Duivelskunstenaar (schrijver, schilder, dramaturg,
filosoof, fotograaf, criticus) Stanisław
Ignacy Witkiewicz alias Witkacy
(1885-1939) schreef in het voorwoord bij
Nikotyna, alkohol, kokaina, peyotl, morfina,
eter + appendix (1932): ‘Ooit was ik
een fighting man, een strijdbaar persoon
par excellence, ik had ideeën en ik wilde
ervoor vechten, alleen ik wist niet waar
en met wie. Ik ben mijn ideeën (de Zuivere
Vorm in de schilderkunst en het theater
en de hervorming van de artistieke kritiek)
niet in het minst ontrouw geworden, alleen
ben ik tot de overtuiging gekomen dat ze in
elk geval op dit moment voorbarig zijn en
misschien is sowieso hun tijd al wel voorbij.’
Het mag duidelijk zijn dat de schrijver
van onder andere de roman Nienasycenie (1930, Onverzadigbaarheid, Ned. vertaling
1993) steeds meer gekweld werd door het
besef door zijn lezers, maar vooral door de
kritiek niet te worden begrepen. Toch heeft
dit hem er nooit toe gebracht voorgoed de
pen neer te leggen. Vier jaar later bundelde
hij bovenstaande ‘essays’ met ander publicistisch
werk in een uitgave getiteld Niemyte
dusze (1936, ‘Ongewassen zielen’),
waarin hij onder andere aandacht besteedde
aan de psychologie en het nationale karakter
van het Poolse volk dat hij adviseerde
zich te onderwerpen aan psychoanalyse als
laatste redmiddel tegen een naderend (politiek,
maatschappelijk en cultureel) cataclysme.
Na eerst zijn landgenoten op hun
nationale hoofdzonden te hebben gewezen,
wilde hij hen daarvan bevrijden door hun
zielen te ‘wassen’ om zo in een ultieme poging
zijn gram te halen en met het nodige
sarcasme het in de Poolse samenleving aangetroffen
onbegrip te bestrijden.
Hoewel het in de inleiding verwoorde uitgangspunt van de schrijver: ‘Ik verklaar officieel dat ik serieus ben in dit schrijven en dat ik eindelijk iets rechtuit nuttigs wil doen…’ wellicht iets anders doet vermoeden, krijgt de lezer toch de indruk dat hier naast sarcasme ook enige ironie in het spel is. Enerzijds was Witkacy (een samentrekking van de eerste lettergreep van zijn achternaam en de laatste twee van zijn tweede voornaam, dit om te voorkomen dat men hem zou verwarren met zijn beroemde vader,
de schilder en cultuurcriticus Stanisław
Witkiewicz [1851-1915]) namelijk een verklaard
tegenstander van de psychoanalyse
en anderzijds is hij de in deze brochure door
hem zo bekritiseerde (meer of minder) verdovende middelen altijd blijven gebruiken.
Bijvoorbeeld tijdens het schilderen van
portretten (welke vorm van schilderkunst
hij overigens niet als ware kunstuiting maar
als utilitaire bezigheid, namelijk als pure
broodwinning beschouwde). Als hij klaar
was met schilderen/tekenen gaf hij op het
doek/het pastel niet alleen nauwgezet aan in
welk type (realistisch, abstract enzovoort)
het portret was geschilderd/getekend en
wanneer, met vermelding van maand (Romeins
cijfer), dag (Arabisch cijfer) en soms
zelfs uur. Maar ook vermeldde hij meestal
wat hij tijdens het schilderen/tekenen had
gebruikt. Bijvoorbeeld: Cof (coffeïne), kawa (koffie), her (herbata, thee; soms
uitgebreid met de toevoeging ‘Chinese’ of
‘darjeeling’ of de bizarre transcriptie Empedete
[van un peu de thé] voor: ‘een beetje
thee’). De meeste aandacht kregen echter
de wat sterkere genotmiddelen. Zo noteerde
Witkiewicz trouw het aantal dagen dat
hij wel of geen alcohol (C, van C2H5OH)
had gedronken en in welke hoeveelheden
en welke alcohol, soms bier (pyfko staat
er dan, ‘een biertje’, een witkaciaanse variatie
op het gangbare Poolse woord voor
bier: piwo). nπ5 (de π is afgeleid van pić = drinken) betekende:
‘vijf dagen niet gedronken’.
Even consequent
registreerde
hij hoeveel dagen hij
niet had gerookt, bijvoorbeeld
NP4 (van
palić = roken) betekende:
‘vier dagen
niet gerookt’. Naast
het gebruik van nicotine
en alcohol wordt
ook dat van meer
verdovende middelen
(cocaïne, peyote,
morfine, ether) specifiek
vermeld. Met
name veel baat beweert
Witkacy te hebben
bij het gebruik
van peyote, deze uit
een Mexicaanse cactus
verkregen drug. Meer
nog dan alcohol leverde peyote in de zin
van metafysische beleving een intensivering
van visuele en intellectuele ervaringen
op en verder had het een fenomenale uitwerking
op zijn fysieke mogelijkheden. Hij
kreeg er een snellere hand door, waardoor
hij automatische bewegingen maakte die
een mens onder normale omstandigheden
niet kon voortbrengen.
Een van de onaangename bijwerkingen
van het gebruik van alcohol is de ’s anderendaags
optredende ‘kater’. Een van Witkiewicz’
grootste ergernissen, in elk geval
op taalkundig gebied, was het ontbreken
van een adequaat Pools woord voor deze
miserabele gesteldheid. Het Poolse woord is
rechtstreeks afgeleid van het Duitse Katzenjammer:
kac. Witkacy (zou de gedeeltelijke
klankovereenkomst van invloed geweest bij
deze ergernis?) heeft veel moeite gedaan
om een nieuw woord te introduceren. Maar
zelfs het veelvuldig door hem gebezigde glątwa, dat van alle door hem voorgestelde
nieuwe woorden nog de meeste kans maakte,
is nooit een gangbare Poolse uitdrukking
geworden. Datzelfde geldt overigens
in onze taal voor de Nederlandse vertaling
ervan: ‘glonder’.
