zei "in het gebied van het hart", omdat de lyrische
ruimte zich ook kan ontwikkelen "in het gebied van de slaap", waarbij de mentale
relaties overheersend zijn.) Een tijdje later kreeg het gedicht, dat zich nog in de
toestand van "droom" bevond, de vorm van een zich richten van mij (de dichter) tot
mijn nog niet geboren dochtertje. In deze toestand werd het "bevroren" ( ongeveer een
maand lang) totdat het werd opgeschreven. (Overigens, de teksten die zijn "ingevroren"
worden gedurende deze tijd gevoed door de eigen energetica van hun toekomstige
auteur.) Toen ik het gedicht opschreef kon ik (ik voelde dat heel duidelijk) de
eerste regel geen Schwung geven en ik koos de eenvoudigste variant: ik begon met
de triviale waarheid, maar niet met een poging om de waarheid te grijpen; op deze
manier bepaalde een gewone spreektaalzin het ritme van de tekst.'
Na dit commentaar op het scheppingsproces volgen er opmerkingen per regel of
per strofe van vier regels. De dichter zelf is het niet helemaal duidelijk wat Alsoe voor
hem betekent. Hij wijst op de mystieke leer van Sofia, het principe van het eeuwig
vrouwelijke (van groot belang voor de Russische symbolistische poëzie rond de
eeuwwisseling), maar weet niet zeker of hij dit wel bedoelt. Regel 8 ('boven de vloeibare
spiegel van de leegte') noemt hij zelf abracadabra, maar wel abracadabra die zijn
indrukken over het niet-zijnde min of meer adequaat weergeeft. Erg veel heb je niet
aan zulk commentaar. Maar het procédé is interessant! Gedicht plus commentaar vormen
de poëtische tekst en zijn niet los te zien van elkaar.
Nina Kan. Van Nina Kan, de dichtersnaam van Nina Nikolajevna Kanisjtsjeva, bezit ik twee van haar tot nu toe verschenen vier bundels. Volgens gegevens uit een van die bundels is zij behalve dichteres ook vertaalster van, vooral, Duitse poëzie, onder andere 'Sonnetten aan Orpheus' van Rilke. Kan houdt zich niet bezig met actuele thema's, maar schrijft over liefde, tederheid, natuur en, waar de Russen verzot op zijn, de sterrenbeelden, waar ze een hele cyclus aan heeft gewijd. Uit 'Tuinen van de aarde' (1993) komt het gedicht 'Herfstromance':
Uit de andere bundel, 'Bloemen en vogels' (1995) een titelloos kort gedicht
Boris Kamjanov vertegenwoordigt een specifieke groep dichters in de hedendaagse Russische poëzie, namelijk zij die in de tijd van Brezjnev zijn geëmigreerd en nu, na het opheffen van de censuur, hun kans schoon zien en een bundel in hun vroegere vaderland laten drukken. Veel van die dichters zijn van joodse afkomst en zijn tijdens de grote emigratiegolf in de jaren zeventig naar Israël uitgeweken. Het emigratiejaar van Kamjanov, in 1945 geboren in Moskou, was 1976. In Israël, waar hij werkzaam is bij een literaire uitgeverij, publiceerde hij vier gedichtenbundels (in het Russisch). Een daarvan, de in 1982 verschenen 'Uitkomst van profetieën' heeft hij tien jaar later ook in Rusland uitgebracht in de serie 'Israëlische schrijvers in de Russische cultuur.' Kamjanov, die eerder in Rusland uitsluitend in de samizdat publiceerde is een traditioneel dichter. Veel van zijn gedichten gaan over Rusland en over het jood zijn.
