voor fajna, galja, moeder, vader, grootmoeder, valja, sveta
en alle anderen, doden zowel als levenden
toen we in siberië woonden
had niemand geld
en moeder ging naar de fabriek gewoon om haar werk niet
kwijt te raken
ze stond om zes uur op
in de keuken dronk ze koffie en rookte ze een sigaret
daarna trok ze haar schapenjas aan en ging naar de duistere
halte Vriendschap
om op de bus van de fabriek te wachten
ik herinner me geen zomer in siberië
maar ik herinner me de vreselijke verblindende winters
en in mijn herinnering
kijkt moeder altijd in de besneeuwde bus
door de beslagen ruit naar de weg
haar lippen zijn dik aangezet met rode lippenstift
en de lichte snorharen boven haar lippen zijn bedekt met
rijp
ze kijkt voor zich uit
naar de weg
waarschijnlijk was het allemaal heel anders
en sprak ze in haar bus met de ploegbaas en de kantine-juffrouw
of werkte ze misschien helemaal nooit op een fabriek
ik denk nu dat ze nooit
op een fabriek heeft gewerkt en dat we nooit in siberië
hebben gewoond
niemand heeft ooit in siberië gewoond
siberië is zo’n plaats waar niemand ooit is geweest
ze weten alleen maar te zeggen
kijk toen we in siberië woonden en de elektriciteitscentrale
bouwden
ik vertel nog graag
hoe we als kinderen over de stuwdam liepen
min dertig graden om op het ijs te komen
op de grote witte vlakte
maar dit is allemaal niet waar
omdat het geheugen veel ingewikkelder is
en het zelf verschillende dingen in zich opneemt
over mijn moeder over mij over mijn vader
die siberië haatte
maar ik denk dat het geheugen zo’n plek is
waar haat en boosheid veranderen in gevoeligheid en pijn
en het geheugen neemt alles in zich op
wat nooit nooit nooit met ons is gebeurd
vader haatte siberië
hij zei het zo
dertig jaar ben ik verbannen geweest
een verschrikkelijk verschrikkelijk land zei hij
hij zei ik kwam van mijn werk
en ging met mijn gezicht naar de muur liggen om het niet te zien
siberië
alleen maar om het niet te zien
siberië
en dacht
aan de steppe
aan het witte witte uitgedroogde steppengras
aan het vruchtvlees van rode gebarsten meloen
alleen maar om niet naar de benauwdheid van siberië te kijken
we leefden in dat dodelijke benauwde gebied
we leefden en zagen de dennen
we plukten sneeuwklokjes op de berg
en toen ze het water naar de elektriciteitscentrale lieten stromen
keken we naar het witte water en op de gezichten
bleef die
ingewikkelde natheid van vergetelheid en pijn
uit het raam van de auto
bomen
een grijze boog van asfalt
in de hongerige sneeuwhopen
en hij schreeuwde
dit is ons land
dit is ons oneindig wrede siberische land
dit is alles wat het oog in zich op kan nemen
dit alles behoort ons toe
en ik haat dit alles
dit was siberië
je kunt dat niet met één woord benoemen
alleen met het woord siberië
maar als je het apart zou benoemen
hier heb je de Angara
de weg van Bratsk
de Drie Zusters
de Naakte Berg
de elektriciteitscentrale van Oest-Ilimsk
Oest-Ilimsk
en siberië viel uiteen
zelfs als we zeiden
dit is onze tajga
ook dan viel siberië uiteen
toen we in siberië woonden hadden we geen geld
we hadden geen geheugen en we hadden geen liefde
er was slechts één
lange drukkende zware dag
waarin we allemaal samen leefden
in één grenzeloos lichaam
en we waren één blik
en we waren één pijn
we aten ook nog eindeloos
en kochten eten
en maakten eten klaar
en praatten over het eten
en waren bang dat we niet genoeg te eten zouden hebben
en waren bang dat het zou verdwijnen
we waren bang om het eten
toen we in siberië woonden hadden we geen liefde
er was één onovertroffen lang lichaam voor iedereen
het was benauwend en had veel monden
was altijd hongerig en gemeen
nu wonen we niet in siberië
we hadden helemaal geen liefde meer
omdat de liefde
een klein onzichtbaar iets is
bijna als siberië of het geheugen
of nog zoiets schrijnends
wat niet lijkt op mensen
en niet bij mensen hoort
toen we in siberië woonden
was er niets in ons
we waren allemaal verdronken bomen
we waren omgeploegd land
we waren verlamd door de kou
we waren vreselijke mensen
als grof hout
op elkaar geplakt
met de donkere kleur van natte thuisloze bast
leefden we in siberië en er was niets in ons
omdat wij er niet waren noch siberië
maar wij hadden zwaar zwaar zwaar
zinloos werk
we produceerden essentialia
en kwamen om in de ruimte
als we verzadigd waren
waren we gelukkig
we zeiden het zo
dat als je verzadigd bent
er dus vreugde in je zit
en meer is er niet nodig
we gingen ons huis uit
en liepen naar de halte Obelisk
we gingen ons huis uit
en liepen over de kale vlakte naar de winkel Dertig Roebel
we gingen ons huis uit
en gingen de berg op om sneeuwklokjes te plukken en naar de
elektriciteitscentrale te kijken
dan praatten we over eten
hoe moeder courgettepasta zal maken
hoe grootmoeder een zak suiker gaat kopen en samogon maakt
en ook nog
je neemt Kiriësjkikoekjes die naar bacon smaken
je neemt aardappelen
je neemt mayonaise je neemt augurken
als je houdt van fruit in de sla
neem je een halve groene appel
strooi de Kiriësjkiki alleen niet meteen uit
wanneer je alles op tafel zet pas dan de Kariësjki
en neem beslist die van zwart brood
toen we in siberië woonden
kocht grootmoeder voor de hele winter een bak kippenbouten
en bewaarde die op het balkon
beschermde ze tegen de hongerige verkleumde vogels
ze deed een paarsblauw vest aan
pakte een bijl en begon de kippenbout in stukken te hakken
en daarna zei ze
kom naar de kippenbout
neem een stuk
je marineert het met citroen en mayonaise
dan strooi je er peper over en in de oven
ze kookte soep met kippenpoten
kom naar de rolletjes met kip
kom naar de pasteitjes met kip
ze kookte aardappelen met stukken kip
kom eten
toen we in siberië woonden
gingen we naar de graven
en lieten daar eten achter
en wanneer we thuis kwamen
snakte ik naar de koteletten
en de snoepjes die op de grond waren achtergelaten
toen we in siberië woonden
hadden we geen tijd
absoluut geen enkele tijd
iedereen oriënteerde zich op de muurklok
op de torenklok van de halte Jarosamas
op polshorloges
en iedereen was op tijd
kwam op tijd op zijn werk
niemand kwam ooit te laat
omdat we in de wildernis
snel en precies waren
we waren leeg en snel
we waren zinloos
als luchtballonnen
in de grijze wind
Vertaling Willem G. Weststeijn