Er is al zoveel over die onzalige alcohol geschreven dat je er niet goed
van wordt als er in deze kwestie weer eens ‘de pen wordt opgenomen’,
zoals (overigens in negatieve zin) in een zeker interview Ferdynand
Goetel heeft gezegd. Wat te doen: iets dient over dit onderwerp te worden
gezegd als men in de loop van vijftien jaar ‘plenty’ hectoliters van
dit vocht heeft gedronken en enige kennis bezit over de zowel positieve
als negatieve effecten ervan.1
Ik ben voor absolute prohibitie, maar ik moet toegeven dat alcohol
soms, hoewel je uiteindelijk ook geheel zonder kunt, een heleboel zowel
innerlijke als ook uiterlijke misverstanden oplost. Wat mij betreft
mag hij, althans voorlopig, uitsluitend worden toegestaan aan kunstenaars
en literatoren die met absolute zekerheid weten dat zij in korte
tijd geheel kunnen ‘opbranden’ en onherroepelijk zonder de hulp van
alcohol niets waardevols zouden kunnen presteren. Maar dit probleem
ten aanzien van de onbelangrijkheid van de literatuur die in onze tijd
steeds meer op apegapen ligt (daarover elders uitgebreider) en het einde
van de kunst dat zelfs voor de grootste giganten van het optimisme geen
mythe2 meer is, verliest aan – reeds schijnbare – kwaadaardigheid. Wat
heeft iemand eraan en waarom zouden zelfs kunstenaars zich met verdovende
middelen moeten vergiftigen, als niemand op hun laatste formele
stuiptrekkingen zit te wachten. En op andere terreinen zorgt alcohol zo
niet onmiddellijk dan toch in de loop van al een paar jaar voor zulke
negatieve psychische effecten, dat de reactie van elk zichzelf respecterend
mens en elke zichzelf respecterende samenleving absolute (zelfs
het kleinste pintje uitgesloten!!) abstinentie en prohibitie zou moeten
zijn. En laten zogenaamde ‘gematigde’ (dat zijn de ergste) alcoholici ophouden over een toegenomen behoefte aan andere verdovende middelen,
over ‘het gezonde’ van kleine doses, over de noodzaak van het
gebruik van namaakproducten en meer van dat soort flauwekul. Op die
manier zou geen enkel groots idee ooit in praktijk zijn gebracht. Alleen
een haarscherpe probleemstelling door een kleine groep mensen maakt
een langzame filtering van veranderingen in de krachteloze lichamen
van samenlevingen mogelijk. Maar vervolgens kan alleen een georganiseerde
actie desnoods gedeeltelijk de goede gevolgen consolideren en
een geconcentreerd idee in desem oplossen, aanvankelijk zwak maar
waarvan de kracht onafgebroken zal groeien naarmate er voortdurend
en inspannend wordt gehandeld. Een met matiging geponeerde kwestie
is op voorhand gedoemd te mislukken. De wereld gaat schoksgewijs
vooruit (in bepaalde sferen respectievelijk achteruit) en zonder revolutie
in de breedste betekenis van het woord zouden we nog steeds in een
tijdperk van totemisme, magie en kannibalisme leven. Misschien dat
we gelukkiger zouden zijn geweest, wie weet? Maar als de samenleving
het individu nu eenmaal heeft geknecht, moet zij dat ook maar snel helemaal
doen. Het bedrieglijke tijdperk van democratische pseudovrijheden
loopt op zijn einde. Het begrip democratie was het laatste masker
voor zieltogende, oude, in staat van verval verkerende waarden. Daarom
ben ik van mening dat ook al is Europa op het gebied van zenuwen
behoorlijk geschokt en mismaakt uit de oorlog gekomen er, ondanks
de crisis die dat voor korte tijd zou kunnen veroorzaken, gestreefd zou
moeten worden naar volledige prohibitie op psychologisch vlak en niet
naar het fysiologische bewust maken van al zijn burgers. Zelfs als een nu
nog gematigd alcoholisme een schijnbaar positieve invloed kan hebben
op een pijnloze mechanisering van de mensheid, dan zal die dit moeten
bekopen met een depressie waarvan de gevolgen gedurende honderden
jaren zullen moeten worden bestreden, terwijl abstinentie kan worden
bereikt dankzij een eenmalige morele en fysieke schok van één generatie.
Het is een feit dat men bij het gebruik van alcohol op een gegeven
moment daden kan verrichten die zonder alcohol op dat bepaalde
moment onmogelijk zouden zijn. Het gaat erom of binnen het betreffende
vak of bij een bepaalde psychische structuur het de moeite waard is een
toekomstige ruïne te riskeren voor het achterwege blijven van daden
en werken, hetgeen uiteindelijk ook zou kunnen worden bereikt door
harder te werken en een grotere inspanning te leveren zonder die hulp.
Het lijkt erop dat de enige sfeer waarin dat probleem nog (let op dat ‘nog’)
de schijn van belangrijkheid heeft het artistieke en literaire scheppen is.
Want welbeschouwd zal het gegeven dat een ‘veelschrijver’ of ‘artistieke
nar’ (want zo moeten deze verdwijnende soort van ci-devants van
geestelijke werknemers in relatie tot de omvang van maatschappelijke
veranderingen genoemd worden) vroeg of laat aan zijn einde komt een
kleine troost of kommernis zijn, te meer daar wij nooit (in tegenstelling
tot andere sferen van het handelen) zullen kunnen voorzien wat hij nog
zou kunnen verrichten en of hij op het juiste moment aan zijn einde
is gekomen. Deze sfeer kenmerkt het fantastische van de psychologie,
onberekenbaarheid en zenuwachtigheid: hier komt het element van de
zogenaamde ‘inspiratie’ om de hoek kijken. Ik zeg dit zonder mijn ogen omhoog te richten, volkomen recht voor zijn raap: inspiratie is een feit en wel een feit dat in bepaalde opzichten even gewoon is als eten en
drinken. Alleen is het niet mogelijk precies de omstandigheden van het
ontstaan ervan te leren kennen: soms kan zelfs een enkel glaasje wodka
de oorzaak zijn van het scheppen van waarachtig grootse zaken als point
de déclenchement (hier hebben we geen Pools woord voor, en dat is
jammer). Alles hangt af van de afstand die er bestaat tussen een bepaald
leven en een zeker oeuvre. Ik wil alleen sommige mensen wijzen op het
volgende onaangename geval: men zou zichzelf als iemand van de korte
afstand kunnen beschouwen en na zich hartgrondig voortijdig te hebben
vernietigd zonder de zichzelf en anderen beloofde werken te hebben
vervaardigd, oog in oog kunnen staan met krankzinnige verlangens op
langere termijn en dan niet meer over voldoende kracht noch adequate
innerlijke organisatie beschikken om aan deze te voldoen. Inspiratie
doe je ook niet toevallig op, buiten bepaalde grenzen waarbinnen zij
zich uit zichzelf aandient. Als iemand in de ruimte die zich tussen deze
momenten bevindt het slechts op een pimpelen zet, achter de meiden aan
zit, de bioscoop of de dancing bezoekt, zal hij deze gave bijzonder snel
verkwanselen. Het enige wat kunstenaars en literatoren rest is het vullen
van momenten van creatieve leegheid met intellectuele arbeid. Maar
weinigen die dit vandaag de dag kunnen opbrengen. Zij, de arme stakkers,
vinden dat saai; zij amuseren zich liever; maar ver zullen ze op die manier
niet komen. Dat kun je al zien aan de vorige generatie, en die ‘allerjongsten’
verspillen, lijkt het wel, in een nog hoger tempo hun kracht, en alcohol is
hier met nicotine niet zonder reden van de partij. Maar genoeg over hen,
het is een uitstervend ras. Het had ook in wat mooier en machtiger vormen
kunnen uitsterven, maar ja, het is niet anders. Maar als het gaat om alle
andere activisten en werknemers, in hun geval moeten wij ons met alle
geweld tegen de alcohol verklaren. Ikzelf heb tot mijn dertigste vrijwel
niet gedronken. Later heb ik soms alcohol gebruikt bij het schrijven van
een eerste schets voor een toneelstuk. Ik heb beslist niet in staat van
dronkenschap geschreven, alleen als gevolg van de wens om in korte tijd
het geheel te schetsen moest ik mezelf sterken met een paar wodka’s,
gewoon om mezelf wat meer kracht te schenken. Mijn romans zijn in
weerwil van wat sommigen beweren compleet Narkotik- und Alkoholfrei.