De twee bundeltjes van Anatoli Kapitonov tonen twee niet oninteressante kanten van de manier waarop de poëzie in Rusland tegenwoordig wordt geproduceerd. Het eerste, 'Russische tanka's', vercheen in 1994 in een optimistische oplage van vierduizend exemplaren. Een jaar later bleek men meer marktbewust: 'Het was zo' heeft een reële oplage van negenhonderd. In die laatste bundel komt iets voor dat ik in nogal wat verschillende uitgaven heb aangetroffen en dat die uitgeven iets heel persoonlijks en tegelijk roerend amateuristisch geeft. Drukfouten in de tekst zijn met de hand verbeterd. In de Sovjettijd kwamen drukfouten niet of nauwelijks voor; er waren beroepscorrectoren die hun werk zeer nauwgezet verrichtten. En als er al na de correctie van de drukproeven fouten gevonden werden voordat het boek in de winkel verscheen werd er, net als bij ons, een lijstje errata aan toegevoegd. Professionele correctoren zijn voor de poëzieuitgevers van nu veel te duur en auteurs, hoe precies ook, zijn nooit de beste correctoren van eigen werk. Vandaar dat de tegenwoordige uitgaven technisch minder vlekkeloos zijn dan in de Sovjettijd. Maar dat men de hele oplage met de hand gaat zitten verbeteren is toch opmerkelijk. Zeker als dat, zoals soms het geval is, met een blauwe balpen gebeurt (Kapitonov gebruikt een zwarte). Net als van de meeste dichters in mijn verzameling weet ik van Kapitonov nauwelijks iets. Op grond van de twee getekende portretten in de bundels zal hij rond de zestig zijn. Verder heeft hij een voorkeur (de titel 'Russische tanka's' zegt het al - een tanka is een kort Japans lied; aanvankelijk las ik de Russische titel 'Roesskie tanki' als 'Russische tanks', maar dit bleek al snel een onjuiste vertaling te zijn) voor korte tot extreem korte gedichten.
Sergej Karatov is de eerste dichter in de reeks waarvan je zou kunnen zeggen dat hij tijdens het Sovjetbewind nooit gepubliceerd had kunnen worden. Zijn bundel 'Kom maar op' is eigenlijk geen verzameling gedichten, maar, zoals het boek vermeldt, 'een vrolijk poëem in de geest van het postimpressionisme.' De held ervan is een zekere Aleksej Boertsev, die in tien hoofdstukken (cerberiana 1 - 10) een reeks poëtische avonturen beleeft. Zijn lijfspreuk is 'nihil habeo, nihil euro' (ik heb niets, maak me geen zorgen) en hij wordt als volgt geïntroduceeerd:
'Kom maar op' staat vol woordgrappen en woordspelingen, vaak nogal flauwe en de meeste onvertaalbaar. Om het boek een bijzonder, 'futuristisch', aanzien te geven staan er allerlei tekeningen in en verandert de typografie voortdurend. Maar echt futuristisch, egofuturistisch of neofuturistisch wordt het allemaal niet. Een paar citaten. Onder de titel 'Het ontbijt van de nego-futurist (gebed voor de maaltijd)' wordt een rijtje woorden achter en onder elkaar gezet waarbij duidelijk verwezen wordt naar de futuristische 'bovenverstandelijke' taalexperimenten van de dichter Aleksej Kroetsjonych, een vriend van Majakovski en Chlebnikov. Karatov maakt er het volgende van:
enzovoorts. Wat verderop staat het volgende gedicht:
Iets aardiger is:
Het lijkt me niet dat het nego-futurisme een belangrijke nieuwe stroming zal worden in de Russische poëzie. Ook de in het colofon vermelde onwaarschijnlijke oplage (40.000- een nego-futuristische grap?) zal daar weinig aan kunnen veranderen.
Vladimir Karpets heeft twintig jaar over zijn gedichten gedaan, een bundeltje van nog geen vijftig bladzijden. De titel ervan 'Bij de poorten van het onzichtbare Kremlin' zegt in zoverre iets over de inhoud van de gedichten dat ze veelal gaan over de stad Moskou, Rusland en het lot van de mens in de Russische geschiedenis. Karpets schrijft geen slechte poëzie, hij heeft een krachtige toon, soms goede beelden, soms ook net die geheimzinnigheid die je als lezer alert maakt.
Natalija Karpova is op een wel buitengewoon trieste manier aan haar einde gekomen.
Op weg naar de ochtendmis is ze beroofd en vermoord. De moord is nooit
opgehelderd. Of hier, net als bij de bekende geestelijke Aleksander Men, die ook op
weg naar de kerk op brute wijze is omgebracht, de KGB achter zit is niet duidelijk.
