De overwinning op de zon. Победа над солнцем.
Amsterdam, Pegasus & Stichting Slavische Literatuur,
2013,109 p. (Slavische Cahiers 18).Vertaling en inleiding Willem
Weststeijn.
Bij westerlingen die gek zijn op Russische literatuur
is het futurisme minder bekend. Het symbolisme
en het acmeïsme zijn veel beter vertegenwoordigd
via vertalingen. Er zijn bundels en
losse vertalingen van de symbolistische dichters
Aleksander Blok, Andrej Belyj, Zinaida Gippius
of Konstantin Balmont, en van de acmeïsten Goemiljov,
Achmatova, Mandelstam. Ook de futurist
Majakovski is meer dan goed vertegenwoordigd
(dankzij de voortreffelijke vertalingen van Marko
Fondse) en Chlebnikov, zonder twijfel de meest
veeleisende voor de vertaler, heeft verscheidene
bundels (dit is de grote verdienste van Professor
Weststeijn).
Nummer 18 van de serie Slavische Cahiers
wil die witte vlek invullen. De uitgave brengt een
vertaling van de opera De overwinning op de zon,
die in 1913 in Rusland twee keer werd opgevoerd.
Het is een van die literaire projecten waar verschillende
kunstenaars aan meegewerkt hebben en die
als een mijlpaal in de Russische literatuur mogen
worden beschouwd. Het libretto werd geschreven
door Aleksej Kroetsjonch en Viktor Chlebnikov
(proloog), de kostuums werden ontworpen door
Kazimir Malevitsj en de muziek werd geschreven
door Michail Matjoesjin.
De opvoeringen waren niet echt een succes,
daarvoor was het stuk/de opera te vernieuwend, te
iconoclastisch en te futuristisch. Van tijdgenoten
zijn allerlei getuigenissen bewaard waaruit blijkt
dat het kunstwerk snel in elkaar gestoken was, niet
voldoende gerepeteerd werd, zwakke muzikanten
had, enzovoort, maar desalniettemin blijft het een
mooi tegengeluid tegen het in 1913 triomfalistisch
gevierde jubileum van 300 jaar Romanovs – de
heersende tsaar Nicolaas II was helemaal gefascineerd
door de figuur van de tweede
Romanov
(Aleksej Michajlovitsj, de vader van Peter I) en de
cultuur van het pre-petrinische Rusland. Dat gedweep
met het al lang ten grave gedragen verleden
en die wereldvreemdheid zullen hem vier jaar later
duur te staan komen.
Over de inhoud van Over de inhoud van de opera, de taal en de stijl
is heel wat te doen geweest, ook naar aanleiding
van een nieuwe opvoering bij de opening van de
grote tentoonstelling over Malevitsj in Amsterdam
(herfst 2013), maar één ding is duidelijk : dit is een
knotsgekke tekst die heel wat inlevingsvermogen
vraagt, maar wel een goed idee geeft van waar de
kunstenaars vlak voor de Eerste Wereldoorlog mee
bezig waren. Het valt alleen maar te betreuren dat
aan al die originele experimenten op brutale wijze
een eind werk gemaakt door de komst van de bolsjevieken
die in artistiek opzicht uiterst conservatief
waren, in plaats van de op de toekomst gerichte
kunstenaars voor hun kar te spannen. Alleen al de
invulling van het woord zon, waarop blijkbaar een
overwinning behaald moest worden, is een uitdagende
denkoefening : staat zon voor natuur (de
overwinning van de techniek, van de mens op de
harde wetten van de natuur?) of eerder voor het
verrotte maatschappelijke bestel (waartegen gevochten
moest worden – daar waren zo goed als alle grote kunstenaars van die tijd het over eens) of
misschien wel voor de tsaar? Wie bereid is literairhistorische
empathie aan de dag te leggen, ontdekt
een fascinerende tekst.
Deze uitgave is bovendien ook qua vormgeving
een pareltje: er staan prachtige illustraties
in (kostuumontwerpen voor de opvoeringen in
1913), de Russische tekst staat parallel naast de
Nederlandse vertaling en achterin krijgen we ook
nog eens een facsimile van de originele editie. Dit
wordt beslist een collector’s item. De tekst stelt
hoge eisen aan de vertaler. Willem Weststeijn heeft
zich voortreffelijk gekweten van deze allesbehalve
gemakkelijke opgave en verdient daarvoor een
pluim (leuke neologismen, bijvoorbeeld gebeuring,
gebeursel). Zijn uitvoerig voorwoord bij de
uitgave over de geschiedenis van het futurisme,
waarin heel de ontstaansgeschiedenis en receptie
van de opera uit de doeken wordt gedaan, is een
welgekomen inleiding op deze periode en kunststroming.