Wel heb ik in staat van dronkenschap getekend, toegegeven, en niet alleen
in staat van dronkenschap, maar heb ik ook geëxperimenteerd met alle
bekende verdovende middelen en hoewel ik die gesteldheden als zodanig
niet erken, heb ik bij het maken van portretten juist in deze gesteldheden
op zeer kleine schaal dingen gedaan die ik zeker zonder dat nooit voor
elkaar zou hebben gekregen. Ik wil hierbij alleen wel opmerken dat ik deze
werken niet beschouw als voltooide kunstwerken, maar wel in hun soort
als iets volkomen anders. Het portret als zodanig is een psychologisch
spel met behulp van artistieke middelen, maar geen kunstwerk; dat zou
het uiteraard onder bepaalde voorwaarden wel kunnen zijn, zoals ook drie
appels op een servet of een stierengevecht. Maar genoeg hierover; het is
zo saai, ik denk erover me niet langer in te laten met kunst noch theorie.
Welnu, wie kent niet de vreemdheid van de eerste momenten van de kennismaking met alcohol. Ik zal hier nu een analyse van deze momenten achterwege laten, om niemand op een idee te brengen. Het tot alcoholisme vervallen vindt vele malen sneller plaats dan de gewenning aan nicotine. Ik was een heel erg beginnend dronkaard, toch kan ik erover meepraten. Alcohol werkt vele malen sterker dan nicotine, geeft zogenaamde ‘vleugels’ aan gedachten en gevoelens. Alles lijkt gemakkelijk en dichtbij, tot en met de moeilijkste dingen, het lijkt of reiken alleen volstaat. Een mens reikt en zelfs bij de eerste, tweede keer blijft er iets in zijn hand achter. Hij reikt voor de derde en de vierde maal en er blijft steeds minder achter. Maar de aardigheid van het gemakkelijk reiken is groot en zo ‘verreikt’ de mens zich snel, zodat er later niets meer voor hem over is, terwijl het reiken voortduurt en niet verder komt dan plannen maken. Alcoholici leven bij de gratie van plannen maken; ze houden op met het beoordelen van de objectieve resultaten van hun eigen schijninspanning. Want de inspanning is schijn en met elke keer van zich verlaten op de hulp van het ‘doorzichtige goedje’ verzwakt het vermogen om een werkelijke wilsdaad op te brengen, welke de basis kan vormen voor verdere actie. Alcohol vernietigt deze basis, waarbij hij de verslaafde gewent aan het vervangen van de authentieke wil door een prothese. Daar waar nicotine slechts een hulpmiddel is, drogeert, maar je uiteindelijk alles zelf moet doen, daar geeft alcohol de illusie van iets te scheppen en daarin ligt het grotere gevaar ervan. Het is echter alleen een illusie: hij stelt in staat het gegeven materiaal te combineren, maar schept geen nieuwe dingen, tenzij er technische kwesties aan de orde zijn, zoals een bepaalde geraffineerde beheersing van de handen (of andere ledematen) bij het maken van een snelle schets (en dat speciaal bij het tekenen volgens de natuur), het improviseren bijvoorbeeld op de piano, bij het biljartspel (kleine doseringen!!), bij geïmproviseerde dans en andere minder hoogstaande handelingen.
Maar onherroepelijk fataal
is hij overal waar het aankomt op opereren met begrippen. Hij
vergemakkelijkt verbindingen, hij kan helpen bij het ad hoc construeren van een humoristisch verhaal bijvoorbeeld, maar hij helpt niet waar een
capaciteit van hogere centra in het geding is, bij het componeren van
poëzie, toneelstukken en romans, ook al zijn de twee eerste fenomenen
kunstvormen en de derde niet: hun materiaal vormen begrippen.
Gevoelsmatige associaties volgen elkaar snel op en zonder al te veel
inspanning, en vaak laten zich uit hen, als uit materie, nog nuchter
hogere waarden destilleren, maar als het aankomt op het ‘concipiëren’
op zich, dan is de werking van alcohol een drogbeeld, met name voor
schizoïde types. Een pycnicus zal nog gemakkelijker uit de weg kunnen
met een cerebrale kortsluiting, vanwege de lagen lipoïden waarmee zijn
zenuwen en gangliën zijn bedekt. Maar zelfs voor een beginnende
‘schizio’ is alcohol fataal. Hij legt de zenuwen bloot die weliswaar
trillen en sidderen, doch als de onderdelen van een klepperende
rammelkast en niet met de gezonde polsslag van een machtige machine.