De bundel van Karpova, 'Verdriet en vreugde van scheidingen en ontmoetingen', is
postuum en verscheen een jaar na haar gewelddadige dood in 1995. Het is een vrij
omvangrijke keuze uit haar werk van de laatste twintig jaar, uitgebracht op instigatie
van haar vrienden en Petersburgse mededichters, onder wie Aleksander Koesjner,
wiens generatiegenoot zij is. Uit een aantal reacties op haar dood, die in de bundel
zijn opgenomen, blijkt dat zij, in ieder geval als mens, zeer werd gewaardeerd. In een
ervan staat de wat cryptische uitspraak: 'ze stierf niet als dichter, maar als christin,
als een Russisch orthodoxe vrouw uit de intelligentsia'. Dat is misschien toch niet zo
aardig om in een necrologie te zeggen over iemand die, getuige andere uitspraken in
het boek, echt dichteres heeft willen zijn. Onder haar gedichten vond ik het volgende
nogal opmerkelijk:
De stem van Karpova is rustig en bescheiden. Ze schrijft geen grootse poëzie, maar is wel oprecht en wars van ieder effectbejag.
Op de laatste pagina van de bundel van Sergej Kargasjin staat: 'De auteur schrijft teksten voor romances en schlagers', benevens het telefoonnummer in Moskou waaronder hij te bereiken is (901-76-52). De foto van de dichter injagerstenue, het dubbelloops geweer geknakt over de schouder, dat de omslag siert, past wel bij deze mededeling. Elders in de bundel, die als titel draagt 'Op een millimeter afstand van de pijn', staat dat Kargasjin een grote voorliefde heeft voor de dichter Jesenin, dat hij 29 jaar oud is (de bundel verscheen in 1995), eerder een dichtbundel heeft gepubliceerd en alle kans heeft op een, letterlijk vertaald, 'luide toekomst'. Ik acht de kans daarop eerlijk gezegd niet erg groot. De hemel, ziel, eenzaamheid, liefdespijn en andere schijnbaar noodzakelijk tot de poëzie behorende elementen zijn wat al te nadrukkelijk aanwezig in zijn gedichten.
Aleksander Karvovski behoort tot de zeldzame Russische dichters die niet uit de Sovjet-
Unie naar het Westen zijn geëmigreerd, maar de omgekeerde weg hebben bewandeld.
In 1933 in Parijs geboren verhuisde hij in 1955 naar de Sovjet-Unie, waar hij
een opleiding volgde aan het Moskouse Instituut voor Architectuur. Architect werd
hij echter niet, wel vertaler van Russische literatuur, moderne zowel als klassieke, in
het Frans. In 1982 werd hij lid van de Schrijversbond.
Karvovski schrijft zijn eigen gedichten zowel in het Frans als in het Russisch. De
Franse invloed zal er ongetwijfeld toe hebben bijgedragen dat zijn gedichten in het
Russisch nauwelijks rijm en metrum hebben. Hij is een aanhanger van het vrije vers,
dat in de hedendaagse West-Europese traditie standaard is, maar in Rusland veelal
nog steeds niet wordt beschouwd als 'echte' poëzie.
Van Karvovski heb ik twee bundels. In de eerste, verschenen in 1992, zijn gedichten
uit de jaren zeventig gepubliceerd, in de tweede, van 1993, gedichten uit de jaren
negentig. In die tweede bundel zegt de dichter zelf in een voorwoord dat hij heel laat
is begonnen poëzie te schrijven en dat er, na een eerste 'golf' in de jaren zeventig, een
lange periode van onvruchtbaarheid is geweest. Twee golfjes poëzie - dat is niet veel
voor een dichter van ruim zestig jaar oud. Heeft hij wel de echte poëtische drive? De
lezer oordele zelf.
en van onder de leugen van het sneeuwdek
komen de smerigheden
aan het licht.
Op de omslag van de bundel van Michail Katkov staan een prikkeldraadversperring, een herdershond en een man in gevangeniskleren. Samen met de titel: 'De aarde wordt zwaar van tranen' levert dat niet een erg vrolijke indruk op. Katkov behoort tot de dichters die, niet gehinderd door enige poëtische traditie of kennis van literatuur, van mening is dat poëzie het medium bij uitstek is om aan de - dikwijls zeer grote - innerlijke bewogenheid uitdrukking te geven. Zijn poëzie gaat dus over de ziel, wanhoop en Rusland, elementen die worden vermengd met zon, mist, kosmos en andere grootschalige natuurfenomenen. Een van zijn typerende gedichten heet 'De ziel heeft poëzie nodig'.
