Darko Cvijetić



Schindlers lift (fragment)




Darko Cvijetić is geboren in 1968 in Prijedor, Bosnië en Herzegovina en is behalve schrijver van proza, dichter en regisseur. Zijn gedichten zijn uit het Servo-Kroatisch vertaald in onder andere het Frans, Engels, Duits, Sloveens, Pools en Hebreeuws en hij is genomineerd voor de European Poet of Freedom prijs die in 2020 uitgereikt wordt in de Poolse stad Gdańsk. Cvijetić heeft meerdere werken op zijn naam staan; in 2018 kwam zijn nieuwste roman Schindlers Lift uit. Hij is aangesloten bij de Bosnische afdeling van het PEN Centrum en lid van de Kroatische Schrijversbond. In Zagreb studeerde hij filosofie en toneel, waarna hij aan de slag ging bij het lokale theater in zijn geboortestad. Toen in 1992 de oorlog uitbrak moest hij als soldaat naar het front. Sindsdien zijn de oorlog en de trauma’s die het naoorlogse Bosnië treiteren een onlosmakelijk onderdeel van zijn werk. Cvijetić woont en werkt nog altijd in Prijedor, Bosnië en Herzegovina.



***


De familie Sarajlić1 woonde op de negende verdieping en de familie Zec op de tiende. Huize Sarajlić bestond uit Fadil (Frgo) en Supha met hun twee zoons Advan en Senad. De familie Zec telde drie leden. Vader Mladen was hartpatiënt en legde al vroeg het loodje, waarbij hij zijn vrouw Milosava en zoon Goran achterliet.

Ze kenden elkaar goed, Senad en Goran waren net zo goed bevriend als hun vaders, of eigenlijk net als alle bewoners van de rood betegelde kist.

Goran werd Zec genoemd. Hij kon fantastisch voetballen, was de spits van de Rode flat en zou als hij ‘groot was’ in de selectie komen van FC Rudar, destijds actief in de tweede divisie van het voormalige, grootse land.

Fadil bracht de eerste oorlogsdagen alleen door in zijn appartement. Zijn vrouw en kroost waren toevallig in Duitsland: het enige lichtpuntje in een zee aan misère die eraan zat te komen.

Toen de oorlog nog in zijn kinderschoenen stond, werd de flat doorzocht en Mićo en Karmela Cvijetić haalden Frgo over om te doen alsof hij hun muur kwam schilderen. Hij overleefde. Of ja, die dag.

Hij vertelde iedereen hoe Mićo hem had overgehaald te doen alsof hij aan het klussen was bij hen en dat de soldaten hem met rust lieten, omdat familie Cvijetić een zoon had die krijgsgevangen was in Sarajevo.

Na enige tijd werd Frgo toch opgepakt en gedwongen om als dwangarbeider loopgraven te bouwen. Vlak voor het einde van de oorlog werd hij voor het laatst gezien.

Ze vonden hem pas jaren later in een massa... Hij is begraven waar ook Dario Handanagić ligt, op de begraafplaats voor gesneuvelde en vermoorde Bošnjakken.

De voetballer Goran sloot zich bij het uitbreken van de oorlog aan bij de politie. Geprikkeld en gewapend was hij een heel ander mens, vol van woede, gevaarlijk en onvoorspelbaar. De buren herkenden hem niet meer, ze geloofden hun ogen niet. In de kampen sloeg hij mensen in elkaar. Buurman Joso Matić getuigde dat hij in kamp Omarska door hem in elkaar geslagen was, alleen omdat zijn zoon een betere voetballer was dan Goran Zec?! Voor zijn misdaden wordt hij overal gezocht. Hij is alleen sinds jaar en dag nergens meer te bekennen. Op welk continent hij zit weet niemand. En nu, zo veel jaar na de oorlog, zijn ze alleen in hun flatjes overgebleven: Gorans moeder Milosava op de tiende verdieping en haar vriendin Supha, wier Frgo is vermoord en wier zonen nooit meer zijn teruggekeerd uit Duitsland.



***



De omaatjes zijn alleen. Supha gaat geregeld naar de moskee en Milosava is ’s zondags in de kerk te vinden. Beiden hebben ze WhatsApp en houden zo contact met hun kinderen.

Doorgaans zijn ze alleen.

Ze gaan nog wel met elkaar om. Ze brengen elkaar nu gebak, gepekelde groenten, gebreide sokken en recepten. Aanvankelijk waren ze wat schuchter, maar later liep dat los en werden ze vrijer. Hoe je het ook wendt of keert, hun vriendschap gaat terug tot 1975. Al gauw zaten ze als twee pubermeisjes tijdens pyjamafeestjes bij elkaar op de bank naar series te kijken...

Milosava wachtte altijd geduldig als Supha toevallig aan het bidden was. Zou ze dan in de tussentijd een WhatsApp berichtje sturen naar haar zoon ‘aan de andere kant van de plas’ met daarin: ‘kijk uit, kom niet hierheen, overal zijn moslims’? Nee, vast niet. Of zou Supha, wanneer ze haar zonen belde in Duitsland, überhaupt vertellen dat ze met Milosava tafelt en dat ze samen het Suikerfeest vieren?

Daarna kruipen ze bijeen op de bank voor een nieuwe aflevering van Midsomer Murders. ‘Kijk nou toch, Supha, zo’n klein plaatsje dat Midsomer en toch zoveel moorden’, sprak Milosava terwijl ze een suikerklontje in haar Turkse koffie dipte.



***



Op de dag van de grote verhuizing, in 1975, had de Rode flat vier liften (van het merk Schindler). Aan weerszijden twee – zijde A en B. Iedere zijde beschikte over een kleine en een grote lift (van het merk Schindler). De kleine was voor personen en de grote voor verhuizingen en grotere groepen mensen.

