Afgezien van een enkel proefschrift en wat gelegenheidsartikelen is er nauwelijks onderzoek gedaan naar de ontvangst van de Russische literatuur in Nederland.1
Dit mag verbazen, niet alleen omdat er ook in ons land vanaf het begin van de jaren zeventig belangstelling is ontstaan voor de receptieproblematiek, maar meer nog vanwege de doorlopende en brede belangstelling voor de Russische literatuur alhier. Dit laatste blijkt onder meer uit de stroom vertalingen van, en studies en kritieken over de Russische letterkunde gedurende de laatste twee eeuwen, wat tevens impliceert dat er sprake is van overvloedig bronnenmateriaal. 2
In een aantal achtereenvolgende afleveringen van TSL zal ik via een chronologisch overzicht de belangrijkste data uit de tweehonderdjarige aanwezigheid van de 'Russen' in Nederland schetsen. Voorafgaand aan deze geschiedenis zal ik in een korte inleiding de invalshoek van waaruit ik het materiaal geslecteerd heb verduidelijken. 3
INLEIDING
Eenheidsvisie en Ruslandbeeld
Wanneer je een willekeurig antiquariaat binnenstapt en vraagt waar 'de Russen' staan, heb je een grote kans dat de antikwaar je een aparte kast aanwijst, naast een (grotere) die gevuld is met alle andere in het Nederlands vertaalde literaturen. Of je slaat 's maandagsmorgens De Volkskrant open en leest bij Kees Fens dat hij het afgelopen weekend 'de Russen' weer eens ter hand· heeft genomen. En in een interview vertelt uitgever Johan Polak dat ook hij natuurlijk in zijn jonge jaren 'de Russen' heeft gelezen. Intrigerend aspect van dit begrip 'de Russen' is de suggestie van eenheid die van het bepalend lidwoord 'de' uitgaat. De vraag ligt voor de hand wat zoveel verschillende auteurs met elkaar gemeen hebben. Een van de bekendste illustraties van zo'n eenheidsopvatting is natuurlijk de Russische Bibliotheek van Van Oorschot, die in de jaren vijftig werd opgezet en in de jaren zeventig werd uitgebreid met de serie 'Russische Miniaturen'. " Er gaat blijkbaar een speciale aantrekkingskracht uit van 'de Russen', die we zouden kunnen vangen in de formule: het geheel (de Russiche literatuur) is meer dan de som der delen (de afzonderlijke auteurs). Een meerwaarde die we op het spoor kunnen komen als we een aantal algemeenheden die de receptie van de Russische literatuur in Nederland
van oudsher begeleid hebben aan een nadere beschouwing onderwerpen.
Vanaf het begin van de vorige eeuw werden in recensies van vertalingen uit het Russisch schrijvers gesitueerd tegen de wisselende achtergrond van het barbaarse, of later het mysterieuze Rusland, het Russische volkskarakter of de Russische ziel, steeds als tegenhanger van de Westeuropese cultuur. Opvallend in deze receptie is de omslag die er de laatste tweehonderd jaar heeft plaatsgevonden van een voornamelijk negatieve naar een opvallend positieve waardering van wat altijd begrepen
is als 'het totaal Andere'. Met voorlopig voorbijgaan aan de eventuele veranderingen aan Russische zijde kan men zich afvragen wat er in de laatste twee eeuwen aan de houding tegenover de eigen cultuur veranderd is, waardoor we de Russische als complementair of zelfs als ideaal zijn gaan beschouwen. Mogelijk gaat er in de doorlopende belangstelling voor de Russische literatuur heimwee schuil naar wat men in de eigen cultuur verloren heeft zien gaan.
Een gemis dat men aanvankelijk positief waardeerde toen ons vooruitgangsoptimisme nog ongebroken was en, in de traditie van de 'Verlichting', Rusland het barbarenbeeld
van het eigen verleden weerspiegelde. Negatief toen dit optimisme omsloeg in twijfel en verlangen naar een verloren gegane cultuur (ziel) en werd geidealiseerd.