Na deze fraaie slotregels ben je geneigd te vragen welke ziel deze poëzie, en omgekeerd,
nodig heeft. Het beeld van de wanhopige, die geen nest kon bouwen, maar later
blijkbaar toch een takkenhut heeft weten te construeren waarin hij bezoek krijgt van de zonsondergang, is natuurlijk wel heel bijzonder, maar ik vrees dat dit zelfs
voor een poëzieredacteur in de Sovjettijd wat te veel van het goede was geweest.
De bundel van Olga Kazakova, 'Zigeunerschrift' ( 1996), is verluchtigd met de zo bekende afbeeldingen van zigeunermeisjes, naar ik vermoed van de hand van de (jeugdige) dichteres zelf. De gedichten, veelal romances, waarvan een aantal zijn opgedragen aan zigeunerdanseressen/zangeressen, liggen op een iets hoger niveau dan de tekeningen en maken hier en daar een liedachtige indruk.
Vladimir Kazakov is de eerste van de hier besproken dichters van wie je kunt zeggen dat hij als literator een zekere bekendheid geniet. Hij is opgenomen in het bekende lexicon van twintigste-eeuwse Russische auteurs van de Duitse slavist Wolfgang Kasack en is, al in de jaren zeventig, uitgebreid uitgegeven in Duitsland, zowel in het Russisch als in Duitse vertaling. Kazakov, geboren in 1938, kan gerekend worden tot het absurdisme en is duidelijk beïnvloed door het futurisme (Chlebnikov) en vooal de Oberioe-groep (Charms, Vvedenski en anderen). Kazakov is nooit geëmigreerd, hoewel zijn werk in Rusland niet officieel uitgegeven kon worden. Met de recente grote belangstelling in Rusland voor het werk van de Oberioe-groep heeft men daar ook pogingen ondernomen Kazakov onder de aandacht te brengen, maar ik heb niet de indruk dat hij erg is aangeslagen. Zou dat komen omdat hij zich - in 1972 - heeft laten dopen in de Russisch Orthodoxe kerk? Dat lijkt voor een absurdist toch een wat merkwaardige stap, hoewel je natuurlijk ook het omgekeerde zou kunnen beweren. Kazakov is overleden in 1988. De driedelige uitgave van zijn werk die in 1995 in Moskou is verschenen (proza, poëzie en drama) is fraai verzorgd. Kazakovs poëzie, zeker die van de jaren zeventig en tachtig, is minder absurdistisch dan zijn proza. Naast vrij vers zijn er ook heel wat gedichten die een meer of minder strakke vorm laten zien. Een echte dichter is hij in ieder geval wel.
Van Kalasjnikov tot Kazakov, dat zijn veertien dichters, maar ik ben, de alfabetische
volgorde aanhoudend, nog steeds niet verder gekomen dan ka. Uit de rest van mijn
dichters met een k maak ik een selectie op grond van kwaliteit en bekendheid.
Allereerst twee dichters die ik tot nu toe niet kende, maar van wie het werk me opviel
omdat het duidelijk boven de middelmaat uitstak. Het zijn eigenlijk twee dichteressen,
Svetlana Kekova en Ella Krylova. De bundel van Kekova, 'Zandlopers',
(1995) is een gezamenlijke uitgave van een Moskouse en Petersburgse uitgeverij, wat
misschien op zichzelf al iets zegt over haar poëtische talent en aspiraties. Anderzijds, Krylova's bundel, 'Afscheid van Petersburg', vermeldt noch een uitgever, noch plaats
en jaar van uitgave (een zeldzaamheid ondanks de vele uitgaven 'op kosten van de
auteur') en doet kwalitatief niet onder voor die van Kekova.
Zoals de meeste hedendaagse Russische dichters zijn ook Kekova en Krylova vormvast.
Vooral Kekova vertoont een opmerkelijke beheersing van rijm en verschillende
vormen van strofe-opbouw. Ze doet, ook inhoudelijk, enigszins denken aan Brodsky,
die over het algemeen een zeer grote invloed heeft op de huidige Russische
dichtersgeneratie.
