Karel van het Reve



Aleida en De Bronzen Ruiter



Voor de Tweede Wereldoorlog ging het in Nederland, wat de vertalingen van Russische boeken betreft, soms wat slordig toe. Multatuli's vriendin - of laat ons voorzichtig zijn - Multatuli's correspondente Titia van der Tuuk ( 1854- 1939) vertaalde Oorlog en vrede uit het Frans. Voor haar bijvak Russisch moest de Leidse studente Annie Verschoor Anna Karenina lezen. Haar kennis van het Russisch was beperkt. Daarom las zij gemakshalve een Nederlandse vertaling in plaats van het Russische origineel. Ze viel door de mand toen Van Wijk op het tentamen Ljovins teringlijdende broer ter sprake bracht, want die was door de vertaler gemakshalve weggelaten - wat nog zo gek niet was als je bedenkt dat het in de roman vooral gaat over het koppel Vronski-Anna. Voor het tweede koppel Ljovin-Kitty kon Tolstoj heel moeilijk emplooi vinden. Zelfs met inschakeling van een teringlijdende broer en een geleerde halfboer kon Tolstoj, naar Nabokov heeft vastgesteld, niet verhinderen dat het koppel Ljovin-Kitty een jaar minder leeft dan het koppel Vronski-Anna.

De generatie van mijn ouders las Dostojevski in het Duits, in de uitgave van Piper, die algemeen geprezen werd, hoewel niemand in Nederland voor zover ik weet ooit zo'n Pipervertaling met het origineel vergeleken heeft. Vrij veel Russische boeken werden in het Nederlands vertaald door S. van Praag, ook wel 'de dikke Van Praag' genoemd. Hij vertaalde veel, maar hij werd weinig gewaardeerd.

Een mijlpaal in de geschiedenis van de Nederlandse vertalingen uit het Russisch was de verschijning van Poesjkins proza (de Povesti Belkina - Verhalen van Belkin en Pikovaja dama- Schoppenvrouw) in 1937. Het boek (Poesjkin 1837-1937, vertaald door Aleida G. Schot. Met portret. f 4.90 gebonden) werd in Het Vaderland besproken door Menno ter Braak. Van Aleida's inleiding liet Ter Braak geen spaan heel, maar over Poesjkins proza schreef hij met grote bewondering. Nooit ben ik een beter stuk over dat onderwerp tegengekomen.

Aleida had een deftige manier van vertalen. Ze zou nooit het woord 'vensterbank' gebruiken als ze ook 'raamkozijn' kon nemen. Die deftige stijl is zo gek nog niet als je Russische verhalen en romans uit de negentiende eeuw vertaalt. Zelf had ze ook iets deftigs, iets VVSLachtigs. Ze verweet Henry Schogt- later hoogleraar Franse taalkunde aan de universiteit van Toronto - dat hij met een boekentasje rondliep dat nog uit zijn lagere-schooltijd stamde. Ze was lid van een dispuut dat K.O.N.G.O. heette, en die naam betekende Komt, Onnozelen, Naarstiglijk Geleerdheid Ontvangen - dat vonden wij een beetje truttig. Maar zij was ook lid van ons Amsterdamse slavistendispuut BESEDA en die letters betekenden: Becker En Schot En De Anderen. Ze bezocht trouw onze bijeenkomsten en na korte tijd wende zij aan ons en wij aan haar. De laatste keer dat ik haar sprak was toen zij opbelde om te zeggen dat zij niet op Beseda kon komen want ze had griep. Aan die griep is zij gestorven.



Aleida Schot. Bron

Zij kwam uit de oorlog als de bekende vertaalster Aleida G. Schot, wier werk alom geprezen werd. Haar grote concurrent na de oorlog was Charles B. Timmer. Die werd redacteur van Van Oorschots Russische Bibliotheek en nodigde haar uit aan die onderneming mee te werken. Zelf vertaalde hij met een duivel se snelheid zes dundrukdelen Tsjechov. Aleida weigerde mee te werken aan die Russische Bibliotheek, en er ontstond een bittere correspondentie, waarin Schot en Timmer elkaar grimmig op fouten in elkaars vertaalwerk wezen.