Over één detail ben ik het met de vertaler
niet eens: in de proloog van Viktor Chlebnikov
(het stokpaardje van de vertaler, maar in deze
context kunnen we beter spreken van ‘de dada van
de vertaler’) komt het woord boedetljanin voor, de
mooiste vondst van de futuristen om zichzelf aan te
duiden. ‘Boedet’ = zal zijn, ‘ljanin’ is een suffix dat
verwijst naar een inwoner (bijvoorbeeld kiëvljanin
= inwoner van Kiëv). Dit schitterende woord blijft
onvertaald staan en wordt tussen haakjes ‘De mens
van de toekomst’, maar dit is geen vertaling. Ik
heb Professor Weststeijn al eens het neologisme
‘toekomstenaar’ gesuggereerd, maar het vindt
blijkbaar geen genade in zijn ogen, alhoewel het
mijns inziens de enig mogelijke adequate vertaling
is: het verwijst naar de toekomst, het verwijst naar
een mens (suffix -naar, bijvoorbeeld geweldenaar,
redenaar), maar ook naar een inwoner (Utrechtenaar,
Amsterdammenaar – zo werd lang geleden een
Amsterdammer genoemd) en bovendien roept het
meteen de associatie met kunstenaar op. Dan heb
je toch alle ingrediënten in één woord. Willem
Weststeijns voorstel ‘toekomstiger’ is veel minder
geslaagd. Maar dit is een klein schoonheidsfoutje in
een voortreffelijke, heerlijke uitgave, zonder twijfel
de mooiste tot nu toe in de Slavische Cahiers.
Emmanuel Waegemans
Ljoedmila Oelitskaja. Een Russische geschiedenis
h2>
Ljoedmila Oelitskaja. Een Russische geschiedenis.
Vertaling Arie van der Ent. De Geus, Breda 2014.
540 p.
De laatste jaren hebben we al dikwijls de verzuchting
te horen gekregen dat de postcommunistische
periode geen grote literatuur heeft opgeleverd.
Daar zijn, dunkt me, wel verklaringen voor aan te
voeren: de Russische schrijver heeft distantie nodig,
hij wordt te dicht met zijn neus op de feiten gedrukt.
Ook na de Revolutie van 1917 heeft het lang
geduurd vooraleer de Russische literatuur een werk
van grote omvang en allure voortbracht. Hetzelfde
blijkt zich nu te herhalen. De Russische schrijver
heeft na de instorting van het communisme zijn
geloof in de literatuur, dat wil zeggen de helende
functie van de literatuur, verloren, hij is niet langer
de profeet, de priester, en dergelijke. Mijn inziens
zijn er drie werken in de post-Sovjet periode
die aanspraak kunnen maken op de kwalificatie:
grote literatuur. In 1993 verscheen de omvangrijke
roman Sterf niet voor je dood. Een Russische
sage van de herrieschopper Jevgeni Jevtoesjenko.
De veel te breedsprakige roman heeft niet zoveel
bijval gevonden, maar hij omspant wel de hele
naoorlogse geschiedenis en concentreert zich op
de staatsgreep van 1991. In 1993-94 verscheen
Generaties van de winter van Vasili Aksjonov, een
mengeling van familiegeschiedenis en historische
kroniek. Dit boek is een groots epos, spannend en
meeslepend. Zopas is weer een boek verschenen
dat ook de titel van groots en episch verdient: Een
Russische geschiedenis van Ljoedmila Oelitskaja,
een schrijfster die ook in ons taalgebied goed vertegenwoordigd
is met vertalingen. Het is het boeiende,
wijdvertakte verhaal van drie schoolvrienden die begeesterd worden door hun leraar literatuur, die hen zonder het zelf te beseffen de weg van het verzet op stuurt. Het boek begint en eindigt met de dood van een Iosif: de ene keer die van de misdadiger Iosif Stalin (maart 1953), de andere keer die van de begenadigde dichter Iosif Brodski (januari 1996). Een bewuste ringcompositie? Het contrast kon niet groter zijn. Tussen deze twee data speelt dit epos zich af: de poststalinistische tijd, het ontdooien van de Sovjetmaatschappij, het ontstaan van de Russische angry young men (de ‘zestigers’) en de beweging der dissidenten.
Voor de drie vrienden heeft het lot een verrassing in petto. Misja komt ongewild in de dissidentie terecht en ziet uiteindelijk maar één uitweg – de zelfmoord ; Ilja kan niet anders dan voor de KGB gaan werken en Sanja ziet zich genoodzaakt naar het Westen te emigreren. Wie de ‘periode van stagnatie’ heeft meegemaakt, herkent de figuren die door Oelitskaja beschreven worden:
Solzjenitsyn komt ter sprake, Sinjavski (zij het nooit met naam), de voorvechters van de mensenrechten Grigorenko, Jakir, Boekovski, de stille dissident Jerofejev (Moskou op sterk water). Het is duidelijk een roman die geschreven is met kennis van zaken en geen loze beweringen brengt. Het boek lijkt me ook een ideaal geneesmiddel tegen mogelijke (n)ostalgie naar het ‘vredige, gezapige, gezellige, rustige’ unitaire leven onder de Sovjets na 1953.