Alvorens deze hypothese aan de hand van de receptiegeschiedenis te toetsen, doet zich de vraag voor
waarom juist de Russische literatuur of cultuur zich hiertoe leende?
De roman als spiegel van de Russische samenleving
De Russische literatuur heeft zich vanaf het begin van de vorige eeuw veel uitdrukkelijker dan in andere landen ontwikkeld in nauwe samenhang met de politieke en sociale omstandigheden.
Ze weerspiegelde op een voor het Westen ongewoon directe manier de maatschappelijke veranderingen die zich in het voor de Westeuropese lezer vaak onbekende land voltrokken. Het ontbreken van een liberaal politiek klimaat en de relatieve vrijheid die de literaire uitdrukkingswijze bood, gaven de critische geesten onder de Russische schrijvers de mogelijkheid het gedicht, de roman, de satire te gebruiken om uitdrukking te geven aan hun politieke denkbeelden en verlangens. Voor het Russische publiek vormde de literatuur feitelijk de enige mogelijkheid om kennis te nemen van oppositionele denkbeelden.
Gezaghebbende literaire critici, te beginnen met Belinski (1811-1848), stelden in de bloeitijd van de Russische klassieke literatuur aan hun auteurs de eis van maatschappelijke relevantie. Ze oefenden grote invloed uit op het literaire klimaat.
Kern van Belinski's opvattingen over literatuur is het realisme : de realistische weergave van de werkelijkheid.
Schrijvers hadden niet de taak om het toevallige, het individuele tot uitdrukking te brengen, maar het algemene, het typische en 'noodzakelijke' dat een tijdperk karakteriseerde vanuit het standpunt van het onderdrukte volk. Schrijvers moesten niet alleen de kant van het volk kiezen maar in hun literatuur ook hoogstaande ideeën uitdragen.5 In de traditie van deze school van critici, waartoe behalve Belinski, Pisarev, Tsjernysjevski en anderen behoorden, stond ook Kropotkin, die in zijn in Nederland in 1907 (origineel 1905) verschenen Idealen en werkelijkheid in de Russische literatuur schreef: 'Wie het streven van het geschiedenismakend gedeelte der Russische
maatschappij wil begrijpen, raadplege haar kunstgewrochten'.6 Waar of niet, deze welgemeende raad van de Russische prins en anarchist had in Nederland, zoals we later zullen zien, al een gunstige voedingsbodem gevonden dankzij een aantal bijzondere omstandigheden die het mogelijk onkritisch aanvaarden van zo'n stelling aanzienlijk vergemakkelijkte en dus bevorderde.
Het totalitaire karakter van de Russische maatschappij , haar soms bewust gekozen, maar ook vaak opgelegde internationale isolement, haar specifieke culturele en maatschappelijke achtergrond en geschiedenis, maakten dat er buiten de literatuur, die in het Westen vaak eerder werd gepubliceerd dan in Rusland zelf, maar weinig informatiebronnen bestonden ten aanzien van de sociaal-politieke en culturele werkelijkheid.
Een objectief argument om de Russische literatuur als een eenheid te beschouwen lijkt te vinden te zijn in de waarde die deze literatuur (ook) voor ons heeft als bron van kennis over de Russische maatschappij.7
De Russische idee
Het bewust gekozen isolement van de Russen. Hier raken we aan het belangrijkste aspect van de receptie-geschiedenis van de Russische literatuur, namelijk 'de Russische idee', die medeverantwoordelijk geacht kan worden voor de lange traditie van eenheidsdenken over Rusland in Nederland.
Corresponderend met de westerse receptie bestond er een invloedrijke stroming in de Russische literatuur en in het Russische denken die het eigen karakter van het Slavische cultuurgoed propageerde in voortdurende discussie met én kritiek leverend op de Westeuropese cultuur. Daarmee heeft deze stroming in niet geringe mate bijgedragen tot een Ruslandbeeld dat de verschillen met het Westen onderstreepte; men sprak van de roeping van de Russische mens en zijn beschaving. Dit Russische messianisme, filosofisch onderbouwd door invloedrijke denkers als Kirejevski, A Chomjakov, K. Aksakov en V. Solovjov (de laatste heeft een grote invloed uitgeoefend op Tolstoj en Dostojevski) is echter niet (geheel) van Russische oorsprong.