De oude bewoners herinneren zich nog steeds de geur van hun verhuizing naar die nieuwe ruimte. Die kolos met dertien verdiepingen en het grote terras, met een uitzicht waar menig piloot nog jaloers op zou worden.

Aan het geluid viel op te maken welke lift eraan kwam, de grote of de kleine (merk Schindler) en op welke verdieping hij zich bevond en wanneer. De kinderen gebruikten ze constant en kregen al gauw door dat een ritje met de lift een niet voor iedereen weggelegd privilege was. Ze zorgden ervoor dat kinderen uit andere wijken niet stiekem hún lift zouden gaan gebruiken. De lift (merk Schindler) was namelijk een statussymbool, een teken van stadsheid.

De Blauwe flat had er slechts twee, terwijl de Rode er zelfs over vier beschikte. De bewoners hielden van hun liften. Als ze eens uit konden rekenen hoeveel levens ze in hun cabines doorbrachten. Zij die elders gingen studeren droomden nog lang na hun vertrek uit Prijedor over de liften in de Rode flat, het geluid dat ze maakten bij het remmen en het getrappel van haastige zolen.

Met die liften – vooral de grote (merk Schindler) – vervoerden ze de overledenen en ernstig zieken, bruiden verlieten zo het gebouw en soldaten gingen naar het front. Kleine kubussen waarin meer werd vervoerd dan in bulldozers.

In 1992 was er dagen achtereen geen stroom en de vreselijke zomer liep ten einde. Opeens, vanuit het niets, sprong de elektriciteit gedurende twee uur weer aan.

Een meisje speelde in de lift, de stroomloze, stille lift (merk Schindler), die op de tweede verdieping was blijven steken, waarvan het glas bij de uitgang kapot was. Het meisje heette Stojanka Stoja Kobas. Omdat er al lang geen stroom meer was, bleek dit een uitstekende speelplek voor haar.

Ze stak haar hoofd door de opening van het kapotte glas in de liftdeur. Men zegt dat ze iemand riep, een vriendinnetje, een ander zesjarig meisje van de vijfde verdieping, waardoor ze haar gewicht verdeelde.

Plotseling was er stroom.

Plotseling had iemand op het knopje van de lift gedrukt (merk Schindler).

Het kind werd onthoofd.

Sindsdien is dat geen lift meer (merk Schindler).

Het is een mobiele guillotine, gevuld met stro, die op en neer gaat als een klein kerststalletje.

En echt, wijlen Mile Serdar zwoer sindsdien bij zijn leven dat hij iedere kerst stro aantrof in de lift. Niemand die hem ervan kon overtuigen dat het slechts resten waren van de Badnjak die een dag eerder gekapt was.

‘Guillotine stro’, sprak Mile, ‘een guillotinemandje, punt uit’.



***



Ekrem Handanagić werkte als econoom bij de mijnbouwcorporatie. Zijn vrouw Jelena overleed net voor de oorlog aan kanker, in 1990 om precies te zijn.

Ze hadden twee zoons, Dario en Denis. Over het paar ging het gerucht de ronde dat Ekrem de zoon was van een imam en Jelena de dochter van een orthodoxe priester en dat hun families elkaar daarom altijd hebben gemeden.

Ekrem was reserveofficier bij het Joegoslavische leger en gaf gehoor aan de mobilisatie, waarna hij in 1991 als majoor een peloton soldaten zou aanvoeren op het Kroatische slagveld.

De dag waarop de oorlog voet zette in de Rode flat, werd Ekrem door een gewapende Servische soldaat naar buiten gedwongen, met het puntje van zijn loop agressief in zijn rug gepord. Zijn jongere zoon Denis was die dag toevallig niet in Prijedor maar bij familie in Bihać. De oudste was thuis en hij had met lede ogen aan moeten zien hoe zijn vader meegenomen werd. Net als iedereen, moest ook hij toezien hoe de soldaat schreeuwde: ‘Je hebt ons verraden!’, waarna hij Ekrem naar zich toe draaide, vijf stappen terugnam, richtte en hem met kogels doorzeefde. Hij stapte achteloos over zijn dode lichaam heen en liep weg. Dario zou later die avond op zoek gaan naar zijn vader. Het drong niet tot hem door dat zijn lichaam al was opgehaald en achterin een vrachtwagen bovenop een berg lijken was gegooid, met als bestemming Tomašica. Na de oorlog werd daar een gigantisch massagraf ontdekt.

Nog niet van de schok bekomen, ging hij hem zoeken – in het ziekenhuis!

Daar trof hij voor de ingang een patrouille van de Servische militaire politie aan. Een van de agenten vroeg om zijn legitimatie, nam hem vervolgens apart en knalde een kogel door zijn hoofd. Pas jaren later zou Denis (de benjamin) de resten van zijn vader en broer vinden, verspreid over verschillende massagraven.

Uit de Rode flat was niemand op de begrafenis verschenen.

Zo’n groot gebouw, maar geen ziel met een spatje schaamte. Geen enkele en niemand. Eén, en allemaal. Een woestenij.

Misschien kwam dat door de inwoning van een gezin met veel kinderen in het leegstaande appartement, nog geen drie dagen na de moord op vader en zoon Handanagić.

Eén van de kinderen heette Stojanka.

Zij, die enkele maanden later door de lift (merk Schindler) onthoofd zou worden.


Voorwoord en vertaling Pavle Trkulja



1 De familie Sarajlić zijn Bosnische moslims, de familie Zec Bosnische Serven.





<   

TSL 83

   >