Annette Manni



Jiři Wolker



Jiří Wolker werd in 1900 geboren in Prostějov, in het Moravische gedeelte van het toenmalige Oostenrijk-Hongarije. Hij kwam uit een vrij welvarende familie; zijn vader was bankier. Dit gaf hem de gelegenheid om in Praag rechten te studeren. Daar werd hij lid van de schrijversbeweging Devětsil, die vooral bestond uit schrijvers van de stroming poetica, waar Wolker zelf ook een typisch voorbeeld van was. Behalve met zijn studie hield hij zich ook bezig met allerlei vormen van kunst, niet alleen literatuur, zo speelde hij bijvoorbeeld uitstekend viool. Al op jonge leeftijd begon hij, waarschijnlijk onder invloed van zijn moeder, met het schrijven van poëzie. Een gedeelte van de gedichten uit zijn eerste bundel Host do domu schreef hij toen hij nog op het gymnasium zat. Zijn vroege werk is te kenmerken als eenvoudig en kinderlijk optimistisch, hij beschrijft de wereld vanuit een gevoel van onbevangenheid en bewondering. Tijdens zijn studie in Praag werd Wolker lid van de Communistische Partij en tot het einde van zijn korte leven– hij stierf op de leeftijd van vierentwintig jaar– bleef hij politiek actief. Dit komt ook in zijn werk naar voren. Vooral zijn korte verhalen en ballades gaan veelal over het lot van de ‘gewone burger’, zo ook het verhaal O Františku muzikantovi.

wolker

Jiří Wolker

František is een doorsnee man, die al jaren zijn geld verdient al muzikant in een wijnkelder. Hij lijkt redelijk gelukkig, hoewel hij weinig anders doet dan vioolspelen. Op een dag krijgt hij een vrijkaartje voor een concert waar muziek wordt uitgevoerd van wereldberoemde componisten. Tijdens dit concert merkt hij dat de muziek hem helemaal niets doet, dat zijn liefde voor muziek verflauwd is door het jarenlang spelen van dezelfde deuntjes. Hij realiseert zich bovendien hoe belachelijk het is dat professionele musici van hoog niveau spelen maar zo weinig verdienen, nauwelijks genoeg om fatsoenlijk van te leven. Vanaf dat moment wordt hij zich meer bewust van het feit dat het er in de wereld in financieel opzicht niet eerlijk aan toegaat, en dat hij het lot van de musici deelt. Plotseling ervaart hij zijn leven als leeg, omdat hij niets anders doet dan mensen vermaken door middel van zijn muziek. Waarschijnlijk is dit verhaal gedeeltelijk autobiografisch. Na de optimistische, zich over de mooie wereld verbazende toon in zijn vroegere werk, worden de onderwerpen in het werk dat hij in de laatste jaren van zijn leven schreef serieuzer. Waarschijnlijk speelde daarbij ook een rol dat hij ongeneselijk ziek was en niet meer lang zou leven.




   <

TSL 62

   >