De wortels van deze heilsverwachting liggen opmerkelijk genoeg in de Westeuropese Romantiek, een intel lectuele traditie die haar oorsprong vindt bij J. J. Rousseau die als eerste in onze moderne geschiedenis kritische kanttekeningen plaatste bij het 'project' van een moderne beschaving.
Met betrekking tot de verhouding Rusland - West-Europa werd deze romantische kritiek op de eigen beschaving het eerst verwoord door de Duitse 'Sturm und Drang'-dichter en filosoof Joh.G. Herder, bewonderaar van Rousseau. Herder gaf met name tijdens zijn jarenlange verblijf in Riga (1764-1769) blijk van voor die tijd ongewone denkbeelden.
Hij zag het ondermeer als zijn roeping nieuwe vormen van literaire kritiek te ontwerpen, waarbij hij uit de letterkunde de geest van een volk trachtte te begrijpen, om daarmee door te dringen tot het wezen van
een cultuur, die hij als een organische eenheid opvatte. Herder sprak over de cultuurmoeheid van Europa en, typerend voor zijn cyclische beschavingsopvatting, noemde hij Rusland het land van de toekomst.8
Hij doelde daarbij niet zozeer op de Russische jeugd alswel op de Russische ziel en zag in de Russen de toekomstige dragers van de hoogste humaniteit, verlossers en vernieuwers van het mensengeslacht. De Russische culturele zelfopvatting die van de westerse Romantiek min of meer een afgeleide was, vond haar historische uitdrukking in de literair-politieke stroming der slavofielen. Dostojevski was een van de bekendste exponenten van deze beweging, in Rusland en in het Westen. Als geen ander heeft deze schrijver bijgedragen aan het denken en spreken over de Russische ziel en de roeping van de Russische mens. De paradox dat 'de Russen' in West-Europa hun populariteit niet te danken hebben aan het benadrukken van het universeel menselijke maar juist aan het beklemtonen van het uniek Russische is gezien het voorafgaande niet verwonderlijk.
BARBAREN EN BEVRIJDERS: EEN BEHOEDZAME KENNISMAKING MET RUSLAND ALS NIEUWE EN ONBEKENDE GROOTMACHT IN DE PERIODE 1789-1830
Wanneer dr. W. Gobbers in zijn onderzoek naar de invloed van J .J. Rousseau in Nederland over de periode 1760-1810 tot de conclusie komt dat deze uiterst miniem geweest moet zijn, lijkt dit bevestigd te worden door de eerste recensies en berichten met betrekking tot de Russische literatuur in onze pers omstreeks het einde van genoemde periode.9
In de Algemene Konst- en Letterbode verschijnen aan het einde van de achttiende eeuw met een zekere regelmaat korte 'berigten' over Rusland, maar daarin wordt slechts af en toe iets gemeld met betrekking tot de 'Dramatieke Dichtkonst'. Ondanks het feit dat men in dit blad sedert de regering van Catharina II (1762-1796) een algemene vooruitgang 'uit een staat van barbaarschheid' constateert op cultureel gebied, blijven de belangrijkste trefwoorden ter karakterisering van de Russische kunst toch 'derzelver glans is bijna geheel ontleend. Zelfs zyn onze zogenaamde oorspronkelyk Russische Stukken grootdeels vrye navolgingen van
Duitsche of Fransche Toneelstukken'.10
Van genoemde Catharina II stamt wel de eerste aan mij bekende vertaling van de Russische literatuur in Nederland, namelijk haar toneelstuk: 'De familietwist' dat in 1789 verscheen bij A. van der Kroe en A. Capel te Amsterdam (op den Dam). Deze vertaling uit het Hoogduits, opgedragen aan 'Haare Majesteit Catherina de Tweede, keizerin aller Russen, uit ware hoogachting, en met vereischten eerbied', zit enigszins verborgen in een bundel getiteld Het zedelijke toneel, 'bevattende eenige der beste zedelijke tooneelspeelen uit verscheidene Taalen bijeengebragt'.11
N. Karamzin was de eerste (eerstvolgende?) Russische schrijver die in het Nederlands vertaald werd. Deze Rus had in de jaren 1789-1790 een lange reis gemaakt naar Duitsland, Zwitserland, Frankrijk en Engeland. Karamzin wilde de Europese cultuur uit eigen aanschouwing leren kennen en bracht daartoe bezoeken aan tal van vooraanstaande schrijvers en filosofen in genoemde landen. Bijkomende doelstelling was zeker ook het negatieve Ruslandbeeld dat de gezaghebbende Franse historicus Levesque in zijn geschiedenis van Rusland (Histoire de Russie, 1782-1783, laatste druk 1812) geschilderd had te corrigeren.