In 1955 werd Becker zeventig. Zijn leerlingen besloten een Festschrift uit te geven met artikelen over Slavische onderwerpen van geleerden in binnen- en buitenland. De bijdrage van Aleida was een vertaling van Poesjkins verhalend gedicht Mednyj vsadnik (De Bronzen Ruiter). Alvorens haar vertaling in te leveren legde ze hem aan mij voor ter beoordeling. Een deel van onze correspondentie over haar vertaling is bewaard gebleven, zodat je haar, veertig jaar na dato, aan het werk kunt zien als vertaalster. Ook kun je mij bezig zien als iemand die gretig fouten vindt in andermans vertaling en graag met een zekere heftigheid verslag doet over wat hij gevonden heeft. Voor de aardigheid laat ik u nu een paar staaltjes zien van onze samenwerking. Ik geef eerst het Russisch, dan mijn kritiek op haar vertaling en dan haar reactie op mijn kritiek.

Zo staat er in het Russisch: Отсель грозить мы будем шведу / Здесь будет город заложен/ На зло надменному соседу. (Van hier zullen wij den Zweed bedreigen. / Hier zal een stad gesticht worden/ De trotse buurman ten spijt). Aleida vertaalde: Van hier zal men de Zweed belagen/ Hier zal een stad ontstaan wier pracht/ Het trotse buurvolk zal mishagen.

Hier protesteerde ik tegen dat 'buurvolk '. Er staat 'buurman' in het Russisch. Waarom dan niet 'buurman' in de vertaling? Aleida's reactie is in de baaierd van mijn archief verdwenen. Maar haar reactie blijkt uit haar in Analecta slavica gepubliceerde tekst: zij heeft braaf 'buurvolk' veranderd in 'nabuur'.

Een eindje verder laat Aleida 'reeën' (in de betekenis van 'ankerplaatsen') op 'zeeën' rijmen. Mijn kritiek: 'Reeën bestaan eigenlijk alleen maar als herten. Een stad heeft maar een ree, dacht ik.' In de definitieve tekst zijn die reeën en die zeeën verdwenen.

Een eindje verder staat bij Poesjkin: ''Люблю тебя, Петра творенье, / Люблю твой строгий, стройный вид' (Ik heb u lief, schepping van Peter,/ ik heb uw streng, welgevormd aanzien lief). Die laatste regel vertaalde Aleida met 'De schoonheid die uw lijnen biedt'. Mijn kritiek: 'biedt de schoonheid lijnen? Of bieden de lijnen schoonheid? In beide gevallen is het woord bieden lelijk. Ik zou dat woord alleen gebruiken in vaste uitdrukkingen als hij bood mij' zijn arm, mij werd gelegenheid geboden, maar nooit: schoonheid bieden. Aleida veranderde die regel in 'De fiere aanblik die gij biedt'.

Een eindje verder heeft de dichter het over de Petersburgse 'witte nachten': 'Когда я в комнате моей/ Пишу, читаю без лампады' (Als ik in mijn kamer / Schrijf, lees zonder lamp). Aleida vertaalt: 'Als in de kamer ik bij mij/ Kan lezen, schrijven zonder luchter.' Hier bracht ik tegen in dat 'ik bij mij' geen Nederlands is. Maar uit de gedrukte tekst blijkt dat Aleida zich van mijn kritiek niets heeft aangetrokken, of althans geen kans heeft gezien dat 'ik bij mij' weg te werken.

Een eindje verder staat ''И ясны спящие громады/ Пустинных улиц' (En helder zijn de slapende kolossen/ Van de verlaten straten). Aleida vertaalt: 'In stille straten bleek en schuchter/ De huizen staan.' Hier werp ik tegen dat die спящие громады (slapende kolossen) 'juist kolossaal, machtig, niet bleek en schuchter' zijn. Maar Aleida liet het zo.