Ella Krylova heeft een breed referentiekader, waarin niet alleen het huidige Moskou en Petersburg, maar ook allerlei aspecten van de Europese cultuur en de Klassieke Oudheid fungeren.
zou die meteen gehoorzamen.
Maar de lokbloemen der verleidingen zijn uitgedroogd
en het lichaam van de pseudo-mens is vergaan,
de tijd is verdroogd, en boven de as
vlogen reeds engelen heen en weer, als bijen
en verzamelden de zwarte honing van de smart
in zondagse versierde bekers.
En Hij Die de Alfa en Omega is,
zag zichzelf in het zich in een meer van as
openbarende veelzijdige gelaat van de Mens,
als in een heldere spiegel.
Twee dichters noem ik kort omdat ik ze behandeld zou hebben als ze al niet eerder in
TSL aan de orde waren gekomen. Dit zijn Timoer Kibirov en Konstantin Kedrov. Kibirov
(zie TSL 12, mei 1992) is een van Ruslands populairste hedendaagse dichters.
Hij steelt de show met zijn bundel 'Gedichten over de liefde' (1993), uitgevoerd als
een soort album/plakboek met gedichten, familiefoto's, afbeeldingen van treinkaartjes,
wijn- en wodkaetiketten, tekeningen enzovoorts. Dit alles op groot formaat en
met een dikke kartonnen omslag. Nostalgie naar de Sovjettijd. Ook 'Toen Lenin nog
klein was' (1995) is een pareltje onder de bundels.
Aan Konstantin Kedrov, oprichter van de Moskouse DOOS-groep, is een stuk gewijd
in TSL 20 (april 1996). Kedrov is buitengewoon actief als uitgever van zijn eigen
werk en dat van DOOS. Ik bezit een tiental bundels van hem, waarvan sommige
in een uiterst kleine oplage (twintig tot vijftig) zijn verschenen. Kedrov werkt veel
samen met zijn vrouw, de dichteres Jelena Katsjoeba, die eveneens deel uitmaakt van
de DOOS-groep. Van Katsjoeba heb ik geen aparte bundel, wel bundels waaraan ze
heeft meegewerkt. Maar ook zij is besproken in TSL 20.
Bachyt Kenzjejev behoorde in de jaren zeventig tot de dichtersgroep 'Moskouse tijd'. Het was een groep die niet naar buiten trad of aan de weg timmerde, maar een soort bezonken 'kamerpoëzie' bedreef, waarin tragiek, treurigheid en romantisch verlangen de boventoon voerden. Sovjetdichters waren het overduidelijk niet en officiële acceptatie en publicatie bleef dan ook uit. Kenzjejev emigreerde en kwam in Canada terecht, waar hij nog steeds woont. In 1995 verscheen een fraai uitgevoerde verzamelbundel van hem met gedichten uit verschillende perioden. Gezien de hierboven gegeven korte karakterisering van de dichtersgroep waaruit Kenzjejev afkomstig is, zal het geen verwondering wekken dat hij een traditioneel, fijngevoelig dichter is.
Joeri Koeblanovski is door Brodsky genoemd als de dichter in Rusland die na Boris
Pasternak het rijkste vocabulaire heeft. Koeblanovski, geboren in 1947, heeft zich altijd
nauw betrokken gevoeld bij de Russisch Orthodoxe kerk, wat zowel in zijn leven
als in zijn werk duidelijk te bespeuren is. In de jaren zeventig werkte hij als gids in
kerken en kloosters. Problemen met de autoriteiten kreeg hij toen hij zich in een open
brief tot hen wendde naar aanleiding van de verbanning van Solzjenitsyn, een schrijver
die Koeblanovski bijzonder hoogacht. Werken, en zeker publiceren, werd hem
vervolgens onmogelijk gemaakt en hij leidde een tijdlang een armzalig bestaan als
hulp bij de kerkelijke eredienst. Gedichten van hem verschenen in de samizdat en tevens
in emigrantentijdschriften. In 1982 werd hij gedwongen te emigreren; hij kwam
in Parijs terecht, waar hij een actief medewerker werd van de emigrantenkrant 'De
Russische gedachte'. Zodra dat na de perestrojka mogelijk was keerde hij weer terug
naar Rusland. Zijn poëzie verschijnt regelmatig in tijdschriften en hij is een vaste,
veel publicerende medewerker van onder andere het bekende literaire tijdschriftNovy'
mir('De Nieuwe Wereld'). Aleksander Solzjenitsyn gaf de volgende karakterisering
van zijn werk: 'De poëzie van Koeblanovski wordt gekenmerkt door de soepelheid
van de versregel, opmerkelijke metaforen, een bijzonder levendig gevoel voorde Russische
taal, een intense verbondenheid met de geschiedenis en een permanent idee
van de aanwezigheid van God boven ons'.