Bij zijn bezoeken aan de leidende intellectuelen in West-Europa liet hij daarom naast zijn bewondering ook merken dat hij met hun werken zeer goed op de hoogte was. Een verslag van deze reis verscheen allereerst
in briefvorm in het door hem zelf uitgegeven tijdschrift 'Het Moskou's Journaal'. Een Duitse vertaling verscheen in de jaren 1799-1802, en de Nederlandse, die op de Duitse was gebaseerd verscheen in drie delen bij P. H. Trap te Leyden in de jaren 1804/ 1805-08. Deze vertaling uit het Duits was van J. Roemer.12 In Nederland lijkt men overigens minzaam kennis te nemen van het inzicht dat Karamzins werk oplevert met betrekking tot 'den trap van veredeling en beschaving in Rusland' en de toestand der Russische letterkunde aan het einde der achttiende eeuw, waarvan men 'geheel niets of slechts weinig weet'.13 De algehele indruk was niettemin gunstig, ondanks 'eene zekere naïviteit in de voorstelling'.14 Karamzins afkeer van de Franse Revolutie die in deze brieven is verwoord, kan daartoe bijgedragen hebben: we leven op dat moment immers onder Franse bezetting. In 1808 verschijnt nog een verhalenbundel van Karamzin bij F. Meurs te 's-Gravenhage.
Een eerste overzicht met betrekking tot de Russische literatuur, of preciezer gezegd een kleine geschiedenis van het Russische toneel, wordt in 1810 gepubliceerd in de Vaderlandsche Letteroefeningen. Van de vele namen van Russische auteurs die hier voor het eerst genoemd worden zijn de meeste al lang vergeten , behalve natuurlijk die van Lomonosov en Soemarokov. De onbekende
auteur van dit overzicht in de Vaderlandse Letteroefeningen concludeert (opnieuw?!!) dat de smaak van de Russen dagelijks beschaafder wordt. 'Zij beschermen de kunsten en wetenschappen, die zij, ondanks de strengheid van hun klimaat, onder hen weten te vestigen. De onsterfelijke Catharina zelve gaf er hun een voorbeeld van'.15
Eerst door de vrede van Tilsit in
1807, waarbij Europa in een Franse en in een Russische invloedssfeer verdeeld werd, en later natuurlijk door het echec van de Grande Armée steeg de belangstelling voor de nieuwe machtige Europese mogendheid aanzienlijk. Deze interesse werd voor ons land nog eens versterkt door het huwelijk van kroonprins Willem (II) met Anna Paulovna, een zuster van de held van Europa, tsaar Aleksander I. Een stroom van artikelen over Rusland in de Vaderlandse pers is hiervan het gevolg. Vlak na onze bevrijding waren hier al kozakkenspelletjes verschenen, een imitatie van het ganzenbordspel, en de eerste woordenboekjes om met diezelfde kozakken te kunnen communiceren (of ze van het lijf te houden?).