Het boek staat vol van interessante inzichten en van een frisse kijk op het ‘paradijs van onze jeugd’. Zo wordt over de inspirerende leraar gezegd dat hij bij de dood van Stalin ‘ook nog eens tot die absolute minderheid hoorde die niet van plan was tranen om het grote verlies te vergieten’ (53). Het herinnert me aan de uitspraak van mijn docent Pools, prof. Wojciech Skalmowski, die op de avond van Stalins dood aan de universiteit van Poznan een feestje hield. Indien het bekend was geraakt, hadden ze allemaal de kogel gekregen. Chroesjtsjov zegt over de door hem zelf in het leven geroepen destalinisering: ‘Dat begrip dooi, dat heeft die oplichter Ehrenburg handig gebruikt!’ (214). Of het prachtige verhaal over Stalin die aan een zangeres 20.000 roebel geeft omdat ze zo mooi gezongen heeft. Op haar beurt schenkt ze die aan de kerk om te laten bidden voor de wandaden van de schenker (441). Aan het denken zet de rebelse intertekstualiteit van het slag ‘In het diepst van Siberische mijnen zitten twee kerels te schijten. Hun treurig werk gedijt nog best, hun stront wordt steeds gebruikt als mest!’ (82), een blasfemische verwijzing naar Poesjkins gedicht ‘Vo gloebine sibirskich roed’, een van de relikwieën van de Russische cultuur met haar bewondering voor de nobele dekabristen. Over iemand wordt gezegd dat hij een structuralist was ‘in een tijd dat die term nog geen algemene ingang had gevonden’ en de auteur voegt eraan toe ‘Terwijl de leiding altijd scherp reageerde op alle dingen die ze niet begreep’ (213). Of de KGB-man tegen een dissident die hij aan de tand voelt : ‘U boft dat de tijden milder geworden zijn en uw diepgaande bemoeienis met de literatuur u niet op plaatsen heeft gebracht waar mensen gewapend zijn met schop en houweel, in plaats van met pen en ganzenveer’ (258-9).
Over de ontdekking van Nabokov in de Sovjet-Unie: ‘Uitnodiging tot een onthoofding ging van hand tot hand onder de letterenstudenten. Een bres in het ijzeren gordijn. Je handen trilden, je hart stond stil. Hoe moest je dat een plaatsje geven? Een complete herziening van de hele hiërarchie’ (282).
De vertaler maakt het de lezer niet gemakkelijk. Nergens worden cultuurhistorische of literaire realia blootgelegd of geduid. Wie weet wat ‘De Bode van de RCHB’ (428) te betekenen heeft? Je moet al goed vertrouwd zijn met de geschiedenis van de dissidentie en de samizdat om te weten dat het om het in Parijs uitgegeven tijdschrift Bode van de Russische Christelijke Beweging gaat (RChD). Of wat is het MSIIB (280)? Anderzijds moet gezegd dat de vertaler soms heel leuk vertaalt (zapivatj wordt zuipweek, 234), maar soms wat vulgair is (oebornaja = wc, wordt poepdoos, 169). Tegenover de grote inspanning om een leesbare Nederlandse tekst te produceren staat dan weer de slordigheid die je regelmatig om de oren slaat. De sympathieke leraar literatuur heet de ene keer Joerjevitsj (37) met de vadersnaam, de andere keer Joeljevitsj (39). De strenge partijmoeder is nu eens Antonina Naoemovna (wat haar tot een Jodin maakt), dan weer – slechts een halve bladzijde verder – Ivanovna (124). Over de leraar-mentor wordt gezegd dat hij ‘onwaarschijnlijk voorkomend’ was en tegen iedereen ‘u’ zei, maar een regel later vertaalt Van der Ent: ‘Wat loop jij daar te waggelen?’ (37). Slordigheden die de redacteur van De Geus er dus ook niet uitgevlooid heeft.
De meningen over de roman zijn verdeeld in Rusland. Sommigen vinden de al te grillige samenloop van omstandigheden onwaarschijnlijk. Het valt inderdaad op dat in de vele lotgevallen die Oelitskaja vertelt de draden soms heel mooi samenkomen. Dit verwijt hebben we ook dikwijls moeten horen met betrekking tot Pasternaks roman Dokter Zjivago, waarin eveneens soms op het eerste gezicht ‘onaanvaardbare’ toevalligheden voorkomen. Wie alleen van rechtlijnige geschiedenissen houdt en de gril, het avontuur, het noodlot geen kans geeft, moet geen Russische boeken lezen.
Dit alles neemt niet weg dat Een Russische geschiedenis een indrukwekkende roman is met epische allures, een eerlijke poging om vijftig jaar krankzinnige Russische geschiedenis te begrijpen. De beste roman van de laatste jaren. Mooie taal, niet breedsprakig, erudiet, verzorgd. Een plezier voor het oor.