De bundel 'Getal' (1994) is een van de meest professionele uit mijn verzameling.
Hij is fraai uitgegeven - glanspapier, harde kaft met omslag, ingebonden - en bevat
op zijn vierhonderd bladzijden een ruime selectie uit Koeblanovski's gedichten van
de afgelopen dertig jaar.
Vjatsjeslav Koeprijanov heb ik mede gekozen omdat hij voor het Nederlandse publiek niet helemaal een onbekende is. In 1988 was hij in Rotterdam bij Poetry International en in datzelfde jaar verscheen een klein bundeltje van zijn gedichten bij uitgeverij De Lantaarn in een vertaling van Miriam Van hee. Koeprijanov (geboren in 1939) is een van de zeldzame hedendaagse Russische dichters die zich hoofzakelijk van vrij vers bedienen. Zijn stijl is nogal lapidair, weinig poëtisch; de versvorm die hij kiest past goed bij de 'waarheden' die hij wil uitdrukken. Uit zijn bundel 'Spiegel' (1994) komen de twee volgende gedichten:
De laatste dichter die ik in dit tamelijk willekeurige, maar naar ik hoop toch ook wel enigszins representatieve overzicht wil voorstellen is Ilja Koetik die, als ik me niet vergis, ook eens gast van Poetry International is geweest. Zijn bundel 'De boog van Odysseus' (Koetiks derde) uit 1993 is grotendeels geschreven in Zweden, wat valt op te maken uit de gegevens over plaats en tijd van ontstaan die de dichter onder de gedichten heeft gezet. Behalve gedichten staat er in 'De boog van Odysseus' ook een afdeling waarin de dichter, in korte prozastukjes, ingaat op bepaalde aspecten van het poëtische handwerk en uitspraken doet over metrum, ritme, metafoor, genre, rijm, beeld en andere met poëzie verband houdende begrippen. Het zijn persoonlijke uitspraken, die getuigen van een goed inzicht in wat hij als dichter doet. In het hoofdstukje 'Taal en spraak' merkt hij bijvoorbeeld op:
Dat lijkt me een juiste benadering van de poëtische metafoor, die zich in de praktijk inderdaad weinig aantrekt van de feitelijke overeenkomst tussen de beide leden van de metafoor, maar deze gewoon aan elkaar gelijk stelt en op één lijn plaatst.
DE ROOS VAN DE SLAAP, VAN HET ONTWAKEN
Oranje op lila
lila op donkerblauw
donkerblauw op grijsgroen,
de vorm:
wat ik zag toen ik mijn ogen had gesloten
2
Hoe laat hij volgens Mattheus
wakker werd dat de wereld eruit zag
matter en donkerder
en de lucht als het ware doorwaaid
en alsof in het kuuroord
in de bergen alleen oude mannen waren
met gezichten van kwarts Hoe laat
hij wakker werd volgens Lucas
dat de heldergroene wereld
als waterplanten door de
stroom liep Hoe laat hij volgens Marcus wakker werd dat het koraal
brandde als een vastgekoekte wond
en alsof er een lantaarn in het
voorportaal hing Volgens Johannes
werd hij hoe laat wakker
dat de tijd o roos van slapeloosheid
verdubbelde boven en beneden
als een vlek op de zon zonder zon
of vanwege een vuiltje in het oog
Tot slot twee opmerkingen. Ik heb alleen hele bundels genomen en niet naar literaire
tijdschriften gekeken, die natuurlijk ook poëzie publiceren. Het aantal dichters zou
dan vele malen groter zijn geworden.