We bleven toch enigszins gereserveerd staan ten opzichte van de Russen, zoals ook blijkt uit het reisverslag van de jonge Amsterdamse koopman Willem de Clercq die in 1816 per karos naar St: Petersburg was vertrokken. Zijn reisnotities, die pas in de jaren zestig van deze eeuw volledig gepubliceerd zijn, vatte hij samen in een artikel voor het Magazijn voor Wetenschappen, Kunsten en Letteren. Deze zoon van een graanhandelaar ging in hetzelfde jaar dat onze kroonprins met de zuster van de tsaar trouwde naar Rusland om de nieuwe economische mogelijkheden te ver kennen. Wat in zijn verslag opvalt is de sceptische houding ten aanzien
van het Russische maatschappelijke
en politieke systeem. Daartegenover staat dat hij de militaire aspiraties
c.q. mogelijkheden van deze nieuwbakken mogendheid niet bedreigend achtte voor een nieuwsgierig maar toch wel angstig en afwachtend Europa. Dat Rusland nog niet tot (het beschaafde deel van) dit Europese continent behoorde stond overigens vast voor deze jonge reiziger.16
De belangstelling voor de Russen was dus groot. Ik noemde al de vele artikelen over Rusland in onze pers. Een ander opvallend fenomeen was het grote aantal toneelstukken gewijd aan Peter de Grote. Deze literaire niemandalletjes hadden een typisch nationaal-chauvinistische ondertoon. De verrassende overwinning van de Russen op Napoleon werd namelijk teruggevoerd op de resultaten van een beschavingsarbeid - lees verwestersing - die Peter de Grote zo'n 120 jaar daarvoor, dankzij zijn Hollandse leerjaren had kunnen doorzetten. Wellicht poogde men zo de nationale eigenwaarde na vele jaren van bezetting en onderdrukking weer wat op te vijzelen. Toch was een romantisch-nationalistische verheerlijking van het eigen roemruchte verleden nog geen dominante trek in ons cultuur- en geestesleven van die dagen. Een bewijs hiervoor is de scherp afwijzende kritiek op Isaac da Costa's Bezwaren tegen den geest der eeuw uit 1823, waarin hij fulmineert tegen Verlichtingsbeginselen en liberalisme die zijn tijd zouden beheersen. De Belgische opstand zal voor een ommekeer zorgen.17
Samenvattend zouden we kunnen stellen dat met de verrassende entree van Rusland op het Europese politieke toneel, de belangstelling voor de Russische sociaal-culturele en literaire uitingen werd gewekt en gestimuleerd. Op de achtergrond gaat dan al gauw een ook voor latere tijden kenmerkende mengeling van bewondering en vrees voor die half-barbaarse, met een Frans beschavingsvernisje overgoten, natie meespelen.
DE BELGISCHE OPSTAND VAN 1830. DE NATIONALE TROTS GEKRENKT: RUSLAND ONZE ENIGE BONDGENOOT
De Belgische opstand van 1830 zorgde voor een geestelijke ommekeer in ons land. Slechts dankzij de steun van de 'te bandelooze demokratie' (Donker Curtius) in Engeland en Frankrijk konden de Belgische volgelingen van de Juli-revolutie zich immers handhaven. Nederland was gedwongen steun te zoeken bij de gendarme van Europa, tsaar Nikolaas I, en al kon de laatste uiteindelijk weinig doen, hij bleek wel de enige bondgenoot te zijn. Een hernieuwde belangstelling voor het Russische rijk en een groeiende waardering voor de politieke filosofie van ons autocratisch regerend familielid was hiervan het voorspelbare gevolg. Het is in de hierop volgende periode van heroplevend nationalisme en conservatisme dat er voor het eerst sedert Karamzin een aantal nieuwe vertalingen van Russische schrijvers verschijnen, zoals van Boelgarin en Zagoskin, om de twee belangrijkste te noemen. De Vaderlandse Letteroefeningen, het toonaangevende literaire tijdschrift van dat moment, recenseerde deze voornamelijk historische romans enthousiast
en trok daarbij parallellen tussen Nederlands glorierijke verleden en Ruslands heden. Vooral het Russische voorvaderlijke geloof, zeden en liefde voor de geboortegrond werden geheel conform de hierboven geschetste tijdgeest geprezen.18
Nederländ bleef natuurlijk cultureel gesproken de gevende partij, maar de Russen hadden zich opgewerkt van een barbaarse, dat is een cultuurvreemde natie, naar een slechts door beschavingstempo onderscheiden deelgenoot aan het algemeen menselijk (lees Westeuropees) civilisat'ie- en ontwikkelingspatroon.