Maar het acute genot is groter: de alcohol verdrijft de saaiheid, dat
integraal deel van waarlijk grootse creativiteit, amuseert te veel met de
eigen daad van het scheppen en laat geen mogelijkheid voor controle
van de resultaten door een algemeen optimistische toon van het geheel
van het proces; dit geldt niet alleen voor het werk maar voor alles. Hij
staat namelijk niet toe de negatieve kanten te zien van geen enkel
verschijnsel, maakt een eventuele kritische houding onschadelijk,
gebiedt in verrukking te komen voor de schandelijkste flauwekul,
dwingt tot het zien van verholen constructies waar sprake is van
vuilnisbakkenchaos, desorganisatie en verrotting. Vandaar dat alcohol de
oorzaak is van het ontstaan van de zowel bij ons als in Rusland algemeen
verspreide psychologie van het ‘miskende genie’, wie weet wel als gevolg
van het overmatig gebruik van deze drank. Dit zijn allemaal, zou je
kunnen zeggen, positieve doch tijdelijke gevolgen van alcohol. Nicotine
geeft een zwakke reactie, alcohol een ronduit monstrueuze. Als een
voorlopig licht symptoom van abstinentie doet zich de volgende dag de
zogenaamde Katzenjammer voor ofwel in het Pools ‘glonder’. Aan de
hand daarvan kun je het eindstadium in de kiem zien, dat bij sommigen al
een jaar of twee optreedt sinds het moment dat men alcohol overmatig is
gaan gebruiken, afhankelijk van de kracht van het zenuwstelsel en andere
organen. Die gesteldheid moet worden overgoten met een nieuwe
dosering, zo niet onmiddellijk (wat in sommige gevallen, indien de
dosering niet te groot is en niet het begin van een nieuw slempen, gunstig
is), dan wel na enige tijd. Aangezien een dergelijke vergiftiging drie tot
vier dagen duurt en als gevolg daarvan zelfs na het verdwijnen van de
symptomen de karakteristieke verveling van alcoholici teweegbrengt:
alles lijkt niet je dat, de verre horizon is vernageld, het gevoel dat wat ook
maar wordt aangevangen moet eindigen in een nederlaag, verrot
pessimisme, de indruk dat het leven kort is, niets is de moeite waard om
aan te vangen – ach, wat zou het, dan leef ik maar vijf jaar minder en
kaboem – we nemen er nog een – gewoonlijk komt er dan iemand langs
die in eenzelfde staat verkeert, wat het beginnen van een nieuwe serie
aanzienlijk zal vergemakkelijken en daarmee basta: de betreffende
persoon bevindt zich reeds op een hellend vlak. Oude illusies keren terug:
het is helemaal niet zo slecht, vanaf morgen begin ik een nieuw leven, we
gaan immers niet meer drinken. Het was enkel de bedoeling datgene te
zien wat er zich op de bodem bevindt. Er bevindt zich daar nog iets, dus natuurlijk woedt en borrelt het onder invloed van wodka en het deint, en
de gewone regenplas van de alledaagsheid lijkt een dreigende, schitterende
zee en de erop drijvende afvalresten imiteren grote schepen die schatten
aanvoeren naar onbekende kusten. Maar weinigen zullen na drie beurten
stoppen. Voornamelijk (en dat is het type van de Russische dronkaard)
bereik je de absolute bodem, waarbij men zich niet tevreden stelt met het
woelen van het oppervlak van de eigen poel. Daar komt het inzicht tot
stand in de leegheid en de noodzaak van het verder slempen, tot aan het
volledige verlies van elke waardering, tot aan het verachtelijke, tragische
poedelen in de eigen mislukking, waarna de uiteindelijke tevredenheid
volgt. Sommigen drinken juist die ‘paar wodkaatjes’ en daarna doen ze
sowieso nog iets; dit is het type dat op de langere termijn gevaarlijker is,
het zijn kandidaten voor daagse alcoholici. Anderen gieten zich helemaal
vol en moeten een paar maanden, weken, vervolgens dagen pauzeren.
Maar uiteindelijk convergeren die twee ‘ontwikkelingslijnen’ zich naar
een gemeenschappelijke richting: de eersten vergroten hun dosis van een
‘paar wodkaatjes’ tot een twintig-, dertigtal en meer, terwijl de anderen de
intervallen van grotere zogenaamde ‘collisies’ verkleinen. Beiden dreigt
eenzelfde resultaat: idiotie, wilsuitval, onmacht, onvermogen om wat dan
ook te doen. Uiteraard zullen de optimisten tegen me zeggen dat ze een
‘oom’ hadden die als een kranig, rossig oud mannetje op de leeftijd van
tweeënnegentig jaar aan zijn einde is gekomen, die elke dag voor het
middageten en het avondeten een ‘literaatje’ vel ‘engelsje’ zuivere wodka
dronk, of een oma die zich van ’s morgens vroeg met ‘kruidendrankjes’
besprenkelde, ofwel om de twee uur een klein met een, overigens
onschadelijk, grassprietje gekleurd wodkaatje naar binnen goot. Hierop
zeg ik tegen deze lieden: uitzonderingen betekenen niets en het oude
mannetje zou misschien nog wel veel kraniger zijn geweest en oma zou
niet op de leeftijd van vijfentachtig jaar zijn gestorven, maar honderd jaar
zijn geworden. Oudere mensen beweren vaak dat ze te lang leven: dus
misschien zou het beter zijn als ze zopen? Wie weet? Ik ga hier nu niet in
op deze neo-pseudo-malthusiaanse problemen. In Australië eet men oude
mensen en overtollige kinderen op als gevolg van het nomaden- en
daklozenleven van de door degeneratie uitstervende volkeren aldaar.
Ethiek is een relatieve kwestie: ze komt neer op de verhouding van het
individu tot een maatschappelijke groep die afhangt van duizend variabele
factoren. En trouwens, het principe van de onschadelijkheid van alcohol
is alleen van toepassing op ultra-pyknici en kan niet in aanmerking
worden genomen als het gaat om de tonus en polsslag van de hele
samenleving, ondanks het feit dat volgens mij de pyknici in de algehele
ontwikkeling de bovenhand krijgen boven de in verval rakende schizoïde
types die hun perihelium tegen het einde van de achttiende eeuw zijn
gepasseerd. Lees sowieso Kretschmer, beste lezers, dat zal jullie
goeddoen, hoewel een zekere criticus, dhr. Furmański, de voorkeur geeft
aan en zelfs een lans breekt voor De wildevrouw (ik weet niet eens van
wie dat is), na het lezen van mijn roman die als nevendoel het aanzetten
van de goegemeente tot een grotere overintellectualisering van zelfs de
alledaagse dag zou moeten hebben.
Welnu, terug naar de alcohol: alcohol is saai. Dat weten zij die ook
maar in lichte mate zijn begonnen met overmatig gebruiken. Het geeft aanvankelijk de illusie van oneindige ruimten van de geest die met
behulp ervan kunnen worden bereikt. (Nicotine is ook saai, maar die
belooft tenminste bijna niks.) Het lijkt na de eerste glaasjes (sowieso in
het leven en vervolgens aan het begin van elke popojka3) alsof alcohol
ongelooflijke innovatieve eigenschappen bezit. Alleen het gemak van
combineren van bekende elementen geeft de onervaren dronkenman
die illusie. En als hij erachter komt dat hij bedrogen is, is het vaak al
te laat om weer terug te keren van het eenmaal ingeslagen pad. Met
wanhoop in het hart jaagt hij verder over het hellend vlak van zijn
nederlaag, waarbij hij zijn angst voor verdwazing en die specifieke
zwaarmoedigheid van abstinentie met nieuwe doses ‘vuurwater’ begiet
en ondertussen de dosering verhoogt in een poging terug te keren naar
die eerste momenten van extase. Tevergeefs. Zoals elk verdovend
middel of excitant kent alcohol zijn grenzen. Behalve een zekere dosis
geeft hij al niet meer die momenten van de eerste roes, waarmee hij de
ongelukkige in zijn, zoals dat in de volksmond heet, schatkamers van
twijfelachtige waarde binnentrok. Er komt een einde aan de opwinding:
de wanhoop kan uitsluitend overwonnen worden door verdwazing.