Van mijn circa vijfhonderd bundels is een kwart geschreven door dichteressen. Diezelfde
verhouding kan ook in mijn deeloverzicht worden vastgesteld.
Kalašnikov, Vladimir: Goluboe. Zelenoe. Beloe. ('Blauw. Groen. Wit'). IVC 'Marketing',
Moskva 1995.
Kalašnikov, Vladimir: Razdum'ja. Liričeskij dnevnik ('Overpeinzingen. Lyrisch dagboek').
IVC 'Marketing', Moskva 1995.
Kalašnikov, Vladimir: Krik. 1950-1990. 'Schreeuw. 1950-1990). IVC 'Marketing', Moskva
1996.
Kal'pidi, Vitalij: Mercanie ('Glinstering'). Izdat. Perm'skogo universiteta. Perm' 1995.
Kalugin, Igor': Pestryj roman ('Bonte roman'). Vest', Moskva 1995.
Kamjanov, Boris: Ispolnenie proročestv ('Vervulling van profetieën'). Inform.-izdat.
agenstvo 'Ma Nisrna', Moskva 1992.
Kan, Nina: Sady zemli ('De tuinen van de aarde'). Kèndi, Moskva 1993.
Kan, Nina: Svety i pticy ('Bloemen en vogels'). MIPK, Moskva 1995.
Kapitonov, Anatolij: Russkie tanki ('Russische tanka's'). Moskva 1994.
Kapitonov, Anatolij: Bylo tak ('Het was zo'). Put', Moskva 1995.
Karatov, Sergej: Za-dam-s ('Kom-maar-op'). Mužestvo, Moskva 1992.
Karpec, Vladimir: U vrat nezrimogo Kremlja ('Bij de poorten van het onzichtbare Kremlin').
Vest', Moskva 1995.
Karpova, Natalija: Razluk i vstreč pečal' i radost' .... ('Verdriet en vreugde van scheidingen
en ontmoetingen'). Žurnal 'Neva', Sankt-Peterburg 1996.
Kargasin, Sergej: Na millimetr ot boli ('Op een millimeter afstand van de pijn'). Trib, Moskva
1995.
Karvovskij, Aleksandr: Proby putešestvije i drugoe ('Proeven van een reis en andere zaken')
Prometej, Moskva 1992.
Karvovskij, Aleksandr: α - ω i obratno ('α - ω en omgekeerd'). Prometej, Moskva 1993.
Katkov, Michail: Zemlja tjaželeet ot slëz('De aarde wordt zwaar van tranen'). Prometej, Moskva
1990.
Kazakov, Vladimir: Izbrannye sočinenije 3. Stichotverenija ('Keuze uit het werk 3. Poëzie').
Gileja, Moskva 1995.
Kazakova, Ol'ga: Cyganskaja tetrad' ('Zigeunerschrift'). Kèndi, Moskva 1996.
Kekova, Svetlana: Pesočnye časy ('Zandlopers'). Atheneum/Feniks, Moskva/S.-Peterburg
1995.
Kenzeev, Bachyt: Stichotvorenija poslednich let ('Gedichten van de laatste jaren'). z.p. 1992.
Kenzeev, Bachyt: Stichotvorenija ('Gedichten'). Pan, Moskva 1995.
Kibirov, Timur: Stichi o ljubvi ('Gedichten over de liefde'). Cikady, Moskva 1993.
Kibirov, Timur: Santimenty ('Sentimenten'). Risk, Belgograd 1994.
Kibirov, Timur: Kogda by/ Lenin malen 'kim ('Toen Lenin klein was'). Izdat. Ivana Limbacha,
Sankt-Peterburg 1995.
Krylova, Ella: Proščenie s Peterburgom (' Afscheid van Petersburg'). z.p. z.j.
Kublanovskij, Jurij: Čislo ('Getal'). Izdat. Moskovskogo kluba, Moskva 1994.
Kublanovskij, Jurij: Golos iz chora ('Een stem uit het koor'). Tret'ja volna, Moskva 1995.
Kuprijanov, Vjačeslav: Stichi ('Gedichten'). Zerkalo, Moskva.
Kutik, Il'ja: Luk Odisseja ('De boog van Odysseus'). Sovetskij pi sa tel', Sankt-Peterburg 1993.