Verder.'Девичьи лица ярче роз.' (Meisjeswangen helderder dan rozen). Aleida vertaalt: 'En wangen rood als rijpe vrucht.' Hier merk ik op: 'Die wangen zijn wel speciaal meisjeswangen.' Geen wangen van rood aangelopen voorbijgangers. Aleida liet het zo. We komen nu bij de beroemde regels 'Шипенье пенистых бокалов / И пунша пламень голубой' (Het gebruis van schuimende bokalen/ En de blauwe vlam van de punch). Omdat de tekst die Leida mij toestuurde verloren is gegaan weet ik van haar oorspronkelijke vertaling alleen dat zij пенистых niet met 'schuimend' vertaald had. De gedrukte tekst heeft 'schuimend'; zij heeft dus mijn suggestie gevolgd.

De laatste regel van Poesjkins inleiding tot de geschiedenis van dearmeJevgenij luidt: 'Печален будет мой рассказ' (Droevig zal mijn verhaal zijn). Aleida vertaalde: 'Maar mijn verhaal zal droevig zijn.' Hier wees ik er haar op dat 'maar' niet in het origineel staat,en dat Poesjkin als hij gewild had 'No grusten budetmoj rasskaz' had kunnen schrijven. Hier volgde Leida mijn advies: de gedrukte tekst heeft 'Weet, mijn verhaal zal droevig zijn.' We hebben hier te doen met een veel gebruikte stijlfiguur. Denk maar aan Multatuli's variant als hij in het Saidjah-verhaal telkens opmerkt dat hij de lezer gewaarschuwd heeft dat zijn verhaal eentonig was. Het oudste mij bekende gebruik van deze stijlfiguur vind je bij Vergilius: Infandum, regina, jubes renovare dolorem. Gij vraagt mij, o koningin, een onzegbare smart te hernieuwen, zegt Aeneas tegen Dido als die hem vraagt haar te vertellen hoe Troje te gronde gegaan is.

Een eindje verder vertaalt Aleida Poesjkins kanaly door 'kanalen'. Ik raad haar aan 'grachten, want dat zijn het', maar zij gaat niet op mijn voorstel in.

Weer een stukje verder schrijft Poesjkin: 'Стояли стогны озерами, / И в них широкими реками / Вливались улицы' (De pleinen stonden als meren, / En in hen stroomden de straten uit als brede rivieren.) Aleida vertaalt: 'Kaal en leeg/ Lagen de pleinen daar als meren/ Waarheen zich wild de straten scheerden / Als brede stromen.' Hier maakte ik bezwaar tegen 'scheerden'. Je kunt je wel wegscheren, maar je kunt je niet ergens heen scheren, meende ik. 'Men kan zich wel thuis scheren, maar men kan zich niet naar huis scheren', schreef ik. Hier aarzel ik nu, na veertig jaar. Nu zou ik geen bezwaren hebben tegen 'zich naar huis scheren'. Zo dacht Aleida er ook over, want ze liet dat 'scheerden' staan.

Zoals u hoort spaarde ik Aleida mijn kritiek niet. maar tot mijn verdediging zou gezegd kunnen worden dat ik haar ook geprezen heb, en wel voor haar vertaling van twee van de fraaiste regels van Poesjkins gedicht, en wel de regels 'Где над возвышенным крыльцом / С подъятой лапой, как живые / Стоят два льва сторожевые' (Waar boven een verhoogd bordes/ Met opgeheven poot, als levend, / Twee marmren leeuwen, of zij leven, /En houden wacht, de poot geheven). Hier zie je hoe vreemd het in de kunst kan toegaan: 'ik bij mij' wordt door mij afgekeurd omdat het geen Nederlands is. 'Of zij leven' wordt door mij toegejuicht, hoewel dat eigenlijk ook geen goed Nederlands is. Het zou eigenlijk moeten zijn 'alsof zij leven' of 'net of zij leven'. Maar 'of zij leven' is veel en veel mooier. Het enige wat je hier zou willen verbeteren is de volgorde. Want dan kom je nog iets dichter bij het origineel: 'Op een verhoogd bordes staan hier/ En houden wacht, de poot geheven,/ Twee marmren leeuwen, of zij leven.' Je bewaart dan het eigenlijke onderwerp voor het laatst, net als in 'Daar heft zich aan de linker zoom/ En spiegelt in een brede stroom/ Een slot van eeuwen her'.

Het doet een beetje aan Nijhoff denken, dat 'of zij leven' en dat gebeurt niet zo vaak.




<   

TSL 19

   >