Maar zelfs ten tijde van zijn grootste ‘interessanterigheid’ kan alcohol
de oorzaak zijn voor een volledige vervorming van het leven, van het
op een lokaal zijspoor of zelfs dood spoor zetten, direct achter het
beginstation en dat onafhankelijk van de slechte uitkomsten op langere
termijn, alleen als gevolg van het aan de bedwelmde in een volkomen
vals licht tonen van zijn gevoelens, ervaringen en mensen (wat vooral
geldt voor vrouwen). En vaak heeft zo’n van de weg raken onder invloed
van het tijdelijke effect van C2H5OH later betekenis voor het hele leven en
kan leiden tot een verder programmatisch alcoholisme als enig middel
om de klappen van het lot op te vangen, om nog maar te zwijgen van de
vreselijke ruzies, moordpartijen, enzovoort, zaken waarover al zoveel
is geschreven. Maar dat zijn finale of uitzonderlijke verschijnselen. Mij
gaat het alleen om het belichten van de beginselen zelf van de verslaving
waarin zij verstopt zitten en het tonen van deze ‘glonderige’ gesteldheden
waarin we ze in de kiem kunnen observeren. Eenmalig dronken worden
en vooral de daaropvolgende ‘glonder’ zijn vaak een weerspiegeling in
miniatuur van dat hele later hopeloos verprutste leven.
We gaan verder: slechts tot op zekere hoogte prikkelt alcohol de
verbeelding en vormt schijnbaar nieuwe combinaties van begrippen,
produceert een fluïdum van empathie tussen in wezen onverenigbare
types en vergemakkelijkt de gevoelsmatige overeenstemming, daarbij
tijdens de werking gesprekken en belevenissen tot op de rand van extase
versterkend. Altijd na het ontwaken uit extase en met name tijdens de
daarna onvermijdelijk optredende ‘glonder’ ziet men de waardeloosheid
van beleefde toestanden en gesproken woorden; helaas is het vaak te
laat om een en ander nog terug te draaien en drinkt men daarna opnieuw
om een terugkeer te bewerkstelligen naar het ‘kunstmatig paradijs’
waarin het gevoel van de zinloosheid van de kosmos verdwijnt en alles
noodzakelijk lijkt in zijn volmaaktheid als door middel van een
algemene formele conceptie verbonden elementen van een heus kunstwerk. Deze illusoire vorm krijgt de amorfe brij van het leven vaak aangereikt van een bedrieglijke trooster: de alcohol. Deze vorm trekt met de
damp van spiritus als een nevel op, ofschoon hij nog maar een paar uur daarvoor
het voorkomen had van een constructie van gewapend beton: de werkelijkheid
spert zijn geleiachtige, stinkende muil naar ons open en staart ons aan met zijn
spottende, door de wilde wanhoop van het bedrog uitgelopen ogen; dat alles
gekarakteriseerd tot monsterachtigheid onder invloed van algehele ontwaarding
en innerlijke verrimpeling als gevolg van een postalcoholische ‘glonder’. Maar
aanvankelijk is met behulp van grotere doseringen van het gif een terugkeer
naar de oude extase nog altijd mogelijk en kan men een desnoods armzalige
illusie van het leven hebben. Van ‘popojka’s’ blijven echter herinneringen over
aan een betere wereld, hoewel het ten tijde van abstinentie steeds moeilijker
wordt uitkomsten van een zogenaamde ‘hoge vlucht’ naar een voorwaar
onaardse perfectie te verwerkelijken. Tegenzin, woede om het minste of
geringste, het rottige behandelen van de naasten en meest welwillenden, ja zelfs
de meest geliefde mensen, het onvermogen om de aandacht vast te houden, het
voortdurend zoeken naar onverschillig welk gezelschap, zure en bittere onrust,
slapeloosheid ’s nachts en een zware slaap in de ochtend, waaruit het maar
moeilijk is wakker te worden, in plaats van de blijdschap om het wakker worden
vrees voor het leven, afname van zowel civiele als militaire moed en een
ondraaglijke zwaarte in het hoofd bij elke intellectuele inspanning: ziedaar de
eerste symptomen (voorlopig nog zwakke) van een naderend einde van de
eerste akte van het treurspel. Dan kun je nog zonder al te veel inspanning terug.
Maar wie weet die op te brengen. Op dat punt zijn het allemaal uilskuikens, de
verstandigsten onder jullie: zelfs de aanblik van een uitgegroeide lever maakt
jullie nog niet eens bang. Zulke symptomen dienen ‘overgoten’ te worden, dat
is jullie enige uitweg. Maar later (die eerste periode is individueel wat lengte
betreft: bij de een kan ze een jaar duren, bij de ander twintig) komt de tijd dat
een dosis alcohol die het organisme zonder sterke vergiftiging aankan niet
langer volstaat om de hierboven genoemde staten te overwinnen. Erger nog: na
een korte tijd waarin symptomen van alcoholische saaiheid optreden en die zo
tragisch is voor de echte, waarlijk aan zijn geliefde vocht gehechte alcoholicus
(hij voelt zich dan op zijn minst als een bedrogen minnares) treedt een periode
in van versterking van kwalijke gesteldheden onder invloed van een overmatig
gebruik van C2H5OH. Het is de tijd waarin men onvoorwaardelijk zou moeten
stoppen met drinken, aangezien in het geval van een verder voortploeteren in
zijn verslaving niet alleen een steeds slechtere ‘glonder’ en leed van geringere
aard voor de omgeving dreigen, maar ook strafrechtelijke verantwoordelijkheid
voor verschillende, niet alleen morele, beschadigingen van diezelfde omgeving.