De keuze van de vertaalde werken weerspiegelt de geaardheid van onze belangstelling voor de Russen van dat moment, waarbij vooral de door de Nederlandse uitgever toegevoegde subtitels illustratief zijn. Zoals: Peter ' Iwanowitsch, een tafereel van Russische karakters en zeden van graaf Faddej Boelgarin, dat in drie delen verscheen bij uitgever Steenbergen van Goor te Leeuwarden in 1834, vertaald uit het Duits. Eerder was van deze Russische schrijver in 1832 bij dezelfde uitgeverij al de Lotgevallen
en avonturen van de Russische Gilblas, een vrolijke roman verschenen, in dit geval uit het Frans vertaald. Het onderwerp van de romans: respectievelijk Peter de Grote en Napoleons veldtocht naar Rusland zal ons niet verbazen. Evenmin verrassend in dit opzicht was de inhoud van twee romans van M. Zagoskin die respectievelijk in 1835 en 1836 verschenen bij R.J. Schierbeek te Groningen. De Russen in 1612, een geschiedkundige roman (in 1612 wordt Moskou ontzet na een anti-Poolse opstand, gevolgd door de troonsbestijging van de eerste Romanov, C. W.) en De Russen in 1812 zijn de voor zich sprekende titels van Zagoskins werken. "'Van Alkmaar begint de victorie" was de leus onzer vaderen; van Novogorod dagtekende het herstel van Rusland, en het wordt ons warm om het hart, wanneer wij zoo treffende gelijkenis van de verlossing yan ons vaderland met de vrijworsteling van een Rijk opmerken, dat, na meer van twee eeuwen
(d.w.z. na 1612, C.W.) ons de dochter der Czaren tot koningin bestemde', aldus de enthousiaste recensent van Zagoskins eerste vertaalde roman in De Vaderlandsche Letteroefeningen. Hij vermeldt verder dat hij de roman 'tegen onze gewoonte' met het grootste genoegen twee maal had gelezen, 'ondanks de veelvuldige Russische eigennamen, die door een Hollandschen mond niet zijn uit te spreken
en voor een Hollandsch geheugen moeijelijk maar noodzakelijk te bewaren'.19 Bij de bespreking van Zagoskins tweede vertaalde roman (overigens pas een jaar na verschijnen!!), De Russen in 1812, klinkt na de opnieuw geuite bewondering voor Ruslands gehechtheid aan voorvaderlijk geloof, zeden en liefde voor de geboortegrond, toch ook iets door van het (alles) doordringend besef, zo niet vrees, dat met het einde van het Napoleontisch tijdperk de Russen een centrale positie op het Europese politiek-militaire toneel zouden kunnen gaan claimen. De ambivalente houding die hiervan het gevolg was - we herinneren eraan dat Rusland op dat moment onze enige bondgenoot was in het conflict met de Belgen - klinkt door in de appreciatie die de recensent toont voor de andere, dat
is de Russische, zijde van Napoleons veldtocht. Dit valt met name op bij de benadrukking van de bijzondere waardering die hij heeft voor deze beschaafde schrijver, 'die niet schroomt de natie waartoe hij behoort in hare gebreken ten toon te stellen, in haar veroveringszucht verfoeit, maar - toch - niet ophoudt een warm vaderlander te zijn'. Bijna bezwerend en met een zeker dedain vervolgt deze recensent zijn kritiek met de illustratieve opmerking 'Een geestige en luimige schrijver die bovendien zijne natie op haren tegenwoordigen trap van beschaving juist toont te kennen'.20