Dan begint de periode van de woede: de alcohol heeft de bodem bereikt, maar
op de bodem zien we slechts een door het voortdurend op eigen vermogen
terend leven gecreëerde leegte, een systematisch overgoten verval van de geest
en het volkomen vertrouwen op een oplossing van deze problemen door middel
van ‘een paar wodkaatjes’. Een alcoholicus wordt al kwaad van een paar
glaasjes. Eerdere ‘cordiale’ belevenissen alsook een idealisering van mens en
wereld onder invloed van het met een afgrijselijk goedje begieten van de
gangliën zijn verdwenen. Al wat kwalijk is komt naar boven uit de mens die
immers slechts een gedresseerd rund is en niet meer dan dat. De rol van temmer
wordt gespeeld door de samenleving die zelfs in weerwil van haar verreikende
instincten (het is een creatie die sinds mensenheugenis haar formele instincten
bezit, te beginnen bij het tijdperk van totemistische clans) een gematigd alcoholisme tolereert voor ambulante doelen van bevrediging van
metafysisch-runderachtige gesteldheden van haar ‘burgers’. En dus
veranderen vrienden in vijanden, wier slechte behandeling begint met
het hun zeggen van zogenaamde ‘bittere waarheden’, welke hun voor
eigen bestwil alleen een mordicus dronkaard niet zal besparen, die
schijnbare verdediger van de waarheid en vijand van elk mogelijk
zelfbedrog, hij die tot over zijn oren bedrogen wordt door zijn verslaving,
dat onzalig restant van een mens dat het recht niet heeft een nuchter
individu in de ogen te kijken. De heiligste gevoelens veranderen in
symbolen van teloorgang, hij spaart zijn naasten niet en zelfs die worden
voor hem de belangrijkste oorzaken van zijn ongeluk en ontbinding.
Dus vooral lijden vaak (niet altijd) van de prins geen kwaad wetende
vrouwen. Hij behandelt hen honds, tot slaan (en slachten) aan toe,
overtuigd als hij is van zijn onvoorwaardelijke superioriteit. En daarna
komt de samenleving die een ‘grote individualist’ heeft vermoord. En
dat soort symptomen doet zich niet alleen bij armoedzaaiers voor, maar
ook aan de top van de samenleving, zelfs bij objectieve voorspoed. Want
aan alcohol ontsproten megalomanie en egoïsme kennen geen grenzen
van verzadiging. Het dorpshoofd van een klein dorp zal zijn heerszucht
niet bevredigen voordat hij op zijn minst een Siamese koning is, een
onbeduidende veelschrijver moet en zal een grote en over de hele wereld
beroemde auteur worden, het eerste het beste officiertje een groot leider
na wiens stamp met de laars miljoenen mensen de dood zullen vinden,
een klein uitbatertje een grote transactor van de hypermammon die dan
pas de mensheid onder zijn weldaden zal bedelven. De wereld is te klein
voor zo’n meneer. Hij zou alles op willen vreten, alles uit willen kotsen
en nog een keer op willen vreten, en in plaats van tanden in zijn muil
heeft hij slechts een walgelijke tong en giftig speeksel waarmee hij uit
afgunst alles bespuugt wat tot voor kort nog heilig voor hem kon zijn en
vandaag de dag slechts het object is van de ongezonde lust van een
impotente geblaseerde. De nietigste symptomen van soortgelijke aard
die men kan tegenkomen in de smerigste kroegen op de hoek (per se op
de hoek; kroegen houden van hoeken) tot en met de paleizen en plaatsen
van samenkomst van de allergrootste mogols en hoge pieten die het in
een bepaald land voor het zeggen hebben, zouden het definitieve signaal
moeten zijn voor de alcoholicus om onherroepelijk te stoppen met
drinken en zich via een foltering van enkele maanden abstinentie uit de
tentakels van een hem leegzuigende poliep te bevrijden. Maar hij kent
maar één redding: zich teut zuipen met een volledige afstomping tot
gevolg, voor zover de officier van justitie niet in een eerder stadium bij
hem heeft aangeklopt. En dan is het einde daar. Geheel genezen kan zo’n
vod zelfs nog onschadelijk leven (hij zal niets goeds noch kwaads
kunnen presteren), hij is inmiddels een volslagen slapjanus, of hij moet
kunstenaar (brrr!) zijn. Dan kan hij nog op de puinhopen van zijn
persoonlijkheid zijn laatste meeslepende sprong naar het niets maken.
Maar er zijn kunstenaars die in creatief opzicht ten onder gaan en je hebt
er die juist alleen hun eigen nietigheid verdrinken, afgezien van het
vreemde soort van hen die zichzelf als mensen in samenhang met hun
creativiteit creëren.
Wat de arbeidsproductiviteit betreft tijdens de alcoholisatie, deze zal
aanvankelijk beslist hoger zijn. Maar alcohol doet vele malen meer een beroep op het zenuwstelsel dan nicotine en de reactie die op een dergelijk
beroep volgt zal zo groot zijn, dat hij op langere termijn absoluut niet loont.
Er bestaan vele andere middelen die in geval van een schielijke behoefte
aan het binnen afzienbare tijd verrichten van een plotselinge en een
zwaar maatschappelijke en zelfs fysieke inspanning verlangende arbeid
het verschrikkelijke, transparante vocht volledig kunnen vervangen
zonder vervolgens een ineenstorting van vermoeide centra tot stand te
brengen en vooral zonder gewenning te veroorzaken: cola (en meer in het
bijzonder bij een combinatie van fysieke en verstandelijke inspanning),
strychnine en bovenal glycerofosfaat ofwel fosfiet. Al deze middelen
heeft de schrijver persoonlijk uitgeprobeerd met voortreffelijk resultaat.
Ze zijn op een onschuldige manier prikkelend en fosforpreparaten
voeden zonder meer de door het werk fosforarme gangliën zonder dat
enige opwinding wordt veroorzaakt. Uiteraard zal een gestaag gebruik
ervan ook leiden tot negatieve gevolgen: het onvermogen om zonder
uitwendige prikkel enige inspanning te verrichten. We hebben het hier
over acute gevallen, waaruit men zich met minimale schade voor het
organisme dient te redden. De hierboven genoemde specifica worden
ook aanbevolen voor mensen die van het roken en drinken proberen af te
komen. Het ‘met alcohol’ werken is een roofbouweconomie voor kortere
tijd en het daarna optredende onvermogen om zonder uitwendige prikkel
een inspanning te leveren wreekt zich op een verschrikkelijke manier
en wikkelt de ongelukkige werknemer die de meest fundamentele wet
van het functioneren van zijn machine wil bedotten in die vicieuze
cirkel waaruit geen andere uitweg meer is dan het zich lam of erger nog
krankzinnig zuipen. Een staat van krankzinnigheid die naar het schijnt in
ontwikkelde vorm behoorlijk onaangenaam is, kan men observeren in een
elegant uitgevoerde miniatuurversie bij een desnoods licht ‘glondertje’
na een kleine, alleraardigste ‘popojka’. Dat trillen van het ganse lichaam
waarvan niet bekend is of het wel bij het lichaam zal ophouden, dat zijn
eerder trillinkjes van de ziel die niet in staat is de gedislokeerde delen te
verzamelen, het onvermogen om te spreken: geprevel zonder kop of staart
waarvoor een mens zich, met een pijnlijke blik om zich heen spiedend,
quasi redding zoekend in de ongevoelige wereld rondom hem, geneert.
Een ongedefinieerde angst voor bepaalde monsterlijke nederlagen die
achter elke winkel (per se winkel, er zit iets demonisch in de winkel van
een huis, nietwaar?) op de loer ligt en die dat specifieke om zich heen
en achterom kijken oproept en een doodse uitdrukking van radeloze
bevangenheid. Een onrust die ongecoördineerde bewegingen opwekt:
dat karakteristieke ongecoördineerd zwalken en het onmiddellijke
ineenzakken met het gevoel dat er nergens vandaan redding valt te
verwachten of het moest van een nieuwe dosis alcohol zijn of van
kalmeringsmiddelen die immers bij langer gebruik (zelfs bij de meest
onschuldige zoals valeriaan, bromural enzovoort) een onophoudelijke
verdwazing oproepen en wanneer men met het gebruik ervan stopt:
onrust en slapeloosheid waarvoor geen redding is of het moest opname
in een inrichting zijn die niet iedereen zich kan permitteren. Op basis
van de hierboven beschreven symptomen is de gesteldheid al zichtbaar
waarin de alcoholicus zich zou bevinden wanneer hij zou stoppen met
drinken: zichtbaar uiteraard in ongelooflijke verkleining. Het is om
bang van te worden als je een alcoholicus ziet die systematisch deze elk moment aanwakkerende stand van zaken begiet en die als het ware
continu boven een afgrond van de meest afgrijselijke, met een dun laagje
nietige damp van alcoholische illusies bedekte geestestoestanden leeft.
Maar een specifieke lichtzinnigheid die een langer gebruik van alcohol
bovenhaalt, verhindert hem dat kleverige net te ontwarren waaromheen
hij zorgeloos kringelt als een regenboogvliegje in de warme stralen van
de augustus(per se augustus, anders komen we nergens)zon en waarin
hij vroeg of laat zal moeten vliegen om tot het einde van zijn leven soms
krachteloos te spartelen in de schijnbaar lichte, maar in wezen sterkere
dan stalen lijnen strengen ervan. Het verschrikkelijkste in nicotine en
alcohol is dat subtiele, verraderlijke omsingelen van het slachtoffer dat
zich misleid door een langere periode van schijnbare vrijheid verheugt
over nieuwe indrukken en een façade van kracht, zonder acht te slaan
op de karakteristieke waarschuwingssymptomen van een ‘glonder’ en
zonder te voelen dat de cirkel steeds nauwer wordt en de eindeloze
horizonten die het gif ogenschijnlijk ontsluit zich samentrekken tot een
zwart stinkend hol waarin waanzin en ontbinding op de loer liggen. En
dan is daar plotseling het besef van het gevaar van de situatie wanneer
het voornamelijk al te laat is. Waarna we opgescheept zitten met die
duizenden of miljoenen mensen die alleen maar hun leven tot het einde
toe ‘afleven’ zonder in wezen te geloven in de zin ervan noch in de zin
van het eigen werk en de valse voornemens om zich te beteren. Een
samenleving waarin die psychose van het provisorium heerst en die
zelfs de mensen die niet door welk gif dan ook vergiftigd zijn deelachtig
wordt, heeft geen enkele toekomst voor zich. Opgevoed in een dergelijke
atmosfeer zullen zelfs gezonde individuen zich eraan overgeven en niet
geschikt blijken voor het leven.
Voor mensen die aanhoudend alcohol gebruiken, in kleine hoeveelheden,
is het moeilijk om helemaal te stoppen met drinken, maar des
te moeilijker is het voor de zogenaamde Quartalsäufer, de periodieke
drinkers, die van tijd tot tijd de noodzakelijke behoefte krijgen om zich
helemaal lam te zuipen, zapoja noemen de Russen dat. Ik ben voor een
abrupt, onherroepelijk stoppen. Al die geleidelijke ontwenningen zijn
slechts een vorm van door ongelukkige zielen die de kracht missen om
categorisch een kwestie te stellen gepleegd zelfbedrog. Een chronische
alcoholicus heeft er minder moeite mee. Een periodieke zou gedurende
zo’n aanval bij het begin van de strijd alle voedzame (fosfieten) en
zelfs licht kalmerende (valeriaan, bromural enzovoort) middelen moeten
accumuleren: het doel heiligt die kleine momenten van overmaat.
Maar vooral moet hij absoluut, indien hij rookt, tegelijkertijd stoppen
met roken. Symptomen van abstinentie bij het afzien van nicotine helpen
voortreffelijk tegen haar onvergelijkbaar machtigere collega, waarbij een
extra motortje wordt aangemaakt voor het creëren van de wil. Sowieso
zouden alle programmatische innerlijke zowel als uiterlijke veranderingen
bij mensen die roken en drinken moeten beginnen bij het afzien van
deze twee schadelijkste, want meest verbreide en in lichtste mate overheersende
verdovende middelen. Een volledige overgave aan cocaïne
of morfine kan zich alleen de hoogste aristocratie onder de dégénérés
veroorloven. Dat zijn tot op zekere hoogte lieden die toch al verloren
zijn. Uiteraard dient de strijd tegen deze specifica net zo meedogenloos
gevoerd te worden als die tegen tabak en alcohol, aangezien ze bij een verdere degeneratie van de mensheid gedemocratiseerd worden en het
object worden van een al even dagelijks gebruik als ‘een sigaretje’ en
‘een wodkaatje’, die twee schijnbare onschuldige ingénues die onder hun
maskers van prettige meisjes waffels van de meest verboden prostituees
verbergen. Een klein beetje grappig vind ik het alomvattend kabaal wel
dat rond de aristocratische ‘witte waanzin’ wordt veroorzaakt tegenover
de eindeloze (vooral bij ons, zo lijkt het) toename van winkels met uitnodigende
etalages, waarin volkomen straffeloos de twee afgrijselijkste
giften worden verkocht die niet alleen een handvol uitstervende onderblijfsels,
maar de gehele samenleving en haar meest waardevolle kern
waaruit Nieuw Leven moet groeien naar de ondergang leiden. De strijd
die ik hier aanvang en waarbij ik me baseer op eigen trieste ervaringen,
in de hoop op betering van mijzelf en diegenen die naar me luisteren, kan
alleen dan effectief zijn indien een machtige organisatie hierachter gaat
staan en de staat deze ondersteunt in plaats van het overgrote deel van
zijn inkomsten te laten afhangen van het langzaam vergiftigen van zijn
burgers. Misschien dat onder invloed van deze woorden een paar anderszins
waardevolle rokers en dronkaards ophouden met roken en drinken
tot het einde van hun leven, maar het opvoeden van volgende gezonde
generaties zal alleen mogelijk zijn bij invoering van een onvoorwaardelijke
prohibitie van tabak en alcohol. I have spoken. Nog één ding: een
dronkaard die stopt met drinken zou zich categorisch zelfs ook maar een
zogenaamd ‘wijntje’ of ‘biertje’ of ‘portertje’ moeten verbieden. Einde –
Schluss. Zelf ben ik alleen vanwege de smaak stapelgek op bier, maar ik
kan u mededelen dat ooit een glas porter de oorzaak is geweest van de
ondergang van de schrijver na veertien maanden volledige abstinentie.
Alleen een echte titan van de wil kan zich smaakpretjes veroorloven op
het gebied van spiritualiën. Het is een hellend vlak waarover men heel
makkelijk tot op de ‘bodem van de ellende’ kan afglijden, zeker als men
in die richting over bepaalde predisposities beschikt, aangezien elke slok
niet alleen naar meer smaakt (ook al heeft men van de smaak van wodka
alleen al een afkeer, zoals bijvoorbeeld de schrijver), maar ook het
bewustzijn helaas steeds kleiner wordt: er volgt afremming, een specifieke
stemming van ‘de laatste keer’ die zo aangenaam is voor schizoïde
types die maar wat graag in het verwijl leven tussen plan en uitvoering,
tussen afkeer en begeerte, op de uiterste grens van de vervulling van de
wezenlijkste verlangens. Anders vergaat het de ‘pycnici’, maar ook hun
bekomt het niet. À propos: een zekere criticus van mijn roman klaagde
over een te grote hoeveelheid psychiatrische termen die ik gebruik. Welnu,
ik dacht dat ik erin zou slagen hem (en ook anderen) te interesseren
voor zaken die ze niet kennen, maar die ze wel zouden moeten leren
kennen. Voor mij is het een schandaal dat het schitterende, baanbrekende
werk van Kretschmer Körperbau und Charakter, zoals nog zovele
andere waardevolle boeken, tot nu toe niet in het Pools is vertaald. De
Russen hebben daarentegen alles wat waardevol is in de wereld in hun
eigen taal. Het is iets om de faliekante kolder van te krijgen, als iemand
iets zou moeten weten en hij is een verklaarde nitwit zoals het merendeel
van onze intelli- en pseudo-intelligentsia.
Een klein college over de theorie van Kretschmer tot besluit. (Opgelet:
sommigen zullen me verwijten dat niet alle types aan bod komen,
dat het onzorgvuldig is enzovoort, en zullen het vervolgens volkomen verwerpen. Dat is de eerste stap op weg naar classificatie en als iedereen
altijd zo veeleisend zou zijn geweest, zou de mensheid nooit een stap
vooruit hebben gezet. Maar onze intellectuelen zijn bijzonder veeleisend,
alleen niet ten aanzien van zichzelf. Leer en praat daarna zoveel
jullie willen. Te geleerde artikelen, te geleerde toneelstukken, te geleerde
romans. Alles is voor hen te geleerd, omdat ze niets willen leren, potverdikkeme.
Neem bijvoorbeeld de hoeveelheid populariserende werken in
Duitsland. Daar weet de eerste de beste arbeider meer dan menige pijler
van de kritiek bij ons. En met dat voortdurende verlagen van het niveau
naar de smaak van een doorsneepubliek van een zeker tijdperk voeden
jullie hele generaties onbenullen op, voor wie ook De Wildevrouw te geleerd zal zijn. Wat er met onze
literatuur en theater gebeurt is
een schandaal. Ik stel mezelf
allerminst voor als het laatste
ideaal van een geleerde, maar
ik kan zeggen dat ik vrijwel
alles heb gedaan om me op
een zo hoog mogelijk geestelijk
niveau te kunnen handhaven.
En dat kunnen sommige
zogenaamde ‘pijlers’ niet zeggen.
Het kan zijn dat mijn filosofie
in bepaalde opzichten
onjuist zal blijken. Een gedegen
kritiek zal dat uitwijzen.
Maar zelfs in dwalende uiteenzettingen
van problemen
van schrijvende mensen met
desnoods alleen een zeker begrip
van het wezen van fundamentele
filosofische problemen
kunnen zich mogelijkheden
openbaren van ware
uitvindingen voor anderen die
in staat zijn een uitweg te vinden
uit de door die anderen
aangegeven moeilijkheden.)
Wel, Kretschmers stellingen zijn de volgende: de mensheid kan men
in principe verdelen in twee types wier psyche nauw verbonden is met
de bouw van het lichaam. Elk type heeft zijn twee vrijwel tegengestelde
polen. Dit volstaat voor een algehele classificatie voorlopig absoluut.
(Kretschmers tweede stelling is de volgende: hij beschouwt het
gekkenhuis als een vergrootglas waardoor men naar een maatschappij
van normale mensen kan kijken en daar alle menselijke types kan zien
die zich daar binnen hun allerlaatste mogelijkheden tot een volkomen
karikatuur hebben ontwikkeld.) En dus zijn daar: de asthe–nicus, lange,
stengelachtige hals, driehoekig profiel, ingevallen borst, lange ledematen,
dikke botten en verbindingen, slanke bouw. Psychisch type: de
schizoïde; ultiem ontwikkeld: schizofrenie; dissociatie van de identiteit,
een zich afkeren van het leven; gespletenheid; tegengestelde verlangens.
Fanatisme, formalisme. Polaire types: overgevoeligheid en onverschilligheid.
Kunstenaars, godsdienststichters, ontevreden, onverzadigde
mensen, metafysici, grote verscheidenheid. Kortsluitingen. Plotselinge
stemmingswisselingen. Meedogenloosheid. Geslotenheid. Gebrek aan
sterke gevoelens.
Pyknici: korte hals, het hoofd laag liggend richting borstkas, corpulent, stevig, smalle polsen, kleine ledematen, goed afgewerkt profiel. Psychisch type: de cycloïde; ultiem ontwikkeld: cyclothymie; circulaire psychose van manie tot melancholie en terug. Zakenlieden, organisatoren, mensen die neigen naar compromissen, verzoenen van tegenstellingen. Opgewekt karakter.
Een open houding tegenover het leven.
Doesja na razpasjkoe4 en dergelijke. Polen: een opgewonden maniak en
melancholicus. Constant humeur: een milde veranderlijkheid voor langere
perioden. Grote vreugde en groot verdriet. Gevoeligheid. Daarbij
komen nog de types: atletisch en dysplastisch en hun combinaties met
de voorafgaande.
Misschien vat ik het niet nauwkeurig samen. Ik heb dit boek één keer
gelezen, maar ik ga het zeker nog een keer lezen. Dit boek geeft een
volkomen nieuwe houding ten opzichte van jezelf en anderen. Het zou
absoluut door iedereen gelezen moeten worden. Misschien dat alleen
musici er als zodanig niets aan zullen hebben, maar in het leven zou het
ook hun weleens van pas kunnen komen.
Vertaling Karol Lesman